Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 november 2018, nr. 2018-0000893805, houdende nadere regels inzake de rechtspositie van staten- en commissieleden, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, raads- en commissieleden, wethouders, burgemeesters en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitters van de waterschappen (Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. besluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Artikel 1.2. Wijze van declareren

Indien op grond van deze regeling of het besluit werkelijk gemaakte kosten worden vergoed, geschiedt het declareren van die kosten onder overlegging van bewijsstukken.

Hoofdstuk 2. Provincies

Artikel 2.1. Reis- en verblijfkostenvergoeding staten- en commissieleden

  • 1 Voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een staten- of commissielid vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2 Voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een staten- of commissielid bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien een staten- of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een staten- of commissielid maakt in verband met reizen voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de provincie vergoed.

Artikel 2.2. Verhuiskosten commissaris en gedeputeerden

  • 1 De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in artikel 2.2.7, eerste lid, van het besluit en de vergoeding van de kosten voor verhuizing in verband met ontslag of niet-herbenoeming, bedoeld in artikel 2.2.7, vierde lid, van het besluit betreft:

    • a. de vergoeding van de werkelijke kosten voor het transport van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van die inboedel, en

    • b. een vast bedrag ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast aan een werknemer kan worden verstrekt voor andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Het recht op vergoeding van verhuiskosten vervalt indien betrokkene niet binnen drie jaar na zijn benoeming is verhuisd.

Artikel 2.3. Vergoeding kosten tijdelijke huisvesting commissaris en gedeputeerden

  • 2 In de gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de kosten voor energie en water, maar niet de kosten voor overige diensten of zaken.

Artikel 2.4. Tegemoetkoming kosten dubbele woonlasten commissaris en gedeputeerden

  • 2 Onder de gemaakte kosten van huisvesting, bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de provincie waar de commissaris of de gedeputeerde is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in de provincie waar betrokkene is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • c. de bijdrage voor het bewonen van een ter beschikking gestelde woning, bedoeld in artikel 2.2.8, eerste lid, van het besluit, in de provincie waar betrokkene is benoemd.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de eerste dag van de maand waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in 2.2.7, derde lid, van het besluit genoemde termijn van drie jaar. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend indien:

    • a. betrokkene binnen drie jaar na zijn benoeming een woning koopt of huurt in de provincie waarin hij is benoemd dan wel een ter beschikking gestelde woning als bedoeld in artikel 2.2.8 van het besluit betrekt; en

    • b. de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 5 Indien de commissaris of de gedeputeerde een tegemoetkoming in de kosten voor dubbele woonlasten ontvangt, worden met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6, eerste tot en met vierde lid, de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waarin hij ten tijde van zijn benoeming woonde vergoed.

Artikel 2.5. Ter beschikking gestelde woning commissaris en gedeputeerden

  • 2 Indien gedeputeerde staten vaststellen dat de economische huurwaarde van de ter beschikking gestelde woning lager is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, stellen gedeputeerde staten de eigen bijdrage per maand in afwijking van het eerste lid vast op dat lagere bedrag.

  • 3 Bij het bewonen van een ter beschikking gestelde woning draagt de commissaris of de gedeputeerde de onderhoudskosten welke volgens de wet ten laste van de huurder zijn.

Artikel 2.6. Reis- en verblijfkosten commissaris en gedeputeerden

  • 1 Voor woon-werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden of wordt aan de commissaris of de gedeputeerde vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast per afgelegde kilometer aan de werknemer kan worden verstrekt.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de commissaris of de gedeputeerde bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien de commissaris of de gedeputeerde een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 Aan de commissaris en gedeputeerde wordt vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer uitsluitend toegekend:

    • a. indien hij in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de provincie, waarin hij is benoemd, of

    • b. indien hij nog niet is ingeschreven in de basisregistratie personen op een woonadres binnen de provincie waarin hij is benoemd, voor zolang hem ontheffing is verleend van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de provincie te hebben.

  • 6 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de commissaris of de gedeputeerde maakt in verband met reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan hem vergoed.

Artikel 2.8. Ter beschikking gestelde auto commissaris en gedeputeerden

  • 1 De eigen bijdrage per maand voor het gebruik, anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden, van een aan de commissaris of de gedeputeerde ter beschikking gestelde auto, bedoeld in artikel 2.2.10, achtste lid, van het besluit, wordt, voor zover nodig op basis van nacalculatie, berekend volgens de formule (a/b)p/12, waarbij:

    • a. ‘a’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

    • b. ‘b’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto gereden kilometers;

    • c. ‘p’ staat voor het totaal bedrag van de kosten van de auto dat in het kalenderjaar ten laste van de provincie komt, daaronder in ieder geval de kosten van afschrijving, onderhoud, brandstof en verzekering.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de commissaris of de gedeputeerde bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed, mits deze kosten niet uit anderen hoofde worden vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Artikel 2.9

  • 1 Ten behoeve van een veilige woonplek als bedoeld in artikel 2.3.1, tweede lid, van het besluit worden aan de commissaris of de gedeputeerde de in een beveiligingsadvies geadviseerde beveiligingsmaatregelen verstrekt.

  • 2 De veiligheidsmaatregelen worden verstrekt ten behoeve van de woonplek:

    • a. in de provincie waar de commissaris of de gedeputeerde is benoemd, of

    • b. in een andere provincie dan waar de gedeputeerde is benoemd, indien de gedeputeerde een ontheffing is verleend.

  • 3 Indien gedeputeerde staten kosten maken voor de verstrekking van beveiligingsmaatregelen, komen deze ten laste van de provincie.

  • 4 Het beveiligingsadvies, wordt vastgesteld door de beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en schrijft de beveiligingsmaatregelen voor die passend zijn gezien:

    • a. een dreigingsanalyse, met voor zover redelijkerwijs mogelijk informatie over de lokale veiligheidsrisico’s en overige relevante omstandigheden; en

    • b. een beoordeling van de veiligheidsrisico’s in en om de woonplek, van de commissaris of de gedeputeerde.

  • 5 De gedeputeerde of commissaris kan slechts aanspraak maken op de verstrekking van beveiligingsmaatregelen:

    • a. gedurende de uitoefening van het ambt, of op een moment daarvoor waarop vaststond dat de commissaris of de gedeputeerde het ambt zou gaan vervullen en;

    • b. indien voor de woning een geldig Politiekeurmerk Veilig Wonen-certificaat is afgegeven, tenzij van de commissaris of de gedeputeerde redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat aan deze eisen wordt voldaan.

  • 6 Indien het woonadres van de commissaris of de gedeputeerde gedurende de uitoefening van diens ambt wijzigt en reeds maatregelen, zijn verstrekt aan de commissaris of de gedeputeerde, kunnen nogmaals maatregelen worden verstrekt voor de nieuwe woonplek, op basis van een nieuw beveiligingsadvies.

  • 7 In afwijking van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid, kunnen een of meer maatregelen voor de duur van de uitoefening van het ambt ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 3. Gemeenten

Artikel 3.1. Reis- en verblijfkostenvergoeding raads- en commissieleden

  • 1 Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2 Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien een raads- of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 3.2. Verhuiskosten burgemeester en wethouders

  • 1 De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in de artikelen 3.2.7, eerste lid, van het besluit en de vergoeding van de kosten voor verhuizing in verband met ontslag of niet-herbenoeming, bedoeld in artikel 3.2.7, vierde lid, van het besluit betreft:

    • a. de vergoeding van de werkelijke kosten voor het transport van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van die inboedel, en

    • b. een vast bedrag ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast aan een werknemer kan worden verstrekt voor andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Het recht op vergoeding van verhuiskosten vervalt, indien betrokkene niet binnen drie jaar na zijn benoeming is verhuisd.

Artikel 3.3. Vergoeding kosten tijdelijke huisvesting burgemeester en wethouders

  • 2 In de gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de kosten voor energie en water, maar niet de kosten voor overige diensten of zaken.

Artikel 3.4. Tegemoetkoming kosten dubbele woonlasten burgemeester en wethouders

  • 1 De tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten, bedoeld in artikel 3.2.7, derde lid, van het besluit bestaat uit het bedrag van de gemaakte kosten van huisvesting en bedraagt ten hoogste 18% van de bezoldiging van de burgemeester of de wethouder.

  • 2 Onder de gemaakte kosten van huisvesting, bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de gemeente waar de burgemeester of de wethouder is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in de gemeente waar betrokkene is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • c. de bijdrage voor het bewonen van een ter beschikking gestelde woning, bedoeld in artikel 3.2.8, eerste lid, van het besluit, in de gemeente waar betrokkene is benoemd.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de eerste dag van de maand waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in artikel 3.2.7, derde lid, van het besluit genoemde termijn van drie jaar. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend indien:

    • a. betrokkene binnen drie jaar na zijn benoeming een woning koopt of huurt in de gemeente waarin hij is benoemd dan wel een ter beschikking gestelde woning als bedoeld in artikel 3.2.8 van het besluit betrekt; en

    • b. de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 5 Indien de burgemeester of de wethouder een tegemoetkoming in de kosten voor dubbele woonlasten ontvangt, worden met overeenkomstige toepassing van artikel 3.6, eerste tot en met vierde lid, de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waarin hij ten tijde van zijn benoeming woonde vergoed.

Artikel 3.5. Ter beschikking gestelde woning burgemeester en wethouders

  • 2 Indien het college van burgemeester en wethouders vaststelt dat de economische huurwaarde van de ter beschikking gestelde woning lager is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, stelt het college de eigen bijdrage per maand in afwijking van het eerste lid vast op dat lagere bedrag.

  • 3 Bij het bewonen van een ter beschikking gestelde woning draagt de burgemeester of de wethouder de onderhoudskosten welke volgens de wet ten laste van de huurder zijn.

Artikel 3.6. Reis- en verblijfkosten burgemeester en wethouders

  • 1 Voor woon-werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden of wordt aan de burgemeester of de wethouder vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast per afgelegde kilometer aan de werknemer kan worden verstrekt.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien de burgemeester of de wethouder een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 Aan de burgemeester of de wethouder wordt vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer uitsluitend toegekend:

    • a. indien hij in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, en

    • b. indien hij nog niet in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, voor zolang hem ontheffing is verleend van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben.

  • 6 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de burgemeester of de wethouder maakt in verband met reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan hem vergoed.

Artikel 3.7. Bijzondere bepalingen reiskostenvergoeding burgemeester

  • 1 Indien de burgemeester voor de uitoefening van zijn functie voor vervoer met een bestemming binnen de gemeente, anders dan voor woon-werkverkeer, regelmatig gebruik maakt van de eigen personenauto, kan hem voor dat vervoer op zijn verzoek in plaats van de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een vaste vergoeding worden toegekend.

  • 2 De vaste vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand:

    • a. € 31,08 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;

    • b. € 44,40 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;

    • c. € 66,60 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;

    • d. € 79,92 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.

  • 3 Een burgemeester die de beschikking heeft over een dienstauto en daarnaast regelmatig gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt een vergoeding die is gebaseerd op de helft van de in het tweede lid genoemde bedragen.

Artikel 3.8. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

  • 1 De eigen bijdrage per maand voor het gebruik, anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden, van een aan de burgemeester of de wethouder ter beschikking gestelde auto, bedoeld in artikel 3.2.10, eerste lid, van het besluit, wordt, voor zover nodig op basis van nacalculatie, berekend volgens de formule (a/b)p/12, waarbij:

    • a. ‘a’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

    • b. ‘b’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto gereden kilometers;

    • c. ‘p’ staat voor het totaal bedrag van de kosten van de auto dat in het kalenderjaar ten laste van de gemeente komt, daaronder in ieder geval de kosten van afschrijving, onderhoud, brandstof en verzekering.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed, mits deze kosten niet uit anderen hoofde worden vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Artikel 3.9

  • 1 Ten behoeve van een veilige woonplek als bedoeld in artikel 3.3.1, tweede lid, van het besluit worden aan de burgemeester of wethouder de in een beveiligingsadvies geadviseerde beveiligingsmaatregelen verstrekt.

  • 2 De veiligheidsmaatregelen worden verstrekt ten behoeve van de woonplek:

    • a. in de gemeente waar de burgemeester of wethouder is benoemd, of

    • b. in een andere gemeente dan waar de burgemeester of wethouder is benoemd, indien de burgemeester of wethouder een ontheffing is verleend.

  • 3 Indien het college van burgemeester en wethouders kosten maken voor de verstrekking van beveiligingsmaatregelen, komen deze ten laste van de gemeente.

  • 4 Het beveiligingsadvies, wordt vastgesteld door de beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en schrijft de beveiligingsmaatregelen voor die passend zijn gezien:

    • a. een dreigingsanalyse, met voor zover redelijkerwijs mogelijk informatie over de lokale veiligheidsrisico’s en overige relevante omstandigheden; en

    • b. een beoordeling van de veiligheidsrisico’s in en om de woonplek, van de commissaris of de gedeputeerde.

  • 5 De burgemeester of wethouder kan slechts aanspraak maken op de verstrekking van beveiligingsmaatregelen:

    • a. gedurende de uitoefening van het ambt, of op een moment daarvoor waarop vaststond dat de burgemeester of wethouder het ambt zou gaan vervullen en;

    • b. indien voor de woning een geldig Politiekeurmerk Veilig Wonen-certificaat is afgegeven, tenzij van de burgemeester of wethouder redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat aan deze eisen wordt voldaan.

  • 6 Indien het woonadres van de burgemeester of wethouder gedurende de uitoefening van diens ambt wijzigt en reeds maatregelen, zijn verstrekt aan de burgemeester of wethouder, kunnen nogmaals maatregelen worden verstrekt voor de nieuwe woonplek, op basis van een nieuw beveiligingsadvies.

  • 7 In afwijking van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid, kunnen een of meer maatregelen voor de duur van de uitoefening van het ambt ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 4. Waterschappen

Artikel 4.1. Reis- en verblijfkostenvergoeding leden van het algemeen bestuur en commissieleden

  • 1 Voor het bijwonen van vergaderingen van het algemeen bestuur en commissies alsmede voor reizen gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een lid van het algemeen bestuur of een commissielid vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2 Voor het bijwonen van vergaderingen van het algemeen bestuur en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een lid van het algemeen bestuur of een commissielid bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien een lid van het algemeen bestuur of een commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een lid van het algemeen bestuur maakt in verband met reizen voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van het waterschap vergoed.

Artikel 4.2. Verhuiskosten voorzitter

  • 1 De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in de artikelen 4.2.7, eerste lid, van het besluit betreft:

    • a. de vergoeding van de werkelijke kosten voor het transport van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van die inboedel, en

    • b. een vast bedrag ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast aan een werknemer kan worden verstrekt voor andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Het recht op vergoeding van verhuiskosten vervalt, indien betrokkene niet binnen drie jaar na zijn benoeming is verhuisd.

Artikel 4.3. Vergoeding kosten tijdelijke huisvesting voorzitter en leden dagelijks bestuur

  • 2 In de gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de kosten voor energie en water, maar niet de kosten voor overige diensten of zaken.

Artikel 4.4. Tegemoetkoming kosten dubbele woonlasten voorzitter

  • 2 Onder de gemaakte kosten van huisvesting, bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de gemeente waar de voorzitter is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in het waterschap waar betrokkene is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • c. de bijdrage voor het bewonen van een ter beschikking gestelde woning, bedoeld in artikel 4.2.8, eerste lid, van het besluit, in het waterschap waar betrokkene is benoemd.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de eerste dag van de maand waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in artikel 4.2.7, derde lid, van het besluit, genoemde termijn van drie jaar. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend indien:

    • a. betrokkene binnen drie jaar na zijn benoeming een woning koopt of huurt in het waterschap waarin hij is benoemd dan wel een ter beschikking gestelde woning als bedoeld in artikel 4.2.8 van het besluit betrekt; en

    • b. de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 5 Indien de voorzitter een tegemoetkoming in de kosten voor dubbele woonlasten ontvangt, worden met overeenkomstige toepassing van artikel 4.6, eerste tot en met vierde lid, de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waarin hij ten tijde van zijn benoeming woonde vergoed.

Artikel 4.5. Ter beschikking gestelde woning voorzitter

  • 2 Indien het dagelijks bestuur vaststelt dat de economische huurwaarde van de ter beschikking gestelde woning lager is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, stelt het dagelijks bestuur de eigen bijdrage per maand in afwijking van het eerste lid vast op dat lagere bedrag.

  • 3 Bij het bewonen van een ter beschikking gestelde woning draagt de voorzitter de onderhoudskosten welke volgens de wet ten laste van de huurder zijn.

Artikel 4.6. Reis- en verblijfkosten voorzitter en leden van het dagelijks bestuur

  • 1 Voor woon-werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden of wordt aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast per afgelegde kilometer aan de werknemer kan worden verstrekt.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4 Indien de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur maakt in verband met reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan hem vergoed.

Artikel 4.8. Ter beschikking gestelde auto voorzitter en leden van het dagelijks bestuur

  • 1 De eigen bijdrage per maand voor het gebruik, anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden, van een aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur ter beschikking gestelde auto, bedoeld in artikel 4.2.10, eerste lid, van het besluit, wordt, voor zover nodig op basis van nacalculatie, berekend volgens de formule (a/b)p/12, waarbij:

    • a. ‘a’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

    • b. ‘b’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto gereden kilometers;

    • c. ‘p’ staat voor het totaal bedrag van de kosten van de auto dat in het kalenderjaar ten laste van de het waterschap, daaronder in ieder geval de kosten van afschrijving, onderhoud, brandstof en verzekering.

  • 2 Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed, mits deze kosten niet uit anderen hoofde worden vergoed.

  • 3 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Artikel 4.9

  • 1 Ten behoeve van een veilige woonplek als bedoeld in artikel 4.3.1, tweede lid, van het besluit worden aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur de in een beveiligingsadvies geadviseerde beveiligingsmaatregelen verstrekt.

  • 2 De veiligheidsmaatregelen worden verstrekt ten behoeve van de woonplek van de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur.

  • 3 Indien het dagelijks bestuur kosten maakt voor de verstrekking van beveiligingsmaatregelen, komen deze ten laste van het waterschap.

  • 4 Het beveiligingsadvies, wordt vastgesteld door de beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en schrijft de beveiligingsmaatregelen voor die passend zijn gezien:

    • c. een dreigingsanalyse, met voor zover redelijkerwijs mogelijk informatie over de lokale veiligheidsrisico’s en overige relevante omstandigheden; en

    • d. een beoordeling van de veiligheidsrisico’s in en om de woonplek, van de commissaris of de gedeputeerde.

  • 5 De voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur kan slechts aanspraak maken op de verstrekking van beveiligingsmaatregelen:

    • a. gedurende de uitoefening van het ambt, of op een moment daarvoor waarop vaststond dat voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur het ambt zou gaan vervullen en;

    • b. indien voor de woning een geldig Politiekeurmerk Veilig Wonen-certificaat is afgegeven, tenzij van de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat aan deze eisen wordt voldaan.

  • 6 Indien het woonadres van de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur gedurende de uitoefening van diens ambt wijzigt en reeds maatregelen, zijn verstrekt aan de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur, kunnen nogmaals maatregelen worden verstrekt voor de nieuwe woonplek, op basis van een nieuw beveiligingsadvies.

  • 7 In afwijking van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid, kunnen een of meer maatregelen voor de duur van de uitoefening van het ambt ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1. Overgangsbepalingen

  • 1 Aan de commissaris die op 27 maart 2019 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum van zijn herbenoeming, bij gebruik van een eigen auto, reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van de Regeling rechtspositie commissarissen van de Koning, zoals die luidde op 27 maart 2019. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

  • 2 De waarnemend burgemeester die op 31 januari 2016 in functie was, heeft zolang hij die functie in die gemeente vervult, aanspraak op vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer op basis van artikel 5 van de Regeling rechtspositie burgemeesters, zoals dat luidde op 31 januari 2016.

  • 3 Aan de burgemeester die op de 31 december 2018 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum van zijn herbenoeming bij gebruik van een eigen auto reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van de Regeling rechtspositie burgemeesters, zoals die luidde op 31 december 2018. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

  • 4 Aan de wethouder die de 31 december 2018 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum waarop hij op grond van artikel 42 van de Gemeentewet aftreedt bij gebruik van een eigen auto reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van de Regeling rechtspositie wethouders, zoals die luidde op 31 december 2018. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

  • 5 Aan de voorzitter van een waterschap die op 27 maart 2019 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum van zijn herbenoeming bij gebruik van een eigen auto reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van artikel 3.6 van het Waterschapsbesluit, zoals dat luidde op 27 maart 2019. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

Artikel 5.3. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 5.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven