Wet ambulancezorgvoorzieningen

Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 05-10-2023 t/m heden

Wet van 9 juli 2020, houdende regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen (Wet ambulancezorgvoorzieningen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat de continuïteit en permanente beschikbaarheid van ambulancezorg van goede kwaliteit gewaarborgd moeten zijn;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 2 Deze wet is niet van toepassing op ambulancezorg met gebruikmaking van militaire ambulances.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze wet is het grondgebied van Nederland verdeeld in regio’s overeenkomstig de verdeling, bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.

Hoofdstuk 2. De organisatie van de ambulancevoorzieningen

Artikel 3

  • 1 Onze Minister draagt zorg voor de duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen.

  • 2 De duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Artikel 4

  • 1 De zorg voor permanente beschikbaarstelling van voldoende en kwalitatief goede ambulancevoorzieningen berust bij de Regionale Ambulancevoorzieningen, die bevoegd en verplicht zijn tot het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg, bedoeld in artikel 5.

  • 2 Onze Minister wijst per regio een rechtspersoon als Regionale Ambulancevoorziening aan.

  • 3 Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling welke rechtspersoon in een regio als Regionale Ambulancevoorziening is aangewezen.

Artikel 5

  • 1 Ambulancezorg is zorg die beroepsmatig wordt verleend, die bestaat uit:

    • a. het zorg dragen voor het uitvoeren van de meldkamerfunctie door een ambulancezorgprofessional;

    • b. het zorg dragen voor het ontvangen, registreren en beoordelen van elke aanvraag van zorg, bedoeld in de onderdelen c, d en e, en zo nodig het besluiten door wie en op welke wijze deze zorg zal worden verleend, niet zijnde de meldkamerfunctie;

    • c. het met een speciaal daartoe uitgerust en als zodanig herkenbaar voertuig snel ter plaatse brengen van een ambulanceverpleegkundige of andere ambulancezorgprofessional om aldaar zorg te verlenen, in verband met een ervaren of geobserveerde mogelijk ernstige of een op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan of verergert;

    • d. het door een ambulanceverpleegkundige of andere ambulancezorgprofessional verlenen van zorg die erop gericht is een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel, in verband met een ervaren of geobserveerde mogelijk ernstige of een op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan of verergert, per ambulance te vervoeren; of

    • e. het door een ambulanceverpleegkundige of andere ambulancezorgprofessional verlenen van zorg op het woon- of verblijfsadres van een patiënt of verlenen van zorg in combinatie met vervoer van een patiënt tussen het woon- of verblijfadres en een zorginstelling met het oog op diagnostiek, behandeling, opname of ontslag met een ambulance.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden voor aan de Regionale Ambulancevoorziening voorbehouden ambulancezorg verschillende categorieën ambulancezorgprofessionals aangewezen, waaraan verschillende opleidings- of deskundigheidseisen gesteld kunnen worden.

  • 3 In de regeling, bedoeld in het tweede lid, kan voor de zorgverlening door verschillende categorieën ambulancezorgprofessionals onderscheid gemaakt worden tussen en binnen verschillende vormen van ambulancezorg, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Een krachtens het tweede lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

Artikel 6

  • 1 Het is anderen dan de Regionale Ambulancevoorziening verboden ambulancezorg te verlenen.

  • 2 Het is verboden ambulancezorg te verlenen zonder opdracht van een Regionale Ambulancevoorziening of met een voertuig dat niet geregistreerd is bij de Regionale Ambulancevoorziening.

  • 3 Het eerste lid geldt niet voor degenen die krachtens een overeenkomst met de Regionale Ambulancevoorziening ambulancezorg verlenen, met uitzondering van het uitvoeren van de meldkamerfunctie anders dan door leden van een Regionale Ambulancevoorziening die de vorm heeft van een coöperatie.

  • 4 Voor zover de Regionale Ambulancevoorziening de ambulancezorg, dan wel een deel ervan, laat uitvoeren door een derde, zorgt de Regionale Ambulancevoorziening ervoor dat deze derde handelt volgens de eisen die aan de Regionale Ambulancevoorziening zijn gesteld.

Artikel 7

De Regionale Ambulancevoorzieningen in het werkgebied van een meldkamer sluiten een convenant, dat in ieder geval afspraken bevat over de uitvoering van de meldkamerfunctie.

Hoofdstuk 3. Eisen aan de regionale ambulancevoorzieningen

Paragraaf 3.1. Nadere eisen

Artikel 8

  • 1 Bij ministeriële regeling worden eisen vastgesteld waaraan de Regionale Ambulancevoorziening voldoet. De eisen kunnen per regio verschillen.

  • 2 Voor zover de eisen, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op de uitvoering van de meldkamerfunctie door de Regionale Ambulancevoorziening met betrekking tot de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij ongevallen, rampen en crises, stelt Onze Minister deze vast overeenkomstig de eisen die het bestuur van de veiligheidsregio of de besturen van de veiligheidsregio’s in een werkgebied hebben vastgesteld op grond van artikel 35, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Paragraaf 3.2. Eisen met betrekking tot de kwaliteit van de ambulancezorg

Artikel 9

  • 1 Het uitvoeren van artikel 4 gaat gepaard met de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de werkzaamheden en de verlening van ambulancezorg.

  • 2 Ter uitvoering van het eerste lid draagt de Regionale Ambulancevoorziening in elk geval zorg voor:

    • a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de werkzaamheden en de verlening van ambulancezorg, zoals vastgelegd in de kwaliteitskaders voor de Regionale Ambulancevoorzieningen en de kwaliteitsgegevens die de minister op basis van artikel 12 opvraagt;

    • b. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van artikel 4 leidt tot een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden;

    • c. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder b, zo nodig verbeteren van de wijze waarop artikel 4 wordt uitgevoerd.

  • 3 De Regionale Ambulancevoorziening draagt er zorg voor dat eenmaal in de vijf jaar een visitatie door een visitatiecommissie wordt verricht.

  • 4 Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening zendt aan Onze Minister het rapport van de visitatiecommissie, samen met het standpunt van het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening daarover. Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening maakt het rapport en zijn standpunt openbaar.

Artikel 10

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening ontvangt van afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen ten behoeve van kwaliteitsbewaking, -beheersing en – bevordering van de ambulancezorg in het kader van artikel 4, kosteloos alle daartoe noodzakelijke gegevens, waaronder persoonsgegevens, waaronder begrepen gegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming van de cliënt.

  • 2 De Regionale Ambulancevoorziening is bevoegd om de in het eerst lid bedoelde gegevens te verwerken voor de in het eerste lid omschreven doeleinden.

  • 3 De Regionale Ambulancevoorziening is voor de in het eerste lid bedoelde gegevens verwerkingsverantwoordelijk.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:

    • a. welke gegevens, bedoeld in het eerste lid, door de Regionale Ambulancevoorziening worden ontvangen; en

    • b. wat de bewaartermijn van de op grond van het eerste lid aan de Regionale Ambulancevoorziening verstrekte gegevens is.

Artikel 11

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening is verantwoordelijk voor een adequate en integrale inbedding van de medische verantwoordelijkheid in de organisatie.

  • 2 De medische verantwoordelijkheid heeft betrekking op het medisch inhoudelijk beleid, het vaststellen van de bekwaamheid van ambulanceverpleegkundigen of andere ambulancezorgprofessionals, de inhoud van de scholing en het toegepast wetenschappelijk onderzoek.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen opleidings- of deskundigheidseisen worden gesteld aan de medisch verantwoordelijken.

  • 4 Een krachtens het derde lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

Paragraaf 3.3. Eisen met betrekking tot de transparantie

Artikel 12

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening verstrekt Onze Minister ten behoeve van zijn zorg voor de duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen op verzoek gegevens over het verrichten van ambulancezorg en de kosten die daarmee verband houden.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld over de gegevens, bedoeld in het eerste lid, alsmede eisen worden gesteld over de wijze van verstrekking.

Artikel 13

  • 2 In de financiële administratie van de Regionale Ambulancevoorziening zijn ontvangsten en betalingen traceerbaar naar bron en bestemming en is duidelijk wie op welk moment welke verplichtingen voor of namens de Regionale Ambulancevoorziening is aangegaan.

  • 3 De baten die de Regionale Ambulancevoorziening behaalt met de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden niet gebruikt voor financiering van de andere activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De Regionale Ambulancevoorziening heeft schriftelijk en inzichtelijk vastgelegd hoe de ambulancevoorzieningen georganiseerd worden, van welke andere organisatorische verbanden daarbij gebruik wordt gemaakt en wat de aard is van de relaties met die andere verbanden, waaronder begrepen verantwoordelijkheden, taken en beslissingsbevoegdheden.

  • 5 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing voor de leden van de Regionale Ambulancevoorzieningen die de vorm van een coöperatie hebben.

Paragraaf 3.4. Eisen met betrekking tot de interne organisatie van de Regionale Ambulancevoorzieningen

Artikel 14

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid wordt bestuurd door het bestuur onder toezicht van een interne toezichthouder.

  • 2 De interne toezichthouder draagt er zorg voor dat het bestuur als orgaan goed en evenwichtig is samengesteld en geschikt is en blijft voor het besturen van de Regionale Ambulancevoorziening.

  • 3 De interne toezichthouder houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de Regionale Ambulancevoorziening en staat het bestuur met raad terzijde.

  • 4 Geen persoon kan tegelijk deel uitmaken van de interne toezichthouder en het bestuur.

  • 5 De interne toezichthouder is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.

  • 6 De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de interne toezichthouder bevatten, alsmede de wijze waarop conflicten tussen de interne toezichthouder en het bestuur worden geregeld.

Artikel 15

  • 1 Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid verstrekt de interne toezichthouder de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke inlichtingen.

  • 2 De volgende besluiten van het bestuur zijn aan de goedkeuring van de interne toezichthouder onderworpen:

    • a. de vaststelling van de begroting, het bestuursverslag, de jaarrekening en de resultaatbestemming, tenzij deze bevoegdheid aan de algemene vergadering toekomt;

    • b. de vaststelling van strategische beleidsplannen van de Regionale Ambulancevoorziening;

    • c. de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden;

    • d. het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking van de Regionale Ambulancevoorziening met andere rechtspersonen of vennootschappen indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Regionale Ambulancevoorziening;

    • e. het bestuursreglement van het bestuur;

    • f. een voorstel tot ontbinding van de Regionale Ambulancevoorziening;

    • g. aangifte van faillietverklaring en aanvraag van surseance van betaling;

    • h. gelijktijdige beëindiging of beëindiging binnen een kort tijdsbestek van de arbeidsovereenkomst van een aanmerkelijk aantal werknemers, of van het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandige of als samenwerkingsverband werkzaam is voor de Regionale Ambulancevoorziening.

Artikel 16

Artikel 15, tweede lid is van overeenkomstige toepassing op Regionale Ambulancevoorzieningen met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid, voor zover het de uitoefening van de ambulancezorg door de Regionale Ambulancevoorziening betreft, met dien verstande dat voor «de interne toezichthouder» wordt gelezen «het algemeen bestuur» en voor «het bestuur» telkens «het dagelijks bestuur».

Paragraaf 3.5. Eisen met betrekking tot de zeggenschap over een Regionale Ambulancevoorziening

Artikel 17

De Regionale Ambulancevoorziening meldt aan Onze Minister het wijzigen van de statuten of gemeenschappelijke regeling en het sluiten van een overeenkomst waardoor de zeggenschap over de Regionale Ambulancevoorziening geheel of gedeeltelijk door of tezamen met derden wordt uitgeoefend, dan wel waardoor deze feitelijk daartoe in de gelegenheid worden gesteld, voordat het rechtsgevolg krijgt.

Artikel 18

  • 1 Het is verboden een rechtshandeling te verrichten, die tot gevolg heeft dat middellijk of onmiddellijk, alleen of tezamen met derden, door anderen geheel of gedeeltelijk zeggenschap wordt verkregen over een Regionale Ambulancevoorziening of een deel daarvan, dan wel over de bedrijfsvoering van een Regionale Ambulancevoorziening of een deel van die bedrijfsvoering.

  • 2 Een Regionale Ambulancevoorziening fuseert niet met een andere Regionale Ambulancevoorziening of wijzigt niet van rechtsvorm zonder voorafgaande toestemming van Onze Minister.

Artikel 19

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening verkeert in een dusdanige financiële staat dat deze de continuïteit van de ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid en het voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen niet in gevaar brengt.

  • 2 Indien de Regionale Ambulancevoorziening andere activiteiten, dan de taak genoemd in artikel 4, eerste lid, verricht, of het verlenen van ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid, uitbesteedt, zorgt zij ervoor dat dit de continuïteit van de ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid en het voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen niet in gevaar brengt.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden aan het uitkeren van winst door de Regionale Ambulancevoorziening of haar onderaannemers.

Hoofdstuk 4. Bijzondere ambulancezorg

Artikel 20

  • 1 Bij ministeriële regeling kan, ten aanzien van bij de regeling aangewezen ambulancezorg en onder bij de regeling vast te stellen eisen, vrijstelling worden verleend van bepalingen van deze wet.

  • 2 Een krachtens het eerste lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving

Artikel 21

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet met uitzondering van artikel 10, tweede, derde en vierde lid, zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19 belast de ambtenaren van de Nederlandse Zorgautoriteit, met dien verstande dat met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, tevens de in het eerste lid bedoelde ambtenaren belast zijn.

Artikel 22

  • 1 Indien Onze Minister van oordeel is dat het bepaalde bij of krachtens deze wet niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, kan hij de Regionale ambulancevoorziening een schriftelijke aanwijzing geven.

  • 2 In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten het bepaalde bij of krachtens deze wet niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, de in verband daarmee te nemen maatregelen, alsmede de termijn waarbinnen de Regionale ambulancevoorziening aan de aanwijzing moet voldoen.

  • 3 Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de ingevolge artikel 21 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door Onze Minister telkens met eenzelfde periode kan worden verlengd zolang naar het oordeel van Onze Minister het gevaar voor de gezondheid niet is geweken.

  • 4 De Regionale Ambulancevoorziening is verplicht volledig en binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.

  • 5 Indien de Regionale Ambulancevoorziening inzake het vierde lid in gebreke blijft waardoor het verlenen van ambulancezorg in de regio in gevaar komt, kan Onze Minister een bewindvoerder over de Regionale Ambulancevoorziening aanstellen.

Artikel 23

Artikel 24

  • 1 Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter handhaving van artikel 6, tweede lid.

Artikel 25

  • 1 Onze Minister kan de aanwijzing, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wijzigen of intrekken indien:

    • a. de Regionale Ambulancevoorziening daarom verzoekt;

    • b. de Regionale Ambulancevoorziening de taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet of niet verantwoord vervult of het bepaalde bij of krachtens deze wet niet naleeft;

    • c. naar het oordeel van Onze Minister het belang van permanente beschikbaarstelling van voldoende en kwalitatief goede ambulancevoorzieningen zulks vordert; dan wel

    • d. een bijzondere omstandigheid daartoe aanleiding geeft.

  • 2 Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling van de wijziging of intrekking van de aanwijzing.

  • 3 Voordat Onze Minister een aanwijzing intrekt, vraagt Onze Minister de zorgverzekeraars in de zin van de Zorgverzekeringswet die in de regio de andere zorgverzekeraars representeren, het bestuur van de veiligheidsregio en het traumacentrum als organisator van het ROAZ om advies.

  • 4 Indien Onze Minister een aanwijzing intrekt, draagt de Regionale Ambulancevoorziening waarvan de aanwijzing wordt ingetrokken, ervoor zorg dat zij:

    • a. uitvoering blijft geven aan artikel 4, eerste lid, in de overgangsperiode tot aan het moment dat een andere rechtspersoon voor die regio als Regionale Ambulancevoorziening functioneert,

    • b. op verzoek van Onze Minister in de overgangsperiode, bedoeld onder a, aan de door Onze Minister aangewezen rechtspersoon alle informatie verschaft die deze nodig heeft om als Regionale Ambulancevoorziening voor die regio te functioneren,

    • c. de medewerkers overdraagt aan de nieuw aangewezen rechtspersoon.

  • 5 Voordat Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijst als Regionale Ambulancevoorziening na intrekking van een aanwijzing, vraagt Onze Minister de zorgverzekeraars in de zin van de Zorgverzekeringswet die in de regio de andere zorgverzekeraars representeren, het bestuur van de veiligheidsregio en het traumacentrum als organisator van het ROAZ om advies.

Hoofdstuk 6. Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31

Aanwijzingen verleend bij of krachtens artikel 6 van de Tijdelijke wet ambulancezorg, gelden na inwerkingtreding van deze wet als aanwijzing per regio van de Regionale Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 31a

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan het lerend vermogen en innovatie bij de Regionale Ambulancevoorzieningen.

Artikel 31b

Artikel 18, tweede lid, van de Tijdelijke wet ambulancezorg, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing met betrekking tot de afwikkeling van aanvragen om een subsidie als bedoeld in artikel 12a van de Wet ambulancevervoer, ingediend vóór inwerkingtreding van de Tijdelijke wet ambulancezorg.

Artikel 32

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 9 juli 2020

De Minister voor Medische Zorg,

T. van Ark

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus