§ 2. Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2019
Het Zorginstituut stelt in februari 2019 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder
en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in artikel 2 van de Aanwijzing genoemde bedragen.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld
in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2019, zijnde 43.335, wordt naar rato verdeeld
op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat
2018;
-
b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd
met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 7.500 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer
bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders
per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één
of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 13.500, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders
per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 2,945 miljoen voor vier zorgkantoren die in 2019 geen deel uitmaken
van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2018 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij
of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,521 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2018 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,042 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2018 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 9,850 miljoen is uitsluitend bestemd voor
onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de door
de Wlz-uitvoerders opgegeven schatting aan Zorgverzekeraars Nederland;
-
e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht
de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor
de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;
-
f. een bedrag van € 77,203 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2018 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2018
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2018. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8223197 als vergoeding in
de beheerskosten.
Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande
Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde
verzekerdenaantallen.
§ 3. Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2019
Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2020 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget
voor het jaar 2019 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op
basis van de Nadere aanwijzing en de Tweede nadere aanwijzing.
Bij de nadere vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de zorgkantoren
voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2019, wordt
verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede
kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;
-
b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd
met het aantal bewuste-keuze gesprekken, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders
per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;
-
c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één
of meer huisbezoeken zijn afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 15.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders
per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;
-
d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 2,945 miljoen voor vier zorgkantoren die in 2018 geen deel uitmaken
van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
f. een bedrag van € 3,000 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 kosten hebben gemaakt in het kader van
de implementatie van het PGB portaal 2.0;
-
g. een bedrag van € 0,712 miljoen wordt toegekend aan één zorgkantoor dat in 2019 ontwikkelkostenkosten
heeft gemaakt in het kader van het PGB portaal 2.0;
-
h. een bedrag van € 1,121 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 incassokosten hebben gemaakt in verband
met vorderingen AWBZ;
-
i. een bedrag van € 0,656 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 kosten hebben gemaakt met betrekking tot
‘Te goeder trouw’.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2019 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij
of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,517 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2019 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,034 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 10,456 miljoen is uitsluitend bestemd
voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de
door de Wlz-uitvoerders opgegeven schatting aan Zorgverzekeraars Nederland;
-
e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht
de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor
de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;
-
f. een bedrag van € 11,326 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland, over de Wlz-uitvoerders voor het programmaplan ‘Thuis in het verpleeghuis’
dat onderdeel uitmaakt van ‘Inkopen op kwaliteit’;
-
g. een bedrag van € 0,600 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland, over Wlz-uitvoerders die kosten hebben gemaakt voor de pilot ‘Ondersteuning
van naasten’;
-
h. een bedrag van € 0,734 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over voor Wlz-uitvoerders die in 2019 kosten hebben gemaakt in het kader
van de toegang tot de Wlz voor cliënten met een psychiatrische stoornis;
-
i. een bedrag van € 77,152 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2019
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2019. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,7849068 als vergoeding in
de beheerskosten.
Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het
Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.
§ 4. Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2019
Uiterlijk in 2022 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2019
voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.
Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de zorgkantoren
voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:
-
a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2019, wordt
verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede
kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;
-
b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd
met het aantal bewuste-keuze gesprekken, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders
per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;
-
c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één
of meer huisbezoeken zijn afgelegd, vermenigvuldigd met het aantal huisbezoeken wordt
verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede
kwartaalstaat Wlz 2020 zorgkantoren;
-
d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
e. een bedrag van € 2,945 miljoen wordt voor vier zorgkantoren die in 2018 geen deel
uitmaken van een concern op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;
-
f. een bedrag van € 3,000 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 kosten hebben gemaakt in het kader van
de implementatie van het PGB portaal 2.0;
-
g. een bedrag van € 0,712 miljoen wordt toegekend aan één zorgkantoor dat in 2019 ontwikkelkostenkosten
heeft gemaakt in het kader van het PGB portaal 2.0;
-
h. een bedrag van € 1,121 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 incassokosten hebben gemaakt in verband
met vorderingen AWBZ;
-
i. een bedrag van € 0,656 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland over de zorgkantoren die in 2019 kosten hebben gemaakt met betrekking tot
‘Te goeder trouw’.
-
2 Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 20 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2019 in de regio’s
waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig
jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners,
waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij
of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders
bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
-
a. een bedrag van € 1,517 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden op 1 juli 2019 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen
ingevolge de Wlz;
-
b. een bedrag van € 3,034 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen;
-
c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet
zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;
-
d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 10,456 miljoen is uitsluitend bestemd
voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de
werkelijke kosten inzake onafhankelijke cliëntondersteuning die de Wlz-uitvoerders
voor het kalenderjaar 2019 hebben opgegeven in hun financiële verantwoording 2019
en die zijn gecontroleerd door de NZa.
-
e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht
de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor
de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;
-
f. een bedrag van € 11,326 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland, over de Wlz-uitvoerders voor het programmaplan ‘Thuis in het verpleeghuis’
dat onderdeel uitmaakt van ‘Inkopen op kwaliteit’;
-
g. een bedrag van € 0,600 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland, over Wlz-uitvoerders die kosten hebben gemaakt voor de pilot ‘Ondersteuning
van naasten’;
-
h. een bedrag van € 0,734 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van Zorgverzekeraars
Nederland voor de Wlz-uitvoerders die in 2019 kosten hebben gemaakt in het kader van
de toegang tot de Wlz voor cliënten met een psychiatrische stoornis;
-
i. een bedrag van € 77,152 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven
verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de
Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel
tellen.
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2019
van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat
Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2019. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij
deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,7849068 als vergoeding in
de beheerskosten.
Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door
het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.