Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie 2019

Geraadpleegd op 01-12-2024.
Geldend van 11-04-2019 t/m heden

Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 14 maart 2019, nr. MA/2019-059/UP, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het bestuur van de huurcommissie ten aanzien van de administratieve ondersteuning van de huurcommissie (Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie 2019)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,

Gelet op de afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

Gelet op de instemming van het bestuur van de huurcommissie overeenkomstig artikel 10:4, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. wet: de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

  • d. huurcommissie: de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet;

  • e. bestuur: het bestuur van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

  • f. voorzitter: de voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

  • g. plaatsvervangend voorzitter: de plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

  • h. zittingsvoorzitter: een zittingsvoorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

  • i. zittingslid: een zittingslid van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

  • j. administratieve ondersteuning: de administratieve ondersteuning van de huurcommissie, bedoeld in de artikelen 3c en 3h, van de wet en aangeduid als dienst van de huurcommissie, overeenkomstig artikel 1 van het Instellingsbesluit Dienst van de Huurcommissie;

  • k. eenheid: een organisatieonderdeel van de dienst van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1, onder g, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie 2019;

  • l. directeur: de uitvoerend directeur van de dienst van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1, onder h, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie 2019;

  • m. manager: manager van een eenheid van de dienst van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1, onder i, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie 2019;

  • n. functionaris: medewerker van een eenheid van de dienst van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1, onder j, van het Organisatiebesluit dienst van de huurcommissie 2019.

Artikel 2. Mandaat betreffende personeelsaangelegenheden en inrichting dienst van de huurcommissie

  • 2 Aan het bestuur wordt mandaat verleend met betrekking tot

    • a. het vaststellen en het besluiten tot wijziging van de taken van de dienst van de huurcommissie;

    • b. het besluiten tot organisatieveranderingen en het besluiten tot de uitvoering daarvan;

    • c. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden ten behoeve van de overleggen met de medezeggenschap van de dienst van de huurcommissie, en

    • d. het vaststellen van regels met betrekking tot de aangelegenheden die verband houden met de bevoegdheden, in mandaat verleend krachtens de artikelen 2 en 3 en met betrekking tot de taken van de dienst van de huurcommissie ten behoeve van de huurcommissie.

Artikel 3. Mandaat betreffende andere bevoegdheden ten aanzien van de dienst van de huurcommissie

  • 1 Aan het bestuur wordt mandaat verleend voor het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, die betrekking hebben op de taken van de huurcommissie en de werkzaamheden van de dienst van de huurcommissie.

  • 2 Aan het bestuur wordt mandaat verleend tot het overeenkomstig de algemene verordening gegevensbescherming verwerken van persoonsgegevens die verband houden met de bij dit besluit in mandaat verleende bevoegdheden.

  • 3 Aan het bestuur wordt mandaat verleend tot de behandeling van klachten in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, die verband houden met de in dit besluit in mandaat verleende bevoegdheden, waaronder klachten van:

    • a. functionarissen;

    • b. voormalige functionarissen die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan gedurende de periode waarin zij werkzaam waren bij de dienst van de huurcommissie;

    • c. zittingsvoorzitters en zittingsleden;

    • d. voormalige zittingsvoorzitters en voormalige zittingsleden die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan gedurende de periode waarin zij deel uitmaakten van de huurcommissie.

Artikel 4. Bezwaar en beroep

Aan het bestuur wordt mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften gericht tegen besluiten als bedoeld in artikel 2 en 3 hiervoor, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep.

Artikel 5. Ondermandaat

  • 1 Het bestuur kan ten aanzien van de in een of meer van in de artikelen 2 en 3 genoemde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan de directeur.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, verleent het bestuur geen ondermandaat aangaande het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot de inkoop van dienstverlening op het terrein van interim-management, organisatieadvies en formatieadvies.

  • 4 De verlening van ondermandaat geschiedt schriftelijk.

Artikel 6. Besluitvorming en uitoefening bevoegdheid

De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kunnen elkaar machtigen de in mandaat verleende bevoegdheden afzonderlijk namens het bestuur uit te oefenen.

Artikel 7. Begrenzing van het mandaat

  • 1 De uitoefening van mandaat geschiedt binnen de grenzen van de in de wet vastgestelde taken, de benoemingsbesluiten betreffende de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, het bestuursreglement van de huurcommissie, de ter zake geldende overige wetgeving en regelgeving en de beleidsregels van de minister ten aanzien van de uitoefening van de bij of krachtens dit besluit verleende bevoegdheden.

  • 2 Het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, geschiedt met inachtneming van:

    • a. de van toepassing zijnde begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;

    • b. de aan de gemandateerde toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan;

    • c. het bepaalde bij of krachtens de Comptabiliteitswet 2016 en de aanwijzingen van de directeur Financiële en Economische Zaken van het ministerie op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving en

    • d. het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen en de door de minister ter zake gestelde kaders, waaronder de kaders ten aanzien van inkoop en aanbesteding.

Artikel 8. Informatieplicht

  • 1 Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert de minister bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, heeft het bestuur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatie- en signaleringsplicht jegens de directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen betreffende de gemandateerde bevoegdheden, genoemd in artikel 2, tweede lid.

Artikel 9. Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met mandaat gelijkgesteld, de verlening van volmacht voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 10. Overige bepalingen

  • 1 Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens een in dit besluit gemandateerde bevoegdheid, luidt de ondertekening:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze:

    gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris.

  • 2 Bij de ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: namens de Staat der Nederlanden.

  • 3 Besluiten of handelingen die op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie 2013 zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de Minister.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het besluit wordt geplaatst en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2019.

  • 3 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie 2019.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 maart 2019

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren