Circulaire 2019 (onkosten)vergoeding voor politieke ambtsdragers van gemeenten, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Circulaire 2019 (onkosten)vergoeding voor politieke ambtsdragers van gemeenten, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Van verzending circulaires naar publicatie op internet

Met ingang van 1 januari 2019 zullen circulaires met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers uitsluitend nog bekend worden gemaakt op de site van de officiële bekendmakingen (Staatscourant) en op de website www.politiekeambtsdragers.nl. U kunt zich met een RSS-feed abonneren op deze site. Als er een circulaire op deze site wordt gepubliceerd, ontvangt u een attendering. Gedurende het jaar 2018 worden bij wijze van overgangsmaatregel de circulaires ook nog per post verzonden.

Inleiding

Door middel van deze circulaire wordt u, zoals elk jaar gebruikelijk, geïnformeerd over de wijzigingen van de bedragen van de (onkosten)vergoedingen voor burgemeesters, wethouders, raadsleden en commissieleden per 1 januari 2019.

Omdat het doorvoeren van deze wijzigingen in de regelgeving tijd vergt, wordt u, vooruitlopend op het formeel van kracht worden van die wijzigingen, door middel van deze circulaire geïnformeerd over de aanstaande wijzigingen voor burgemeesters, wethouders en raadsleden. U kunt deze wijzigingen nu al doorvoeren.

Over de wijzigingen van de bezoldigingsbedragen die per 1 juli 2018 voor de burgemeesters en de wethouders zijn doorgevoerd en over de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor raadsleden bent u reeds bij circulaire van 9 augustus 2018, kenmerk 2018-0000660726, geïnformeerd. Deze bedragen zijn omwille van het totaaloverzicht nogmaals in deze circulaire opgenomen.

1. Relevante ontwikkelingen

Verhoging raadsvergoeding in gemeenten tot 24.000 inwoners per 29 maart 2018

De vergoeding van raadsleden in gemeenten tot 24.000 inwoners wordt verhoogd en gelijkgesteld aan de vergoeding die hoort bij de inwonersklasse 24.001 – 40.000 inwoners. De verhoging van de vergoeding gaat gelden met terugwerkende kracht, vanaf het moment waarop de raadsleden zijn aangetreden als raadslid op 29 maart 2018. Zie voor meer informatie hierover paragraaf 11.

Nieuw rechtspositiebesluit met ingang van 1 januari 2019

Met ingang van 1 januari 2019 geldt voor burgemeesters, wethouders en raadsleden een nieuw rechtspositiebesluit. Alle voormalige, voor de verschillende politieke ambten van de decentrale bestuursorganen, geldende rechtspositiebesluiten worden gebundeld in één rechtspositiebesluit. Dit besluit geldt dus ook voor de rechtspositie van de statenleden, commissarissen van de Koning en gedeputeerden, en die van de leden van het algemeen bestuur en de voorzitter en leden van het dagelijks bestuur van waterschappen. Die rechtsposities waren tot op heden uitgewerkt in zeven afzonderlijke besluiten. Over het nieuwe rechtspositiebesluit en de inhoudelijke wijzigingen in de rechtspositionele bepalingen die daarin opgenomen zijn, wordt u door middel van een separate circulaire nader geïnformeerd. Voor zover van toepassing wordt in deze circulaire, naast een verwijzing naar de op dit moment geldende bepalingen ook een verwijzing opgenomen naar de nieuwe bepaling.

Indexering volgens oude systematiek

Een van de inhoudelijke wijzigingen in het nieuwe rechtspositiebesluit is de aanpassing van de indexeringsbepalingen. Tot op heden werden voor de indexering van de geldbedragen bepaalde indexcijfers1 gebruikt die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waren vastgesteld voor de maand september van het voorgaande kalenderjaar. Aangezien dit voorlopige cijfers waren die later nog door het CBS konden worden bijgesteld, is in het nieuwe besluit aansluiting gezocht bij indexcijfers die definitief zijn. Gekozen is voor in beginsel dezelfde indexcijfers, maar dan zoals die één jaar daarvoor golden (met andere woorden van de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar).

Voor het jaar 2019 worden de vergoedingen echter nog éénmaal geïndexeerd op basis van de oude systematiek. De nieuwe indexatiemethode gaat dus pas in per 1 januari 2020. Hiervoor is in artikel 5.1 van het nieuwe rechtspositiebesluit een overgangsbepaling opgenomen. In het nieuwe rechtspositiebesluit, zoals dat in het Staatsblad is gepubliceerd (Stb 2018, nr. 386), zijn de desbetreffende bedragen opgenomen die gelden voor 2018. Deze moeten vervolgens bij ministeriële regeling voor 1 januari 2019 worden geïndexeerd. Aangezien voor het jaar 2019 nog indexatie plaatsvindt op basis van de oude systematiek, vertoont de in deze circulaire gehanteerde indexatiemethode nog geen verschil met die van voorgaande jaren.

2. Bezoldiging burgemeesters

U bent eerder geïnformeerd over de meerjarige arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk en de gevolgen daarvan voor de bezoldiging van burgemeesters. Voor de volledigheid vermeld ik hier nogmaals de bezoldigingsbedragen voor burgemeesters per 1 juli 2018, 1 juli 2019 en 1 januari 2020.

Klasse

Aantal inwoners

Bezoldiging burgemeester per maand was per 1 januari 2017

Bezoldiging burgemeester per maand wordt per 1 juli 2018

Bezoldiging burgemeester per maand wordt per 1 juli 2019

Bezoldiging burgemeester per maand wordt per 1 januari 2020

1

Tot en met 8.000

€ 6.126,69

€ 6.310,49

€ 6.436,70

€ 6.565,43

2

8.001–14.000

€ 6.740,00

€ 6.942,20

€ 7.081,04

€ 7.222,66

3

14.001–24.000

€ 7.348,73

€ 7.569,19

€ 7.720,57

€ 7.874,98

4

24.001–40.000

€ 7.988,49

€ 8.228,14

€ 8.392,70

€ 8.560,55

5

40.001–60.000

€ 8.660,52

€ 8.920,34

€ 9.098,75

€ 9.280,73

6

60.001–100.000

€ 9.390,16

€ 9.671,86

€ 9.865,30

€ 10.062,61

7

100.001–150.000

€ 9.955,80

€ 10.254,47

€ 10.459,56

€ 10.668,75

8

150.001–375.000

€ 10.667,77

€ 10.987,80

€ 11.207,56

€ 11.431,71

9

375.001 en meer

€ 11.427,98

€ 11.770,82

€ 12.006,24

€ 12.246,36

3. Eenmalige uitkering burgemeesters

In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk is afgesproken dat alle medewerkers die op 1 januari 2019 een aanstelling binnen de sector Rijk hebben, in januari 2019 een eenmalige uitkering van € 450,– ontvangen bij een formele gemiddelde arbeidsduur van 36 uur. Medewerkers met een andere formele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur ontvangen een uitkering naar rato.

In artikel 8, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters (artikel 3.2.1, twaalfde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) is bepaald dat indien aan het personeel in de sector Rijk een éénmalige uitkering wordt toegekend, de burgemeester een uitkering op gelijke voet ontvangt. Burgemeesters die op peildatum 1 januari 2019 burgemeester zijn, hebben hiermee aanspraak op een éénmalige bruto uitkering van € 450,–.

4. Ambtstoelage burgemeesters

In artikel 16, tweede lid, van het huidige Rechtspositiebesluit burgemeesters is bepaald dat de ambtstoelage van burgemeesters per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

In artikel 3.2.6, eerste lid juncto vijfde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat de burgemeester een ambtstoelage ontvangt die op 1 januari van elk jaar wordt gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Zoals is beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende.

De consumentenprijsindex voor september 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102,03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 1 januari 2019 wordt verhoogd met 1,9%. Het bedrag genoemd in artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters (artikel 3.2.6, eerste lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) wordt per 1 januari 2019 gewijzigd in € 394,09 (was € 386,74).

5. Eindejaarsuitkering burgemeester

  • A. Op grond van artikel 15a van het Rechtspositiebesluit burgemeesters (artikel 3.2.1, elfde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) heeft de burgemeester recht op een eindejaarsuitkering. Voor de burgemeester wordt wat betreft de eindejaarsuitkering aansluiting gezocht bij de afspraken die daarover zijn gemaakt voor het personeel in de sector Rijk. U bent over de eindejaarsuitkering van de burgemeester geïnformeerd bij circulaire van 19 juni 2007, nr. 2007-181639. Deze informatie is nog steeds van toepassing. Voor uw informatie meld ik u dat voor burgemeesters sinds 1 december 2009 een eindejaarsuitkering geldt van 9,8%.

  • B. Wellicht ten overvloede wijs ik u nog op de circulaire van 25 september 2008, nr. 2008-434972. Hierin is gemeld dat elk jaar door gemeenten aan burgemeesters jaarlijks een éénmalige uitkering (in de vorm van een eindejaarsuitkering) ad € 450,– wordt uitgekeerd. Deze informatie is nog steeds van toepassing. Dat houdt in dat, naast de eindejaarsuitkering genoemd onder punt 5A, de éénmalige uitkering ad € 450,– door de gemeenten in de maand november aan de burgemeesters moet worden uitgekeerd. Dit is per 1 januari 2019 vastgelegd in artikel 3.2.1, dertiende lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit.

6. Bezoldiging wethouders

U bent eerder geïnformeerd over de meerjarige arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk en de gevolgen hiervan voor de bezoldiging van wethouders. Voor de volledigheid vermeld ik hier nogmaals de bezoldigingsbedragen voor wethouders per 1 juli 2018, 1 juli 2019 en 1 januari 2020.

Klasse

Inwonertal

Bezoldiging wethouders per maand was per 1 januari 2017

Bezoldiging wethouders per maand wordt per 1 juli 2018

Bezoldiging wethouders per maand wordt per 1 juli 2019

Bezoldiging wethouders per maand wordt per 1 januari 2020

1

Tot en met 8.000

€ 4.669,57

€ 4.809,66

€ 4.905,85

€ 5.003,97

2

8.001–14.000

€ 5.292,12

€ 5.450,88

€ 5.559,90

€ 5.671,10

3

14.001–24.000

€ 5.919,51

€ 6.097,10

€ 6.249,53

€ 6.374,52

4

24.001–40.000

€ 6.334,90

€ 6.524,95

€ 6.688,07

€ 6.821,83

5

40.001–60.000

€ 6.960,16

€ 7.168,96

€ 7.312,34

€ 7.458,59

6

60.001–100.000

€ 7.584,32

€ 7.811,85

€ 7.968,09

€ 8.127,45

7

100.001–150.000

€ 8.283,52

€ 8.532,03

€ 8.702,67

€ 8.876,72

8

150.001–375.000

€ 8.774,65

€ 9.037,89

€ 9.218,65

€ 9.403,02

9

375.001 en meer

€ 9.955,80

€ 10.254,47

€ 10.459,56

€ 10.668,75

7. Eénmalige uitkering wethouders

In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk is afgesproken dat alle medewerkers die op 1 januari 2019 een aanstelling binnen de sector Rijk hebben, in januari 2019 een eenmalige uitkering van € 450,– ontvangen bij een formele gemiddelde arbeidsduur van 36 uur. Medewerkers met een andere formele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur ontvangen een uitkering naar rato.

In artikel 3, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit (artikel 3.2.1, twaalfde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) wethouders is bepaald dat indien aan het personeel in de sector Rijk een éénmalige uitkering wordt toegekend, de wethouder een uitkering op gelijke voet ontvangt. Wethouders die op peildatum 1 januari 2019 wethouder zijn, hebben hiermee aanspraak op een éénmalige bruto uitkering van € 450,–. De uitkering is naar rato van de door de gemeenteraad voor de wethouder vastgestelde tijdsbestedingsnorm.

8. Onkostenvergoeding wethouders

In artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) is bepaald dat de onkostenvergoeding voor wethouders per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande jaar.

In artikel 3.2.6, tweede lid juncto vijfde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat de wethouder een ambtstoelage ontvangt die op 1 januari van elk jaar wordt gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende.

De consumentenprijsindex voor september 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102,03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 1 januari 2019 wordt verhoogd met 1,9%. Het bedrag genoemd in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) wordt per 1 januari 2019 gewijzigd in € 362,56 (was € 355,80).

9. Eindejaarsuitkering wethouders

Gelet op artikel 3, derde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 3.2.1, elfde lid van het nieuwe rechtspositiebesluit) ontvangt een wethouder een eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen welke daaromtrent voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

U bent over de eindejaarsuitkering van de wethouders geïnformeerd bij circulaire van 19 juni 2007, nr. 2007-181639.

Voor uw informatie meld ik u dat voor wethouders sinds 1 december 2009 een eindejaarsuitkering geldt van 8,3%.

10. Vergoeding vervanging wethouders

Op grond van artikel 10 van het Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 3.2.15 van het nieuwe rechtspositiebesluit) ontvangt een tijdelijk vervanger van de wethouder die verlof heeft tijdens zwangerschap en bevalling of ziekte, per maand voor zijn verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden het bij zijn gemeentegrootte behorende bedrag. Tot op heden waren dit vaste bedragen waarop geen indexering werd toegepast.

In het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat wanneer de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, deze bedragen bij ministeriële regeling overeenkomstig worden gewijzigd.

Concreet betekent dit dat de vergoeding voor de vervanging van wethouders als volgt bedraagt:

Aantal inwoners gemeente

Tegemoetkoming per maand voor de tijdelijke ververvanger tot 1 juli 2019

Tegemoetkoming per maand voor de tijdelijke ververvanger met ingang van 1 juli 2019

Tegemoetkoming per maand voor de tijdelijke ververvanger met ingang van 1 januari 2020

Tot en met 8.000

€ 262,00

€ 267,24

€ 272,58

8.001–14.000

€ 303,00

€ 309,06

€ 315,24

14.001–24.000

€ 343,00

€ 349,86

€ 356,86

24.001–40.000

€ 369,00

€ 376,38

€ 383,91

40.001–60.000

€ 410,00

€ 418,20

€ 426,56

60.001–100.000

€ 450,00

€ 459,00

€ 468,18

100.001–150.000

€ 491,00

€ 500,82

€ 510,84

150.001–375.000

€ 518,00

€ 528,36

€ 538,93

375.001 en meer

€ 590,00

€ 601,80

€ 613,84

11. Vergoeding raadsleden kleine gemeenten

In een brief van 5 november 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer geïnformeerd over de verhoging van de raadsvergoeding in gemeenten tot 24.000 inwoners.2 In plaats van de vergoeding in 2018 van € 250,82 (0–8.000 inwoners), € 396,33 (8.001–14.000 inwoners) en € 617,77 (14.001–24.000 inwoners) ontvangen raadsleden in alle gemeenten kleiner dan 24.000 inwoners een vergoeding die gelijk is aan de vergoeding die hoort bij de inwonersklasse 24.001 – 40.000 inwoners. Deze vergoeding bedraagt in 2018 € 958,91 per maand. De verhoging gaat gelden met terugwerkende kracht, vanaf het moment waarop zij zijn aangetreden als raadslid op 29 maart 2018. Voor gemeenten kleiner dan 24.000 inwoners die betrokken zijn bij een herindeling per 1 januari 2019 – waardoor er geen verkiezingen op 21 maart 2018 hebben plaatsgevonden – wordt de raadsvergoeding ook met ingang 29 maart 2018 op gelijke wijze aangepast. Deze afspraak moet nog worden geformaliseerd door middel van een wijzigingsbesluit. Vooruitlopend op dit besluit kunt u de verhoging voor de raadsvergoeding al doorvoeren.

De verhoging van de raadsvergoeding in 2018 vindt zijn uitwerking door degenen die voor 1 januari 2019 raadslid waren in een gemeente met een inwonertal van minder dan 24.000 inwoners, een eenmalige aanvulling te verstrekken op de vergoeding voor de werkzaamheden. De berekening van de hoogte van de aanvulling wordt bepaald aan de hand van het verschil tussen € 958,91 verminderd met de al uitbetaalde raadsvergoeding vermenigvuldigd met de periode waarin het betrokken raadslid tussen 28 maart en 31 december 2018 raadslid was (uitgedrukt in maanden, afgerond in decimalen).

Ter verduidelijking wordt hier een rekenvoorbeeld gegeven voor het bepalen van de hoogte van de eenmalige aanvulling: Betrokkene is vanaf 28 maart tot en met 31 december 2018 raadslid in een gemeente met 9.000 inwoners (inwonersklasse 2). De periode van 28 maart tot en met 31 december 2018 bedraagt 9 maanden en 4 dagen, dus (afgerond) 9,1 maand. Betrokkene heeft recht op de raadsvergoeding van € 58,91 per maand. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden had hij in die periode per maand aanspraak op een vergoeding voor de werkzaamheden van € 396,33 per maand. Het verschil bedraagt (€ 958,91 – € 396,33=) € 562,58. De eenmalige aanvulling voor 2018 bedraagt dan € 562,58 vermenigvuldigd met 9,1 = € 5.119,48.

Met ingang van 1 januari 2019 zal de vergoeding voor alle raadsleden in gemeenten van 0 tot 40.000 inwoners, net als bij de overige raadsvergoedingen, worden geïndexeerd en verhoogd naar € 990,55 per maand.

12. Vergoeding raadsleden

In artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

In artikel 3.1.1, eerste lid juncto vierde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. In de circulaire van 1 november 2017, nr. 2017-0000518206 is gemeld dat het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september 2017 was bepaald op 108,5 en dat dit indexcijfer voor het jaar 2016 was bepaald op 108,6. Dit betekende in principe een geringe procentuele verlaging van 0,09% per 1 januari 2018. Deze verlaging is echter niet doorberekend in de raadsvergoeding voor 2018. De bedragen voor de vergoeding voor de werkzaamheden van de raadsleden voor het jaar 2018 zijn hiermee op hetzelfde niveau gebleven als de bedragen voor 2017.

Met deze verlaging moet echter nu wel rekening worden gehouden bij de berekening van de bedragen over 2019. Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2018 is bepaald op 112,1. Voor 2017 was dit indexcijfer 108,5. Procentueel is dat een verhoging van 3,3. De volgende berekeningswijze is thans gehanteerd. De verlaging van 0,09% die per 1 januari 2018 niet is doorgevoerd, is nu bij de berekening van de bedragen over 2019 alsnog meegenomen. Dit is gebeurd door de bedragen van 2018 eerst te verlagen en voor de berekening van de bedragen voor 2019 op die verlaagde bedragen de verhoging van 3,3% toe te passen.

Concreet betekent voorgaande dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden van raadsleden per maand genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit (artikel 3.1.1, eerste lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit) per 1 januari 2019 bedragen:

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2018

Vergoeding werkzaamheden per maand per 28 maart 2018

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2019

1

Tot en met 8.000

€ 250,82

€ 958,91

€ 990,55

2

8.001–14.000

€ 396,33

€ 958,91

€ 990,55

3

14.001–24.000

€ 617,77

€ 958,91

€ 990,55

4

24.001–40.000

€ 958,91

€ 958,91

€ 990,55

5

40.001–60.000

€ 1.248,42

€ 1.248,42

€ 1.288,33

6

60.001–100.000

€ 1.460,84

€ 1.460,84

€ 1.507,54

7

100.001–150.000

€ 1.658,52

€ 1.658,52

€ 1.711,54

8

150.001–375.000

€ 1.932,14

€ 1.932,14

€ 1.993,90

9

375.001–

€ 2.352,29

€ 2.352,29

€ 2.427,48

13. Onkostenvergoeding raadsleden

In artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de onkostenvergoeding voor raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

In artikel 3.1.6, eerste lid juncto derde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat de onkostenvergoeding van raadsleden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling wordt gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende.

De consumentenprijsindex voor 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102,03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van voor de onkostenvergoeding van raadsleden per 1 januari 2019 wordt verhoogd met 1,9%. Het bedrag genoemd in artikel 3.1.6, eerste lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit wordt per 1 januari 2019: € 173,40 (was € 170,17).

Wellicht ten overvloede merk ik op dat het overgangsrecht voor wat betreft de onkostenvergoeding van raadsleden in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners, is vervallen. Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018 geldt voor de hele gemeenteraad van alle inwonersklassen dezelfde onkostenvergoeding.

14. Tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor de raadsleden

In artikel 11, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (artikel 3.1.10 van het nieuwe rechtspositiebesluit) is bepaald dat een raadslid ten laste van de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering ontvangt.

In het tweede lid van artikel 11 van het rechtspositiebesluit (artikel 3.1.10, derde lid van het nieuwe rechtspositiebesluit) is bepaald dat het bedrag van deze tegemoetkoming wijzigt overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat. U bent eerder geïnformeerd over de meerjarige arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk en de gevolgen hiervan voor de tegemoetkoming. Voor de volledigheid vermeld ik hier nogmaals dat de tegemoetkoming per 1 juli 2018 is vastgesteld op € 107,10 per jaar en dat dit met ingang van 1 juli 2019 wordt verhoogd naar € 109,24 per jaar en met ingang van 1 januari 2020 wordt verhoogd naar € 111,42 per jaar.

15. Commissieleden

In artikel 14, eerste lid, juncto artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

In artikel 3.4.1, eerste lid juncto derde lid, van het nieuwe rechtspositiebesluit is bepaald dat de vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalender jaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Zoals hiervoor reeds opgemerkt was het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september 2017 bepaald op 108,5 en voor 2016 op 108,6. Deze geringe verlaging van 0,09 % is per 1 januari 2018 niet doorberekend in de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden, waarmee de bedragen voor het jaar 2018 op hetzelfde niveau gebleven zijn als de bedragen voor 2017.

Met deze verlaging moet echter nu wel rekening worden gehouden bij de berekening van de bedragen over 2019. Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2018 is bepaald op 112,1. Voor 2017 was dit indexcijfer 108,5. Procentueel is dat een verhoging van 3,3. De volgende berekeningswijze is thans gehanteerd. De verlaging van 0,09% die per 1 januari 2018 niet is doorgevoerd, is nu bij de berekening van de bedragen over 2019 alsnog meegenomen. Dit is gebeurd door de bedragen van 2018 eerst te verlagen en voor de berekening van de bedragen voor 2019 op die verlaagde bedragen de verhoging van 3,3% toe te passen.

Concreet betekent dit dat de vergoeding voor de werkzaamheden per vergadering van leden van gemeentelijke commissies genoemd in het eerste lid van artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (artikel 3.4.1 van het nieuwe rechtspositiebesluit) per 1 januari 2019 bedraagt:

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2018

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2019

1

Tot en met 10.000

€ 60,25

€ 62,18

2

10.001–20.000

€ 66,61

€ 68,74

3

20.001–50.000

€ 79,91

€ 82,46

4

50.001–100.000

€ 98,32

€ 101,47

5

100.001–250.000

€ 125,57

€ 129,58

6

250.001–

€ 159,19

€ 164,28

16. Vragen en informatie op internet

Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers kunt u vinden op de volgende internetsite: www.politiekeambtsdragers.nl. Op deze site vindt u alle actuele wet- en regelgeving, circulaires en brochures over politieke ambtsdragers voor het Rijk, de provincie, de gemeente, de waterschappen en ook voor het Koninkrijk en de BES-eilanden voor zover deze afkomstig is van het Ministerie van BZK. U vindt hier dus niet de modelverordeningen van de VNG of de gemeentelijke of provinciale verordeningen.

  1. Het gaat om enerzijds het consumentenprijsindexcijfer en anderzijds het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen. ^ [1]
  2. Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 37. ^ [2]
Naar boven