Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2018

[Regeling vervallen per 07-09-2024.]
Geraadpleegd op 08-12-2024.
Geldend van 06-11-2018 t/m 23-11-2018

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 oktober 2018, 2018-0000160222, tot vaststelling van de beleidsregel in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving 2018)

Artikel 1

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 7, van de wet, niet of onvoldoende nakomt, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel.

Boetebedragen overtreding artikel 7

Duur onderbetaling

≤ 1 maand

>1 – < 3 maanden

3 – < 6 maanden

≥ 6 maanden

< 5%

€ 500

€ 750

€ 1.000

€ 1.250

5% – < 10%

€ 750

€ 1.000

€ 1.250

€ 2.000

10% – < 25%

€ 1.250

€ 2.000

€ 3.000

€ 4.500

25% – < 50%

€ 2.000

€ 3.000

€ 4.500

€ 7.000

≥ 50%

€ 3.000

€ 4.500

€ 7.000

€ 10.000

Minder dan € 50 onderbetaling: € 500.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 7a, van de wet, niet of onvoldoende nakomt, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel.

    Boetebedragen overtreding artikel 7a

    Periode waarin ten minste eenmaal het loon niet giraal is uitbetaald

     

    ≤ 1 maand

    € 500

    >1 – < 3 maanden

    € 750

    3 – < 6 maanden

    € 1.000

    6 maanden of langer

    € 1.250

Artikel 4

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 2 Indien eerder een overtreding als bedoeld in het eerste lid door de werkgever is begaan, wordt hem, in afwijking van artikel 8, per werknemer een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel, mits overigens wordt voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel e, onder 2, van de wet.

    Duur tewerkstelling

     

    ≤ 1 maand

    € 1.250

    >1 – < 3 maanden

    € 2.000

    3 – < 6 maanden

    € 3.000

    6 maanden of langer

    € 4.500

Artikel 5

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Indien een werkgever handelt in strijd met hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 13 van de wet, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd, waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 2.

  • 2 Indien een werkgever kan aantonen dat hij na een schriftelijke volmacht van de werknemer het ingehouden bedrag heeft voldaan aan een derde ter voldoening van een betalingsverplichting van de werknemer en anderszins geen bedrag heeft ingehouden dat op grond van artikel 13 van de wet niet is toegestaan, wordt in afwijking van het eerste lid de boete vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 3, tenzij ten aanzien van dezelfde werknemer tevens een overtreding van enig ander artikel van de wet wordt geconstateerd. Deze matiging vindt slechts plaats indien de volmacht is afgegeven voorafgaand aan de inhouding.

  • 3 Indien een werkgever ten aanzien van dezelfde werknemer naast artikel 13 tevens de artikelen 7, of 13a van de wet heeft overtreden, wordt de boetehoogte gebaseerd op het totaal der bedragen waarvoor deze overtredingen zijn begaan en vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 2.

  • 4 Om te bepalen of ten aanzien van een overtreding van artikel 13 van de wet een boete wordt opgelegd, wordt van het totale bedrag van loon en vergoedingen op de in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek genoemde opgave het deel van het loonbedrag en vergoedingen dat hoger is dan het minimumloon afgezet tegen de niet toegestane inhoudingen op en verrekeningen met het minimumloon. Indien het totaalbedrag aan niet toegestane inhoudingen en verrekeningen hoger is dan het deel van het loon en vergoedingen dat hoger is dan het minimumloon, wordt een boete opgelegd voor een overtreding van artikel 13 van de wet.

  • 5 Indien een werkgever kan aantonen dat een verrekening in strijd met artikel 13 van de wet slechts de verrekening betreft van hetgeen op het loon in een voorgaande betaalperiode teveel is betaald en het ook kenbaar voor de werknemer was dat deze verrekening teveel betaald loon betreft, wordt geen boete opgelegd indien het verrekende bedrag per betaalperiode niet meer bedraagt dan 10% van het voor de werknemer geldend minimumloon. De mogelijkheid tot verrekening van teveel betaald loon in de vorige zin geldt voor de werkgever voor een periode van zes maanden vanaf de datum waarop er sprake is van teveel betaald loon. Dit lid is niet van toepassing indien ten aanzien van dezelfde werknemer tevens een overtreding van enig andere artikel van de wet wordt geconstateerd.

  • 6 Indien de werkgever hetgeen op het loon in een voorgaande betaalperiode teveel is betaald met het minimumloon heeft verrekend en niet voldoet aan de voorwaarden in het vijfde lid, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien niet eerder dezelfde overtreding, te weten het verrekenen van teveel betaald loon, is begaan. Indien de werkgever eerder dezelfde overtreding heeft begaan wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd, waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 3.

  • 8 Indien een werkgever een voorschot met het minimumloon verrekent en dit voorschot is in afwijking van artikel 13, derde lid, van de wet niet overeenkomstig artikel 7a van de wet verstrekt, maar aan de overige voorwaarden van artikel 13, derde lid, van de wet is voldaan, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd, waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 3.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Indien een werkgever handelt in strijd met hetgeen is bepaald in artikel 13a van de wet, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd, waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 2.

  • 2 Indien niet overeenkomstig artikel 13a, vierde lid, van de wet de langere arbeidsduur tijdig wordt gecompenseerd in betaalde vrije tijd dan wel giraal wordt uitbetaald, wordt de werkgever per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd overeenkomstig de tabel in artikel 2, met dien verstande dat de duur van de onderbetaling wordt bepaald door het aantal uitbetalingstermijnen waarin de langere arbeidsduur is ontstaan.

  • 3 Indien een werkgever ten aanzien van dezelfde werknemer naast artikel 13a tevens artikel 7, of 13, van de wet heeft overtreden, wordt de boetehoogte gebaseerd op het totaal der bedragen waarvoor deze overtredingen zijn begaan en vastgesteld overeenkomstig de tabel in artikel 2.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 15 van de wet, niet of onvoldoende nakomt, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel, met dien verstande dat een bestuurlijke boete uitsluitend wordt opgelegd als de betaalde vakantiebijslag minder bedraagt dan 8% van het minimumloon, bedoeld in artikel 7 van de wet.

Boetebedragen overtreding artikel 15

Onderbetaling

 

< 5% of minder dan € 50

€ 250

5% – < 10%

€ 500

10% – < 25%

€ 1.000

25% – < 50%

€ 1.500

≥ 50%

€ 2.000

Artikel 8

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Indien een werkgever niet of niet tijdig de bescheiden verstrekt als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de wet wordt hem voor iedere werknemer die het betreft een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000.

  • 2 De boete voor een overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de wet wordt gematigd, indien de werkgever kan aantonen dat sprake is geweest van een arbeidsduur die korter was dan zes maanden. In dat geval wordt de boetehoogte bepaald aan de hand van onderstaande tabel.

    Boetebedragen overtreding artikel 18b, tweede lid, bij arbeidsduur korter dan zes maanden

    Duur tewerkstelling

     

    ≤ 1 maand

    € 5.000

    >1 – < 3 maanden

    € 7.000

    3 – < 6 maanden

    € 9.000

Artikel 9

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Bij samenloop ten aanzien van dezelfde werknemer van overtreding van de artikelen 7a met 7, 13 of 13a, van de wet, wordt de opgelegde boete niet hoger vastgesteld dan de boete die zou zijn opgelegd als het gehele bedrag waarvoor overtredingen zijn vastgesteld, niet zou zijn uitbetaald en de werkgever beboet zou zijn volgens de tabel in artikel 2.

  • 2 Voor de werkgever als natuurlijk persoon wordt bij een overtreding van de wet als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete gehanteerd: 0,5 maal het boetenormbedrag.

  • 3 De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, ingeval er sprake is van meer werknemers ten aanzien van wie overtredingen zijn begaan, uit de som van het per werknemer vastgestelde boetebedrag.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 In afwijking van de artikelen 2, 5, 6 en 7 wordt geen boete opgelegd, indien de mate waarin de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2, 5, en 6 gezamenlijk of artikel 7 afzonderlijk, niet worden nagekomen minder bedraagt dan € 50. Er wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing waarbij de werkgever in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan zijn verplichtingen tot girale betaling van het volledige minimumloon en/of de betaling van de minimumvakantiebijslag te voldoen en binnen vier weken na het constateren van de overtreding schriftelijke bewijsstukken te overleggen waaruit dat blijkt. Indien de werkgever in gebreke blijft, wordt alsnog een bestuurlijke boete opgelegd.

  • 2 In afwijking van artikel 3 wordt geen boete opgelegd, indien het bedrag aan loon waarvoor de verplichting, bedoeld in artikel 3, niet wordt nagekomen minder bedraagt dan € 50, maar dit bedrag anders dan giraal is betaald. Er wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt een boete opgelegd volgens de boetebedragen in de tabel in artikel 3 die gelden bij een overtreding van artikel 7a van de wet, indien volledige nabetaling van het minimumloon anders dan giraal heeft plaatsgevonden.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de overtreding is geconstateerd binnen een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop eerder eenzelfde of soortgelijke overtreding is geconstateerd waarvoor een schriftelijke waarschuwing is gegeven of een bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Bij de vaststelling of sprake is van herhaling van dezelfde of soortgelijke overtredingen wordt bij zelfstandig opererende nevenvestigingen van rechtspersonen gehandeld alsof deze afzonderlijke ondernemingen zijn.

  • 2 Indien rechtspersonen langer dan zes aaneengesloten maanden op dezelfde bouwlocatie werkzaamheden verrichten, wordt die bouwlocatie beschouwd als nevenvestiging als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

De boete voor overtreding van de artikelen 7, 7a, 13, 13a, 15 of 18b, tweede lid, van de wet wordt met 50% verhoogd indien de overtreding is begaan door een rechtspersoon, of daarmee gelijkgestelde, waarvan een wettelijk vertegenwoordiger eerder wettelijk vertegenwoordiger was van een andere rechtspersoon, of daarmee gelijkgestelde, ten aanzien waarvan een overtreding van de wet is geconstateerd, en waarvan de bedrijfsactiviteiten of de locatie waar of van waaruit de werkzaamheden worden verricht dezelfde zijn gebleven.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

De boete wordt met 25% gematigd in de gevallen dat tussen de laatste ambtshandeling van de inspecteur en het insturen van het boeterapport een periode zit van langer dan een halfjaar.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

  • 1 Indien de werkgever een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in de artikelen 2, 5, en 6 wordt hem tevens een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.

    Dwangsom per dag

    Duur onderbetaling

    ≤ – 1 maand

    >1 – < 3 maanden

    3 – < 6 maanden

    ≥ 6 maanden

    < 5% of minder dan € 50

    € 20

    € 25

    € 50

    € 75

    5% – < 10%

    € 25

    € 50

    € 75

    € 100

    10% – < 25%

    € 50

    € 75

    € 100

    € 150

    25% – < 50%

    € 75

    € 100

    € 150

    € 200

    ≥ 50%

    € 100

    € 200

    € 300

    € 400

  • 2 Indien de werkgever een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 7, wordt hem tevens een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.

    Dwangsom per dag

    Onderbetaling

    Dwangsom per dag

    < 5% of minder dan € 50

    € 20

    5% – < 10%

    € 25

    10% – < 25%

    € 50

    25% – < 50%

    € 75

    ≥ 50%

    € 100

  • 3 De last onder dwangsom, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet opgelegd, indien de werkgever uit eigen beweging aan zijn verplichtingen heeft voldaan en daarvan binnen vier weken na het constateren van de overtreding schriftelijk bewijs heeft geleverd.

  • 4 Het maximale bedrag dat een werkgever per werknemer aan dwangsom kan verbeuren bedraagt € 40.000.

  • 5 Aan de werkgever wordt geen last onder dwangsom opgelegd indien:

    • a. de overtreding de verrekening van teveel betaald loon betreft;

    • b. de overtreding de verrekening van een contant voorschot betreft.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het totaal aan op te leggen boetes kan per werknemer niet hoger zijn dan € 2.000, onverminderd de bevoegdheid om de boete te verhogen op grond van artikel 18f, tweede tot en met vijfde lid, van de wet.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 66253, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 06-11-2018.

Het totaal aan op te leggen boetes kan per werknemer niet hoger zijn dan € 12.000, onverminderd de bevoegdheid om de boete te verhogen op grond van artikel 18f, tweede tot en met vijfde lid, van de wet.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2018.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

[Red: Wijzigt de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017.]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

[Red: Wijzigt de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 07-09-2024]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 oktober 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees