§ 2. Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2020
Het Zorginstituut stelt in februari 2020 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz- uitvoerder en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken,
bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
a. een bedrag van € 219,70 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2020, zijnde 43.335, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2019;
b. een bedrag van € 291,17 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2020, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 8.000 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
c. een bedrag van € 559,86 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2020 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 15.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
d. een bedrag van € 6,017 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
e. een bedrag van € 3,868 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2020 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
f. een bedrag van € 2,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;
g. een bedrag van € 0,414 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de structurele uitvoeringskosten van het PGB portaal;
h. een bedrag van € 0,686 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2019 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
a. een bedrag van € 1,550 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2019 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;
b. een bedrag van € 3,099 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;
c. een bedrag van € 0,296 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
d. een bedrag van ten hoogste € 13,063 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
e. een bedrag van € 8,825 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
f. een bedrag van € 2,000 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders voor het project ‘Volwaardig leven’ op basis van een uitvraag van ZN;
g. een bedrag van € 10,378 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg op basis van een uitvraag van ZN;
h. een bedrag van € 5,000 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
i. een bedrag van € 79,523 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2019 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2019. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,9012073 als vergoeding in de beheerskosten.
Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde verzekerdenaantallen.
§ 3. Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2020
Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2021 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2020 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op basis van de Nadere aanwijzing.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken,
bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
a. een bedrag van € 219,70 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geraamde aantal budgethouders per regio op 30 juni 2020, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2020;
b. een bedrag van € 291,17 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2020, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2020 zorgkantoren;
c. een bedrag van € 559,86 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2020 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 15.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
d. een bedrag van € 6,017 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
e. een bedrag van € 3,868 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2020 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
f. een bedrag van € 2,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;
g. een bedrag van € 0,414 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de structurele uitvoeringskosten van het PGB portaal;
h. een bedrag van € 0,686 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2020 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
a. een bedrag van € 1,550 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2020 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;
b. een bedrag van € 3,099 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;
c. een bedrag van € 0,296 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
d. een bedrag van ten hoogste € 13,063 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
e. een bedrag van € 8,825 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
f. een bedrag van € 2,000 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders voor het project ‘Volwaardig leven’ op basis van een uitvraag van ZN;
g. een bedrag van € 10,378 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg op basis van een uitvraag van ZN;
h. een bedrag van € 5,000 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
i. een bedrag van € 79,523 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,9012073 als vergoeding in de beheerskosten.
Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.
§ 4. Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2020
Uiterlijk in 2023 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2020 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.
Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
a. een bedrag van € 219,70 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2020;
b. een bedrag van € 291,17 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2020, vermenigvuldigd met het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2020 zorgkantoren;
c. een bedrag van € 559,86 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2020 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het aantal huisbezoeken per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2021 zorgkantoren;
d. een bedrag van € 6,017 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
e. een bedrag van € 3,868 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2020 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
f. een bedrag van € 2,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;
g. een bedrag van € 0,414 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de structurele uitvoeringskosten van het PGB portaal;
h. een bedrag van € 0,686 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2020 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
a. een bedrag van € 1,550 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2020 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;
b. een bedrag van € 3,099 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;
c. een bedrag van € 0,296 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
d. een bedrag van ten hoogste € 13,063 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
e. een bedrag van € 8,825 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
f. een bedrag van € 2,000 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders voor het project ‘Volwaardig leven’ op basis van een uitvraag van ZN;
g. een bedrag van € 10,378 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg op basis van een uitvraag van ZN;
h. een bedrag van € 5,000 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
i. een bedrag van € 79,523 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,9012073 als vergoeding in de beheerskosten.
Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.