Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 27 augustus 2020, nr. PO/FenV/25293238, houdende aanpassing van de bedragen personele bekostiging primair onderwijs voor het schooljaar 2020–2021 en het vaststellen van de bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs schooljaar 2020–2021 (Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2020–2021 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2020–2021)
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 125b, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 85b, tweede lid, en 85d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28, eerste lid, 29a en 36a, tweede en derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31 en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2021;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Vaststelling bedragen en landelijk gewogen gemiddelde leeftijd
Paragraaf 1. Basisscholen
Artikel 2. Gemiddelde leeftijd en bedragen
1 De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2019 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 39,57 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 72.574,27;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 88.540,08.
3 Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, WPO bedraagt voor:
|
Bedrag per leerling
|
Verhogingsbedrag
|
a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar
|
€ 2.088,30
|
€ 56,35
|
b. leerlingen vanaf 8 jaar
|
€ 1.453,03
|
€ 39,21
|
4 De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%.
5 In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, WPO.
Artikel 3. Aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel
|
Basisbedrag
|
Leeftijdsbedrag
|
23, eerste lid, (zeer kleine scholen)
|
€ 113.501,74
|
€ 2.550,26
|
24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)
|
€ 75.487,62
|
€ 2.037,02
|
24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag)
|
€ 522,95
|
€ 14,11
|
Artikel 4. Aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden
Artikel 5. Aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en groei
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel 6. Aanvullende bekostiging schoolleiding
Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 18.994,81 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 34.960,62.
Artikel 7. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
1 De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een basisbedrag en een bedrag per leerling:
a. basisbedrag =
|
€ 19.461,05
|
b. bedrag per leerling =
|
€ 794,27
|
2 De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 44.866,34 minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 309,46).
4 Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag per leerling, genoemd in het eerste lid.
Artikel 8. Bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
Artikel 9. Bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs
2 De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen op 1 oktober 2019 op de afdeling, bedoeld in het eerste lid, de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.
aantal leerlingen
|
Bedrag personeel
|
Bedrag materiële instandhouding
|
11 t/m 20
|
€ 15.690,42
|
€ 453,37
|
21 t/m 30
|
€ 23.535,64
|
€ 680,05
|
31 t/m 40
|
€ 31.381,24
|
€ 906,73
|
41 t/m 50
|
€ 39.233,53
|
€ 1.133,63
|
51 t/m 60
|
€ 47.078,74
|
€ 1.360,31
|
61 t/m 70
|
€ 54.924,35
|
€ 1.586,99
|
71 t/m 80
|
€ 62.769,56
|
€ 1.813,68
|
81 t/m 90
|
€ 70.614,77
|
€ 2.040,36
|
91 t/m 100
|
€ 78.459,98
|
€ 2.267,05
|
101 t/m 110
|
€ 86.305,20
|
€ 2.493,73
|
111 t/m 120
|
€ 94.150,40
|
€ 2.720,41
|
121 t/m 130
|
€ 101.995,62
|
€ 2.947,10
|
131 t/m 140
|
€ 109.841,23
|
€ 3.173,78
|
141 t/m 150
|
€ 117.693,51
|
€ 3.400,67
|
151 t/m 165
|
€ 125.538,73
|
€ 3.627,36
|
166 t/m 180
|
€ 133.384,33
|
€ 3.854,04
|
181 t/m 195
|
€ 141.229,54
|
€ 4.080,72
|
196 t/m 210
|
€ 149.074,75
|
€ 4.307,41
|
vervolgens per 15 leerlingen verhogen met
|
€ 7.845,22
|
€ 226,68
|
3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2020 en een gelijkluidend exemplaar daarvan wordt ingediend gelijktijdig met de jaarstukken 2019. Aanvragen die op of na 1 juli 2020 bij DUO worden ontvangen worden in ieder geval afgewezen.
5 Het bevoegd gezag van een basisschool met een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien het aantal leerlingen in die afdeling ten opzichte van de datum waarop voor het laatst bekostiging op basis van dit artikel is toegekend zodanig is toegenomen dat het leerlingenaantal in een hogere categorie als bedoeld in de tabel in het tweede lid, is komen te vallen. Voor een basisschool met een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs waarvoor in het schooljaar 2020–2021 nog geen toekenning is afgegeven, wordt de toename van het aantal leerlingen vastgesteld door het aantal leerlingen in die afdeling af te zetten tegen nul.
9 Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2020–2021 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2020. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
10 De bekostiging, bedoeld in het vijfde lid, is gebaseerd op de bedragen uit bovenstaande tabel. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs
Artikel 10. Gemiddelde leeftijd en bedragen
1 De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2019 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,87 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 78.903,63;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 95.462,26.
3 Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling: € 1.535,04;
b. verhogingsbedrag € 49,70.
4 De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%.
5 In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, WPO.
Artikel 11. Bedragen ondersteuningsvoorzieningen
Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling € 2.193,89;
b. verhogingsbedrag € 71,04.
Artikel 13. Bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
2 Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 19.371,63 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 35.930,26.
Artikel 14. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
1 De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag =
|
€ 14.460,39
|
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met
|
€ 1.178,58
|
B = het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, vermenigvuldigd met
|
€ 202,62
|
2 Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a WPO, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 en 4
Artikel 15. Gemiddelde leeftijd en basisbedragen
1 De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2019 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,57 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 76.348,45;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten onderwijsondersteunend personeel: € 43.527,38;
d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 95.448,98.
3 Het bedrag per school en per leerling, respectievelijk de vermenigvuldigingsbedragen, bedoeld in artikel 117, achtste lid, WEC luiden conform onderstaande tabel.
|
Basisbedrag
|
Leeftijdsbedrag
|
vast bedrag per school
|
€ 31.073,65
|
€ 1.407,59
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 1.496,22
|
€ 67,78
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 1.040,73
|
€ 47,14
|
per leerling VSO
|
€ 2.025,85
|
€ 91,77
|
4 De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638% en de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2019–2020 bedraagt 1,638%.
5 In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in de WEC gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, WEC.
Artikel 16. Bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 117, vierde lid, WEC, artikel 132, vierde lid, WPO en artikel 85b, derde lid, WVO, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.
|
categorie 1/l
|
categorie 2/m
|
categorie 3/h
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 10.578,45
|
€ 15.401,12
|
€ 23.574,24
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 9.681,38
|
€ 16.714,31
|
€ 24.887,43
|
per leerling VSO
|
€ 10.813,10
|
€ 18.985,90
|
€ 23.524,79
|
Artikel 18. Bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
2 Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel.
aantal leerlingen
|
SO of VSO
|
SOVSO
|
MG SO of VSO
|
MG SOVSO
|
1 tot en met 49
|
€ 22.034,53
|
€ 22.034,53
|
€ 41.135,06
|
€ 41.135,06
|
50 of meer
|
€ 41.135,06
|
€ 60.235,59
|
€ 41.135,06
|
€ 60.235,59
|
Artikel 19. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
1 De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 WEC, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B’, waarin:
A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met € 1.045,65;
B = het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, vermenigvuldigd met € 158,53.
2 Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a WEC, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
Hoofdstuk 3. Bekostiging samenwerkingsverbanden
Paragraaf 1. Lichte ondersteuning en schoolmaatschappelijk werk
Artikel 20. Bedragen lichte ondersteuning PO
Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel.
Artikel
|
Bedrag
|
31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen)
|
€ 187,00
|
32, eerste lid, (overdracht bij toename)
|
€ 3.566,44
|
32, tweede lid, en 33, eerste volzin(overdracht en overgang naar ander swv)
|
€ 5.097,17
|
33, tweede volzin
(overgang naar ander swv na 1 oktober)
|
€ 8.663,62
|
Artikel 21. Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen
Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som der achterstandsscores van de vestigingen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 13,31 per achterstandsscore toegekend.
Paragraaf 2. Zware ondersteuning
Artikel 22. Bedrag personele bekostiging zware ondersteuning PO
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 132, derde lid, WPO, is € 385,55.
Artikel 23. Bedrag personele bekostiging zware ondersteuning VO
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 85b, tweede lid, WVO, is € 617,34.
Artikel 24. Bedrag overdracht personele bekostiging bij groei op 1 februari
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 125b, eerste lid, onderdeel b, WPO en artikel 85d, eerste lid, onderdeel b, WVO, wordt weergegeven in onderstaande tabel.
|
basisbedrag
|
per leerling SO <8
|
€ 4.313,69
|
per leerling SO >=8
|
€ 3.000,49
|
per leerling VSO
|
€ 5.840,66
|
Hoofdstuk 4. Bekostiging instellingen
Artikel 25. Basisbedragen
De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.
|
bedrag
|
verhogingsbedrag
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 1.496,22
|
€ 67,78
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 1.040,73
|
€ 47,14
|
per leerling VSO
|
€ 2.025,85
|
€ 91,77
|
Artikel 26. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
1 De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 WEC, is voor de instellingen in deze paragraaf € 1.045,65 per leerling.
2 Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a WEC, bedraagt € 62,80 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.
Artikel 27. Bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning instellingen
De bedragen, bedoeld in artikel 117, vijfde lid, WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.
BRIN-nr
|
Naam instelling
|
ondersteuningsbedrag
|
25GP
|
Visio Onderwijsinstelling Noord
|
€ 3.510.685,28
|
25GR
|
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen
|
€ 11.297.668,30
|
25HD
|
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden
|
€ 6.392.028,99
|
25HE
|
Onderwijsinstelling Sensis
|
€ 13.390.422,37
|
01JO
|
Koninklijke Auris Groep
|
€ 72.907.789,59
|
08ZP
|
Zuid
|
€ 25.069.123,82
|
17GW
|
Koninklijke Kentalis
|
€ 107.335.812,35
|
20WR
|
VierTaal
|
€ 27.887.585,52
|
Hoofdstuk 5. Bijzondere bekostiging schooljaar 2020–2021
Artikel 28. Algemeen artikel
2 Indien de peildatum, bedoeld in de artikelen 32 tot en met 34, valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, wordt als peildatum de eerstvolgende schooldag aangehouden.
Artikel 29. Aanwezigheid schipperskinderen
1 Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2021 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2 De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Aantal schipperskinderen
|
Bedrag personeel
|
Bedrag MI
|
3 tot en met 6
|
€ 15.813,93
|
€ 421,70
|
7 tot en met 10
|
€ 23.514,06
|
€ 632,66
|
11 tot en met 14
|
€ 31.221,45
|
€ 843,41
|
15 tot en met 18
|
€ 38.921,58
|
€ 1.054,36
|
En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met
|
€ 7.700,13
|
€ 210,96
|
4 Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren, is opgenomen.
Artikel 30. Aanwezigheid leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti
2 De bekostiging voor zowel personeel als voor materiële instandhouding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 3.338,00 per ingeschreven leerling met een culturele achtergrond van de Roma of Sinti. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Artikel 31. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’
1 Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
Artikel 32. Eerste opvang asielzoekers en overige vreemdelingen basisscholen
4 Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en de aanvullende bekostiging een aanvraag in, die indien de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2020 en indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft binnen, vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
8 Van alle asielzoekers en overige vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de basisschool aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de basisschool aanwezig zijn.
10 De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend volgens de volgende formules:
Indien de peildatum de eerste schooldag betreft;
• indien Ap groter is dan At:
(Ap – At) x € 10.671,05 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor (Ap – At), een aftrek plaatsvindt van € 3.534,36 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met At x (€ 3.236,82 + € 86,50) x 3/12 en verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € 86,50) x 3/12
• indien Ap niet groter is dan At:
Ap x (€ 3.236,82 + € 86,50) x 3/12 verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € 86,50) x 3/12;
waarin:
Ap = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat asielzoeker zijn;
At = het aantal op 1 oktober van het voorgaande schooljaar ingeschreven leerlingen dat op de eerste schooldag asielzoeker is;
Vp = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.
Indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft:
Ap x € 10.671,05 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 of 30 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor Ap, een aftrek plaatsvindt van € 3.534,36 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met Vp x (€ 3.236,82 + € 86,50) x 3/12;
waarin:
Ap = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;
Vp = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.
Artikel 33. Onderwijs aan asielzoekers gedurende het tweede jaar in Nederland
7 Van alle asielzoekers die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de basisschool aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de basisschool aanwezig zijn.
Artikel 34. Eerste opvang vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs
3 Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar en drie maanden in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
9 Van vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat één of meerdere bewijsstukken waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de school aanwezig is.
11 De bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 3.236,82 voor personeel en € 86,50 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden vermenigvuldigd met 3/12.
Artikel 35. Opvang asielzoekers in procesopvanglocaties en gezinslocaties
Artikel 36. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4
1 Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd wordt, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.
2 De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 39.151,49 en € 4.509,80 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Justitie en Veiligheid toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.
3 Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.
4 De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 17.699,41 voor personeel en € 1.910,19 voor materiële instandhouding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
Artikel 37. Bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking
1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige meervoudige beperking: een leerling met een combinatie van een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 oktober 2019 ingeschreven stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.
2 Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar op 1 oktober 2019 leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel.
7 Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden, wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, bedoeld in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Artikel 37a. Bijzondere bekostiging voor de beloning van leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd
1 Het bevoegd gezag van een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd waar op 1 oktober 2019 ten minste 7 leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs waren ingeschreven en de gegevens van deze leerlingen uiterlijk op 1 december 2019 waren opgenomen in BRON, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel.
2 Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens: naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school.
6 Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het vijfde lid, door toekenning van alle aanvragen dreigt te worden overschreden, wordt het bedrag per leerling, bedoeld in het vierde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
7 In de verantwoording over kalenderjaar 2021 wordt aangegeven waar de bijzondere bekostiging voor de beloning van leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd aan besteed is, waarbij in ieder geval het aantal leraren dat een beloning heeft ontvangen wordt vermeld.
Artikel 38. Bijzondere bekostiging bij het samengaan van een basisschool met een speciale school voor basisonderwijs
1 Het bevoegd gezag van een basisschool die per 1 augustus 2020 samengaat met een speciale school voor basisonderwijs, die wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2020 én waarvan blijkens de registratie in BRON ten minste de helft van de leerlingen op de eerste schooldag zijn ingeschreven op de basisschool, ontvangt op aanvraag de eerste zes schooljaren na samengaan bijzondere bekostiging voor personeel.
2 Een aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt per brief ingediend bij DUO en moet voor 30 september 2020 door DUO ontvangen zijn. Aanvragen die op of na deze datum worden ontvangen, worden afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam en BRIN-nummer van de basisschool;
b. naam en BRIN-nummer van de op te heffen speciale school voor basisonderwijs; en
c. het BRIN-mutatieformulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs wordt gemeld of een kopie van het BRIN-mutatie formulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs is gemeld.
4 De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het tweede tot en met zesde schooljaar na het samengaan gelijk aan de aanvullende bekostiging op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.
Hoofdstuk 6. Gewogen gemiddelde leeftijd en betaalritme
Artikel 40. Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd
1 De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 jaar wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30 jaar. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.
2 Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 WPO of artikel 169 WEC bedoelde rechtspersoon.
2 De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 6, 8, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, 13, tweede lid, 15, 16, 17, 18, tweede lid, 25 en 27 vindt plaats op grond van de volgende percentages:
Augustus
|
6,91%
|
September
|
6,91%
|
Oktober
|
6,91%
|
November
|
6,91%
|
December
|
6,91%
|
Januari
|
10,25%
|
Februari
|
9,20%
|
Maart
|
9,20%
|
April
|
9,20%
|
Mei
|
9,20%
|
Juni
|
9,20%
|
Juli
|
9,20%
|
3 Het bekostigingsbedrag, bedoeld in artikel 39 wordt uitbetaald in twee termijnen, te weten voor 41,7% in november 2020 en 58,3% in maart 2021.
4 De bijzondere bekostiging voor personeel, bedoeld in artikel 37a, wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in december 2020. In deze maand wordt ook de bekostiging voor de maanden augustus, september, oktober en november van het jaar 2020 betaald.
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
De bijzondere en de aanvullende bekostiging, verstrekt op grond van deze regeling, kunnen worden besteed aan alle activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt aan de basisschool, speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een samenwerkingsverband PO, een samenwerkingsverband VO of een school als bedoeld in de WVO.
Artikel 44. Inwerkingtreding
Deze regeling wordt aangehaald als: Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2020–2021 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2020–2021.