Regeling kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Geraadpleegd op 06-10-2024.
Geldend van 25-05-2024 t/m heden

Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen van 16 maart 2020, nr. 2020-0000141044, houdende nadere regels ten aanzien van de kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen op onroerende zaken (Regeling kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

De identificatie van het object, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, geschiedt met inachtneming van bijlage II op basis van een in bijlage I genoemd objecttype uit:

  • a. de basisregistratie adressen en gebouwen;

  • b. de basisregistratie grootschalige topografie, of

  • c. de basisregistratie kadaster.

Artikel 3

  • 1 Bij aanlevering van een brondocument worden als essentialia vermeld:

    • a. de wettelijke grondslag van het brondocument, genoemd in de bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken;

    • b. de kadastrale aanduiding of identificatie van het object of de handmatig ingetekende geometrie;

    • c. het bestuursorgaan dat het brondocument heeft vastgesteld dan wel dat een brondocument aanbiedt inhoudende een beslissing in administratief beroep of rechterlijke uitspraak;

    • d. de datum kenbaarheid van het brondocument, en

    • e. de periode gedurende welke de beperking van kracht is.

  • 2 Per aanlevering kan één wettelijke grondslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en één type werkingsgebied als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden opgevoerd.

Artikel 4

De handmatig ingetekende geometrie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet:

  • a. is gedefinieerd door een gesloten veelhoek bestaande uit rechte lijnstukken tussen knikpunten in het verschoven stelsel van de Rijksdriehoeksmeting;

  • b. kan meerdere afzonderlijke geometrieën bevatten;

  • c. is valide, en

  • d. is verbeeld op een actuele topografische ondergrond in een gebruikelijk documentformaat.

Artikel 5

Het bestuursorgaan stelt een verklaring op in een door het bestuur van de Dienst vastgestelde vorm, inhoudende de essentialia, genoemd in artikel 3, eerste lid, met vermelding dat deze essentialia overeenkomen met hetgeen in het brondocument staat vermeld.

Artikel 6

Aan de Dienst wordt in één stuk, en in de hierna weergegeven volgorde, het volgende aangeleverd:

  • a. de verklaring, bedoeld in artikel 5;

  • b. indien van toepassing, de verbeelding bedoeld in artikel 4, onderdeel d, en

  • c. een afschrift van het brondocument.

Artikel 7

Als een object waarop een beperking rust als bedoeld in artikel 15 van de wet, blijkens de bijbehorende registratie niet langer actueel is, kan het verantwoordelijke bestuursorgaan ambtshalve een object van hetzelfde type als werkingsgebied voor het vigerende beperkingenbesluit aanwijzen.

Artikel 8

Deze regeling zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft tot het in artikel 22.4 van de Omgevingswet bedoelde tijdstip van toepassing op een beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken in samenhang met het onderdeel van de bijlage bij dat artikellid met de vermelding van artikel 149 van de Gemeentewet en de daarbij behorende beschrijving onder de categorie Gemeentewet, zoals dat onderdeel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 9

De authenticatie, bedoeld in artikel 11b, elfde lid, van de Kadasterwet, vindt plaats door middel van een elektronische toegangsdienst die onderdeel is van het Afsprakenstelsel elektronische toegangsdiensten.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen,

S. van Veldhoven-van der Meer

Bijlage I. bij artikel 2

Toegestane objecttypen uit de in artikel 2 genoemde basisregistraties

Basisregistratie

Toegestaan objecttype

Basisregistratie adressen en gebouwen

Pand

 

Verblijfsobject

 

Ligplaats

 

Standplaats

 

Woonplaats

   

Basisregistratie grootschalige topografie

Overig bouwwerk

 

Overbruggingsdeel

 

Tunneldeel

 

Kunstwerkdeel

 

Functioneel gebied

 

Scheiding

   

Basisregistratie kadaster

Kadastraal object (perceel)

 

Appartementsrecht

Bijlage II. bij artikel 2

Toegestane werkingsgebieden per soort besluit

Beperkingenbesluiten als genoemd in artikel 1, onder b, van de wet en aangewezen op grond van artikel 2, eerste lid, van de wet

Toegestaan werkingsgebied

BRK ID

BAG ID

BGT ID

Geometrie

Gemeentewet

       

(artikel 174a) besluit van de burgemeester tot het sluiten van een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf;

x

x

x

x

(artikel 222, zoals dit artikel vanaf 1 januari 1995 luidt) gemeentelijk bekostigingsbesluit strekkend tot het heffen van een gemeentelijke baatbelasting krachtens verordening;

x

     

(artikel 222, zoals dit artikel vanaf 1 januari 1995 luidt, juncto artikel 216) vaststelling verordening tot het heffen van een gemeentelijke baatbelasting.

x

     
         

Wet agrarisch grondverkeer

       

(artikel 7) aanwijzing als landgoed door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

x

 

x

x

(artikel 37, derde lid) vestiging van een voorkeursrecht bij koninklijk besluit.

x

x

x

x

         

Erfgoedwet

       

(artikel 1, onderdeel b, sub 2o, van de wet) een toezending van een ontwerpbesluit door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Erfgoedwet, in samenhang met artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

x

x

x

x

(artikel 1, onderdeel b, sub 3o, van de wet) een afschrift van een inschrijving door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van een als rijksmonument aangewezen monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

x

x

x

x

         

Opiumwet

       

(artikel 13b, eerste lid) besluit van de burgemeester tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien dat besluit strekt tot sluiting van het betreffende object.

x

x

x

 
         

Huisvestingswet 2014

       

(artikelen 4 en 22) vaststelling huisvestingsverordening (aanwijzing categorie gebouwen waarvoor het in artikel 22 bedoelde vergunningenstelsel inzake splitsing in appartementsrechten geldt).

x

x

 

x

         

Omgevingswet

       

(artikel 2.43, eerste lid, in samenhang met artikel 3.53, derde en vierde lid, onder a tot en met c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving) besluit van het bevoegd gezag om geen of minder geluidwerende maatregelen aan een geluidgevoelig gebouw te treffen;

x

x

 

x

(artikel 2.43, eerste lid, in samenhang met artikel 3.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) besluit van het bevoegd gezag om een besluit tot het treffen van geluidwerende maatregelen aan een geluidgevoelig gebouw te wijzigen in een besluit om geen geluidwerende maatregelen aan dat gebouw te treffen;

x

x

 

x

(artikel 2.44, eerste lid) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als Natura 2000-gebied aangewezen gebied;

x

   

x

(artikel 2.44, tweede lid) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als bijzonder nationaal natuurgebied aangewezen gebied;

x

   

x

(artikel 4.5 in samenhang met een algemene regel als bedoeld in paragraaf 4.1.1) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een daarbij omschreven plicht;

x

x

x

x

(artikel 4.5 in samenhang met artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een verbod om een houtopstand te vellen;

x

   

x

(artikel 4.5 in samenhang met artikel 3.7, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht tot het treffen van voorzieningen aan een bestaand bouwwerk tot op ten hoogste nieuwbouwniveau;

x

x

 

x

(artikel 4.5, eerste lid, in samenhang met artikel 5.23a, aanhef en onder b, van het Besluit bouwwerken leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift bij wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan inhoudende dat de waarde, bedoeld in artikel 5.23, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, wordt versoepeld tot ten hoogste 38 dB;

x

x

 

x

(artikel 4.5 in samenhang met in het omgevingsplan gestelde regels) door het bevoegd gezag op grond van het omgevingsplan gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht tot het treffen van voorzieningen aan een bouwwerk om dat in overeenstemming te brengen met regels in het omgevingsplan over het uiterlijk van bouwwerken;

x

x

 

x

(artikel 4.5 in samenhang met in het omgevingsplan gestelde regels) door het bevoegd gezag op grond van het omgevingsplan gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;

x

   

x

(artikel 5.34) door het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;

x

   

x

(artikel 5.40, eerste lid, aanhef en onder a) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang gewijzigde voorschriften van een omgevingsvergunning;

x

x

x

x

(artikel 10.13, eerste lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk voor infrastructuur of water;

x

x

x

x

(artikel 10.13, tweede lid) door het dagelijks bestuur van een waterschap opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk ter uitvoering van een projectbesluit waarop artikel 5.46, tweede lid, van de Omgevingswet van toepassing is;

x

x

x

x

(artikel 10.13b) door het college van burgemeester en wethouders opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of de uitvoering van maatregelen in verband met nazorg van de bodem;

x

   

x

(artikel 10.14) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk voor energie of mijnbouw;

x

x

x

x

(artikel 10.15) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van werken voor grenswateren als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag;

x

x

x

x

(artikel 10.16, eerste lid, of het eerste lid in samenhang met het derde lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of gedeputeerde staten opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek op een locatie in verband met een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit of een aanvraag om een dergelijke vergunning;

x

 

x

x

(artikel 10.16, tweede lid, of het tweede lid in samenhang met het derde lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of gedeputeerde staten op verzoek van de aanvrager of houder van een omgevingsvergunning opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek en voor het aanbrengen, in stand houden, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor dat onderzoek benodigde middelen als dat voor de ontgrondingsactiviteit nodig is;

x

 

x

x

(artikel 10.17, eerste lid) door de beheerder opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek in verband met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit of ter voldoening aan een andere in het kader van het waterbeheer op grond van de Omgevingswet, een waterschapsverordening of omgevingsverordening op hem rustende plicht;

x

 

x

x

(artikel 10.17, tweede lid) door de beheerder opgelegde gedoogplicht voor het op of in gronden verrichten van onderzoek en daarmee verband houdende activiteiten in verband met een waterstaatswerk of voor de aanleg of wijziging daarvan en de daarmee verband houdende activiteiten;

x

 

x

x

(artikel 10.18) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht als voor het bepalen van de mate van luchtverontreiniging gebruik moet worden gemaakt van onroerende zaken;

x

x

x

x

(artikel 10.19, eerste lid) door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgelegde gedoogplicht voor het in het belang van een archeologisch onderzoek betreden van terreinen, het daarop verrichten van metingen of het daarin doen van opgravingen;

x

x

x

x

(artikel 10.19, tweede lid) door een bestuursorgaan ter voorbereiding of uitvoering van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit opgelegde gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19, eerste lid;

x

x

x

x

(artikel 10.19a) door de Minister van Defensie opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van werken voor de uitoefening van defensietaken;

x

x

x

x

(artikel 10.21) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met de Minister die het aangaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk van algemeen belang dat geen werk of activiteit als bedoeld in de artikelen 10.13 tot en met 10.19a is;

x

x

x

x

(artikel 10.21a) door het college van burgemeester en wethouders in verband met het voorkomen, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging of aantasting van de bodem opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of het treffen van maatregelen;

x

   

x

(artikel 13.14, derde lid, aanhef en onder a, in samenhang met het eerste lid) door het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verbonden voorschrift over kostenverhaal als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid;

x

   

x

(artikel 13.14, derde lid, aanhef en onder b, in samenhang met het eerste lid en met artikel 22.16, eerste lid) door het bevoegd gezag aan een projectbesluit dat geldt als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verbonden voorschrift over kostenverhaal als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid;

x

   

x

(artikelen 18.2 en 18.3 in samenhang met artikel 18.4a) besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van een bij of krachtens de Omgevingswet gestelde regel, voor zover bij dat besluit met toepassing van artikel 18.4a van die wet is bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last wordt opgelegd;

x

x

x

x

(artikel 19.4) door het bevoegd gezag, voor zover dat de beheerder is of als sprake is van nadelige gevolgen of dreigende nadelige gevolgen voor de bodemkwaliteit, aan de veroorzaker van een ongewoon voorval opgelegde plicht tot het treffen van maatregelen om de nadelige gevolgen van dat voorval te voorkomen, te beperken of weg te nemen;

x

   

X

(artikel 19.5) beslissing van het bevoegd gezag, voor zover dat de beheerder is, tot het treffen van preventieve of herstelmaatregelen na een ongewoon voorval;

x

   

X

(artikel 19.9 in samenhang met artikel 19.4) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang opgelegde plicht tot het treffen van maatregelen;

x

x

x

X

(artikel 19.9c, eerste lid) door het bevoegd gezag in verband met een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem opgelegde plicht tot het treffen van tijdelijke beschermingsmaatregelen;

x

   

X

(artikel 22.2, eerste lid, in samenhang met de artikelen 29, eerste lid, en 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet) beschikking voor zover in een regel over bodembeheer in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet, de locatie waarop die beschikking betrekking heeft bepalend is voor het toepassingsbereik van die regel.

x

   

X

         

Woningwet

       

(artikel 13b) door het bevoegd gezag opgelegde plicht om een in dat artikel genoemd object aan een ander in gebruik of beheer te geven;

x

x

   

(artikel 17) besluit van het bevoegd gezag tot het sluiten van een gebouw, open erf of terrein;

x

x

x

 

(artikel 92, derde lid, in samenhang met hoofdstuk III van de Woningwet en artikel 18.4a van de Omgevingswet) besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk III van de Woningwet, voor zover bij dat besluit met toepassing van artikel 18.4a, eerste zin, van de Omgevingswet is bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last wordt opgelegd.

x

x

x