Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 17-01-2023 t/m heden

Besluit van het College voor Toetsen en Examens van 8 februari 2021, nummer CvTE-21.00407, tot vaststelling van het Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens (Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens)

Het College voor Toetsen en Examens,

Gelet op artikelen 10:3 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht en 7 van de Wet College voor Toetsen en Examens;

Gezien de goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gegeven op 23 maart 2021, nummer 27264001,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Organisatie- en mandaatregeling

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Mandaat en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van het college handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 3. Organisatie van het College voor Toetsen en Examens

De organisatie van het bureau van het college wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 4. Voorbehouden aan voorzitter en overige leden

  • 1 De voorzitter heeft mandaat voor al hetgeen het college betreft.

  • 2 Aan de voorzitter is voorbehouden het namens het college ondertekenen van:

    • a. algemeen verbindende voorschriften;

    • b. brieven gericht aan bewindslieden;

    • c. stukken gericht aan de Nationale ombudsman en het College voor de rechten van de mens;

    • d. beslissingen als bedoeld in artikel 12, en

    • e. beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften.

  • 3 Aan een lid, niet zijnde de voorzitter, is voorbehouden het namens het college afdoen en ondertekenen van stukken houdende beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften, voor zover het besluiten betreft die zijn getekend door de voorzitter.

  • 4 Bij ontstentenis van de voorzitter oefent een van de overige leden diens taken uit. Hij handelt daarbij met het mandaat dat de voorzitter op grond van het eerste en tweede lid heeft.

Artikel 5. Mandaat secretaris-directeur

  • 1 De secretaris-directeur heeft, onverminderd het mandaat aan de voorzitter van het college, mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden voortvloeiend uit zijn functie.

  • 2 Tot de taak van de secretaris-directeur behoort in elk geval:

    • a. het informeren en adviseren van het college;

    • b. het zorgdragen voor de coördinatie van voorbereiding, ontwikkeling en uitvoering van de wettelijke taken van het college;

    • c. het leiding geven aan medewerkers van het bureau van het college, en

    • d. het namens het college afdoen en ondertekenen van stukken.

Artikel 6. Voorbehouden aan de secretaris-directeur

  • 1 Aan de secretaris-directeur is voorbehouden het namens het college afdoen en ondertekenen van stukken houdende de gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om informatie ingevolge de Wet open overheid.

  • 2 Een afdelingshoofd of teamleider kan de stukken bij afwezigheid van de secretaris-directeur afdoen en ondertekenen indien daarover afspraken zijn gemaakt tussen de secretaris-directeur en het betreffende afdelingshoofd of teamleider.

Artikel 7. Mandaat afdelingshoofden en clustermanagers

De afdelingshoofden en clustermanagers hebben, onverminderd het mandaat aan de voorzitter en de secretaris-directeur, mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden voortvloeiend uit hun functie.

Artikel 8. Mandaat directeur-generaal DUO

  • 2 Aan de directeur-generaal van DUO wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van alle benodigde handelingen die betrekking hebben op bezwaar-, en (hoger) beroepsprocedures en klachten, voor zover deze verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, met dien verstande dat hij geen besluit neemt op een bezwaarschrift tegen een besluit dat hij in mandaat heeft genomen.

  • 3 De directeur-generaal van DUO kan zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste en tweede lid, in een door hem te bepalen omvang mandateren aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat hij geen mandaat verleent tot het nemen van besluiten op bezwaar aan dezelfde functionaris aan wie mandaat is verleend tot het nemen van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

  • 4 Alvorens wordt beslist op een verzoek op grond van de Wet open overheid, dan wel op een bezwaarschrift, treedt de directeur-generaal van DUO in overleg met de secretaris-directeur.

Artikel 9. Mandaat vaststellingscommissies en vakcommissies

  • 1 De vaststellingscommissie of de vakcommissie heeft mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden met betrekking tot haar taak.

  • 4 De voorzitter van het college kan, nadat hij de voorzitter van de betreffende vaststellingscommissie of vakcommissie heeft gehoord, beslissen dat een of meer opgaven worden geneutraliseerd.

Hoofdstuk 2. Werkwijze en procedures

Artikel 10. Vergaderingen

  • 1 Het college vergadert ten minste vijf maal per jaar en voorts wanneer een van de leden daarom verzoekt.

  • 2 De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat uitnodiging, agenda en stukken ten minste twee weken voor de vergadering worden verzonden aan de leden en de plaatsvervangende leden.

  • 3 Een lid deelt tijdig mee aan de voorzitter of secretaris-directeur wanneer hij vervangen wordt door een plaatsvervangend lid.

  • 4 Vergaderingen kunnen ook telefonisch of via het internet plaatsvinden.

  • 5 De voorzitter kan degene die niet lid is van het college toelaten tot een vergadering of een gedeelte daarvan.

  • 6 De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat de leden uiterlijk een week na de vergadering het conceptverslag en de besluitenlijst ontvangen.

  • 7 Vergaderingen zijn niet openbaar.

Artikel 11. Besluitvorming

  • 1 Ieder lid heeft het recht een voorstel te doen om een beslissing te nemen.

  • 2 Een voorstel om een beslissing te nemen wordt ten minste een week voordat het besproken wordt, schriftelijk aan de leden ter kennis gebracht.

  • 3 Een voorstel voor een beslissing is aangenomen als meer dan de helft van de leden voor het besluit heeft gestemd.

  • 4 Plaatsvervangende leden hebben stemrecht als het lid dat zij vervangen zijn afwezigheid aan de voorzitter heeft meegedeeld, dan wel als dat lid daartoe niet in staat is.

  • 5 Voor de bepaling van het aantal leden geldt het aantal leden dat in functie is, verminderd met het aantal leden dat zijn functie niet kan uitoefenen, waarvan ook de plaatsvervanger hen niet kan vervangen.

  • 6 Stemmen kan tijdens een bijeenkomst, telefonisch of via het internet.

  • 7 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter besluiten van dit artikel af te wijken en bepalen op welke wijze een beslissing genomen wordt.

Artikel 12. Beslissingen van het college

Hoofdstuk 3. Klachten

Artikel 14. Klachtbehandeling

  • 1 De behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de klacht betrekking heeft op een gedraging van het college zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan.

Artikel 15. Klachtafdoening

Een klacht wordt onverlet artikel 8, tweede lid, afgedaan door de secretaris-directeur, tenzij de klacht naar aard of inhoud een zodanig gewicht heeft dat de voorzitter deze behoort af te doen.

Artikel 16. Klachtregistratie

De secretaris-directeur draagt zorg voor de registratie van de klachten. Een overzicht van de geregistreerde klachten wordt gepubliceerd in het jaarverslag.

Artikel 17. Klachtenprocedure

Het college stelt een procedure vast voor de behandeling en afdoening van klachten.

Hoofdstuk 4. Integriteit

Artikel 18. Nevenfuncties leden

Met nevenfuncties van een lid die ongewenst zijn voor een goede vervulling van zijn taak, als bedoeld in artikel 13 van de kaderwet, worden in elk geval bedoeld:

  • a. bestuurlijke taken bij een organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College, en

  • b. bestuurlijke verbondenheid aan een organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College.

Dit besluit zal met de bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De leden van het College voor Toetsen en Examens,

P.J.J. Hendrikse,

voorzitter

T.G.M. Bekker,

lid

H. de Deugd,

lid

L.S.J.M. Henkens,

lid

A.M.L. Jansen,

lid

A. Kaim-Lamers,

Lid

MEd Y. van Zijl,

lid

Bijlage Organisatie van het College voor Toetsen en Examens als bedoeld in artikel 3

Bijlage 265330.png

Samenstelling College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) bestaat uit ten minste zes en maximaal acht leden onder wie een voorzitter. Voor ieder van de leden is een plaatsvervanger benoemd. Het plaatsvervangend lid treedt in de plaats van het lid bij diens ontstentenis of belet en heeft alsdan stemrecht bij de besluitvorming door het college.

Organisatie van het bureau

Het College voor Toetsen en Examens is ingesteld bij wet. Het college wordt ondersteund door het bureau van het College voor Toetsen en Examens. De stafteams en afdelingen staan onder directe leiding van de secretaris-directeur. Het managementteam van het CvTE bestaat uit de secretaris-directeur en drie afdelingshoofden. Er zijn agendastoelen voor de teamleiders.

Afdelingen en stafteams

Het CvTE bestaat uit twee inhoudelijke afdelingen waarin alle toetsen en examens waarvoor het CvTE verantwoordelijk is, zijn ondergebracht: de afdeling vo (voortgezet onderwijs) en de afdeling Nmp (Staatsexamens Nt2, mbo en po). Daarnaast is er één afdeling Staf.

Afdelingen

Er zijn drie afdelingshoofden. Ieder van hen is verantwoordelijk voor één afdeling. De afdelingshoofden kunnen elkaar (tijdelijk) vervangen. De afdeling vo is ontstaan uit een samenvoeging van de teams havo/vwo, vmbo en Staatsexamens vo. De afdeling Nmp is ontstaan uit een samenvoeging van de sectorale teams Staatsexamens Nt2, mbo en po. De afdeling Staf is ontstaan uit de samenvoeging van de teams Bestuur & Ondersteuning, Communicatie en Bedrijfsvoering.

De inhoudelijke afdelingen bestaan uit clusters. Een cluster wordt geleid door een clustermanager, die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de examens in het cluster en daarnaast voor een of meer thema’s (bv. regelgeving, logistiek of digitalisering) al dan niet georganiseerd in een thematisch werkverband. Een clustermanager stuurt één of meer vaststellings- of vakcommissies aan, voert de regie over de ontwikkeling van (nieuwe) examens en de implementatie van vernieuwingen binnen het eigen cluster van vakken en de examencyclus binnen het eigen cluster.

Daarnaast werken binnen de afdelingen een of meer programmamanagers. De programmamanager is een clustermanager, maar dan met een sectorbrede of -overstijgende verantwoordelijkheid voor een complex aan taken en projecten die op grond van hun complexiteit en impact van tactisch belang zijn voor de bredere organisatie van het CvTE.

Voor elk van de sectoren (vo, mbo, Nt2 en po) is een cluster-/programmamanager verantwoordelijk voor de normering:

  • Het adviseren van het College over eventuele aanpassingen aan de Regeling omzetting scores in cijfers.

  • Het vaststellen van aanvullende regels en afspraken voor het bepalen van de normering.

  • Het per examen/toets vaststellen van de uitgangspunten voor de normering.

  • Het voorbereiden van de normering op basis van de analyses van stichting Cito of overige op basis van openbare aanbesteding betrokkenen zoals Bureau-ICE en Cito-BV.

  • Het vaststellen van de normering per examen/toets namens het College.

De clustermanagers met de aandachtsgebieden Leerlingen met een beperking en het Caribisch gebied vallen binnen de afdeling vo.

Afdeling Staf

De teamleiders van de teams Bedrijfsvoering en Communicatie vallen rechtstreeks onder het afdelingshoofd Staf en hebben de functionele verantwoordelijkheid voor de medewerkers binnen hun team, eveneens op basis van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.

Het team Bedrijfsvoering ondersteunt in brede administratieve zin het College, het bureau en de commissiestructuur. Het team verricht taken op het gebied van administratie, financiën, HRM, ICT, inkopen, huisvesting. Het team wordt aangestuurd door de teamleider bedrijfsvoering, die als lijnmanager de secretaris-directeur kan vervangen in P-direkt.

Het team Communicatie is verantwoordelijk voor de (uitvoering van de) algehele, corporate communicatie van het CvTE en voor nieuw te ontwikkelen strategieën, middelen en kanalen. De ontwikkeling en aanpassing van strategieën vindt plaats in afstemming met het MT en waar van toepassing met het College. Het Klantcontactteam maakt onderdeel uit van het team Communicatie. Klantgerichte dienstverlening, klantbeheer en externe betrekkingen vormen de gemeenschappelijke deler. De coördinator Klantcontact stuurt de medewerkers Klantcontact functioneel aan.

Het team Bestuur & Ondersteuning valt direct onder aansturing van het afdelingshoofd Staf en richt zich op de ondersteuning van College en directie ten aanzien van juridische advisering, digitalisering en ondersteuning.

Organisatie van vaststellings- en vakcommissies

Een belangrijk deel van de bevoegdheden van het College wordt in mandaat uitgevoerd door de medewerkers van het bureau en de commissies waarin medewerkers van het bureau, naast docenten en andere deskundigen, zitting hebben.

Het College stelt verschillende soorten commissies in die onder meer de ontwikkeling van de centrale examens en toetsen Nederlandse taal en rekenen sturen en begeleiden: syllabuscommissies of toetswijzercommissies, en vaststellingscommissies of vakcommissie. Voor ieder van de onderwijssectoren is een commissie ingesteld. De syllabuscommissies of toetswijzercommissies beschrijven in syllabi of toetswijzers hoe de examens en toetsen er de komende jaren uit moeten zien. Deze commissies worden bemenst door docenten en andere experts uit de desbetreffende sectoren op voordracht van bonden of sectorraden. Daarnaast zitten er in verschillende commissies waarnemers uit andere sectoren in de commissies. Toetsdeskundigen van Cito vervullen een adviserende rol voor bovengenoemde commissies. De vaststellingscommissies (voor mbo) en vakcommissies (voor vo) stellen de examens en de toetsen vast en adviseren het College bij de normering ervan.

Een vaststellings- of vakcommissie stelt items (mbo en Nt2) of examens (vo en Nt2) vast voor het betreffende vak. De commissie adviseert over de normering van de centrale examens. Zij adviseert over de constructie-opdracht aan Cito voor de centrale examens en geeft de syllabuscommissie gevraagd en ongevraagd advies over de inhoud van de syllabus in het vo. Voor Nt2 adviseert de commissie tevens over de cesuurbepaling.

Met het instellen van het College voor examens in 2009 (Wet College voor examens, Stb.2009, 93), zijn de hoofdtaken van de Centrale examencommissie vaststelling opgaven, staatsexamencommissies VO en Nt2 in opgedragen aan het college. De staatsexamencommissies voor zowel de staatsexamens Nt2 als voor het vo als bedoeld in de wet zijn toen opgehouden te bestaan. Een deel van de structuur is evenwel behouden. De vaststellingscommissies ingesteld voor het staatsexamen vo, onderscheidenlijk het staatsexamen Nt2, zijn nu verantwoordelijk voor het vaststellen van de opgaven, items en college-examens van de staatsexamens. Zij doen hetzelfde als de (andere) vaststellingscommissie en hebben tevens het mandaat om onder meer te beslissen tot het nemen van maatregelen naar aanleiding van onregelmatigheden. Tevens beoordelen de commissies het werk, stellen zij het resultaat vast en beslissen zij op verzoeken om een afwijkende wijze van examinering.

Naar boven