Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om te voorzien in wet- en regelgeving ten behoeve van een uniform experiment met het telen van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik met als doel om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops in een gesloten coffeeshopketen kunnen worden afgeleverd en wat de effecten daarvan zijn;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
hennep: hennep als bedoeld op lijst II bij de Opiumwet;
hasjiesj: hasjiesj als bedoeld op lijst II bij de Opiumwet;
coffeeshop: coffeeshop als bedoeld in artikel 6a;
gesloten coffeeshopketen: een keten waarin de teelt van hennep of hasjiesj voor recreatief gebruik en de aflevering aan en verkoop daarvan in een coffeeshop, dan wel enige andere in dat verband verrichte handeling, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, plaatsvindt;
Onze Ministers: Onze Minister voor Medische Zorg en Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Er vindt een experiment plaats met op kwaliteit gecontroleerde teelt van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik en de aflevering aan en verkoop daarvan in een coffeeshop in een gesloten coffeeshopketen, overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde regels, met als doel om te bezien of en hoe hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops kunnen worden afgeleverd en wat de effecten daarvan zijn.
1 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, geldt het in die artikelonderdelen omschreven verbod niet, voor zover die handelingen worden verricht in het kader van de voorbereiding, uitvoering en afbouw van het experiment en in overeenstemming met de eisen die aan die handelingen bij of krachtens artikel 6 of 7 van deze wet worden gesteld.
1 De uitvoering van het experiment vangt aan op een bij besluit van Onze Ministers vastgesteld tijdstip en heeft een looptijd van vier jaar na de aanvangsdatum van de uitvoering van het experiment, waarna het experiment binnen ten hoogste zes maanden wordt afgebouwd, tenzij bij algemene maatregel van bestuur een andere looptijd wordt bepaald. Bij algemene maatregel van bestuur kan de looptijd met ten hoogste een jaar en zes maanden worden verlengd.
2 Ingeval van spoed kunnen Onze Ministers ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde en veiligheid een last tot onmiddellijke staking van de uitvoering van het experiment in een aangewezen gemeente opleggen. Van het opleggen van de last wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Na het onherroepelijk worden van het besluit tot oplegging van de last, wordt een voordracht voor een wijziging van de krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur gedaan, waarbij de aanwijzing van de betreffende gemeente wordt beëindigd.
3 Bij ministeriële regeling kan in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden bepaald dat het verstrekken van gegevens of bescheiden uit de door aangewezen telers en coffeeshops krachtens het eerste lid, onder a, bij te houden administratie uitsluitend op elektronische wijze plaatsvindt. Daarbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan het gebruik van de elektronische weg.
1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6 of 7 van deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Ministers aangewezen personen. Bij dat besluit kunnen Onze Ministers bepalen dat de burgemeester van een gemeente als bedoeld in artikel 6, eerste lid, de personen aanwijst die belast zijn met het toezicht op de coffeeshops in die gemeente.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verstrekking van gegevens, waaronder persoonsgegevens, die Onze Ministers, de burgemeesters van de gemeenten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of de krachtens artikel 8, eerste lid, aangewezen personen hebben verkregen of die nodig zijn in verband met de uitoefening van hun taken of bevoegdheden op grond van deze wet, en over de verdere verwerking van die gegevens in het kader van het experiment. Daarbij wordt in ieder geval bepaald aan wie welke persoonsgegevens mogen worden verstrekt en voor welk doel deze persoonsgegevens mogen worden verstrekt.
Onze Ministers zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, onder b en c, en tweede en derde lid, van deze wet en de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
De burgemeester van een gemeente, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van een coffeeshop ter handhaving van de eisen die bij of krachtens artikel 6, derde lid, en artikel 7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, onder c en tweede en derde lid, van deze wet gelden, alsmede ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
Onze Ministers zenden binnen vier maanden na de ontvangst van het evaluatieverslag, het kabinetsstandpunt over dat verslag en de gevolgen die het daaraan wenst te verbinden, alsmede het verslag, aan de Staten-Generaal. Artikel 24 van de Kaderwet adviescolleges is niet van toepassing.
De voordracht voor een krachtens artikel 4, eerste lid, 5, derde lid, 6, 7, eerste lid, 8a, 9a, eerste lid, of 11, tweede lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de Staten-Generaal is overgelegd.
[Red: Wijzigt Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.]
[Red: Wijzigt deze wet en het voorstel van wet Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Kst. 34768).]
Deze wet wordt aangehaald als: Wet experiment gesloten coffeeshopketen.
2 Deze wet vervalt vier jaar en zes maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, eerste lid, tenzij krachtens dat artikel bij algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald.