Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen

Geraadpleegd op 02-11-2024.
Geldend van 28-01-2022 t/m 07-02-2022

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 april 2021, nr. WJZ/21076966 , houdende regels ter voorkoming van specifieke besmettelijke dierziekten of zoönosen (Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelende in overeenstemming met de de Minister voor Medische Zorg, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 5.1, eerste lid, in samenhang met artikel 5.4 en 5.10, en op artikel 5.7 van de Wet dieren;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84);

    • wet: Wet dieren.

  • 2 De begripsbepalingen van artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429 zijn van toepassing.

Hoofdstuk 2. Preventieve maatregelen afrikaanse varkenspest

Artikel 2.1. Grondslag

Dit hoofdstuk berust op verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84) en op de artikelen 5.1, eerste lid, in samenhang met artikel 5.4, eerste lid, in samenhang met het vierde lid, onderdeel d, en op artikel 5.7 van de Wet dieren.

Artikel 2.2. Afwijking verbod drijfmethode bij doden wilde zwijnen

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing in het grondgebied van de provincies:

    • a. Gelderland, met uitzondering van het gebied, aangeduid op kaart 1 in bijlage 1;

    • b. Limburg, met uitzondering van de gebieden, aangeduid op kaart 2 in bijlage 1;

    • c. Noord-Brabant; en

    • d. Overijssel.

Hoofdstuk 3. Preventieve maatregelen aviaire influenza

§ 3.1. Algemeen

Artikel 3.1. Grondslag

Dit hoofdstuk berust op:

Artikel 3.2. Begripsbepalingen

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;

    • eendagskuiken: kip die nog geen 72 uur oud is;

    • hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

    • loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);

    • risicovogels: hoenderachtigen, watervogels of loopvogels, in gevangenschap gefokt of gehouden;

    • sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;

    • vervoer: vervoer over de openbare weg, met of zonder vervoermiddel;

    • vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw met uitzondering van woonruimte, waar risicovogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van risicovogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;

    • watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.

  • 2 Onder vervoer wordt mede verstaan: aanvoer en afvoer.

Artikel 3.3

De artikelen 3.6, 3.7, 3.8, 3.10 en 3.11 zijn niet van toepassing op slachthuizen, vervoermiddelen, quarantainevoorzieningen, quarantainestations, grenscontroleposten en laboratoria die met officiële toestemming aviaire influenzavirussen bewaren.

§ 3.2. Algemene maatregelen

Artikel 3.4. Afscherm- en ophokplicht

  • 1 Een exploitant van commercieel gehouden vogels of een exploitant van risicovogels neemt passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat de vogels in contact komen met in het wild levende dieren of hun uitwerpselen.

  • 2 Een passende maatregel als bedoeld in het eerste lid is voor een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels, behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, ten minste het binnen een gebouw brengen en daar houden van de vogels.

Artikel 3.5. Verbod wedstrijden en tentoonstellingen met vogels

Jaarbeurzen, markten, wedvluchten, culturele evenementen, tentoonstellingen, keuringen of andere tijdelijke verzamelingen zijn verboden, wanneer daar risicovogels op een plaats worden verzameld.

§ 3.3. Maatregelen strooisel eenden

Artikel 3.6. Afdekken strooisel eenden

Een exploitant van commercieel gehouden eenden dekt de op zijn inrichting aanwezige voorraad strooisel ten behoeve van de bodembedekking van vogelverblijfplaatsen af.

Artikel 3.7. Aanbrengen strooisel eenden

  • 1 Het is verboden strooisel in vogelverblijfplaatsen aan te brengen op een inrichting met commercieel gehouden eenden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het aanbrengen van strooisel overeenkomstig een hygiëneprotocol plaatsvindt.

§ 3.4. Maatregelen bezoek

Artikel 3.8. Bezoekverbod vogelverblijfplaatsen

  • 1 Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats of een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting te betreden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het toegestaan een vogelverblijfplaats te betreden, indien:

    • a. het bezoek noodzakelijk is voor de volksgezondheid, de diergezondheid, het dierenwelzijn, de gezondheid van in de stal aanwezige personen of het geven van praktijkonderwijs;

    • b. wanneer de vogelverblijfplaats onderdeel is van een inrichting met commercieel gehouden vogels, het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • c. de bezoeker het bezoek registreert.

  • 3 In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.

  • 4 In afwijking van het eerste lid is het toegestaan een vogelverblijfplaats te betreden, indien:

    • a. de bezoeker onderdeel uitmaakt van het personeel van de inrichting waarvan de vogelverblijfplaats onderdeel uitmaakt;

    • b. wanneer de vogelverblijfplaats onderdeel is van een inrichting met commercieel gehouden gevogelte, het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • c. de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting met commercieel gehouden vogels heeft bezocht.

  • 5 Het is een exploitant van vogels verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing indien het bezoek op grond van het tweede, derde of vierde lid is toegestaan.

  • 7 Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.

Artikel 3.9. Afwijking bezoekverbod dierentuinen

In afwijking van artikel 3.8 is het toegestaan een vogelverblijfplaats van een dierentuin waar risicovogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden te betreden, indien:

  • a. risicovogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden in een overkapte doorloopvolière; en

  • b. de dierentuin is erkend als geconsigneerde inrichting op grond van artikel 95 van verordening (EU) nr. 2016/429.

Artikel 3.10. Bezoekverbod commerciële inrichting

  • 1 Onverminderd artikel 3.8 is het bezoekers verboden een inrichting te betreden waar vogels commercieel worden gehouden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het betreden van een inrichting als bedoeld in het eerste lid toegestaan, indien:

    • a. het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • b. de bezoeker het bezoek registreert.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van de bezoeker.

  • 4 Een exploitant van commercieel gehouden vogels brengt duidelijk zichtbare afscheidingen aan langs de grenzen van de inrichting.

Artikel 3.11. Registratieplicht

Een exploitant van vogels houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:

  • a. de naam, het adres de en woonplaats van de bezoeker;

  • b. wanneer de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt, de soort en het kenteken van het vervoermiddel;

  • c. de reden van het bezoek; en

  • d. de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.

§ 3.5. Maatregelen vervoer

Artikel 3.12. Vervoer van commercieel gehouden hoenderachtigen, ganzen of eenden

  • 1 Het is verboden hoenderachtigen, ganzen of eenden, met uitzondering van eendagskuikens van die diersoorten, te vervoeren tussen inrichtingen in Nederland waar deze vogels commercieel worden gehouden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het vervoer toegestaan indien:

    • a. het vervoer rechtstreeks plaatsvindt;

    • b. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • c. de vogels vergezeld gaan van een verklaring die minder dan 24 uur oud is van een dierenarts waaruit blijkt dat deze dieren op basis van een klinische inspectie geen ziekteverschijnselen vertonen.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, bevat in elk geval:

    • a. de datum en het tijdstip van de klinische inspectie;

    • b. de contactgegevens en het subregistratienummer, bedoeld in artikel 5a.1, derde lid, van de Regeling houders van dieren, van de inrichting waarvandaan het vervoer plaatsvindt;

    • c. de bevindingen van de klinische inspectie; en

    • d. de naam en de handtekening van de dierenarts.

  • 4 De exploitant van de inrichting waar de vogels, bedoeld in het eerste lid, onder toepassing van het tweede lid worden afgeleverd, bewaart de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde verklaring gedurende zes maanden.

Artikel 3.13. Vervoer van eenden en kalkoenen naar een slachthuis

  • 1 Het is verboden eenden of kalkoenen te vervoeren tussen een inrichting waar eenden of kalkoenen commercieel worden gehouden en een slachthuis in Nederland.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het vervoer toegestaan indien:

    • a. het vervoer rechtstreeks plaatsvindt;

    • b. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • c. de eenden of kalkoenen vergezeld gaan van een verklaring die minder dan 24 uur oud is van een dierenarts waaruit blijkt dat deze dieren op basis van een klinische inspectie geen ziekteverschijnselen vertonen.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, bevat in elk geval:

    • a. de datum en het tijdstip van de klinische inspectie;

    • b. de contactgegevens en het subregistratienummer, bedoeld in artikel 5a.1, derde lid, van de Regeling houders van dieren van de inrichting waarvandaan het vervoer plaatsvindt;

    • c. de bevindingen van de klinische inspectie; en

    • d. de naam en de handtekening van de dierenarts.

  • 4 De exploitant van de slachthuis waar de eenden of kalkoenen onder toepassing van het tweede lid worden afgeleverd, bewaart de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde verklaring gedurende zes maanden.

Artikel 3.14. Vervoersverbod risicovogels Gelderse Vallei Zuid

  • 1 Het is verboden risicovogels te vervoeren in de regio, beschreven in bijlage 2.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het vervoer door de regio, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. het vervoer wordt uitgevoerd zonder te stoppen of te lossen;

    • b. het vervoer waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen verloopt; en

    • c. de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, wordt vermeden.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de vogels rechtstreeks worden vervoerd naar een slachthuis om te worden geslacht;

    • b. het vervoer geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en

    • c. de vogels vergezeld gaan van een verklaring die minder dan 24 uur oud is, van een dierenarts dat uit een klinische inspectie van de desbetreffende dieren niet is gebleken dat zij verschijnselen van aviaire influenza vertonen.

  • 4 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het vervoer van eendagskuikens indien het vervoer geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.

§ 3.6. Maatregelen meldingsplicht

Artikel 3.15. Meldingsplicht verschijnselen aviaire influenza eendenhouderijen

Een exploitant van een inrichting waar eenden worden gehouden meldt vanaf de zevende dag na de dag van opzet, onverwijld aan de minister elke verhoogde sterfte bij zijn eenden, in de volgende gevallen:

  • a. 0,15% of meer uitval per dag gedurende twee opeenvolgende dagen; of

  • b. 0,5% of meer uitval op een dag en gelijktijdig een voeropname daling van 5%.

Artikel 3.16. Meldingsplicht verschijnselen aviaire influenza leghennen, vermeerderingsdieren of vleeskuikens

Een exploitant van een inrichting waar leghennen, vermeerderingsdieren of vleeskuikens worden gehouden, meldt, wanneer die dieren ouder zijn dan 10 dagen, onverwijld aan de minister elke verhoogde sterfte van zijn leghennen, vermeerderingsdieren of vleeskuikens, indien het aantal dieren van de onderscheiden categorieën dat sterft gedurende twee achtereenvolgende dagen groter is dan drie maal het gemiddelde sterftecijfer van het desbetreffende koppel in de week voorafgaand aan de sterfte.

Hoofdstuk 4. Preventieve maatregelen Sars-CoV-2 nertsen

Artikel 4.1. Grondslag

Dit hoofdstuk berust op:

Artikel 4.2. In Nederland brengen van nertsen

Het is verboden nertsen in Nederland te brengen.

Artikel 4.3. In Nederland brengen van kadavers van nertsen of nertsenpelzen

Het is verboden kadavers van nertsen, gepelsde kadavers van nertsen of onbewerkte pelzen van nertsen in Nederland te brengen.

Hoofdstuk 5. Verplaatsingen van salamanders

Artikel 5.1. Grondslag

Dit hoofdstuk berust op:

Artikel 5.2. Begripsbepalingen

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder uitvoeringsbesluit nr. (EU) 2021/361: uitvoeringsbesluit (EU) 2021/361 van de Commissie van 22 februari 2021 tot vaststelling van noodmaatregelen voor verplaatsingen tussen lidstaten en de binnenkomst in de Unie van zendingen salamanders in verband met infectie met Batrachochytrium salamandrivorans (PbEU L 69).

  • 2 De begripsbepalingen van artikel 2 van uitvoeringsbesluit nr. (EU) 2021/361 zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 5.3. Verboden op binnen en buiten Nederland brengen vanuit en naar een lidstaat

  • 1 Het is verboden een zending salamanders vanuit een lidstaat binnen Nederland te brengen.

  • 2 Het is verboden een zending salamanders buiten Nederland te brengen naar een lidstaat.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien is voldaan aan artikel 3, onderdelen a, b, c en d, van uitvoeringsbesluit nr. (EU) 2021/361.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het niet-commerciële verkeer van als gezelschapsdier gehouden salamanders.

Artikel 5.4. Verplichtingen exploitant

De exploitant die voor een zending salamanders verantwoordelijk is, voldoet aan de in artikel 5 van uitvoeringsbesluit nr. (EU) 2021/361 gestelde voorschriften over een schriftelijke verklaring en aan artikel 6, onderdeel a, van uitvoeringsbesluit nr. (EU) 2021/361.

Hoofdstuk 6. Reiniging en ontsmetting voertuigen uit het buitenland

Artikel 6.3. Reiniging en ontsmetting van voertuigen uit het buitenland

  • 1 Een vervoermiddel waarmee een of meer evenhoevigen, pluimvee of broedeieren in Nederland worden gebracht, afkomstig uit een lidstaat waar een uitbraak van een besmettelijke dierziekte, genoemd in artikel 6.4 is bevestigd, of afkomstig uit een derde land, dat wordt gelost op een inrichting die niet beschikt over een ingevolge artikel 2.10c van het besluit erkende reinigings- en ontsmettingsplaats, wordt in voorkomend geval na reiniging en ontsmetting als bedoeld in artikel 2.10b van het besluit onmiddellijk vervoerd naar een ingevolge artikel 2.10c van het besluit erkende reinigings- en ontsmettingsplaats, een slachthuis, een verzamelcentrum of een broederij, om aldaar te worden gereinigd en ontsmet.

  • 2 Een vervoermiddel dat kennelijk is gebruikt voor het vervoeren van evenhoevigen, pluimvee of broedeieren in een lidstaat waar een uitbraak van een besmettelijke dierziekte, genoemd in artikel 6.4 is bevestigd, of in derde landen, en dat vanuit deze lidstaat of derde landen, anders dan in doorvoer leeg in Nederland wordt gebracht, wordt onmiddellijk gereinigd en ontsmet op een ingevolge artikel 2.10c van het besluit erkende reiniging- en ontsmettingsplaats, een slachthuis, een verzamelcentrum of een broederij.

  • 3 De exploitant van het vervoermiddel, bedoeld in het eerste of tweede lid, overlegt binnen 24 uur na binnenkomst in Nederland aan de Minister een bewijs van de reiniging en ontsmetting als bedoeld in artikel 2.10d, derde lid, van het besluit.

  • 4 Wanneer het vervoermiddel, bedoeld in het eerste of tweede lid, afkomstig is uit een lidstaat, meldt de exploitant aan de Minister in aanvulling op het derde lid binnen 24 uur na binnenkomst in Nederland het nummer van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 143 van verordening (EU) nr. 2016/429, dat het meest recentelijk is afgegeven.

  • 5 Het eerste, tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een vervoermiddel dat afkomstig is uit een lidstaat, of gebied van een lidstaat, waar een besmettelijke dierziekte, genoemd in artikel 6.4, bij een in het wild levend dier is bevestigd, indien die lidstaat, of dat gebied van die lidstaat, is aangewezen in artikel 6.5.

Artikel 6.4. Besmettelijke dierziekten reiniging en ontsmetting vervoermiddelen afkomstig uit het buitenland

De besmettelijke dierziekte, bedoeld in artikel 6.3, eerste, tweede en vijfde lid, zijn:

  • a. voor evenhoevigen:

    • Afrikaanse varkenspest;

    • klassieke varkenspest;

    • mond- en klauwzeer;

    • pest bij kleine herkauwers (« peste des petits ruminants »);

    • Rift Valley koorts;

    • runderpest;

    • schapen- en geitenpokken;

    • ziekte van Aujeszky;

  • b. voor pluimvee of broedeieren:

    • hoogpathogene aviaire influenza;

    • Newcastle Disease.

Artikel 6.5. Aanwijzing lidstaten met besmettingen bij wilde dieren waarvoor reiniging en ontsmetting is verplicht

Als lidstaten of gebieden daarvan als bedoeld in artikel 6.3, vijfde lid, zijn aangewezen:

  • geen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 april 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Bijlage 1. behorende bij artikel 2.2, tweede lid

Gebieden als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid

1. Leefgebied Wild zwijn Veluwe

Het leefgebied is in donkergroen aangeduid.

Bijlage 265353.png

2. Leefgebied De Meinweg, Leefgebied Meerlebroek

Bijlage 265355.png

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid

Regio waar vervoer van risicovogels verboden is:

Regio 10

  • 1. Vanaf de kruising van de A27 en de A1 (Knooppunt Eemnes), de A1 volgend in oostelijke richting tot aan de Kruising A1 met de rivier de IJssel bij Deventer (vlakbij de afslag 23 Deventer).

  • 2. De rivier de IJssel volgend in zuidelijke richting tot aan de kruising van de rivier de IJssel en de rivier de Rijn.

  • 3. De rivier de Rijn volgend in westelijke richting, overgaand in de rivier de Nederrijn tot aan het Amsterdam Rijn Kanaal.

  • 4. Het Amsterdam Rijn Kanaal volgend in noordwestelijke richting tot aan de Afslag 29 Houten van de A27.

  • 5. Vanaf Afslag 29 Houten de A27 volgend in noordelijke richting tot aan de A1 Knooppunt Eemnes.