Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 30 juni 2017,
nr. IenM/BSK-2017/167181, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede
namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister
van Economische Zaken en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op het Europees landschapsverdrag, de habitatrichtlijn, de grondwaterrichtlijn,
de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn
maritieme ruimtelijke planning, de kaderrichtlijn water, het Londen-protocol, de mer-richtlijn,
het PRTR-protocol, de PRTR-verordening, de richtlijn havenontvangstvoorzieningen,
de richtlijn industriële emissies, de richtlijn inspraak en toegang tot de rechter,
de richtlijn luchtkwaliteit, de richtlijn omgevingslawaai, de richtlijn overstromingsrisico’s,
de richtlijn stedelijk afvalwater, de richtlijn storten afvalstoffen, de richtlijn
toegang tot milieu-informatie, de richtlijn winningsafval, het SEA-protocol, de Seveso-richtlijn,
de smb-richtlijn, het verdrag van Aarhus, het verdrag van Espoo, het verdrag van Granada,
het verdrag van Valletta, het VN-Zeerechtverdrag, de vogelrichtlijn, het werelderfgoedverdrag,
de zwemwaterrichtlijn en de artikelen 2.20, eerste lid, 4.3, 5.7, tweede lid, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, tweede en derde lid, 5.13, 5.16, tweede lid, 5.36, vijfde lid, 5.47, tweede en vijfde lid, 5.52, tweede lid, aanhef en onder b, 12.1, eerste lid, vierde lid en vijfde lid, 12.5, derde lid, 12.6, vierde lid, 12.8, vierde lid, 12.9, tweede lid, 13.5, eerste en tweede lid, 16.1, eerste en tweede lid, 16.2, tweede lid, 16.7, tweede lid, 16.15, 16.16, 16.17, 16.24, 16.36, zesde lid, aanhef en onder a, 16.39, tweede lid, 16.42, 16.43, eerste lid, 16.55, eerste lid, 16.65, eerste lid, 16.88, eerste lid, 17.5, derde lid, 18.2, vierde lid, 18.3, 20.6, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, 20.8, eerste lid, 20.13, tweede lid, en 20.14, vierde lid, van de Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 december 2017,
nr. W14.17.0197/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 29 juni 2018, nr. 2018-0000524072, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische
Zaken en Klimaat, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Hebben goedgevonden en verstaan: