Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021

[Regeling materieel uitgewerkt per 02-03-2023.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 02-03-2021 t/m 28-02-2022

Besluit van de Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland van 9 februari 2021 (kenmerk 2020049797), ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 2

Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 3

Het Zorginstituut rondt het voorlopige, het nadere en het definitieve beheerskostenbudget af op hele euro's, waarbij het Zorginstituut bedragen van een halve euro en hoger afrondt naar boven en overige bedragen naar beneden.

§ 2. Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 4

Het Zorginstituut stelt in februari 2021 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz- uitvoerder en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 5

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de toelichting op de Aanwijzing geraamde aantal van 47.500 budgethouders voor 2021, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2020;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de toelichting op de Aanwijzing geschatte aantal van 9.000 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 16.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 6

  • 1 Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland nog als 2 regio’s geteld.

  • 2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2020 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2020 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 8

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 9

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 10

Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde verzekerdenaantallen.

Artikel 11

Het Zorginstituut stelt het bedrag zoals bedoeld voor de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz voorlopig vast op € 34,503 miljoen.

§ 3. Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 12

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2022 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2021 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op basis van de Nadere aanwijzing.

Artikel 13

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2021;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geschatte aantal nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat 2021;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geschatte aantal, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 14

  • 1 Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland vermenigvuldigd met 2.

  • 2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 15

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 16

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2021 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2021. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 17

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 18

Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.

§ 4. Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 19

Uiterlijk in 2024 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2021 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.

Artikel 20

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2021;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing genoemde aantal nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat 2021;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in Nadere aanwijzing genoemde aantal huisbezoeken, wordt verdeeld naar rato van het aantal huisbezoeken per regio, zoals genoemd in de tweede kwartaalstaat 2022;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 21

  • 1 Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland vermenigvuldigd met 2.

  • 2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 22

Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor cliënten met een psychische stoornis. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 23

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 24

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 25

Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.

Artikel 26

Het Zorginstituut keert het voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB definitief vastgestelde beheerskostenbudget voor het jaar 2021 uit met inachtneming van de

Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 27

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel 28

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur

S. Wijma

Naar boven