Subsidieregeling structureel voorkomen onnodig zittenblijven vo 2021–2023

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 05-10-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 maart 2021, nr. 1112574, betreffende subsidie voor duurzame interventies in het voortgezet onderwijs in 2021, 2022 en 2023 om onnodig zittenblijven te voorkomen (Subsidieregeling structureel voorkomen onnodig zittenblijven vo 2021–2023)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 75a van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • minister: Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

  • onnodig zittenblijven: zittenblijven dat voor de leerling onwenselijk is en redelijkerwijs voorkomen had kunnen worden;

  • programma: facultatief onderwijsaanbod als bedoeld in artikel 4, derde lid, aansluitend op maar buiten het reguliere onderwijsprogramma, met uitsluitend als doel onnodig zittenblijven te voorkomen;

  • school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • vestiging: hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • zittenblijven: door een leerling opnieuw doorlopen van hetzelfde leerjaar in hetzelfde of een lager schooltype;

  • zomerschool: door een school geboden voorziening om leerlingen in de voor de school geldende zomervakantie in de gelegenheid te stellen om extra onderwijs te volgen, met uitsluitend als doel onnodig zittenblijven te voorkomen;

  • zomervakantie: op grond van artikel 2.39, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 centraal voor het desbetreffende jaar vastgestelde zomervakantie.

Artikel 3. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling zijn de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. in 2021 en 2022: € 8.750.000 per kalenderjaar;

    • b. in kalenderjaar 2023: € 5.250.000.

  • 2 Indien het bedrag dat beschikbaar is in het kalenderjaar 2021 niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2022.

Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan voor de kalenderjaren 2021, 2022 of 2023 subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag voor het treffen van maatregelen die ten doel hebben het aantal leerlingen dat onnodig blijft zitten duurzaam en structureel te verminderen, door herijking, verdere ontwikkeling, verbetering of het bevorderen van intensivering van één of meer van de volgende activiteiten:

    • a. het monitoren van de leerontwikkeling van leerlingen om tijdig deficiënties te kunnen opsporen en weg te werken;

    • b. de flexibilisering van het door de school gehanteerde beleid ten aanzien van overgang en zittenblijven; of

    • c. professionaliserings- en ontwikkelactiviteiten voor aan het bevoegd gezag verbonden leraren, gericht op het voorkomen van onnodig zittenblijven en op het bieden van kansen, maatwerk en effectieve en kansrijke toepassing van het overgangsbeleid.

  • 2 De minister kan, uitsluitend in combinatie met de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt op grond van het eerste lid, tevens subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag voor de volgende programma’s:

    • a. een zomerschool; of

    • b. een ander programma buiten het reguliere onderwijsprogramma om leerlingen in staat te stellen deficiënties weg te werken en onnodig zittenblijven te voorkomen.

  • 3 Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • b. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

Artikel 5. Subsidiebedrag

  • 1 Het subsidiebedrag per aanvraag op grond van artikel 4, eerste lid, bedraagt € 15.000 per vestiging.

  • 2 Het subsidiebedrag per aanvraag op grond van artikel 4, eerste en tweede lid gezamenlijk, wordt berekend door het begrote aantal leerlingen dat naar verwachting deelneemt met € 450 te vermenigvuldigen tot een maximum van € 10.000. Het resulterende bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van € 15.000.

  • 3 Het subsidiebedrag wordt aan een bevoegd gezag op Bonaire, Sint-Eustatius of Saba uitbetaald in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1 De aanvrager kan maximaal één aanvraag per vestiging indienen gedurende de looptijd van deze regeling.

  • 3 Een subsidieaanvraag voor het kalenderjaar 2021 kan worden ingediend tussen 10 maart 2021 en 1 mei 2021 met gebruikmaking van het formulier dat daarvoor op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

  • 4 Een subsidieaanvraag voor het kalenderjaar 2022 kan worden ingediend tussen 8 maart 2022 en 1 mei 2022 met gebruikmaking van het formulier dat daarvoor op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

  • 5 Een subsidieaanvraag voor het kalenderjaar 2023 kan worden ingediend tussen 8 maart 2023 en 1 mei 2023 met gebruikmaking van het formulier dat daarvoor op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

  • 6 Aanvragen die na de einddatum van het desbetreffende aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

Artikel 7. Vaststelling en betaling

  • 1 De subsidie wordt uiterlijk op 1 juli van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan direct vastgesteld.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie bij aanvragen die mede zien op een zomerschool als bedoeld in artikel 4, eerste lid en tweede lid, onder a, uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan direct vastgesteld, mits de aanvraag voor 1 april van het desbetreffende jaar bij DUS-I is ingediend.

  • 3 De minister betaalt het bedrag van de subsidie ineens.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1 Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag in een bepaald jaar niet hoog genoeg is om alle aanvragen te honoreren, verleent de minister voorrang aan subsidieaanvragen van scholen die in 2020 subsidie hebben ontvangen op grond van de Regeling lente- en zomerscholen vo, zoals die luidde op 31 december 2019.

  • 2 Indien bij toewijzing van alle aanvragen als bedoeld in het eerste lid het subsidieplafond niettemin zou worden overschreden, wordt op de aanvragen beslist in volgorde van het percentage zittenblijvers per vestiging op de op het moment van sluiten van het desbetreffende aanvraagtijdvak geldende peildatum, zoals vermeld op de website https://duo.nl/open_onderwijsdata/databestanden/vo/leerlingen/leerlingen-vo-zit.jsp. Daarbij krijgen aanvragen voor vestigingen met een hoger percentage zittenblijvers voorrang.

  • 3 Indien na toepassing van het eerste lid nog middelen resteren, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op de overige aanvragen.

  • 4 Indien bij meerdere aanvragen sprake is van een gelijk percentage zittenblijvers als bedoeld in het tweede lid, en niet alle gelijk gerangschikte aanvragen kunnen worden toegewezen zonder het subsidieplafond te overschrijden, vindt loting plaats.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

  • 2 De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uiterlijk afgerond op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd verstrekt.

  • 3 De subsidieontvanger draagt desgevraagd bij aan onderzoek naar effectieve maatregelen om onnodig zittenblijven te voorkomen en aan kennisdeling hierover.

Artikel 10. Verantwoording

  • 2 De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 3 De subsidieontvanger meldt het bij de minister, indien het aantal daadwerkelijk aan een programma als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b, deelnemende leerlingen minder is dan 85% van het aantal opgegeven leerlingen.

  • 4 De subsidieontvanger meldt het bij de minister, indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend niet worden uitgevoerd.

  • 5 Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling structureel voorkomen onnodig zittenblijven vo 2021–2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob