Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 april 2020, nr. 2020-0000058609, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 april 2020, No. W12.20.0127/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 mei 2020, nr. 2020-0000058981, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Het doel van dit besluit is het voorzien in een wettelijke grondslag voor het verstrekken van een tegemoetkoming aan kinderopvangtoeslag ontvangende ouders vanwege de door hen betaalde eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang over de periode van 16 maart 2020 tot en met 19 mei 2020.
Artikel 3. Recht op tegemoetkoming
1 Recht op een tegemoetkoming op grond van dit besluit heeft de ouder die over de periode van 16 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 kinderopvangtoeslag heeft ontvangen en de eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang aan de houder, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, heeft betaald.
Artikel 4. Hoogte tegemoetkoming
1 De hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald overeenkomstig de volgende formule:
A = (B * C * (100% - D))
waarna:
A * (Xa+Xb+Xc) = YKS
waarna:
waarna:
Hierbij staat:
A voor de eigen bijdrage per maand per soort kinderopvang per kind;
B voor het aantal toegekende uren opvang per maand per soort kinderopvang per kind, met een maximum van 230 uur per maand voor alle soorten van kinderopvang, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij de uren voor de opvangsoort met de hoogste maximum uurprijs (zie C) als eerste worden beschouwd;
C voor de maximum uurprijs per soort kinderopvang, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag;
D voor het percentage kinderopvangtoeslag gerekend naar eerste kind of volgend kind, bedoeld in bijlage I bij het Besluit kinderopvangtoeslag in samenhang met artikel 3 van het Besluit kinderopvangtoeslag;
X voor de periode: aantal dagen in maart (maximaal 16/31 (Xa)) + aantal dagen in april (maximaal 30/30 (Xb) + aantal dagen in mei (maximaal 19/31 (Xc));
YKS voor de hoogte van de tegemoetkoming per soort kinderopvang per kind per deelperiode;
YK voor de hoogte van de tegemoetkoming per kind;
YT voor de totale hoogte van de tegemoetkoming. Bij een kind dat naar een soort kinderopvang gaat is dit gelijk aan YKS.
De gegevens die bepalend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, eerste lid, zijn de gegevens zoals verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen op 6 april 2020.
Artikel 6. Vaststelling tegemoetkoming en mandaat
4 De uitvoering voor zover het betreft het beslissen op bezwaarschriften en het in rechte optreden in beroep of hoger beroep, dan wel het afzien van hoger beroep, is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Artikel 7. Gegevensuitwisseling Belastingdienst/Toeslagen en SVB
1 De Belastingdienst/Toeslagen levert voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6, derde lid, aan de SVB de volgende gegevens per rechthebbende ouder:
a. burgerservicenummer van de ouder en kind(eren);
b. International Bank Account Number (IBAN) waarop de kinderopvangtoeslag wordt uitbetaald; en
c. de waarden uit de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
Artikel 8. Ministeriële regeling
Bij ministeriële regeling kan de periode, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, worden verlengd, en kunnen nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden afgeweken van artikel 5 en het van rechtswege vaststellen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 6.
Artikel 8a. Financiering en verantwoording financiering SVB
3 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv voorschotten op de rijksbijdrage op basis van de door de SVB geraamde kosten van:
a. de tegemoetkomingen, met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van de maand; en
b. de uitvoering, met als valutadatum de vijftiende dag van de maand.
4 Onze Minister kan, na overleg met de SVB, van de in het derde lid, onderdelen a en b, bedoelde data afwijken.
6 Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent Onze Minister de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het betreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
Artikel 9. Inwerkingtreding en vervaldatum
Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.