Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid

Geraadpleegd op 01-12-2024.
Geldend van 29-08-2024 t/m heden

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 29 oktober 2018, nr. 2388102/18/DP&O, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

  • a. de Koning;

  • b. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

  • c. een minister of staatssecretaris;

  • d. een autoriteit in binnen- of buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of staatssecretaris;

  • e. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

  • f. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

  • g. de president van de Algemene Rekenkamer; of

  • h. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman geen gevolg wordt gegeven.

Artikel 3

  • 2 Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

  • 5 In afwijking van het tweede lid kan (onder)mandaat verder dan één hiërarchisch niveau doorgeven worden door:

    • a. de secretaris-generaal alsmede de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit, en de hoofden van de diensten en baten-lastenagentschappen, genoemd in artikel 2, derde lid, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen voor zover het betreft het nemen van besluiten inzake financieel beheer en het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van onder hen ressorterende ambtenaren;

    • b. de secretaris-generaal alsmede het hoofd van het cluster, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, van het Organisatiebesluit, het hoofd van de dienst, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel a, onder 1°, van het Organisatiebesluit, en het hoofd van het baten-lastenagentschap, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 4°, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen voor zover het betreft het nemen van besluiten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Artikel 4

De secretaris-generaal wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van de werkgever in de zin van paragraaf 1.2 van de CAO Rijk en als de hoogste ambtelijk leidinggevende in de zin van paragraaf 27.2 van de CAO Rijk ten aanzien van ambtenaren werkzaam bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 5

Besluiten inzake aanstelling, ontslag, bevordering of verplaatsing van ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger behoeven de instemming van het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, tenzij de secretaris-generaal anders bepaalt.

Artikel 6

  • 2

De hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen c tot en met j van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid, dragen zorg voor de toegankelijkheid van de ondermandaten die zijn verleend aan ambtenaren, werkzaam bij de onder hen ressorterende dienstonderdelen.

Artikel 7

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit en de op grond daarvan verleende en doorgegeven ondermandaten worden met mandaat en ondermandaat gelijkgesteld de verlening en het doorgeven van:

    • a. volmacht om in naam van de bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

    • b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 3 geldt dat het doorgeven van een volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten slechts is toegestaan voor zover het regelmatig voorkomende rechtshandelingen betreft.

Artikel 8

Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen op het terrein van het ministerie waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

Artikel 9

  • 1 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, die op 13 oktober 2010 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 14 oktober 2010 zijn verleend door of namens de Minister van Justitie en Veiligheid, met dien verstande dat:

    • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

    • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Straffen en Beschermen, het directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving of de Inspectie Justitie en Veiligheid worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig dit besluit zijn verleend.

  • 2 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die op 4 november 2012 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 5 november 2012 zijn verleend door of namens de Minister van Justitie en Veiligheid, met dien verstande dat:

    • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

    • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Migratie worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig dit besluit zijn verleend.

Artikel 11

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 19 oktober 2018.

  • 2 Besluiten of handelingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon door een functionaris van een dienstonderdeel zoals dat dienstonderdeel tot 26 oktober 2017 werd aangeduid, behouden hun rechtskracht.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus