Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 maart 2021, nr. 2021-0000050409, houdende regels om de samenwerking in regionaal mobiliteitsteams te faciliteren om aan personen die dreigen hun baan kwijt te raken of zijn kwijtgeraakt vanwege COVID-19 dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende crisisdienstverlening en scholing via praktijkleren in het mbo aan te kunnen bieden (Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19)

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doelgroep aanvullende dienstverlening en scholing via praktijkleren in het mbo

  • 2 Aan werknemers en personen als bedoeld in het eerste lid kan in 2023 en 2024 aanvullende dienstverlening en scholing via praktijkleren uitsluitend worden aangeboden als uit de advisering, bedoeld in artikel 8, blijkt dat dit noodzakelijk is voor het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt en het verkrijgen van arbeid en de inzet van reguliere dienstverlening onvoldoende wordt geacht.

Artikel 3. Doelgroep dienstverlening werkfitbehoud

Aan personen als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede lid, en artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, die werkloos zijn geworden of dreigen te worden, kunnen dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende dienstverlening en scholing via praktijkleren in het mbo in 2023 en 2024 worden aangeboden.

Artikel 4. Doel samenwerking

  • 1 Partijen en colleges van burgemeester en wethouders werken samen in een regionaal mobiliteitsteam en worden gefinancierd om personen als bedoeld in artikel 2, indien nodig na advisering overeenkomstig artikel 8, en personen als bedoeld in artikel 3, te ondersteunen bij het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt en voor het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.

  • 2 Partijen geven de samenwerking met SBB en onderwijsinstellingen in het mbo en hoger onderwijs vorm ten behoeve van het doel, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5. Afspraken samenwerking

  • 1 De partijen, SBB en onderwijsinstellingen in het mbo en hoger onderwijs maken per arbeidsmarktregio schriftelijk afspraken over de samenwerking met betrekking tot de inzet en uitvoering van aanvullende dienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud binnen het regionale mobiliteitsteam en melden dit aan de Minister. De afspraken zien in ieder geval op:

    • a. de wijze van organisatie van een regionaal overleg;

    • b. het aanwijzen van een kwartiermaker bij het opzetten van een regionaal mobiliteitsteam;

    • c. het aanwijzen van een operationeel coördinator;

    • d. welke werknemers- en werkgeversorganisaties deelnemen aan het regionaal mobiliteitsteam;

    • e. het waarborgen van toetreding van werknemers- en werkgeversorganisatie;

    • f. de samenwerking rondom aanvullende dienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud;

    • g. de wijze waarop samengewerkt wordt met SBB en onderwijsinstellingen in het mbo en hoger onderwijs;

    • h. het aanwijzen van een contactpunt voor betrokkenen voor de uitoefening van de rechten op grond van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming; en

    • i. het aanwijzen van een coördinerend functionaris voor gegevensbescherming.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid, maken de partijen afspraken over:

    • a. de wijze van de uitvoering en toepassing conform de voor het plaatsen van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten geldende artikelen 2.38 en 2.39 van de Aanbestedingswet 2012;

    • b. een andere wijze van contracteren, waarbij op basis van een vooraf bekendgemaakte toelatingsprocedure overeenkomsten worden gesloten en waarbij slechts geschiktheidseisen of minimumeisen worden gesteld en de betrokken persoon zelf kiest uit de toegelaten aanbieders; en

    • c. de wijze van de uitvoering en toepassing van marktconforme tarieven bij het uitvoeren van deze regeling door eigen personeel van de partijen of, voor zover het de colleges van burgemeester en wethouders betreft, door het overheidspersoneel.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, maakt afspraken met de colleges van burgemeester en wethouders binnen de arbeidsmarktregio over het proces en de inzet van aanvullende dienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud in een regionaal mobiliteitsteam.

Artikel 6. Samenstelling regionaal mobiliteitsteam

  • 1 Per arbeidsmarktregio als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, van het Besluit SUWI, werken in een regionaal mobiliteitsteam de volgende partijen samen:

    • a. college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente, bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit SUWI, tenzij de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen de arbeidsmarktregio een andere gemeente aanwijzen als partij;

    • b. UWV;

    • c. werknemersorganisaties; en

    • d. werkgeversorganisaties.

Artikel 7. Aanspreekpunt tijdelijke impuls banenafspraak

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 8. Adviserende partij

Een partij of een college van burgemeester en wethouders adviseert binnen het regionaal mobiliteitsteam de personen als bedoeld in artikel 2 over de inzet van aanvullende dienstverlening. De adviserende partijen zijn, voor zover partijen hierover geen andere afspraken maken:

Artikel 9. Doorzendverplichting

De partij of een college van burgemeester en wethouders zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een andere partij of college van burgemeester en wethouders bevoegd is, onverwijld door aan die partij of college van burgemeester en wethouders onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

Artikel 10. Inspanningsverplichting

De persoon aan wie op basis van deze regeling aanvullende dienstverlening, dienstverlening werkfitbehoud of scholing via praktijkleren in het mbo wordt aangeboden spant zich in om hiervan gebruik te maken.

Artikel 11. Verwerkingsverantwoordelijken

Bij de gegevensverwerking in verband met de samenwerking in een regionaal mobiliteitsteam zijn de samenwerkende partijen of colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 12. Gegevensverwerking door werknemers- en werkgeversorganisaties

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn:

    • a. gegevens over de persoon: namen, geboortedatum, adresgegevens, contactgegevens;

    • b. opleidingsgegevens;

    • c. gegevens over het arbeidsverleden;

    • d. gegevens over de huidige arbeidssituatie;

    • e. arbeidsmarktbemiddelingsgegevens; en

    • f. gegevens omtrent de inzet van de dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende dienstverlening of scholing via praktijkleren in het mbo.

  • 4 Indien aanvullende dienstverlening uit bijlage 1, scholing via praktijkleren in het mbo uit bijlage 2 of dienstverlening werkfitbehoud uit bijlage 3 door een partij als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, wordt ingekocht bij een derde, verstrekt die partij de gegevens, bedoeld in het derde lid, aan deze derde, mits de betrokkene toestemming heeft gegeven voor het verstrekken van deze gegevens.

  • 5 Het is partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze regeling over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk is dan wel op grond van deze regeling is voorgeschreven of toegestaan.

Artikel 13. Gegevensverwerking door UWV en colleges van burgemeester en wethouders

  • 1 Ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kunnen partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen a en b, en colleges van burgemeester en wethouders, gegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in het kader de samenwerking die bij of krachtens enige wet aan die partij of dat college van burgemeester en wethouders is opgedragen.

  • 2 De partijen, bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen a en b, en het college van burgemeester en wethouders, zijn bevoegd om ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aan partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen c en d, gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in het kader de samenwerking die bij of krachtens enige wet aan die partij of dat college van burgemeester en wethouders is opgedragen, mits de betrokkene schriftelijk heeft verklaard tegen de verstrekking van deze gegevens geen bezwaar te hebben.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn:

    • a. gegevens over de persoon: namen, geboortedatum, adresgegevens, contactgegevens;

    • b. opleidingsgegevens;

    • c. gegevens over het arbeidsverleden;

    • d. gegevens over de huidige arbeidssituatie;

    • e. arbeidsmarktbemiddelingsgegevens;

    • f. gegevens omtrent de inzet van de dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende dienstverlening of scholing via praktijkleren in het mbo; en

    • g. of er sprake is van een persoon als bedoeld in artikel 3.

  • 4 Indien aanvullende dienstverlening uit bijlage 1, scholing via praktijkleren in mbo als uit bijlage 2 of dienstverlening werkfitbehoud uit bijlage 3 door een partij als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen a en b, of een college van burgemeester en wethouders, wordt ingekocht bij een derde, verstrekt die partij of dat college van burgemeester en wethouders de gegevens, bedoeld in het derde lid, aan deze derde, mits betrokkene schriftelijk heeft verklaard tegen de verstrekking van deze gegevens geen bezwaar te hebben.

  • 5 Partijen, bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b, en colleges van burgemeesters en wethouders zijn bevoegd om gedurende de dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende dienstverlening of scholing via praktijkleren in het mbo of binnen uiterlijk drie maanden na het afronden daarvan gegevens die ten behoeve van deze regeling zijn verwerkt, te verwerken ten behoeve van reguliere dienstverlening.

Artikel 14. Bewaartermijn persoonsgegevens

Persoonsgegevens die door de partijen en colleges van burgemeester en wethouders worden verwerkt in het kader van de samenwerking worden ten hoogste drie maanden na de datum van afronding van de dienstverlening werkfitbehoud, aanvullende dienstverlening en scholing via praktijkleren in het mbo bewaard, of ten hoogste drie maanden na de datum van verwerking, bedoeld in artikel 13, vijfde lid, tenzij krachtens een ander wettelijk voorschrift een andere bewaartermijn geldt.

Artikel 15. Taak kassier en uitvoering vergoedingsbesluiten in mandaat

  • 1 Het UWV is belast met de taken van de kassier.

  • 3 De Minister verleent aan de directeur van de divisie Werkbedrijf van het UWV mandaat om in het kader van de uitvoering van de artikelen 19 tot en met 21, beschikkingen te nemen ter vaststelling van de hoogte van de vergoeding.

  • 4 De directeur van de divisie Werkbedrijf van het UWV kan ondermandaat verlenen aan een of meer rechtstreeks onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 16. Bezwaar en beroep

  • 1 De Minister verleent aan de Raad van Bestuur van het UWV mandaat, volmacht en machtiging om, in het kader van de uitvoering van de artikelen 19 tot en met 21, te beslissen op bezwaarschriften, het instellen en het in rechte optreden in beroep of hoger beroep, dan wel het afzien van hoger beroep, met uitzondering van besluiten waarbij het UWV het bezwaarschrift of beroepsschrift heeft ingediend.

  • 2 De Raad van Bestuur van het UWV kan ondermandaat verlenen of zijn andere vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat de persoon die betrokken is bij het besluitvormingsproces van bezwaarschriften en het in rechte optreden in beroep of hoger beroep, niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.

Artikel 17. Vergoeding kosten UWV en colleges van burgemeester en wethouders

  • 1 De Minister vergoedt partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b, per kalenderjaar per regionaal mobiliteitsteam overeenkomstig deze regeling de kosten van die partijen voor de samenwerking in een regionaal mobiliteitsteam.

  • 2 Onder kosten als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a. de lasten ten behoeve van het verrichten van arbeid;

    • b. de lasten ten behoeve van de bedrijfsvoering.

  • 3 De Minister ontvangt uiterlijk op 31 januari 2023 voor het kalenderjaar 2023, en uiterlijk op 31 januari 2024 voor het kalenderjaar 2024 van de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, per regionaal mobiliteitsteam een gezamenlijke begroting ten aanzien van de kosten van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b, waaruit de kosten per partij blijken en het rekeningnummer per partij waarop de kassier de vergoeding kan voldoen. De begroting van het betreffende kalenderjaar overschrijdt niet het bedrag per kalenderjaar uit bijlage 4 van de betreffende arbeidsmarktregio.

  • 4 Indien de begroting aan het derde lid voldoet, besluit de Minister tot verlening van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de begroting en informeert hierover de kassier.

  • 5 De Minister verstrekt bij het besluit, bedoeld in het vierde lid, een voorschot ter hoogte van 80% van het bedrag van de verlening aan elke partij. De vergoeding wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 6 De Minister schort de betaling van een voorschot op als een melding van een partij daartoe aanleiding geeft.

  • 7 De Minister ontvangt van de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, uiterlijk op 15 juli een gezamenlijke opgave van de gemaakte kosten over het voorafgaande kalenderjaar. De opgave van de gemaakte kosten overschrijdt niet het bedrag per kalenderjaar uit bijlage 4 van de betreffende arbeidsmarktregio. Indien de opgave van de gemaakte kosten voldoet aan de vorige zinnen besluit de Minister tot vaststelling van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de opgave van de gemaakte kosten en informeert hierover de kassier.

  • 8 Als de opgave van de totaal gemaakte kosten niet in kosten afwijkt van de begroting wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de verlening.

Artikel 18. Vergoeding kosten werknemers- en werkgeversorganisaties

  • 1 De Minister vergoedt partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen c en d, per kalenderjaar overeenkomstig deze regeling de kosten van die partijen voor de samenwerking in een regionaal mobiliteitsteam.

  • 2 Onder kosten als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a. de lasten ten behoeve van het verrichten van arbeid;

    • b. de lasten ten behoeve van de bedrijfsvoering.

  • 3 De Minister ontvangt uiterlijk 31 januari 2023 voor het kalenderjaar 2023, en uiterlijk op 31 januari 2024 voor het kalenderjaar 2024 van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen c en d, een gezamenlijke begroting ten aanzien van de kosten van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, waaruit de kosten per partij blijken en het rekeningnummer per partij waarop de kassier de vergoeding kan voldoen. De begroting van het betreffende kalenderjaar overschrijdt niet het bedrag genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel b.

  • 4 Indien de begroting aan het derde lid voldoet, besluit de Minister tot verlening van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de begroting en informeert hierover de kassier.

  • 5 De Minister verstrekt bij het besluit, bedoeld in het vierde lid, een voorschot ter hoogte van 80% van het bedrag van de verlening aan elke partij. De vergoeding wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 6 De Minister schort de betaling van een voorschot op als een melding van een partij daartoe aanleiding geeft.

  • 7 De Minister ontvangt van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, uiterlijk op 15 juli een gezamenlijke opgave van de gemaakte kosten over het voorafgaande kalenderjaar. De opgave van de gemaakte kosten van het kalenderjaar 2021 overschrijdt niet het bedrag genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel b. Indien de opgave van de gemaakte kosten voldoet aan de vorige zinnen besluit de Minister tot vaststelling van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de opgave van de gemaakte kosten en informeert hierover de kassier.

  • 8 Als de opgave van de gemaakte kosten niet in kosten afwijkt van de begroting wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de verlening.

Artikel 19. Vergoeding kosten aanvullende dienstverlening

  • 1 De Minister vergoedt de kosten van aanvullende dienstverlening, bedoeld in bijlage 1, aan de partijen en colleges van burgemeester en wethouders overeenkomstig deze regeling. De procedure ter vergoeding van de kosten van de colleges van burgemeester en wethouders verloopt uitsluitend via de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, die daartoe door de colleges gemachtigd is. Behandeling van volledige aanvragen geschiedt op volgorde van binnenkomst en overeenkomstig deze regeling indien:

    • a. voor personen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 het budget, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, toereikend is;

    • b. een verklaring van de partij is overlegd dat de aanvullende dienstverlening is betaald;

    • c. een verklaring van de partij is overlegd dat marktconforme tarieven zijn gehanteerd; en

    • d. een verklaring van de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, is overlegd dat die partij gemachtigd is om te handelen overeenkomstig deze regeling.

  • 2 Onder kosten als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan de kosten, bedoeld in de artikelen 17 en 18.

  • 3 De partijen overleggen eenmaal per maand een uitgavenoverzicht van de gemaakte kosten over de voorafgaande maand aan de kassier, waarin in ieder geval wordt vermeld:

    • a. [Red: vervallen;]

    • b. dat is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid; en

    • c. een verklaring van een partij dat de kosten overeenkomstig deze regeling zijn besteed.

  • 4 De partijen overleggen eenmaal per maand een overzicht van de hoogte van de te verwachten kosten aan de kassier.

  • 5 Voor het overzicht, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt een door de Minister beschikbaar gesteld formulier gebruikt.

  • 6 De Minister besluit indien is voldaan aan het eerste tot en met derde lid, en het vijfde lid, op basis van het uitgavenoverzicht tot de vergoeding van de kosten van elke partij.

  • 7 De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald en komt ten laste van het budget, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, van het kalenderjaar waarin de partij de kosten heeft voldaan, met uitzondering van kosten die worden voldaan na de looptijd van de regeling, deze komen ten laste van het budget van het jaar dat de dienstverlening waar de vergoeding betrekking op heeft van start is gegaan.

Artikel 20. Vergoeding kosten scholing via praktijkleren in het mbo

  • 1 De Minister vergoedt de kosten van scholing via praktijkleren in het mbo, bedoeld in bijlage 2, aan de partijen en colleges van burgemeester en wethouders overeenkomstig deze regeling. De procedure ter vergoeding van de kosten van de colleges van burgemeester en wethouders verloopt uitsluitend via de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, die daartoe door de colleges gemachtigd is. Behandeling van volledige aanvragen geschiedt op volgorde van binnenkomst en overeenkomstig deze regeling indien:

    • a. voor personen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 het budget, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, toereikend is;

    • b. er sprake is van een praktijkovereenkomst en een onderwijsovereenkomst, met een gelijke startdatum van de overeenkomsten;

    • c. [Red: vervallen;]

    • d. een verklaring van de partij is overlegd dat marktconforme tarieven zijn gehanteerd; en

    • e. een verklaring van de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, is overlegd dat die partij gemachtigd is om te handelen overeenkomstig deze regeling.

  • 2 Onder kosten als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de kosten van de mbo instelling die betrekking hebben op een maximum van 40 scholingsweken die gedurende een periode van maximaal 52 weken hebben plaatsgevonden vanaf de startdatum van de praktijkovereenkomst.

  • 3 De partijen overleggen eenmaal per maand een uitgavenoverzicht van de gemaakte kosten over de voorafgaande maand aan de kassier, waarin in ieder geval wordt vermeld:

    • a. [Red: vervallen;]

    • b. dat is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid; en

    • c. een verklaring van een partij dat de kosten overeenkomstig deze regeling zijn besteed.

  • 4 De partijen overleggen eenmaal per maand een overzicht van de hoogte van de te verwachten kosten aan de kassier.

  • 5 Voor het overzicht, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt een door de Minister beschikbaar gesteld formulier gebruikt.

  • 6 De Minister besluit indien is voldaan aan het eerste tot en met derde lid, en het vijfde lid, op basis van het uitgavenoverzicht tot de vergoeding van de kosten van elke partij.

  • 7 De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald en komt ten laste van het budget, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, van het kalenderjaar waarin de partij de kosten heeft voldaan, met uitzondering van kosten die worden voldaan na de looptijd van de regeling, deze komen ten laste van het budget van het jaar dat de dienstverlening waar de vergoeding betrekking op heeft van start is gegaan.

Artikel 21. Vergoeding kosten dienstverlening werkfitbehoud

  • 1 De Minister vergoedt de kosten van dienstverlening werkfitbehoud, bedoeld in bijlage 3, aan de partijen en colleges van burgemeester en wethouders overeenkomstig deze regeling. De procedure ter vergoeding van de kosten van de colleges van burgemeester en wethouders verloopt uitsluitend via de partij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, die daartoe door de colleges gemachtigd is. Behandeling van volledige aanvragen geschiedt op volgorde van binnenkomst en overeenkomstig deze regeling indien:

  • 2 De partijen overleggen eenmaal per maand een uitgavenoverzicht van de gemaakte kosten over de voorafgaande maand aan de kassier, waarin in ieder geval wordt vermeld:

    • a. [Red: vervallen;]

    • b. dat is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid; en

    • c. een verklaring van een partij dat de kosten overeenkomstig deze regeling zijn besteed.

  • 3 De partijen overleggen eenmaal per maand een overzicht van de hoogte van de te verwachten kosten aan de kassier.

  • 4 Voor het overzicht, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt gebruik gemaakt van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 5 De Minister besluit indien is voldaan aan het eerste, tweede en vierde lid, op basis van het uitgavenoverzicht tot de vergoeding van de kosten van elke partij.

  • 6 De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald en komt ten laste van het budget, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, van het kalenderjaar waarin de partij de kosten heeft voldaan, met uitzondering van kosten die worden voldaan na de looptijd van de regeling, deze komen ten laste van het budget van het jaar dat de dienstverlening waar de vergoeding betrekking op heeft van start is gegaan.

Artikel 22. Plafonds en verdeling budgetten

  • 1 De budgetten, genoemd in het tweede lid, worden voor het kalenderjaar verdeeld door de Minister.

  • 2 De verdeling van het budget voor de kosten:

    • a. van UWV en colleges van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 17, per regionaal mobiliteitsteam is opgenomen in bijlage 4, waarbij het plafond in 2023 € 23.516.926, en in 2024 € 19.757.000 bedraagt;

    • b. van werknemers- en werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 18, waarbij het plafond in 2023 en in 2024 € 13.700.000 bedraagt;

    • c. voor aanvullende dienstverlening, bedoeld in artikel 19, voor scholing via praktijkleren in het mbo, bedoeld in artikel 20, en voor dienstverlening werkfitbehoud, bedoeld in artikel 21, per regionaal mobiliteitsteam is opgenomen in bijlage 5, waarbij het plafond in 2023 € 25.555.000, en in 2024 € 21.000.000 bedraagt.

  • 3 De bedragen per kalenderjaar in bijlage 4 en 5 kunnen tussentijds bij ministeriële regeling worden gewijzigd. De ministeriële regeling wordt ten minste twee maanden voorafgaand aan de wijziging gepubliceerd in de Staatscourant. Van deze termijn kan worden afgeweken voor zover de bedragen niet naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 23. Administratieplicht partijen

  • 1 De partijen en colleges van burgemeester en wethouders voeren een zodanig inzichtelijke en controleerbare administratie dat alle voor de vergoeding, bedoeld in artikelen 17 tot en met 21, van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan en verlenen desgevraagd tot vijf jaar na de datum van de door de partij ontvangen vergoeding inzage in deze administratie.

  • 2 De administratie geeft inzicht in de gemaakte kosten, de wijze waarop de kosten zijn verwerkt in het uitgavenoverzicht en de ontvangen vergoeding.

  • 3 De partijen en colleges van burgemeester en wethouders werken tot vijf jaar na de datum van de door de partij ontvangen vergoeding als bedoeld in artikelen 17 tot en met 21, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de vergoeding, of de ontwikkeling van het beleid van de Minister.

Artikel 24. Terugvorderen

De Minister verleent volmacht en machtiging aan UWV om de vergoeding, bedoeld in de artikelen 17 tot en met 21, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen van de partij of het college van burgemeester en wethouders indien ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt.

Artikel 25. Financiering

  • 1 Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling. De uitgaven betreffen de budgetten, bedoeld in artikel 22, tweede lid, en de uitvoeringskosten van de taken, bedoeld in artikel 15.

  • 2 Het UWV administreert en beheert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv voorschotten op de rijksbijdrage van de volgende budgetten ten aanzien van:

    • a. de kosten van UWV en colleges van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 17, met als valutadatum de 22ste dag van de maand;

    • b. de kosten van werknemers- en werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 18, met als valutadatum de 22ste dag van de maand;

    • c. de kosten voor aanvullende dienstverlening uit bijlage 1, bedoeld in artikel 19, met als valutadatum de 22ste dag van de maand;

    • d. de kosten van scholing via praktijkleren in het mbo uit bijlage 2, bedoeld in artikel 20, met als valutadatum de 22ste dag van de maand; en

    • e. de kosten voor dienstverlening werkfitbehoud uit bijlage 3, bedoeld in artikel 21, met als valutadatum de 22ste dag van de maand.

  • 4 De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv voorschotten op de rijksbijdrage voor de uitvoeringskosten van de taken, bedoeld in artikel 15, en uitvoeringskosten van het aanspreekpunt tijdelijke impuls banenafspraak, bedoeld in artikel 7, met als valutadatum de 15e dag van de maand.

Artikel 26. Verslag taak kassier en uitvoering vergoedingsbesluiten in mandaat

Artikel 27. Verslag beheer budgetten

  • 1 Het UWV brengt jaarlijks over het voorgaande jaar, uiterlijk op 15 maart, aan de Minister financieel verslag uit over beheer van de budgetten, bedoeld in artikel 25, derde lid, overeenkomstig artikel 49, van de Wet SUWI en de krachtens die bepaling geldende regels.

  • 3 De uitbetalingen alsmede de ontvangen voorschotten worden gespecificeerd naar de budgetten zoals genoemd in artikel 25, derde lid.

  • 4 Na beoordeling van het verslag rekent de Minister de uitbetalingen alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 april van het hierop volgende kalenderjaar.

Artikel 28. Rapporteren en evalueren

  • 1 Partijen rapporteren eenmaal per twee maanden aan de Minister over het deel van de uitvoering van deze regeling waar zij ingevolge artikel 8 verantwoordelijk voor zijn, ten behoeve van de landelijke monitor regionale mobiliteitsteams.

  • 2 Tussentijdse wijzigingen in de afspraken, bedoeld in artikel 5, en de samenstelling van de partijen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, worden door de operationeel coördinator doorgegeven aan de Minister en de kassier.

  • 3 De Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 31. Samenloopbepaling

Indien artikel I, onderdeel H, van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met diverse maatregelen gericht op het versterken van de positie van mbo-studenten (Wet versterken positie mbo-studenten; Stb. 2020, 234) in werking treedt, wordt in artikel 20, derde lid, onderdeel a, ‘instellingsverklaring’ vervangen door ‘mbo-verklaring’.

Artikel 32. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt op 1 januari 2025 met dien verstande dat deze regeling zoals die luidde op 31 december 2024 en daaraan voorafgaand van toepassing blijft op de financiële afwikkeling van de regeling over de voorgaande kalenderjaren, op ingestelde bezwaar- en beroepsprocedures op grond van deze regeling en op lopende besluitvorming van de aanvullende dienstverlening, dienstverlening werkfitbehoud en scholing via praktijkleren in het mbo.

Artikel 33. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening.

Deze regeling zal met toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

Bijlage 1. Aanvullende dienstverlening

(bijlage als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening)

Overzicht van aanvullende dienstverlening als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de regeling

Wat

Doel inzet van het instrument

Maximumtarief

a. Versterken arbeidsmarktpositie

De persoon wordt ondersteund om belemmeringen richting werkhervatting weg te nemen.

€ 3.280,– ex btw

b. Arbeidsmarkoriëntatie en loopbaanbegeleiding

De persoon heeft inzicht in zijn kwaliteiten en vaardigheden en daarbij passende kansrijke beroepsrichting waar mogelijkheden tot werkhervatting zijn.

€ 3.280,– ex btw

c. Sollicitatievaardigheden

De persoon leert effectief te solliciteren.

€ 2.080,– ex btw

d. Scholing (niet zijnde scholing via praktijkleren in het mbo)

De persoon heeft cognitieve en praktische vaardigheden geleerd gericht op de uitoefening van een kansrijk beroep op functie dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in zelfstandige uitoefening van beroep te kunnen verrichten en die leidt tot een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of branche/sector erkend certificaat of diploma.

De scholing bestaat uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst.

Scholing naar een beroep of functie:

€ 5.000,–, ex btw

Functiegerichte vaardigheidstraining:

€ 1.750,– ex btw

e. Begeleiding bij scholing

Begeleiding bij scholing: De persoon kan met extra begeleiding tijdens zijn scholingsperiode – naast die van het opleidingsinstituut -de scholing succesvol afronden.

€ 3.920,– ex btw

f. Matching

De persoon wordt in contact gebracht met werkgevers met vraag naar personeel, door vacatures te zoeken en aan te bieden.

€ 3.200,– ex btw

g. Maatwerkbudget

De persoon ontvangt dienstverlening gericht op werkhervatting zoals bedoeld in deze bijlage, waar additionele kosten voor worden gemaakt. (w.o. tegemoetkoming reiskosten bij scholing).

€ 1.000,– ex btw

Vraagt om gezamenlijke instemming van de partners in de samenwerking

Bijlage 2. Scholing via praktijkleren in het mbo

(bijlage als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening)

Overzicht scholing via praktijkleren in het mbo voor personen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de regeling

Wat

Toelichting

Richttarief

Mbo-opleiding gericht op het behalen van een praktijkverklaring

Dit betreft praktijkleren op maat, waarbij in de praktijk van het leerbedrijf delen (werkprocessen) uit mbo-opleidingen worden geleerd op basis van de mogelijkheden van de kandidaat en het bedrijf. De praktijkverklaring, waarin de in het leerbedrijf geleerde werkprocessen zijn vermeld, maakt deel uit van de mbo-verklaring. Als aanvullende lessen of examens zijn behaald, krijgen die ook een plek in de mbo-verklaring.

€ 750,– ex btw

Mbo-opleiding gericht op het behalen van een certificaat

Hierbij doet de kandidaat een onderdeel van een mbo-opleiding, waaraan de Minister van OCW een certificaat heeft verbonden vanwege de arbeidsmarktrelevantie voor werkzoekenden en werkenden. Bij een certificaattraject gaat het om uitvoering van een afgerond takenpakket dat deel uitmaakt van een beroep. Dit leert de kandidaat door het uitvoeren van een aantal werkprocessen in het leerbedrijf, aangevuld met bijbehorende lessen en een examen.

€ 1.750,– ex btw

Mbo-opleiding gericht op het behalen van een diploma

Hierbij gaat het om een mbo-opleiding die kan worden ingekort vanwege opgedane werkervaring en/of een eerder afgeronde opleiding. Bij een diplomagericht traject voert de kandidaat werkprocessen uit in het leerbedrijf, aangevuld met relevante lessen en examens.

€ 2.050,– ex btw

Bijlage 3. Dienstverlening werkfitbehoud

(bijlage als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening)

Overzicht dienstverlening werkfitbehoud voor personen als bedoeld in artikel 3 van de regeling

Wat

Doel inzet van het instrument

Maximumtarief

Dienstverlening werkfitbehoud overeenkomstig dienstverlening Bijlage 1

Dienstverlening om de doelgroep banenafspraak werkfit te houden

Hierbij worden de maximumtarieven in Bijlage 1 als maximum gehanteerd.

Jobcoaching ten behoeve van werkfitbehoud of werk-naar-werk-begeleiding

Extra begeleiding van de persoon op de werkplek, ter compensatie van de structureel functionele beperking. Bijvoorbeeld om de klant te ondersteunen het werk te helpen structureren

De meerkosten ten opzichte van de reguliere dienstverlening met een maximum van € 3.000,– ex btw per voorziening.

Werkfitplekken bij gemeenten of sociale ontwikkelbedrijven

 

Voor drie maanden, met mogelijkheid tot verlenging van drie maanden en in uitzonderlijke gevallen een tweede verlenging van drie maanden.

Maximale vergoeding per drie maanden: € 1.250,– ex btw.

Bijlage 4

(bijlage als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a)

Budget voor kosten UWV en colleges van burgemeester en wethouders

Arbeidsmarktregio's

Centrumgemeente

Budget 2023

Budget 2024

Achterhoek

Doetinchem

€ 586.409

€ 492.653

Amersfoort

Amersfoort

€ 634.537

€ 533.087

Drechtsteden

Dordrecht

€ 595.843

€ 500.579

Drenthe

Emmen

€ 561.300

€ 471.558

Flevoland

Almere

€ 578.315

€ 485.853

FoodValley

Ede

€ 612.005

€ 514.157

Friesland

Leeuwarden

€ 633.844

€ 532.504

Gooi en Vechtstreek

Hilversum

€ 607.398

€ 510.286

Gorinchem

Gorinchem

€ 541.289

€ 454.747

Groningen

Groningen

€ 708.368

€ 595.113

Groot Amsterdam

Amsterdam

€ 1.134.000

€ 952.694

Haaglanden

Den Haag

€ 767.551

€ 644.834

Helmond-De Peel

Helmond

€ 592.085

€ 497.422

Holland Rijnland

Leiden

€ 620.854

€ 521.591

Midden-Brabant

Tilburg

€ 790.247

€ 663.901

Midden-Gelderland

Arnhem

€ 615.686

€ 517.249

Midden-Holland

Gouda

€ 541.711

€ 455.102

Midden-Limburg

Roermond

€ 566.545

€ 475.965

Midden-Utrecht

Utrecht

€ 895.675

€ 752.473

Noord-Holland Noord

Alkmaar

€ 620.203

€ 521.044

Noord-Limburg

Venlo

€ 587.000

€ 493.149

Noordoost-Brabant

’s-Hertogenbosch

€ 771.706

€ 648.324

Regio Zwolle

Zwolle

€ 615.225

€ 516.862

Rijk van Nijmegen

Nijmegen

€ 583.034

€ 489.818

Rijnmond

Rotterdam

€ 928.224

€ 779.818

Rivierenland

Tiel

€ 619.358

€ 520.334

Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

Apeldoorn

€ 875.622

€ 735.626

Twente

Enschede

€ 731.598

€ 614.629

West-Brabant

Breda

€ 772.801

€ 649.244

Zaanstreek/Waterland

Zaanstad

€ 578.479

€ 485.991

Zeeland

Goes

€ 560.550

€ 470.928

Zuid-Holland Centraal

Zoetermeer

€ 565.092

€ 474.745

Zuid-Kennemerland en IJmond

Haarlem

€ 619.660

€ 520.588

Zuid-Limburg

Heerlen

€ 733.702

€ 616.396

Zuidoost-Brabant

Eindhoven

€ 771.008

€ 647.738

Totaal 2023

 

€ 23.516.924

€ 19.757.000

Bijlage 5

(bijlage als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c)

Budget voor kosten aanvullende crisisdienstverlening, scholing via partijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud

Arbeidsmarktregio's

Centrumgemeente

Totaal budget 2023

Totaal budget 2024

Achterhoek

Doetinchem

€ 406.956

€ 334.419

Amersfoort

Amersfoort

€ 644.626

€ 529.726

Drechtsteden

Dordrecht

€ 453.545

€ 372.704

Drenthe

Emmen

€ 282.961

€ 232.525

Flevoland

Almere

€ 366.987

€ 301.574

Food Valley

Ede

€ 533.357

€ 438.290

Friesland

Leeuwarden

€ 641.199

€ 526.910

Gooi en Vechtstreek

Hilversum

€ 510.606

€ 419.594

Gorinchem

Gorinchem

€ 184.142

€ 151.320

Groningen

Groningen

€ 698.110

€ 573.677

Groot Amsterdam

Amsterdam

€ 3.066.600

€ 2.520.000

Haaglanden

Den Haag

€ 990.372

€ 813.845

Helmond-De Peel

Helmond

€ 434.986

€ 357.453

Holland-Rijnland

Leiden

€ 577.051

€ 474.196

Midden-Brabant

Tilburg

€ 1.102.449

€ 905.945

Midden-Gelderland

Arnhem

€ 551.533

€ 453.226

Midden-Holland

Gouda

€ 186.228

€ 153.034

Midden-Limburg

Roermond

€ 308.862

€ 253.810

Midden-Utrecht

Utrecht

€ 1.623.080

€ 1.333.777

Noord-Holland Noord

Alkmaar

€ 573.838

€ 471.555

Noord-Limburg

Venlo

€ 409.872

€ 336.815

Noordoost-Brabant

’s-Hertogenbosch

€ 1.010.889

€ 830.705

Regio Zwolle

Zwolle

€ 549.256

€ 451.355

Rijk van Nijmegen

Nijmegen

€ 390.292

€ 320.725

Rijnmond

Rotterdam

€ 1.783.811

€ 1.465.859

Rivierenland

Tiel

€ 569.666

€ 468.127

Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

Apeldoorn

€ 1.524.049

€ 1.252.398

Twente

Enschede

€ 812.828

€ 667.947

West-Brabant

Breda

€ 1.016.294

€ 835.147

Zaanstreek/Waterland

Zaanstad

€ 367.795

€ 302.238

Zeeland

Goes

€ 279.257

€ 229.481

Zuid-Holland Centraal

Zoetermeer

€ 301.690

€ 247.916

Zuid-Kennemerland en IJmond

Haarlem

€ 571.157

€ 469.352

Zuid-Limburg

Heerlen

€ 823.213

€ 676.481

Zuidoost-Brabant

Eindhoven

€ 1.007.441

€ 827.872

Totaal 2023

 

€ 25.555.000

€ 21.000.000

Naar boven