Aanvullingswet geluid Omgevingswet

Geraadpleegd op 12-12-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Wet van 19 februari 2020 tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Omgevingswet aan te vullen met regels over de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 2. Intrekking en wijziging van andere wetten

Hoofdstuk 3. Overgangsrecht

Artikel 3.1. (algemeen overgangsrecht hoofdstuk 11 Wet milieubeheer)

  • 1 Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten totdat deze onherroepelijk zijn:

  • 2 Als op grond van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een plicht bestond tot het treffen van geluidwerende of geluidbeperkende maatregelen op grond van een onherroepelijk besluit, of op grond van een besluit dat onder de werking van dit artikel valt, en die maatregelen op dat tijdstip nog niet zijn getroffen, blijft op die plicht de Wet milieubeheer van toepassing.

  • 3 Artikel 11.22 van de Wet milieubeheer blijft van toepassing totdat de in dat artikel bedoelde beheerder over het laatste volledige kalenderjaar waarop hoofdstuk 11 van die wet van toepassing was een verslag over de naleving van de geluidproductieplafonds in dat kalenderjaar aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft gezonden.

Artikel 3.2. (overgangsrecht geluidproductieplafonds)

  • 2 De herberekende geluidproductieplafonds gelden voor wegen in beheer bij het Rijk of hoofdspoorwegen als bij besluit als omgevingswaarden vastgestelde geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, van de Omgevingswet.

  • 4 Als in een ontheffing als bedoeld in het derde lid een voorschrift is opgenomen over de mate van overschrijding van het geluidproductieplafond, wordt die mate van overschrijding door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat herberekend met de in het eerste lid bedoelde rekenmethode.

Artikel 3.2a. (overgangsrecht geluidproductieplafonds langs overgedragen wegen en lokale spoorwegen)

Artikel 3.3. (overgangsrecht geluidsanering Wet milieubeheer)

  • 2 In geval van toepassing van het eerste lid blijft hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer van toepassing op:

    • a. een op grond van artikel 11.56, eerste lid, van die wet ingediend verzoek om vaststelling van een saneringsplan, totdat dit saneringsplan onherroepelijk is,

    • b. een wijziging van een saneringsplan of de termijn waarbinnen de daarin opgenomen saneringsmaatregelen moeten zijn getroffen als bedoeld in artikel 11.61 van die wet, totdat deze wijziging van dit saneringsplan of deze termijn onherroepelijk is,

    • c. een op grond van artikel 11.63, eerste lid, van die wet ingediend verzoek tot verlaging van geluidproductieplafonds, totdat deze verlaging van geluidproductieplafonds onherroepelijk is, en

    • d. de in de saneringsplannen opgenomen saneringsmaatregelen en de eventuele geluidwerende maatregelen, totdat deze maatregelen getroffen zijn.

Artikel 3.4. (algemeen overgangsrecht Wet geluidhinder)

  • 1 Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten totdat deze onherroepelijk zijn:

    • a. het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Wet geluidhinder en waarvoor de resultaten van het vereiste akoestische onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn voor dat tijdstip aan het college van burgemeester en wethouders zijn overgelegd,

    • b. het vaststellen van een programma van maatregelen, een saneringsprogramma of het vaststellen van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting en maatregelen waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Wet geluidhinder, voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen saneringsprojecten.

  • 2 Als op grond van de Wet geluidhinder zoals die gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een plicht bestond tot het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid op grond van een onherroepelijk besluit, of op grond van een besluit dat onder de werking van dit artikel valt, en die maatregelen op dat tijdstip nog niet zijn getroffen, blijft op die plicht de Wet geluidhinder van toepassing.

Artikel 3.5. (overgangsrecht wegen Wet geluidhinder en invoering geluidproductieplafonds langs provinciale wegen)

  • 2 Voor een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande weg in beheer bij de provincie wordt uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voldaan aan de plicht tot het bij besluit als omgevingswaarden vaststellen van geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.13a, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een weg die op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder geen zone heeft of waarvoor de in het tweede lid bedoelde plicht niet geldt.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een weg waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden gelden op grond van artikel 3.2a.

Artikel 3.6. (overgangsrecht industrieterreinen Wet geluidhinder en invoering geluidproductieplafonds rondom industrieterreinen)

  • 2 Voor een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaand industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voldaan aan de plicht tot het bij omgevingsplan als omgevingswaarden vaststellen van geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.11a van de Omgevingswet.

  • 6 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaand industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder als na dat tijdstip het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet wordt vastgesteld en daarin is bepaald dat de bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.11a van de Omgevingswet aangewezen activiteiten die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken niet worden verricht.

Artikel 3.6a. (overgangsrecht spoorwegen Wet geluidhinder)

Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten op grond van hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder, totdat deze onherroepelijk zijn:

  • a. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde en geprojecteerde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip,

  • b. het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarvoor voor dat tijdstip de aanvraag is ingediend.

Artikel 3.6b. (overgangsrecht in verband met actualisatie basisregistratie Kadaster)

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat doet zo spoedig mogelijk na het hierna onder a en b genoemde tijdstip mededeling aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers dat de inschrijving in die registers van een saneringsplan als bedoeld in artikel 11.60 van de Wet milieubeheer, een besluit tot wijziging van een geluidproductieplafond als bedoeld in artikel 11.42 van de Wet milieubeheer of een tracébesluit als bedoeld in artikel 11.42 van de Wet milieubeheer, zoals die gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, moet worden beëindigd:

  • a. als het gaat om een saneringsplan, een besluit tot wijziging van een geluidproductieplafond of een tracébesluit waarbij de saneringsmaatregelen en de eventuele geluidwerende maatregelen zijn getroffen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet: na inwerkingtreding van dit artikel, en

  • b. als het gaat om:

nadat de saneringsmaatregelen en de eventuele geluidwerende maatregelen zijn getroffen.

Artikel 3.7. (vangnetbepaling)

Bij algemene maatregel van bestuur kan overgangsrecht worden geregeld voor een bepaling in de Wet geluidhinder of hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, die wordt vervangen door een bepaling in een algemene maatregel van bestuur op grond van de Omgevingswet, voor zover hierin niet is voorzien in het overgangsrecht in deze wet.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1. (internetpublicatie, voorhang en andere totstandkomingsvereisten Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet en Aanvullingsregeling geluid Omgevingsrecht)

  • 1 Op de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur in verband met de invoering van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet zijn de artikelen 23.4 en 23.5 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing. Op de voorbereiding van een ministeriële regeling in verband met de invoering van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet is artikel 23.4 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De artikelen, bedoeld in het eerste lid, treden in de plaats van wettelijke voorschriften waarin is bepaald dat:

    • a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd,

    • b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven,

    • c. de voordracht niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd,

    • d. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere Minister dan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

    • e. door of namens een van de kamers der Staten-Generaal of een aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, en

    • f. een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sinds haar vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken.

  • 3 Het tweede lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op het vragen van advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Artikel 4.2. (inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 19 februari 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Milieu en Wonen,

S. van Veldhoven-van der Meer

Uitgegeven de negende maart 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus