1°. bestaat minimaal 85 procent van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond uit grasland;
2°. bedraagt de kunstmestgift op het bedrijf minder dan 100 kilogram stikstof per hectare grasland;
3°. is het stikstofoverschot op het bedrijf maximaal 100 kilogram stikstof per hectare, berekend volgens het principe van een stikstofbalans op bedrijfsniveau;
4°. worden de runderen met het diernummer 100, bedoeld in bijlage D, tabel I, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, vanaf twee weken na de afkalfdatum in de periode van 15 maart tot en met 30 november geweid gedurende minimaal 6 uur per dag en minimaal 150 dagen per jaar;
5° worden de niet-melkgevende runderen met het diernummer 100, bedoeld in bijlage D, tabel I, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, in de periode van 1 mei tot en met 30 september in afwijking van onderdeel 4° dag en nacht geweid tot minimaal drie weken voor de verwachte afkalfdatum;
6° worden de runderen met de diernummers 102 en 120, bedoeld in bijlage D, tabel I, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, in de periode van 15 maart tot en met 30 november dag en nacht geweid gedurende minimaal 150 dagen per jaar;
7°. worden de runderen met het diernummer 101, bedoeld in bijlage D, tabel I, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, en met een leeftijd van zes maanden of ouder, in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus dag en nacht geweid;
8°. in afwijking van het onder 4°, 5°, 6° en 7° bepaalde hoeven runderen op de dagen dat zij ziek zijn niet geweid te worden;