Mandaatbesluit BZK 2020

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 13-11-2021 t/m 09-01-2022

Mandaatbesluit BZK 2020

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

Besluit vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • d. bewindspersoon: de Minister of de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • e. diensthoofd: een directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal AIVD;

  • f. algemeen directeur: de algemeen directeur Logius, de algemeen directeur Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen (NCG);

  • g. directeur: de leidinggevende werkzaam binnen een in het Organisatiebesluit BZK 2020 genoemd dienstonderdeel die rechtstreeks ressorteert onder de secretaris-generaal of een (programma)directeur-generaal;

  • h. mandaat: de bevoegdheid om namens een bewindspersoon besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen;

  • i. werkterrein: de taken van de betreffende functionaris en zijn dienstonderdeel overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2020 en de daarop berustende bepalingen;

  • j. Cluster Mensen en Middelen: de directies P&O, Financieel-economische Zaken en CIO & Informatiemanagement;

  • k. Cluster Bestuursondersteuning: de directies Communicatie, Bestuursadvisering en Kennis, Internationaal, Europa, Macro-economie;

  • l. BZK Kerndepartement: de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning en de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a. volmacht om namens een bewindspersoon voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • b. machtiging om namens een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Hoofdstuk 2. Uitzonderingen mandaat

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Mandaat wordt niet verleend met betrekking tot:

  • a. het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;

  • b. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat persoonlijk door een bewindspersoon of de secretaris-generaal is genomen;

  • c. het beslissen op een beroepschrift;

  • d. het instellen van een agentschap bij het ministerie;

  • e. het oprichten van een rechtspersoon;

  • f. het geven van aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;

  • g. het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;

  • h. het vaststellen van de organisatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

  • i. het uitoefenen van de op grond van departementale regelgeving aan de Minister voorbehouden bevoegdheden met betrekking tot vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken;

  • j. het instellen van een adviescommissie of klachtencommissie waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van het ministerie en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een bewindspersoon, en het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangend) leden van die commissie;

  • k. het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan;

  • l. het definitief buiten invordering stellen dan wel kwijtschelden van vorderingen op derden vanaf door de Minister van Financiën vastgestelde grensbedragen;

  • m. het definitief vaststellen van een sectorale arbeidsvoorwaardenovereenkomst waarvoor de Minister verantwoordelijk is;

  • n. een stuk dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Mandaat wordt evenmin verleend met betrekking tot stukken bestemd voor:

    • a. de Koning;

    • b. de Raad van Ministers (van het Koninkrijk) en daaruit gevormde onderraden en commissies;

    • c. de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitters van uit de Kamers gevormde commissies;

    • d. een minister of een staatssecretaris;

    • e. de Raad van State (van het Koninkrijk);

    • f. de Algemene Rekenkamer;

    • g. de Nationale ombudsman;

    • h. de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • i. de Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • j. de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • k. de besturen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • l. buitenlandse autoriteiten, in rang gelijk aan of hoger dan een Minister of een Staatssecretaris.

  • 2 De beperking in het verlenen van mandaat voor de gevallen genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing indien het een stuk betreft van louter informatieve of administratieve aard, dan wel het een aangelegenheid betreft van onderschikt beleidsmatig of politiek belang.

Hoofdstuk 3. Secretaris-generaal

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

§ 1. Mandaat secretaris-generaal

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die, gelet op het Koninklijk Besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal, behoren tot het werkterrein van de secretaris-generaal.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de secretaris-generaal in ieder geval betrekking op:

  • a. het werkterrein van de functionarissen en organisatieonderdelen van het ministerie, met uitzondering van het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;

  • b. het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;

  • c. het vaststellen van de formatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

  • d. het rechtstreeks leiding geven aan de diensthoofden en overige rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen, voor zover ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst niet anders is bepaald;

  • e. het nader vaststellen van de inrichting van het ministerie;

  • f. aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

  • g. het beslissen op bezwaarschriften;

  • h. het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • i. het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht, waarover door een commissie wordt gerapporteerd of geadviseerd;

  • j. het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in paragraaf 27.2 CAO Rijk 2020;

  • k. personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  • l. de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archiefbescheiden bij het ministerie op grond van de geldende wet- en regelgeving;

  • m. het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het ministerie is betrokken;

  • n. het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

  • o. het beslissen op bezwaarschriften tegen de door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst genomen besluiten met betrekking tot aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichten- en veiligheidsdiensten 2017;

  • p. de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften tegen namens een bewindspersoon genomen besluiten met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor Koninkrijksrelaties, met uitzondering van besluiten die door een bewindspersoon of de secretaris-generaal zijn genomen;

  • q. het wijzigen van bijlage 1 van dit besluit;

  • r. het behandelen van geschillen met werknemers;

  • s. het benoemen en ontslaan van departementale vertrouwenspersonen.

§ 2. Beperkingen mandaat secretaris-generaal

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de secretaris-generaal is niet van toepassing op:

    • a. beslissingen ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst, voor zover deze samenhangen met het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;

    • b. de bevoegdheden die zijn toegedeeld aan het bestuur en de voorzitter van de huurcommissie;

    • c. het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot personele beheerbeslissingen op grond van het Mandaatbesluit Colleges financieel toezicht.

  • 2 Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen op het terrein van ICT boven de 10 miljoen euro inclusief BTW per (meerjarige) verplichting heeft de secretaris-generaal volmacht samen met het betreffende diensthoofd.

§ 3. Ondermandaat en plaatsvervanging

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De secretaris-generaal is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 2 De secretaris-generaal kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.

  • 3 De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van deze paragraaf, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

De secretaris-generaal verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 3.4, derde lid, beschreven situatie, na advies van de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal worden diens taken uitgeoefend door het diensthoofd, de diensthoofden of de directeur P&O, die bij schriftelijk besluit van de secretaris-generaal in overeenstemming met de Minister is of zijn aangewezen als plaatsvervanger.

  • 2 Bij gebreke van voornoemd besluit of bij afwezigheid van de aangewezen plaatsvervanger(s) is één van de diensthoofden, naar anciënniteit van de benoeming in de functie, met de plaatsvervanging belast.

Hoofdstuk 4. Diensthoofden

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

§ 1. Mandaat diensthoofden

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:

    • a. het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;

    • b. het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen;

    • c. het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

    • d. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;

    • e. het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;

    • f. het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd;

    • g. het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;

    • h. h. het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die werkzaam zijn bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;

    • i. het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd zijn genomen, onverminderd artikel 4.3 en voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;

    • j. het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie.

    • k. het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het dienstonderdeel dat onder het diensthoofd ressorteert

  • 2 Het eerste lid, onder a, b, d h en k, is niet van toepassing op de diensthoofden van BZK Kerndepartement.

§ 2. Bijzonder mandaat diensthoofden

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op bezwaarschriften dienaangaande.

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur-generaal Overheidsorganisatie omvat tevens:

  • a. de leiding van het overleg in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid tussen de werkgevers of verenigingen van werkgevers van de overheidssectoren en de aangesloten centrales van overheidspersoneel;

  • b. de leiding van het Sectoroverleg Rijk, zoals genoemd in paragraaf 27.1 van de CAO Rijk 2020.

Artikel 4.4a

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren voor het passeren van notariële akten ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.

§ 3. Beperkingen mandaat diensthoofden

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van het diensthoofd is niet van toepassing op:

  • a. de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b. het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;

  • c. aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

  • d. het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in de CAO Rijk 2020;

  • e. personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  • f. het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • g. het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 van de CAO Rijk 2020;

  • h. het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;

  • i. het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

  • j. het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.

  • 2 Het diensthoofd is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 3 [Red: Vervallen.]

  • 4 Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.

§ 4. Ondermandaat en plaatsvervanging

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het diensthoofd is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 2 Het diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.

  • 3 Het diensthoofd kan bij toepassing van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het eerste lid, afwijken van hetgeen in dit besluit is bepaald over het mandaat van de directeur, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.6.

  • 4 Het diensthoofd is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.

  • 5 Het diensthoofd kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.

  • 6 Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.

  • 7 Het diensthoofd kan voor de in artikel 4.4a genoemde bevoegdheid uitsluitend ondermandaat verlenen aan directeuren, afdelingshoofden en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.

  • 8 In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen personele bevoegdheden met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.

  • 9 In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen bevoegdheden betreffende het afgeven van Verklaringen van geen bezwaar met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het diensthoofd verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 4.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.

  • 2 De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door het diensthoofd aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd worden diens taken volledig uitgeoefend door het plaatsvervangend diensthoofd.

  • 2 De aanwijzing van een plaatsvervangend diensthoofd geschiedt door het diensthoofd met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.

  • 3 Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd en het plaatsvervangend diensthoofd worden de taken van het diensthoofd bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.

Hoofdstuk 5. Algemeen directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

§ 1. Mandaat algemeen directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Aan de algemeen directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de algemeen directeur en de onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen.

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de algemeen directeur in ieder geval betrekking op:

    • a. het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;

    • b. het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie;

    • c. het leiding geven aan de rechtstreeks onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen;

    • d. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel;

    • e. het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;

    • f. het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van de algemeen directeur;

    • g. het beheer van de archiefbescheiden van het onder de algemeen directeur ressorterende dienstonderdeel op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;

    • h. het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de algemeen directeur de leiding voert;

    • i. het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;

    • j. het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de algemeen directeur ressorteert.

Artikel 5.2a

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn

§ 3. Beperkingen mandaat algemeen directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de algemeen directeur is niet van toepassing op:

    • a. de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

    • b. het nader vaststellen van de inrichting van de onder de algemeen directeuren ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;

    • c. aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

    • d. het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg zoals genoemd in paragraaf 27.2 CAO Rijk 2020;

    • e. personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • f. het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

    • g. het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 CAO Rijk 2020;

    • h. het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;

    • i. het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

    • j. het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de algemeen directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de algemeen directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de algemeen directeur verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 3 De algemeen directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.

  • 4 De algemeen directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de algemeen directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.

§ 4. Ondermandaat en plaatsvervanging

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 5.5

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De algemeen directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 2 De algemeen directeur is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.

  • 3 De algemeen directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.

  • 4 De algemeen directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.

  • 5 Het verlenen van ondermandaat door de algemeen directeur voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.

Artikel 5.6

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De algemeen directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 5.5, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 2 De door de algemeen directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de algemeen directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 3 De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de algemeen directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.

Artikel 5.7

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend algemeen directeur.

  • 2 De aanwijzing van een plaatsvervangend algemeen directeur geschiedt door de algemeen directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.

  • 3 Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur en de plaatsvervangend algemeen directeur worden de taken van de algemeen directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.

  • 4 In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de algemeen directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de algemeen directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de algemeen directeur is aangewezen.

Hoofdstuk 6. Directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

§ 1. Mandaat directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Aan de directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de directeur en de onder de directeur ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.

Artikel 6.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de directeur in ieder geval betrekking op:

    • a. het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;

    • b. het leiding geven aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen;

    • c. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel, voor zover het diensthoofd niet als zodanig optreedt;

    • d. het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het organisatieonderdeel is betrokken;

    • e. het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de directeur de leiding voert voor zover het een agentschap, een clusterdirectie of de directie CZW betreft;

    • f. het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd, de algemeen directeur of de directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;

    • g. het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de directeur ressorteert.

  • 2 Het eerste lid, onder a, c, e, en g zijn niet van toepassing op de directeuren van BZK Kerndepartement.

§ 2. Bijzonder mandaat directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 6.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur Financieel-economische Zaken omvat tevens:

  • a. de uitvoering van artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • b. het geven van instructies aan de onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering en control;

  • c. het inhoudelijk aansturen van onderdelen die zijn betrokken bij het bewaken van en adviseren over de uitvoering van de bedrijfsvoering in brede zin.

Artikel 6.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens:

  • a. het verder in behandeling nemen van geschillen met werknemers indien een uitspraak van de geschillencommissie, genoemd in paragraaf 16.2 CAO Rijk 2020 in een geschil niet wordt opgevolgd door de werkgever;

  • b. het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid;

  • c. het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie inzake rechtspositionele vraagstukken;

  • d. het ondertekenen van stukken met betrekking tot het voeren van de salarisadministratie bij de directie;

  • e. het aangaan van directieoverstijgende departementale (raam)overeenkomsten behorend tot de vakgebieden Personeel & Organisatie en Communicatie voor zover hier niet in wordt voorzien vanuit categoriemanagement;

  • f. de vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020;

  • g. het geven van vakinhoudelijke instructies aan de Personeel & Organisatieafdelingen van alle dienstonderdelen en tot het geven van advies aan managers op het gebied van Personeel & Organisatiezaken van het ministerie;

  • h. het op verzoek van de werkgever aanwijzen van bedrijfshulpverleners;

  • i. het op verzoek van de werkgever sluiten van stageovereenkomsten.

§ 3. Beperkingen mandaat directeuren

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 6.5

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de directeur is niet van toepassing op:

    • a. personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur ressorterende functionarissen;

    • b. het namens de Staat aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar;

    • c. het verlenen van een jubileumuitkering;

    • d. het opleggen van een straf;

    • e. het schorsen van een ambtenaar in zijn ambt;

    • f. het aanwijzen van een ambtenaar als VWNW-kandidaat;

    • g. het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;

    • h. het beslissen tot een reorganisatie;

    • i. het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,– of immateriële schadevergoeding;

    • j. het vaststellen van de formatie van de onder de diensthoofden en algemeen directeuren ressorterende (dienst)onderdelen;

    • k. de onderwerpen genoemd in artikel 4.5.

  • 2 De beperkingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b tot en met f, zijn niet van toepassing op het mandaat van de directeur die leiding geeft aan een agentschap.

Artikel 6.6

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door het diensthoofd en de DG-controller goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de directeur verantwoordelijk is met een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.

  • 2 De directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd, met instemming van de DG-Controller en binnen het vastgestelde budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld.

  • 3 De directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan zijn leidinggevende.

  • 4 In afwijking van het derde lid legt de directeur binnen het Cluster M&M respectievelijk binnen het cluster BO over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de clusterdirecteur M&M respectievelijk BO.

  • 5 De directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.

§ 4. Ondermandaat en plaatsvervanging

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 6.7

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 2 De directeur die leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.

  • 3 De directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.

  • 4 De directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.

  • 5 Het verlenen van ondermandaat door de directeur, niet zijnde een directeur die leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.

Artikel 6.8

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 6.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met het diensthoofd en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 2 De door de directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 6.9, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.

  • 3 De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.

Artikel 6.9

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

De rechtstreeks onder de directeur ressorterende leidinggevenden zijn, voor zover door de directeur met toepassing van artikel 6.8, eerste lid, niet anders is bepaald, ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen bevoegd tot:

  • a. het vaststellen van het wekelijkse werkrooster;

  • b. het verlenen van vakantieverlof;

  • c. het verlenen van kortdurend bijzonder verlof;

  • d. het accorderen van binnenlandse dienstreizen en daarbij gebruikte vervoermiddel;

  • e. het voeren respectievelijk de verslaglegging van het personeelsgesprek, zoals genoemd in paragraaf.12.1 CAO Rijk 2020.

Artikel 6.10

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur.

  • 2 De aanwijzing van een plaatsvervangend directeur geschiedt door de directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur.

  • 3 Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur en de plaatsvervangend directeur worden de taken van de directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de leidinggevende van de directeur.

  • 4 In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur is aangewezen.

Hoofdstuk 7. Mandaat rijksbrede aangelegenheden

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur Ambtenaar en Organisatie omvat tevens:

  • a. het centraal opdrachtgeverschap aan P-Direkt voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;

  • b. het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Het mandaat van de directeur Inkoop-, Facilitair- en Huisvestingbeleid Rijk omvat tevens:

  • a. het centraal opdrachtgeverschap aan FM Haaglanden voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;

  • b. het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer.

  • 2 Het mandaat van de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Energie.

  • 3 Het mandaat van de CIO BZK omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk.

  • 4 De directeur P&O kan de CIO BZK en de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf instructies geven over de uitoefening van het mandaat, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid, en inlichtingen vragen over de uitoefening dienaangaande.

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als vermeld in bijlage 1 van dit besluit, zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk verleende mandaten.

  • 2 Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer heeft de directeur P&O mandaat samen met de secretaris-generaal.

  • 3 Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Energie heeft de directeur Rijksvastgoedbedrijf mandaat samen met de secretaris-generaal.

  • 4 Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 10 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk heeft de CIO BZK mandaat samen met de secretaris-generaal.

Hoofdstuk 8. Algemene bepalingen inzake mandaat

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 8.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van:

  • a. algemene en bijzondere aanwijzingen van de mandaatgever ten aanzien van de uitoefening van het mandaat;

  • b. departementale richtlijnen met betrekking tot paraaf en medeparaaf en het voorleggen en afdoen van stukken;

  • c. de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en overige departementale richtlijnen, in het bijzonder de Comptabiliteitswet 2016, de Wet op de ondernemingsraden, het departementale kader voor externe inhuur, het Organisatiebesluit BZK 2020 en (de richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.

Artikel 8.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De uitoefening van een mandaat geschiedt binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde kaders met betrekking tot het beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering van het ministerie.

  • 2 De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.

  • 3 Afwijking van het eerste lid ten aanzien van een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel is slechts mogelijk in overeenstemming met de secretaris-generaal, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur van het SG-Cluster die het aangaat en wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 8.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De gemandateerde is verantwoordelijk voor het bijhouden van een of meer doelmatig ingerichte administraties die inzicht bieden in het door en namens de gemandateerde gevoerde financiële beheer en beheer van niet-geldelijke zaken op grond van diens mandaat.

  • 2 De directeur Financieel-economische Zaken is bevoegd om de administraties, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van taken behorende tot hun werkterrein.

Artikel 8.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Ondertekening van besluiten en stukken op grond van mandaat vindt plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    (aanduiding functie gemandateerde)

  • 2 in afwijking van het eerste lid wordt een besluit van de Staatssecretaris als volgt ondertekend:

    De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    (aanduiding functie gemandateerde)

  • 3 Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de Minister dan wel de Staatssecretaris voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

  • 4 Bij ondertekening van besluiten en stukken door een plaatsvervanger wordt de handtekening voorafgegaan door: b/a.

Artikel 8.5

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd over de doorverlening van zijn mandaat.

Hoofdstuk 9. Beheer

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 9.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De directeur P&O is belast met het beheer van dit besluit.

  • 2 De secretaris-generaal, de diensthoofden en de (algemeen) directeuren, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur P&O van de gegevens die een goed beheer van dit besluit onderscheidenlijk het mandaatregister mogelijk maken.

  • 3 Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.

  • 4 De directeur P&O rapporteert aan de bewindspersonen en de secretaris-generaal over het beheer van dit besluit en het centrale mandaatregister.

Artikel 9.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 De directeur P&O draagt zorg voor de inrichting en het beheer van een centraal mandaatregister.

  • 2 Het register biedt inzicht in:

    • a. de functies en namen van functionarissen aan wie door of namens een bewindspersoon (onder)mandaat is (door)verleend, met aanduiding van de verleende bevoegdheid;

    • b. de functies en namen van functionarissen die een bewindspersoon vertegenwoordigen in een (bestuurs)orgaan van een rechtspersoon anders dan de Staat, met aanduiding van het (bestuurs)orgaan en de rechtspersoon.

  • 3 Het register is openbaar.

  • 4 De directeur P&O draagt zorg voor de gegevensverstrekking uit het register. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden pleegt hij zo nodig overleg met de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.

Artikel 9.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 In afwijking van artikel 9.2, tweede lid, worden gegevens met betrekking tot de verlening van ondermandaat aan functionarissen in de rang van directeur en daaronder ressorterende functionarissen bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgenomen in een door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bijgehouden mandaatregister.

  • 2 De directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan in overeenstemming met de secretaris-generaal nadere regels stellen ten aanzien van het register, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Wijziging van dit besluit geschiedt op initiatief van de directeur P&O na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 10.1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

  • 1 Besluiten of handelingen die op grond van het Mandaatbesluit BZK 2018 zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de Minister of de Staatssecretaris.

  • 2 Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

Artikel 10.2

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Artikel 10.3

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 10.4

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BZK 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 20-01-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-01-2022]

Maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in de artikelen 4.6, eerste lid, 5.4, eerste en vierde lid, en 6.7, eerste en vijfde lid, van het Mandaatbesluit BZK 2020.

Bedragen zijn per (meerjarige) verplichting, in euro’s en inclusief BTW.

Deze bijlage is niet van toepassing op het Rijksvastgoedbedrijf en op de Dienst Nationaal Coördinator Groningen.

BZK Kerndepartement

 
   

Diensthoofd/directeur P&O/clusterdirecteur Mensen & Middelen

tot € 10.000.000

Directeur

tot € 2.000.000

Middenmanager/programmamanager afdelingshoofd/bureauhoofd

tot € 30.000

Managementondersteuner/ (directie)secretaresse/directiesecretaris

tot € 2.000

   

Agentschappen

 
   

(Algemeen) Directeur agentschap

tot € 5.000.000

   

FM Haaglanden (FMH)

 

Manager

tot € 125.000

Facilitair manager (op locatie)/centraal afdelingshoofd/leveranciersmanager

tot € 125.000

Afdelingshoofd

tot € 30.000

Teamleider (op locatie)

tot € 30.000

   

Logius

 
   

Directeur

tot € 500.000

Productmanager

tot € 145.000

HR manager

tot € 100.000

Afdelingshoofd

tot € 30.000

Clustermanager

tot € 2.500

   

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

 
   

Manager organisatie-eenheid

tot € 500.000

Afdelingshoofd

tot € 30.000

Teamleider

tot € 15.000

   

SSC-ICT

 
   

Vestigingsmanager/manager eenheid bedrijfsvoering

tot € 1.000.000

Afdelingshoofd

tot € 50.000

Teamleider

tot € 15.000

   

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

 
   

Directeur/manager staf

tot € 500.000

Naar boven