Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018

[Regeling vervallen per 23-07-2022.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 05-05-2022 t/m 22-07-2022

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 juli 2018, nr. WJZ/18055124, houdende regels ten aanzien van de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit (Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 32 tot en met 34, 36, 152 tot en met 156, 159, 160, 164 en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013 L 347);

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie;

Gelet op uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit;

Gelet op de artikelen 15 en 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

Deel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • aanvoerprognose: opgave door een lid van een producentenorganisatie van de hoeveelheid en aard van de producten die het lid in een door de producentenorganisatie te bepalen tijdvak bij de producentenorganisatie verwacht aan te voeren;

    • accountant: accountant die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het Accountantsberoep;

    • actiefonds: actiefonds als bedoeld in artikel 32 van verordening 1308/2013;

    • activiteit: actie als bedoeld in artikel 2, onderdeel g, van verordening 2017/891 ter uitvoering van een project;

    • areaalenquête: inventarisatie van een door een lid van de producentenorganisatie beteeld areaal en de door dit lid geteelde producten;

    • biologische productie: biologische productie als bedoeld in verordening 2018/848;

    • denatureren: ongeschikt maken voor menselijke consumptie;

    • dochteronderneming: dochteronderneming als bedoeld in artikel 22, achtste lid, aanhef en onderdeel a, van verordening 2017/891;

    • duurzaam productiemiddel: tastbaar activum als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van verordening 2017/891;

    • erkenningsaanvraag: een verzoek om erkenning als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013;

    • erkenningsbesluit: besluit van de minister inzake de erkenning van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013;

    • forfaitair standaardtarief: vast of maximaal bedrag per eenheid, al dan niet uitgedrukt als percentage, dat wordt gebruikt om de te declareren bedragen vast te stellen en vooraf is vastgesteld op grond van artikel 31, tweede lid van verordening 2017/891;

    • gedeeltelijke betaling: gedeeltelijke betaling als bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/892;

    • gekwantificeerd streefcijfer: gekwantificeerd streefcijfer als bedoeld in artikel 27, derde lid, van verordening 2017/891;

    • goederenlogistiek: het verzamelen, ophalen, sorteren, opslaan, verpakken, transporteren en distribueren van het product;

    • kostenbegroting: recente offerte voor de concreet geplande aanschaf of dienst, dan wel een taxatierapport op basis van vervangingswaarde, dan wel een officiële actuele prijslijst van leveranciers, dan wel een factuur uit een voorgaande periode voor eenzelfde soort geplande uitgavenpost, dan wel een vergelijkbaar document;

    • lid: aangesloten producent als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van verordening 2017/891;

    • meetbaar streefdoel: meetbaar streefdoel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van verordening 2017/892;

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • nationaal kader: nationaal kader als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van verordening 1308/2013;

    • nationale strategie: nationale strategie als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1308/2013;

    • niet-producerend lid: lid van de producentenorganisatie dat meer dan één teeltseizoen geen producten teelt waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • operationeel programma: operationeel programma, als bedoeld in artikel 33 van verordening 1308/2013;

    • producentenorganisatie: door de minister erkende producentenorganisatie als bedoeld in artikel 152 van verordening 1308/2013;

    • productie voor eigen rekening en risico: degene voor wiens rekening en risico wordt geteeld draagt de risico’s die samenhangen met de teelt en de opbrengst en is daarmee de eigenaar van het product ongeacht of hier een verkooptransactie aan vooraf is gegaan. In beginsel is dit de producent voor wiens rekening tevens de winsten en eventuele verliezen komen;

    • project: samenhangend geheel van activiteiten die subsidiabel zijn gesteld in deze regeling ter uitvoering van een strategisch doel dat door een producentenorganisatie wordt nagestreefd met haar operationeel programma;

    • richtlijn 2000/29: Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PBEU 2000, L 169);

    • subsidieaanvraag: aanvraag voor steun als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 2017/892;

    • subsidie: financiële steun van de Unie als bedoeld in artikel 34 van verordening 1308/2013;

    • strategisch doel: doelstelling als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 of een doel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van verordening 2017/892, dat een producentenorganisatie nastreeft met haar operationeel programma;

    • SWOT analyse: bedrijfskundig model dat intern de sterktes en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert;

    • tussentijdse wijziging: een wijziging van het operationeel programma in de loop van het jaar als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 2017/891;

    • uitgavenpost: samenstel van uitgaven die gezamenlijk aan dezelfde criteria voldoen om binnen een activiteit bij te dragen aan het concrete meetbare streefdoel van een project.

    • uitvoeringsjaar: jaar van uitvoering van een operationeel programma;

    • unie van producentenorganisaties: unie van erkende producentenorganisaties als bedoeld in artikel 156 van verordening 1308/2013;

    • verkoper: natuurlijke of rechtspersoon die door een producentenorganisatie is belast met de verkoop van producten van de leden van de producentenorganisatie waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • verordening 2017/891: gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (PBEU 2017, L 138);

    • verordening 2017/892: uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit (PBEU 2017, L 138);

    • verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001en (EG) nr. 1234/2007van de Raad (PBEU 2013, L 347);

    • verordening 2018/848: verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

    • verordening 2020/600: uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie van 30 april 2020 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis (PbEU 2020, L 140);

    • verordening 2020/884: gedelegeerde verordening (EU) 2020/884 van de Commissie van 4 mei 2020 tot afwijking, wat het jaar 2020 betreft, van Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie wat de sector groenten en fruit betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/449 van de Commissie wat de wijnsector betreft, in verband met de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 205);

    • voorschotaanvraag: aanvraag als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van verordening 2017/891;

    • waarde afgezette productie: de waarde van de afgezette productie van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 22 van verordening 2017/891.

  • 2 In de artikelen 19 tot en met 21, 46, 53, 72, 73, eerste lid, 75, 76, 77, 100, 101, 139 en 185a van de regeling wordt onder ‘dochteronderneming’ mede verstaan een entiteit binnen een keten van dochterondernemingen waarvan ten minste 90% van de aandelen of het kapitaal van de entiteit in handen is van één of meer producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De minister wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 17, derde lid, 23, vierde lid, 34, tweede lid, 44, eerste lid, 48, vijfde lid, 59, derde lid, 75, zesde lid, 77, eerste lid, en 78 van verordening 2017/891 en de artikelen 3, zesde lid, 6, eerste lid, 9, eerste en vierde lid, 21, eerste lid, 29, tweede lid, 34, onderdeel b, en 35 van verordening 2017/892.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Deze regeling is van toepassing op de producten van de sector groenten en fruit, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel i, van verordening 1308/2013 en op dergelijke producten die uitsluitend zijn bestemd om te worden verwerkt.

Deel 2. Erkenningen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Hoofdstuk 1. Erkenning van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Titel 1. Erkenningsvereisten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Afdeling 1. Rechtspersoonlijkheid

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De rechtspersoonlijkheid van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013 blijkt uit:

  • a. een in het handelsregister neergelegd authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de producentenorganisatie; of

  • b. een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel neergelegd authentiek afschrift van de statuten van de producentenorganisatie; en

  • c. een inschrijving bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Afdeling 2. Lidmaatschap

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Van een producentenorganisatie kunnen lid zijn:

  • a. een natuurlijk persoon;

  • b. een rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een rechtspersoon naar buitenlands recht; of

  • c. een in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Het minimumaantal leden en de minimale waarde van de afzetbare productie, bedoeld in artikel 154, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013 bedraagt ongeacht of de producentenorganisatie een operationeel programma heeft:

    • a. voor producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2008 tenminste vijf leden, met een gezamenlijke waarde van de afzetbare productie van € 100.000;

    • b. voor producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2008 tenminste tien leden, met een gezamenlijke waarde van de afzetbare productie van € 25.000.000.

  • 2 Rechtspersonen die eigendom zijn van één natuurlijke persoon of rechtspersoon worden bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag door de minister gezamenlijk aangemerkt als één lid. Indien de minister in redelijkheid vermoedt dat een oneigenlijk aantal entiteiten, als bedoeld in artikel 5, wordt gecreëerd met het oog op het eerste lid of artikel 24, kan de minister deze entiteiten gezamenlijk aanmerken als één lid.

  • 3 Indien een lid van een producentenorganisatie een rechtspersoon is waarbij meerdere producenten zijn aangesloten, kan de minister besluiten deze producenten bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag mee te tellen bij de bepaling van het aantal leden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Producentenorganisaties houden een ledenlijst bij met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Het lidmaatschap van een producentenorganisatie duurt minimaal één jaar en treedt in werking op een door het bestuur van de producentenorganisatie te bepalen tijdstip.

  • 2 Aspirantleden verzoeken de producentenorganisatie schriftelijk om lidmaatschap en verklaren in dit verzoek:

    • a. de statuten van de producentenorganisatie na te leven;

    • b. niet bij een andere erkende producentenorganisatie lid te zijn voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend; en

    • c. geen product waarvoor de producentenorganisatie is erkend buiten de producentenorganisatie om te zullen afzetten, behoudens met toestemming van de producentenorganisatie als bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891.

  • 3 Een producentenorganisatie bepaalt in haar statuten dat het lidmaatschap kan worden opgezegd met ingang van 1 januari. De door de producentenorganisatie vast te stellen uiterste opzegdatum ligt tussen 30 juni en 2 oktober van het voorafgaande jaar.

  • 4 De bevestiging van lidmaatschap en opzegging van lidmaatschap, alsmede de datum waarop het lidmaatschap en de opzegging in werking treedt, wordt door de producentenorganisatie schriftelijk aan het lid meegedeeld.

  • 5 Bepalingen omtrent de minimumduur, opzeggingsdata en inwerkingtreding van opzegging van het lidmaatschap zijn niet van toepassing in geval van:

    • a. overlijden van het lid;

    • b. faillissement van het lid;

    • c. toepassing van het sanctiereglement van de producentenorganisatie inzake royement; of

    • d. indien dit redelijkerwijs niet van het lid of coöperatie gevergd kan worden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een producentenorganisatie kan niet-producerende leden hebben, indien in de statuten van de producentenorganisatie wordt bepaald dat deze leden:

  • a. reeds aangesloten waren bij de producentenorganisatie vóór zij gedurende meer dan één productieseizoen geen producten meer teelden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

  • b. opgenomen worden in een afzonderlijke ledenadministratie; en

  • c. niet mogen deelnemen aan de stemming van de algemene vergadering over besluiten inzake het actiefonds of het operationeel programma van de producentenorganisatie.

Afdeling 3. Verplichtingen voor producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties tonen aan dat zij voldoen aan artikel 152, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013 aan de hand van:

    • a. de oprichtingsakte van de producentenorganisatie; en

    • b. de notulen van de eerste vergadering of oprichtingsvergadering van de producentenorganisatie.

  • 2 Op producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2008 is het eerste lid niet van toepassing. Deze producentenorganisaties worden geacht te voldoen aan het vereiste van artikel 152, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een lid van het bestuur of de Raad van Commissarissen van een producentenorganisatie of een functionaris van een producentenorganisatie die betrokken is bij het verkoopbeleid, is geen afnemer of functionaris van een afnemer van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend ingevolge artikel 152, eerste lid, van verordening 1308/2013.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties verbieden hun leden in hun statuten op grond van artikel 160 van verordening 1308/2013 om activiteiten te ontplooien die het vermoeden doen ontstaan dat de verkoop van het product waarvoor zij bij de producentenorganisatie zijn aangesloten niet uitsluitend via de producentenorganisatie verloopt.

  • 2 Producentenorganisaties nemen het in het eerste lid bedoelde verbod uiterlijk op 1 januari 2019 op in hun statuten.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op activiteiten met betrekking tot de verkoop op grond van artikel 12 van verordening 2017/891.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties bepalen op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 op welk moment leden hun product aan de producentenorganisatie ter verkoop aanbieden.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties verplichten in hun statuten hun leden op grond van artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van verordening 1308/2013 om aan de producentenorganisatie:

  • a. melding te doen van eigendomsbelangen in ondernemingen die van de producentenorganisatie door het lid geproduceerde producten kopen, indien de producentenorganisatie voor deze producten is erkend; en

  • b. aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan te tonen dat binnen de in onderdeel a bedoelde ondernemingen is verzekerd dat het lid:

    • 1°. geen invloed kan uitoefenen op het vaststellen van de verkoopvoorwaarden door de ondernemingen van de producten waarvoor het lid bij de producentenorganisatie is aangesloten; en

    • 2°. geen invloed kan uitoefenen op besluiten aangaande commerciële relaties en het prijsbeleid van de ondernemingen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties stellen in hun statuten voorschriften vast voor de controle op de naleving van hun statuten door hun leden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten ten aanzien van de controle op de naleving door hun leden van artikel 160 van verordening 1308/2013 voor de door de producentenorganisatie gedurende het jaar uit te voeren controles tenminste:

    • a. een systematische vergelijking per producent van areaalenquêtes en aanvoerprognoses met de daadwerkelijk aan de producentenorganisatie geleverde hoeveelheden gedurende het kalenderjaar;

    • b. een verificatie van de door de leden verstrekte areaalenquêtes en aanvoerprognoses door middel van bezoek door de producentenorganisatie aan een derde van het ledenbestand gedurende het jaar waarbij ieder lid ten minste elke drie jaar wordt bezocht;

    • c. een periodieke vergelijking van de aanvoerprognoses en de daadwerkelijke aanvoer met een door de producentenorganisatie, op basis van statistische normen of ervaringscijfers, vast te stellen normstelling per areaal;

    • d. een registratie van de op basis van de onderdelen a tot en met c aangetroffen verschillen en de daarvoor door het lid gegeven verklaring; en

    • e. een registratie van de door de producentenorganisatie getroffen acties naar aanleiding van op grond van onderdeel d onverklaarde verschillen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten voor de door de producentenorganisatie na afloop van het kalenderjaar uit te voeren controles minimaal:

    • a. een verplichting voor ieder lid om uiterlijk voor 1 mei na afloop van het kalenderjaar schriftelijk aan de producentenorganisatie te verklaren:

      • 1°. de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar geproduceerd heeft;

      • 2°. de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar bij derden heeft ingekocht;

      • 3°. de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar via de producentenorganisatie afgezet heeft;

      • 4°. de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar op grond van artikel 12 van verordening 2017/891 buiten de producentenorganisatie om verkocht heeft, uitgesplitst per categorie zoals genoemd in artikel 12 van verordening 2017/891;

      • 5°. dat hij, uitgezonderd de verkoop op grond van artikel 12 van verordening 2017/891, geen door hem geteelde producten waarvoor hij bij de producentenorganisatie is aangesloten buiten de producentenorganisatie verkocht heeft; en

      • 6°. dat hij bij verkoop op grond van artikel 12 van verordening 2017/891 de daaraan door de producentenorganisatie gestelde voorwaarden heeft nageleefd;

    • b. een vergelijking van informatie uit de in onderdeel a bedoelde verklaringen met de omzetgegevens van het lid;

    • c. een onderzoek door de producentenorganisatie naar de, op basis van de op grond van onderdeel b uitvoerde vergelijking, geconstateerde verschillen tussen de eigen verklaringen en de omzetgegevens van het lid;

    • d. een verplichting tot het instellen van een accountantsonderzoek naar op grond van onderdeel c onvoldoende verklaarde verschillen;

    • e. een registratie van de uitkomsten van het in onderdeel d bedoelde accountantsonderzoek; en

    • f. een registratie van de opvolging van de uitkomsten van het in onderdeel e bedoelde accountantsonderzoek door de producentenorganisatie, waaronder sanctionering van de betreffende leden.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om de juistheid van in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te laten onderzoeken door een accountant door middel van een COS 4400 onderzoek.

  • 5 Het in het vierde lid bedoelde onderzoek betreft:

    • a. de leden die verzuimd hebben voor 1 mei na afloop van het kalenderjaar de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde eigen verklaring te verstrekken;

    • b. de leden waarbij door de producentenorganisatie of door controle-instanties in het jaar voorafgaand aan het controlejaar is vastgesteld dat zij artikel 160 van verordening 1308/2013 niet hebben nageleefd;

    • c. de leden waarbij door de producentenorganisatie in het voorafgaande kalenderjaar is vastgesteld dat verschillen tussen areaalgegevens en omzetgegevens onvoldoende konden worden verklaard; en

    • d. minimaal 2 procent van de leden van de producentenorganisatie, met een minimum van één lid, die niet reeds op grond van onderdelen a tot en met c deel uit maken van het onderzoek.

  • 6 Indien de accountant bij meerdere leden in deze deelwaarneming afwijkende bevindingen constateert treft de producentenorganisatie afhankelijk van de aard van de afwijkingen passende maatregelen.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om jaarlijks voor 1 juni de betrouwbaarheid van het geheel aan maatregelen dat de producentenorganisatie neemt voor controle op de naleving door hun leden te evalueren. Een verslag van de evaluatie wordt door de algemene vergadering besproken en geaccordeerd. De onderliggende stukken worden door de producentenorganisatie gearchiveerd.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties stellen in hun statuten voorschriften vast voor sanctionering van niet naleving van hun statuten door hun leden die, behoudens gevallen van overmacht, tenminste bepalen dat:

    • a. bij een eerste overtreding van de statutaire verplichtingen ter uitvoering van artikel 160 van verordening 1308/2013, artikel 12 van verordening 2017/891 en de artikelen 11, 12, 13, en 14 van deze regeling het lid minimaal een schriftelijke waarschuwing krijgt;

    • b. bij een tweede soortgelijke overtreding begaan binnen vijf jaar na het begaan van de eerste overtreding bedoeld in onderdeel a, minimaal een boete aan het lid wordt opgelegd en deze boete daadwerkelijk wordt geïncasseerd; en

    • c. leden bij alle soortgelijke vervolgovertredingen begaan binnen vijf jaar na het begaan van de eerste overtreding bedoeld in onderdeel a, worden geroyeerd.

  • 2 Producentenorganisaties administreren alle geconstateerde overtredingen van hun statutaire verplichtingen en aan hun leden opgelegde sancties.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties beschikken op grond van artikel 7, onderdeel a, van verordening 2017/891 tenminste over een deugdelijk en accuraat systeem van areaalenquêtes en aanvoerprognoses.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties, en voor zover van toepassing unies van producentenorganisaties, beschikken op grond van artikel 154, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 tenminste over een volledige beschrijving van de interne organisatie en van de administratieve en interne beheersing van:

  • a. de verkoop en prijsbepaling;

  • b. de goederenlogistiek;

  • c. de financiële administratie;

  • d. de beoordeling van investeringen en uitgaven waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • e. het aannemen van nieuwe leden en het beëindigen van het lidmaatschap;

  • f. het vergaren van informatie van de leden en de verwerking van mutaties daarin, waaronder de controle op de juistheid van de ledenlijst;

  • g. de beoordeling van areaalenquêtes en aanvoerprognoses, waaronder de vergelijking met realisaties;

  • h. de controle op naleving van artikel 160 van verordening 1308/2013 door de leden waaronder het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891;

  • i. het opleggen van sancties; en

  • j. het uitbesteden van activiteiten als bedoeld in artikel 155 van verordening 1308/2013.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie beschikt op grond van artikel 154, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 over een redelijk niveau van vermogen en liquiditeit.

  • 2 Een negatief vermogen wordt door de producentenorganisatie binnen één kalenderjaar aangevuld.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie beschikt ten behoeve van het commercieel en budgettair beheer van haar activiteiten, bedoeld in artikel 153, tweede lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013, op grond van artikel 7 van verordening 2017/891 over een eigen, als zodanig herkenbare, kantoorruimte die beschikt over een eigen opgang, welke niet door ruimtes van een afnemer of een lid van de producentenorganisatie leidt.

  • 2 De kantoorruimte is eigendom van of wordt gehuurd door de producentenorganisatie of een dochteronderneming.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties en hun dochterondernemingen maken voor hun financieel administratieve werkzaamheden, waaronder het factureren naar afnemers en leden en het opstellen van budgetten, gebruik van eigen personeel.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor het opstellen van jaarrekeningen en fiscale zaken.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties, dan wel dochterondernemingen of unies van producentenorganisaties indien de afzet door hen wordt verricht, tonen op grond van artikel 11 van verordening 2017/891 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij de verkoopvoorwaarden, en meer in het bijzonder de verkoopprijzen, voor de producten van de leden van de producentenorganisatie waarvoor de producentenorganisatie is erkend daadwerkelijk bepalen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde schriftelijke bewijsstukken tonen aan:

    • a. welke verkoper er binnen de producentenorganisatie, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties belast is met de verkoop van de producten van de leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • b. wat de taak of opdracht van de verkoper is;

    • c. op welke wijze de verkoper door de producentenorganisatie, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties wordt aangestuurd;

    • d. welke aanwijzingen de verkoper van de producentenorganisatie, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties gekregen heeft voor het voeren van onderhandelingen over de verkoopvoorwaarden;

    • e. op welke wijze de verkoper achteraf verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties over de gerealiseerde verkoopvoorwaarden; en

    • f. dat de in onderdeel e bedoelde verantwoording daadwerkelijk wordt afgelegd.

  • 3 De producentenorganisatie legt haar afzetbeleid vast in een besluit van het bestuur dat door de algemene vergadering wordt goedgekeurd.

  • 4 De producentenorganisatie, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties bepaalt op welke locatie of welke locaties het aanbod van de producten van haar leden fysiek geconcentreerd wordt.

  • 5 Het afzetbeleid van de producentenorganisatie wordt jaarlijks voor 1 juni door haar bestuur geëvalueerd en een verslag van deze evaluatie wordt jaarlijks voor 1 juni door de algemene vergadering van de producentenorganisatie besproken en geaccordeerd. De onderliggende stukken worden door de producentenorganisatie gearchiveerd.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Artikel 155 van verordening 1308/2013 is van toepassing op de activiteiten van de producentenorganisatie die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de producentenorganisatie, bedoeld in de artikelen 152 en 154 van verordening 1308/2013.

  • 2 Wanneer een producentenorganisatie de in het eerste lid bedoelde activiteiten heeft uitbesteed toont de producentenorganisatie op grond van artikel 155 van verordening 1308/2013 door middel van door het bestuur en de algemene vergadering geaccordeerde schriftelijke bewijsstukken aan:

    • a. welke activiteiten worden uitbesteed;

    • b. waarom deze activiteiten niet door de producentenorganisatie zelf worden uitgevoerd;

    • c. aan wie deze activiteiten worden uitbesteed;

    • d. waarom tot de keuze voor uitbesteding aan de in onderdeel c bedoelde entiteit is gekomen; en

    • e. welke afspraken er met de in onderdeel c bedoelde entiteit zijn gemaakt.

  • 3 De producentenorganisatie toont op grond van artikel 13, tweede lid, van verordening 2017/891 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan op welke wijze de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit:

    • a. door de producentenorganisatie wordt aangestuurd bij de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten; en

    • b. verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie over de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten.

  • 4 Wanneer een producentenorganisatie verkoopactiviteiten uitbesteedt, toont zij aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij gedurende de verkoopperiode minimaal één maal per week met de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit overlegt over de te hanteren verkoopvoorwaarden, waaronder de verkoopprijs.

  • 5 De keuze voor uitbesteding wordt jaarlijks voor 1 juni per geval door het bestuur van de producentenorganisatie geëvalueerd en een verslag van deze evaluatie wordt jaarlijks voor 1 juni door de algemene vergadering besproken en geaccordeerd. De onderliggende stukken worden door de producentenorganisatie gearchiveerd.

  • 6 Activiteiten van de producentenorganisatie die niet worden uitbesteed aan haar leden zijn:

    • a. verkoop van de producten van haar leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend; en

    • b. commercieel en budgettair beheer.

  • 7 Activiteiten van de producentenorganisatie die niet worden uitbesteed zijn:

    • a. controle op de naleving van de statuten, met uitzondering van accountantsonderzoek;

    • b. boekhouding, facturering en uitbetaling aan de leden; en

    • c. kennis van productie van de leden.

Afdeling 4. Eisen aan de statuten van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties nemen in hun statuten op dat zij alle in artikel 152, eerste lid, onderdeel c, onder i, ii en iii, van verordening 1308/2013 genoemde doelstellingen nastreven en tonen aan dat zij uitvoering geven aan deze doelstellingen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Ongeacht de rechtsvorm van een producentenorganisatie bepalen de statuten van een producentenorganisatie op grond van artikel 153, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 dat een lid maximaal 20 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft.

  • 2 De percentages omvatten tevens volmachten.

  • 3 Indien een natuurlijk persoon, afgezien van volmachten, bevoegd is om te stemmen voor meerdere leden, geldt het maximum percentage van de stemmen voor deze rechtspersonen gezamenlijk.

  • 4 In het geval van een rechtsvorm met aandeelhouders of in het geval leden aanspraak kunnen maken op delen van het kapitaal, bepalen de statuten van een producentenorganisatie dat een natuurlijk persoon of rechtspersoon maximaal 20 procent van de aandelen van de producentenorganisatie heeft of dat deze gerechtigd is tot maximaal 20% van het kapitaal.

  • 5 De statuten van een unie van producentenorganisaties bepalen:

    • a. ongeacht de rechtsvorm van de unie van de producentenorganisatie, dat een lid maximaal 50 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering van de unie van producentenorganisaties heeft;

    • b. in geval van een rechtsvorm met aandeelhouders, dat een producentenorganisatie maximaal 50 procent van de aandelen van de unie van producentenorganisaties heeft.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie kan haar leden slechts toestemming als bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891 verlenen indien deze mogelijkheid in haar statuten is opgenomen.

  • 2 Indien een producentenorganisatie haar leden toestaat gebruik te maken van de uitzondering, bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891, stelt de producentenorganisatie voorschriften vast inzake:

    • a. de procedure voor verlening van de toestemming;

    • b. de algemene voorwaarden voor verlening van de toestemming; en

    • c. de rapportageverplichtingen bij het gebruik van de toestemming.

  • 3 Een producentenorganisatie verleent de toestemming jaarlijks schriftelijk en per individueel geval voordat gebruik wordt gemaakt van de uitzondering, bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891.

  • 4 Bij de verlening van toestemming maakt een producentenorganisatie een keuze om deze toestemming in volume of waarde te verlenen. Deze keuze verplicht het lid om zijn verkopen in dezelfde eenheid te administreren en te rapporteren.

  • 5 Indien een producentenorganisatie aan de toestemming specifieke voorwaarden verbindt, worden deze voorwaarden in de toestemming vermeld.

  • 6 Een producentenorganisatie kan in een situatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van verordening 2017/891, een lid toestaan om maximaal 40 procent, qua volume of qua waarde, van de productie buiten de producentenorganisatie om af te zetten, zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid, van verordening 2017/891, indien:

    • a. dat lid producten teelt onder licentie van een andere producentenorganisatie;

    • b. de verkooprechten met betrekking tot die producten exclusief bij die andere producentenorganisatie liggen; en

    • c. de producten waarop de toestemming betrekking heeft uitsluitend via die andere producentenorganisatie worden afgezet.

Titel 2. Aanvraag, verlening en beëindiging erkenning

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een erkenning als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013 wordt verleend indien de aanvrager kan aantonen dat hij voldoet aan de op grond van de artikelen 152, 153, 154, 155 en 160 van verordening 1308/2013 en titel 1 van deze afdeling gestelde eisen.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een verzoek om erkenning omvat ter uitvoering van artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 de volgende stukken:

    • a. de oprichtingsakte en statuten;

    • b. het huishoudelijk reglement;

    • c. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • d. notulen van de oprichtingsvergadering;

    • e. het meerjarenplan;

    • f. de bestuursnotitie omtrent de afzet en aanbodbundeling;

    • g. de bestuursnotitie omtrent de uitbesteding van activiteiten;

    • h. de ledenlijst;

    • i. indien aanwezig de jaarrekeningen van de producentenorganisatie over de afgelopen drie boekjaren;

    • j. de beschrijving van de administratieve organisatie en interne beheersing, bedoeld in artikel 17;

    • k. de beschrijving van de samenstelling van het bestuur;

    • l. de procuratieregeling;

    • m. het autorisatieschema;

    • n. een organogram;

    • o. de bevoegdhedenmatrix en parafenlijst;

    • p. een beschrijving van de ondernemingsstructuur en ondernemingen waarin één of meer producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties aandelen of maatschappelijk kapitaal bezitten en die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van die organisaties of unies;

    • q. een beschrijving van de goederenlogistiek; en

    • r. een opgave van de waarde van de afzetbare productie.

  • 3 De referentieperiode voor het bepalen van de waarde van de afzetbare productie is het kalenderjaar twee jaar vóór het jaar van de erkenningsaanvraag.

  • 4 Indien dit nodig is voor de beoordeling van het verzoek om erkenning, bedoeld in artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 kan de minister de producentenorganisatie verzoeken om aanvullende schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien de minister op grond van artikel 27, vierde lid, aanvullende bewijsstukken opvraagt wordt de in artikel 154, vierde lid, van verordening 1308/2013 bedoelde termijn opgeschort tot de verzochte aanvullende bewijsstukken door de producentenorganisatie aan de minister zijn overgelegd.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een erkenning kan op verzoek van de producentenorganisatie worden gewijzigd of beëindigd met ingang van 1 januari.

  • 2 De producentenorganisatie dient een verzoek tot wijziging van de erkenning in uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan wijziging van de erkenning wordt gevraagd.

  • 3 De producentenorganisatie dient een verzoek tot beëindiging van de erkenning in uiterlijk op 1 december voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan beëindiging van de erkenning wordt gevraagd.

  • 4 Een lijst met de namen en contactgegevens van alle in Nederland erkende producentenorganisaties wordt gepubliceerd op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze lijst wordt jaarlijks geactualiseerd.

  • 5 In afwijking van het eerste lid kan een erkenning op verzoek van de producentenorganisatie die geen operationeel programma uitvoert, op ieder moment worden beëindigd. Het verzoek tot beëindiging van de erkenning kan op ieder moment worden ingediend.

Titel 3. Informatie- en rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie informeert de minister onverwijld over:

    • a. wijzigingen in de statuten en het huishoudelijk reglement;

    • b. wijzigingen in de organisatiestructuur; en

    • c. voornemens tot fusie of samenwerking.

  • 2 Bij de melding van de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, overlegt de producentenorganisatie in ieder geval de gewijzigde statuten of het gewijzigde huishoudelijk reglement.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks voor 1 maart de volgende stukken aan de minister:

    • a. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

    • b. de verslagen van de in het afgelopen boekjaar gehouden algemene vergaderingen.

  • 2 Een producentenorganisatie die geen subsidieaanvraag indient bij de minister, overlegt ter uitvoering van artikel 21, eerste lid, van verordening 2017/892 jaarlijks voor 15 februari aan de minister:

    • a. een digitale ledenlijst per 1 januari van het lopende jaar, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • b. een overzicht van de leden die gedurende het vorige jaar zijn uitgetreden, onder vermelding van de datum van uittreding, alsook van de leden waarop artikel 7, vijfde lid, van toepassing is met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel; en

    • c. een parafenlijst van tekenbevoegde personen binnen de producentenorganisatie.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks uiterlijk op 1 juni, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de minister een samenvattend overzicht van:

    • a. de door de leden op grond van artikel 14, derde lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°, aan de producentenorganisatie verstrekte informatie;

    • b. het areaal van de leden van de producentenorganisatie;

    • c. de door de leden van de producentenorganisatie geteelde gewassen;

    • d. de hoeveelheden product waarvoor aan de leden een toestemming op grond van artikel 12 van verordening 2017/891 is verleend; en

    • e. de omzet van de producentenorganisatie.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks uiterlijk op 1 juni de jaarrekening over het afgelopen boekjaar, voorzien van een controleverklaring van een extern accountant.

Hoofdstuk 2. Erkenning van unies van producentenorganisaties

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Alleen een erkende producentenorganisatie kan lid zijn van een unie van producentenorganisaties.

  • 2 De minister kan op een gemotiveerd verzoek besluiten om een unie van producentenorganisaties een erkenning te verlenen op een lager niveau dan de GN-code.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Alle artikelen uit hoofdstuk 1 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aangesloten producentenorganisaties zelf invulling aan de betreffende artikelen hebben gegeven, waarvan in ieder geval de artikelen 4, 7, 9, 10, 17, 18, 22, 29 en 30 van overeenkomstige toepassing zijn op unies van producentenorganisaties.

  • 2 Alle artikelen uit deel 1 en deel 3 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij voor de unie van producentenorganisaties een afwijkende regeling is opgenomen.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een erkenning als bedoeld in artikel 156 van verordening 1308/2013 wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan artikel 156, eerste lid, van verordening 1308/2013 en titel I, hoofdstuk I, afdeling 3, van verordening 2017/891 alsmede aan artikel 32 en de in artikel 33 genoemde artikelen.

Hoofdstuk 3. Niet naleving van de erkenningscriteria

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De erkenning van een producentenorganisatie wordt met ingang van het tijdstip van verstrijken van de termijn zoals vastgelegd in het aanmaningsbesluit bedoeld in artikel 59, eerste lid, van verordening 2017/891 van rechtswege opgeschort, tenzij de minister voor het verstrijken van deze termijn schriftelijk aan de producentenorganisatie heeft medegedeeld dat de niet-naleving van de erkenningscriteria tijdig is gecorrigeerd.

Deel 3. Actiefonds en waarde afgezette productie

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Hoofdstuk 1. Waarde afgezette productie

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 36

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De referentieperiode voor het bepalen van de waarde van de afgezette productie, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening 2017/891, is het kalenderjaar twee jaar voorafgaande aan het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde afgezette productie wordt vastgesteld.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producten zijn geproduceerd door een producentenorganisatie of een lid van de producentenorganisatie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, eerste alinea, van verordening 2017/891, wanneer de productie voor eigen rekening en risico van de producentenorganisatie of haar lid op het grondgebied van de Europese Unie heeft plaatsgevonden.

  • 2 Producten zijn geproduceerd door een unie van producentenorganisaties of een aangesloten producentenorganisatie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, tweede alinea, van verordening 2017/891, wanneer de productie voor eigen rekening en risico van de unie van producentenorganisaties of de daarbij aangesloten producentenorganisatie heeft plaatsgevonden.

  • 3 Verkoop van nog niet geoogste producten valt onder productie van leden van de producentenorganisatie en wordt in de waarde van de afgezette productie opgenomen, mits de verkoop via de producentenorganisatie is gelopen en het de eerste verkoop betreft waarbij het product van eigenaar verandert.

  • 4 Verkoop van door leden aangekochte producten valt niet onder de productie van leden van de producentenorganisatie, ook niet als deze producten door het lid als halfgewas zijn aangekocht. In uitzonderlijke gevallen kan de minister besluiten om de aangekochte producten onder de productie van de leden van de producentenorganisatie te laten vallen indien deze productie voor eigen rekening en risico van het betreffende lid heeft plaatsgevonden.

  • 5 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties controleert de naleving van het eerste onderscheidenlijk tweede lid.

  • 6 Ter uitvoering van artikel 22, zesde lid, van verordening 2017/891 omvat de waarde van de afgezette productie in het stadium ‘af producentenorganisatie’ de aan de afnemer gefactureerde kosten van verpakkingsmateriaal, eenmalig fust, huur van meermalig fust en de verpakking waarin of pallet waarop het product ter verkoop wordt aangeboden.

  • 7 In de waarde van de afgezette productie worden geen transportkosten naar de afnemer opgenomen, ongeacht of deze op de verkoopfactuur zijn vermeld.

  • 8 Ter uitvoering van artikel 22, tiende lid, van verordening 2017/891 mogen vergoedingen worden meegeteld die in het kader van oogstverzekeringsacties of door de producentenorganisatie beheerde acties, zoals bedoeld in artikel 182,zijn uitgekeerd aan de producentenorganisatie of haar leden.

  • 9 In de waarde van de afgezette productie worden geen debiteuren opgenomen die op het tijdstip van definitieve opgave van de waarde van de afgezette productie als bedoeld in artikel 43 nog openstaan.

  • 10 Terugbetalingen aan afnemers worden uit de waarde van de afgezette productie gehaald op het moment dat creditering in de boekhouding van de producentenorganisatie gebruikelijk is.

  • 11 In de waarde van de afgezette productie wordt niet de waarde opgenomen van verkopen die hebben plaatsgevonden aan een lid of aan het lid gelieerde entiteiten, indien het betreffende lid deze producten zelf heeft geproduceerd.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De waarde van de afgezette productie van leden die zijn toegetreden tot de producentenorganisatie gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 36, wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie vanaf de datum die door het bestuur van de producentenorganisatie in haar schriftelijke bevestiging als bedoeld in artikel 7, vierde lid, is aangewezen als de datum waarop het lidmaatschap in werking treedt.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie kan bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie de waarde van de afgezette productie van leden in aanmerking nemen die:

    • a. gedurende de referentieperiode voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend waren aangesloten bij een andere in Nederland erkende producentenorganisatie; en

    • b. na de referentieperiode voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 23, tweede lid, van verordening 2017/891.

  • 2 De waarde van de afgezette productie van de leden, wordt slechts door de nieuwe producentenorganisatie in aanmerking genomen indien de producentenorganisatie waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode de nieuwe producentenorganisatie uiterlijk op 15 november van het jaar waarvoor de waarde van de afgezette productie bepaald wordt een overzicht verstrekt van de waarden van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten.

  • 3 Indien de waarde van de afgezette productie van een lid niet in aanmerking is genomen bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode is artikel 40, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie in aanmerking nemen de waarde van de afgezette productie van leden die:

    • a. na de referentieperiode tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 23, tweede lid, van verordening 2017/891; en

    • b. gedurende de referentieperiode,

      • 1°. niet waren aangesloten bij een erkende producentenorganisatie; of

      • 2°. waren aangesloten bij een producentenorganisatie waarvan de erkenning nadien is ingetrokken.

  • 2 De waarde van de afgezette productie van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien het lid de producentenorganisatie:

    • a. een overzicht verstrekt van de waarden van de afgezette productie van de producten waarvoor de producent bij de producentenorganisatie is aangesloten;

    • b. een controleverklaring of rapportage naar aanleiding van een COS 4400 onderzoek van een extern accountant overlegt waarin wordt bevestigd dat de waarden die zijn opgegeven in het overzicht, bedoeld in onderdeel a:

      • 1°. juist zijn;

      • 2°. gerealiseerd zijn door de verkoop van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

      • 3°. producten betreffen die voor eigen rekening en risico door de betreffende producent binnen het grondgebied van de Europese Unie zijn geproduceerd; en

      • 4°. geen BTW en transportkosten bevatten; en

    • c. opgave doet van eerdere lidmaatschappen van producentenorganisaties in de afgelopen vijf jaar.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie in aanmerking nemen de waarde afgezette productie van leden die:

    • a. gedurende de referentieperiode waren aangesloten bij een in een andere lidstaat erkende producentenorganisatie, en

    • b. na de referentieperiode tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, voor zover deze leden voldoen aan het vereiste van artikel 23, tweede lid, van verordening 2017/891.

  • 2 De waarde afgezette productie van de leden wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien de producentenorganisatie waar de producent eerder was aangesloten een schriftelijke verklaring verstrekt dat de waarde niet eerder aan een subsidieaanvraag ten grondslag heeft gelegen; en:

    • a. de producentenorganisatie waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode de nieuwe producentenorganisatie een schriftelijke verklaring verstrekt over de waarden van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten; of

    • b. het lid aan de producentenorganisatie een overzicht en controleverklaring of rapportage als bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel b, verstrekt.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De waarde van de afgezette productie die is gerealiseerd door verkoop van producten van leden die op 1 januari van het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde van de afgezette productie wordt berekend niet meer bij de producentenorganisatie zijn aangesloten, wordt aantoonbaar uit de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie verwijderd voor het betreffende jaar.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring over de juistheid van de opgave van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie opstellen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, alsmede een verslag over de verrichte werkzaamheden.

  • 2 Producentenorganisaties overleggen jaarlijks uiterlijk op 1 december aan de minister:

    • a. de definitieve opgave van de waarde van de afgezette productie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel; en

    • b. de in het eerste lid bedoelde controleverklaring met het bijbehorende verslag.

Hoofdstuk 2. Beheer van het actiefonds

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 44

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De systematiek van berekening van de financiële bijdragen aan het actiefonds, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013, wordt door de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties vastgelegd in haar statuten.

  • 2 In het geval de financiële bijdragen van de leden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, onderdeel i of ii, van verordening 1308/2013 gedifferentieerd zijn, worden deze op basis van objectieve criteria onderscheiden.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 25, tweede lid, van verordening 2017/891 wordt het besluit van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties tot vaststelling van de financiële bijdragen aan het actiefonds, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013 goedgekeurd door de algemene vergadering van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties’.

  • 4 In aanvulling op artikel 5 van verordening 2017/892 overlegt een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties voor 8 december van het jaar waarin een operationeel programma, of een wijziging daarvan als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, voor goedkeuring aan de minister is voorgelegd, bewijstukken waarmee wordt aangetoond dat de goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de bijdragen aan het actiefonds door de algemene vergadering heeft plaatsgevonden.

  • 5 Indien in een jaar sprake is van een tekort van het actiefonds, kunnen tot en met 14 februari van het volgende jaar financiële bijdragen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013 in het actiefonds worden gestort.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Door de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties wordt voor het actiefonds:

    • a. een aparte bankrekening geopend;

    • b. een aparte grootboekrekening gereserveerd; of

    • c. een aparte kostenplaats aangemaakt.

  • 2 De afsluiting van het rapportagekwartaal of het rapportagejaar in de administratie van de kostenplaats, grootboekrekening of bankrekening van het actiefonds van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties sluit direct aan op de kwartaalrapportage of de jaarrapportage.

  • 3 Het saldo van de eigen bijdragen van leden aan het actiefonds van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties is op 14 februari van enig jaar groter dan of gelijk aan nul.

  • 4 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties laat een extern accountant een controle uitvoeren en, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, een controleverklaring afleggen over:

    • a. de juistheid van de in het tweede lid bedoelde afsluiting; en

    • b. de naleving van de voorschriften inzake het beheer van het actiefonds, bedoeld in artikel 24 van verordening 2017/891.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties informeert jaarlijks na afloop van het uitvoeringsjaar haar leden in een algemene vergadering over de realisatie van het operationeel programma gedurende het voorgaande uitvoeringsjaar, in het bijzonder voor wat betreft:

    • a. de bedragen die per project over het uitvoeringsjaar zijn gerealiseerd;

    • b. welke investeringen van € 100.000 en hoger gedurende het uitvoeringsjaar op locatie van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties of een dochteronderneming zijn gerealiseerd; en

    • c. welke investeringen van € 50.000 en hoger gedurende het uitvoeringsjaar op andere locaties zijn gerealiseerd, onder vermelding van het adres van de locaties.

  • 2 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties overlegt aan de minister jaarlijks voor 1 juli na enig uitvoeringsjaar bewijsstukken waaruit blijkt dat het voldaan heeft aan haar informatieverplichting.

Deel 4. Operationele programma’s

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Hoofdstuk 1. Eisen aan operationele programma’s

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 47

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties streven met hun operationeel programma minimaal elk van de volgende strategische doelen na:

    • a. verduurzaming; en

    • b. marktgericht produceren.

  • 2 Producentenorganisaties kunnen met hun operationeel programma tevens het strategisch doel versterking afzetstructuur nastreven.

  • 3 De algemene nationale streefdoelen en nationaal gekwantificeerde streefcijfers zijn voor Nederland:

    • a. voor het strategisch doel verduurzaming voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023:

      • 1°. ten aanzien van energie, een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, meer in het bijzonder een CO2 reductie van 15 procent ten opzichte van 2014 door middel van:

        • i. een toename van het gebruik van duurzame energie in kassen tot 7 procent; en

        • ii. een totale reductie in het verbruik van fossiele energie in kassen met 15 procent ten opzichte van 2011.

      • 2°. ten aanzien van een duurzaam gebruik van pesticiden, een verdergaande vermindering van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar lucht, water en bodem, meer in het bijzonder:

        • i. een volledige dekking van de groenten en fruit productie door private certificatiesystemen in 2023; en

        • ii. een afname in 2023 van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het grond- en oppervlaktewater van 95 procent ten opzichte van 2013.

      • 3°. ten aanzien van de biologische productie een jaarlijkse omzetgroei van 5 procent van biologisch gecertificeerde productie in groente en fruit; en

      • 4°. ten aanzien van nutriënten en afval een verdergaande afname van de emissie van nutriënten naar lucht, water en bodem en verdergaande vermindering van afval.

    • b. voor het strategische doel marktgericht produceren voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2023:

      • 1°. van de totale omzet van Nederlandse producentenorganisaties is op 31 december 2023 15 procent afkomstig uit de afzet van nieuwe producten of nieuwe concepten op bestaande markten of het aanboren van nieuwe afzetkanalen en markten;

      • 2°. een jaarlijkse toename van 2,5 procent van de omzet per areaal;

      • 3°. een toename van het aantal producten dat wordt afgezet in een hogere kwaliteitsklasse of met een onderscheidend kwaliteitslabel; en

      • 4°. een jaarlijkse groei van 5 procent van de omzet van biologisch gecertificeerde productie in groente en fruit.

    • c. voor het strategisch doel versterking afzetstructuur voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2023:

      • 1°. verdergaande samenwerking tussen producentenorganisaties;

      • 2°. een toename van de organisatiegraad per subsector met 15 procent van het aangesloten areaal op 31 december 2023 ten opzichte van 1 januari 2014; en

      • 3°. van de totale omzet, in waarde of volume, van Nederlandse producentenorganisaties is op 31 december 2023 15 procent afkomstig uit het ontsluiten van een nieuwe markt, logistieke innovatie of een nieuwe manier van klantbelevering.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 4 van verordening 2017/892, bevat een operationeel programma de visie van de producentenorganisatie voor de toekomst van de producentenorganisatie.

  • 2 In de visie van de producentenorganisatie is ten minste een beschrijving opgenomen van het toekomstbeeld dat de producentenorganisatie nastreeft en aan het einde van de looptijd van het operationeel programma wil hebben gerealiseerd.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De beschrijving van de uitgangssituatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van verordening 2017/892 bevat een SWOT analyse waarin tenminste:

  • a. een beschrijving en een verifieerbare onderbouwing is opgenomen van de sterke en zwakke punten van de producentenorganisatie; en

  • b. een beschrijving en een verifieerbare onderbouwing is opgenomen van de kansen en bedreigingen voor de producentenorganisatie bij het realiseren van de visie, bedoeld in artikel 48, en de strategische doelen, bedoeld in artikel 47, van de producentenorganisatie.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De beschrijving van de doelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van verordening 2017/892, omvat de keuze voor de strategische doelen, bedoeld in artikel 47, die met het operationeel programma worden nagestreefd en aan de hand van de SWOT analyse, bedoeld in artikel 49, worden onderbouwd.

  • 2 In deze beschrijving wordt eveneens opgenomen hoe deze strategische doelen passen binnen de in artikel 48 bedoelde visie.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De informatie over de voorgestelde maatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van verordening 2017/892, bevat per strategisch doel de volgende onderdelen:

    • a. de meetbare streefdoelen die de producentenorganisatie op basis van de algemene streefdoelen en gekwantificeerde streefcijfers uit artikel 47, derde lid, heeft bepaald en die de producentenorganisatie in het kader van het strategisch doel beoogt te realiseren;

    • b. een onderbouwing van de gekozen meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie aan de hand van de SWOT analyse, bedoeld in artikel 49;

    • c. per meetbaar streefdoel van de producentenorganisatie:

      • 1°. een meetbare en controleerbare nulsituatie;

      • 2°. de percentages of cijfers, voor zover mogelijk uitgedrukt in dezelfde eenheid als de gekwantificeerde streefcijfers, die de producentenorganisatie aan het eind van de looptijd van het operationele programma nastreeft; en

      • 3°. alle projecten waarmee de realisatie van het streefdoel van de producentenorganisatie wordt nagestreefd;

    • d. per project:

      • 1°. een omschrijving van het project;

      • 2°. een omschrijving en onderbouwing van de verwachte bijdrage, absoluut of relatief, van het project aan de realisatie van de meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie,

      • 3°. een onderbouwing van het vernieuwende karakter van het project;

      • 4°. de subsidiabele activiteiten die in het kader van het project worden ingezet om de meetbare streefdoelen van de producentenorganisatie te realiseren; en

      • 5°. de looptijd;

    • e. per subsidiabele activiteit:

      • 1°. een omschrijving van de activiteit;

      • 2°. een onderbouwing van de subsidiariteit van de activiteit en de bijbehorende uitgavenposten;

      • 3°. per uitvoeringsjaar van het operationeel programma een planning van werkzaamheden voor de activiteit; en

      • 4°. per uitvoeringsjaar van het operationeel programma een begroting voor de activiteit onderbouwd aan de hand van:

        • i. minimaal drie onderling vergelijkbare kostenbegrotingen per uitgavenpost voor uitgavenposten die betrekking hebben op het eerste jaar van het operationeel programma; en

        • ii. minimaal één kostenbegroting per uitgavenpost voor uitgavenposten die betrekking hebben op de volgende jaren van het operationeel programma.

  • 2 De meetbare streefdoelen dragen bij aan de algemene nationale streefdoelen en, indien van toepassing, sluiten geheel of gedeeltelijk aan bij de nationaal gekwantificeerde streefcijfers.

  • 3 Indien de meetbare streefdoelen, bedoeld in het eerste lid, moeten worden aangepast dient de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties voor het volgende jaar een verzoek tot wijziging van het operationeel programma als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 in.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, onder 3°, worden uitgaven voor:

    • a. standaard activiteiten in het kader van kwaliteitskeuring van producten van leden en begeleiding en audits van kwaliteitscontrolesystemen als bedoeld in artikel 122a; en

    • b. standaard activiteiten voor teeltbegeleiding als bedoeld in artikel 163a;

    niet ingediend in het kader van een project. De totale gezamenlijke uitgaven bedragen maximaal 10% van het operationele programma per jaar.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, onder 3°, hoeven niet te worden ingediend in het kader van een project:

  • 6 De looptijd van een project als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, onder 5°, is ten hoogste vijf jaar. Indien de looptijd van het project aan het einde van het operationeel programma nog niet is afgelopen kan het project in een volgend operationeel programma worden opgenomen.

Artikel 51a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een project heeft een vernieuwend karakter als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, wanneer de producentenorganisatie in het voorafgaande operationele programma geen planmatige of bewuste activiteiten heeft ondernomen op het gebied van het betreffende project.

  • 2 Projecten die zijn opgenomen in het eerste operationele programma dat wordt ingediend na inwerkingtreding van deze regeling worden geacht een vernieuwend karakter te hebben.

  • 3 In geval van een fusie worden voor de toepassing van het eerste lid de activiteiten die zijn opgenomen in de operationele programma’s van de fuserende producentenorganisaties gezamenlijk bekeken. Bij fusie is het tweede lid niet van toepassing.

Artikel 51b

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De uitgavenposten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel e, onder 4°, die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar van het operationeel programma worden voor de desbetreffende jaren jaarlijks door middel van een verzoek tot wijziging van het operationeel programma, als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, onderbouwd door middel van minimaal drie onderling vergelijkbare kostenbegrotingen per uitgavenpost.

  • 2 In afwijking van artikel 51, eerste lid, onderdeel e, onder 4°, en het eerste lid, kan een begroting voor een uitgavenpost voor een activiteit waarvan de uitgaven in een uitvoeringsjaar worden geraamd op minder dan € 25.000 worden onderbouwd aan de hand van een enkele kostenbegroting.

  • 3 Indien een uitgavenpost voor een activiteit aantoonbaar door slechts een enkele of ten hoogste twee partijen kan worden uitgevoerd of begroot, wordt een begroting, in afwijking van artikel 51, eerste lid, onderdeel e, onder 4°, en het eerste lid, onderbouwd met de beschikbare kostenbegroting(en).

  • 4 Indien een begroting voor een uitgavenpost wordt onderbouwd aan de hand van meerdere kostenbegrotingen wordt de keuze voor de in de begroting opgenomen kostenbegroting voldoende gemotiveerd.

  • 6 De minister kan besluiten dat de verplichting tot het overleggen van kostenbegrotingen en de daaruit voortvloeiende eis om de keuze voor een bepaalde kostenbegroting te motiveren, wordt verlegd naar een entiteit die op grond van een uitbestedingsovereenkomst namens een of meer producentenorganisaties zelfstandig een activiteit of uitgavenpost onder hun beheer uitvoert of laat uitvoeren.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Ter uitvoering van artikel 27, vijfde lid, van verordening 2017/891 mag een project als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel d niet meer dan 75 procent en een activiteit niet meer dan 50 procent van de uitgaven van de uitvoering van het operationeel programma betreffen.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 25, tweede lid, van verordening 2017/891 wordt een operationeel programma of een verzoek tot wijziging van een operationeel programma als bedoeld in artikel 34, eerste lid van verordening 2017/891 door de algemene vergadering van de producentenorganisatie goedgekeurd.

  • 2 In aanvulling op artikel 5 van verordening 2017/892 overlegt een producentenorganisatie voor 8 december van het jaar waarin een operationeel programma of een wijziging daarvan voor goedkeuring is voorgelegd aan de minister bewijstukken waarmee wordt aangetoond dat de goedkeuring van het operationeel programma of van de wijziging van een operationeel programma door de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft plaatsgevonden.

  • 3 Het operationeel programma of een wijziging daarvan dat aan de algemene ledenvergadering ter goedkeuring is voorgelegd zoals bedoeld in het tweede lid bevat informatie over:

    • a. de inhoud van de projecten door middel van een samenvatting’;

    • b. de bedragen per project;

    • c. welke investeringen van € 100.000 en hoger op locatie van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties of een dochteronderneming zijn voorgenomen; en

    • d. welke investeringen van € 50.000 en hoger op andere locaties zijn voorgenomen, onder vermelding van het adres van de locaties.

Hoofdstuk 2. Indienen, wijzigen en stopzetten operationeel programma

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties dient het operationele programma als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/892 in met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties dient het operationeel programma in uiterlijk om 12:00 uur op de datum als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/892.

  • 3 In afwijking van de in artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/892 genoemde uiterste indieningsdatum van 15 september dient de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties een operationeel programma dat aanvangt in 2022, uiterlijk op 1 oktober 2021 om 12:00 uur in.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een wijziging van een operationeel programma als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 kan betrekking hebben op:

    • a. een wijziging in de meerjarenbegroting voor de volgende uitvoeringsjaren van het operationeel programma;

    • b. het toevoegen of laten vervallen van uitgavenposten voor activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma;

    • c. het toevoegen van streefdoelen, projecten of activiteiten aan het operationele programma voor de volgende jaren;

    • d. het laten vervallen van projecten of activiteiten in het operationele programma voor de volgende jaren,

    • e. een wijziging van de verdeling van de tranches waarin investeringen via het actiefonds worden gefinancierd;

    • f. het jaarbedrag van het actiefonds;

    • g. het toevoegen van andere soorten financiële bijdragen aan het actiefonds dan oorspronkelijk goedgekeurd; of

    • h. de looptijd van het operationele programma.

  • 2 Een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 wordt uiterlijk op 15 september om 12:00 uur, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, ingediend.

  • 3 Het toevoegen van uitgavenposten of activiteiten is slechts mogelijk indien de activiteit subsidiabel is op grond van deel 4, hoofdstuk 3 en 4.

  • 4 Op een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, zijn de artikelen 51, 51a en 51b van overeenkomstige toepassing.

  • 5 In afwijking van het tweede lid dient de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 in het jaar 2021 uiterlijk op 1 oktober 2021 om 12:00 uur in.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een wijziging van een operationeel programma gedurende het jaar, als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 2017/891, betreft de toekomst en kan betrekking hebben op:

    • a. het toevoegen van nieuwe uitgavenposten aan bestaande activiteiten of van nieuwe activiteiten aan bestaande projecten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma, indien deze toevoeging voorafgaand aan het uitvoeringsjaar niet voorzienbaar was;

    • b. een wijziging van de begroting voor een uitgavenpost voor een activiteit opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma met meer dan 20 procent;

    • c. het verhogen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 25 procent;

    • d. het verlagen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 80 procent; of

    • e. het toevoegen van andere soorten financiële bijdragen aan het actiefonds dan oorspronkelijk goedgekeurd.

  • 2 De producentenorganisatie geeft ten aanzien van wijzigingen als bedoeld in het eerste lid gemotiveerd aan:

    • a. hoe het begrote bedrag tot stand gekomen is;

    • b. waarom het noodzakelijk is dat deze wijziging gedurende het jaar gedaan wordt; en

    • c. wat de gevolgen van deze wijziging zijn voor de uitvoering en de begroting van het operationeel programma.

  • 3 In aanvulling op het tweede lid geeft de producenteorganisatie ten aanzien van wijzigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gemotiveerd aan:

    • a. waarom deze wijziging niet voorzienbaar was; en

    • b. indien het een nieuwe activiteit betreft, hoe deze activiteit bijdraagt aan het project.

  • 5 Ten aanzien van de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, wordt door de producentenorganisatie aangetoond dat de wijziging geen afbreuk doet aan de strategische doelen en de meetbare streefdoelen van het operationele programma.

  • 6 De producentenorganisatie kan een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 2017/891 indienen op een van de volgende momenten:

    • a. 5 januari van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • b. 1 mei van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • c. 1 augustus van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft;

    • d. 1 november van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft; of

    • e. 1 december van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft, mits het een wijziging van het actiefonds betreft zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van verordening 2017/891.

  • 7 In afwijking van het zesde lid kan een producentenorganisatie op elk moment een verzoek tot wijziging indienen met betrekking tot:

  • 8 Een producentenorganisatie kan onmiddellijk na het indienen van een verzoek tot wijziging, onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 34, tweede lid, derde alinea, van verordening 2017/891, dat dit voor eigen rekening en risico gebeurt, aanvangen met het doorvoeren van de wijziging.

  • 9 Het toevoegen van uitgavenposten of activiteiten, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is slechts mogelijk indien de uitgavenpost of activiteit subsidiabel is op grond van deel 4, hoofdstuk 3 en 4.

  • 10 De verzoeken tot wijziging als bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met e, worden ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Wijzigingen van de begroting voor uitgavenposten voor activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma met minder dan 20 procent en het vervallen van uitgavenposten of activiteiten opgenomen in een goedgekeurd operationeel programma worden door de producentenorganisatie gemotiveerd gemeld gelijktijdig met de aanvragen zoals bedoeld in artikel 192 of 194 of bij de steunaanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 2017/892, voor het betreffende uitvoeringsjaar met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties de uitvoering van haar operationele programma voor het einde van de geplande looptijd ervan stopzet, meldt zij dit onverwijld aan de minister.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een verzoek om bij fusie operationele programma’s parallel uit te voeren tot het einde van de looptijd, als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van verordening 2017/891, wordt ingediend voor 15 juli van het jaar van de fusie.

Hoofdstuk 3. Algemene voorschriften voor subsidiabele uitgaven

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Titel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 60

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De uitgaven, bedoeld in dit hoofdstuk, zijn subsidiabel indien zij op grond van deel 4, hoofdstuk 4, subsidiabel worden gesteld.

  • 2 De uitgaven, bedoeld in bijlage I, zijn niet subsidiabel.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 30, derde lid van verordening 2017/891 is het subsidieniveau voor activiteiten die subsidiabel zijn op grond van deel 4, hoofdstuk 4, waarvoor door leden van de producentenorganisatie of van een bij de unie van producentenorganisaties aangesloten producentenorganisatie ten tijde van de indiening van het operationeel programma of een verzoek tot wijziging van het operationeel programma als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 tevens subsidie kan worden aangevraagd op grond van verordening 1305/2013, niet hoger dan het maximale subsidiebedrag voor deze activiteiten op grond van verordening 1305/2013.

  • 4 Ter uitvoering van artikel 30, zesde lid, van verordening 2017/891 zijn activiteiten niet subsidiabel als voor die activiteiten subsidie is verleend uit hoofde van een afzetbevorderingsprogramma dat in het kader van verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB EU 2014 L 317) is goedgekeurd.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien subsidiabele uitgaven worden onderbouwd met een factuur:

  • a. wordt deze geaccordeerd door de projectleider die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteit waarvoor de uitgaven zijn gedaan; en

  • b. bevat de factuur of de bijgevoegde opdrachtbevestiging een omschrijving van de uitgavenpost en informatie over waar en wanneer deze uitgaven zijn gedaan.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Bij het bepalen van de factuurdatum van de laatste factuur voor een duurzaam productiemiddel worden facturen voor eventueel onvoorzien meerwerk niet meegerekend.

Titel 2. Personeelskosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 63

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Onder personeelskosten als bedoeld in punt twee van bijlage III van verordening 2017/891 worden verstaan:

  • a. de loonkosten voor personeel in dienst van:

    • 1°. de producentenorganisatie; of

    • 2°. een dochteronderneming;

  • b. de kosten voor het inhuren van gedetacheerd personeel en uitzendkrachten ingehuurd door de in onderdeel a genoemde ondernemingen; en

  • c. de arbeidskosten van:

    • 1°. een lid, indien het lid een natuurlijk persoon is; of

    • 2°. de eigenaar of directeur van een lid, indien het lid een rechtspersoon is.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Personeelskosten zijn subsidiabel voor maximaal:

  • 2 Uren worden alleen aan een activiteit toegerekend wanneer de producentenorganisatie aannemelijk maakt dat:

    • a. de uren aan de betreffende activiteit zijn besteed; en

    • b. de verhouding tussen de bestede uren en de omvang van de betreffende activiteit redelijk is.

  • 3 Personeelskosten voor managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten zijn niet subsidiabel.

  • 4 Activiteiten van leden van de directie of het bestuur van een producentenorganisatie of een onderneming waarin één of meer producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties aandelen of maatschappelijk kapitaal bezitten en die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van die organisaties of unies, zijn niet subsidiabel.

  • 5 De minister kan, op verzoek van een producentenorganisatie, in afwijking van het vierde lid, besluiten dat personeelskosten voor een lid van de directie of het bestuur subsidiabel zijn, indien het kosten betreft voor concrete en aantoonbare werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van een activiteit.

Artikel 65

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 2 Wanneer een lid van een producentenorganisatie meerdere eigenaren of directeuren heeft, geeft de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma aan welke eigenaar of directeur de activiteiten zal uitvoeren en welke personeelskosten daarvoor worden opgevoerd.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Onder vakbekwaam personeel als bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage III van verordening 2017/891, wordt verstaan personeel met een werk- en denkniveau met minimaal het opleidingsniveau van het middelbaar beroepsonderwijs, dat is verkregen door:

    • a. een afgeronde opleiding; of

    • b. ervaring en specifieke vakkennis.

  • 2 De eisen omtrent vakbekwaamheid worden door de producentenorganisatie opgenomen in door de directie of het bestuur geaccordeerde functieprofielen, welke worden opgenomen in de administratieve organisatie van de producentenorganisatie.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma of een verzoek tot wijziging van een operationeel programma aan de minister, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid van het personeel:

    • a. de door de directie of het bestuur van de producentenorganisatie geaccordeerde functieprofielen; en

    • b. een volledige taakomschrijving per subsidiabele uitgavenpost van het voor die uitgavenpost ingezette personeel.

  • 4 De verplichting opgenomen in het derde lid is slechts van toepassing op een verzoek tot wijziging van een operationeel programma voor zover hiermee functies worden opgevoerd die niet eerder in het operationeel programma waren opgenomen.

  • 5 De minister kan, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid, schriftelijke bewijsstukken opvragen.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie houdt ter onderbouwing van de gewerkte uren, bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage III van verordening 2017/891, een volledige urenadministratie bij die minimaal één keer per maand geparafeerd en gedateerd wordt door:

    • a. de betreffende medewerker; en

    • b. de projectleider of leidinggevende.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie de urenadministratie, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De medewerker, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, mag niet dezelfde persoon zijn als de projectleider of leidinggevende, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 4 De urenadministratie, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt bijgehouden gedurende het hele kalenderjaar of voor de duur van de arbeidsovereenkomst van de medewerker wiens inzet wordt toegerekend aan een subsidiabele activiteit;

    • b. omvat alle uren waarvoor de betreffende medewerker een arbeidscontract heeft, waaronder de uren die niet worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten;

    • c. bevat een korte en duidelijke omschrijving van ter uitvoering van de subsidiabele activiteit verrichte werkzaamheden; en

    • d. wordt uitgesplitst naar:

      • 1. het aantal uren besteed per afzonderlijke subsidiabele activiteit;

      • 2. het totale aantal uren besteed aan niet subsidiabele activiteiten; en

      • 3. afwezigheidsuren zoals ziekte en verlof.

  • 5 De minister kan, in afwijking van het vierde lid, onderdeel d, op verzoek van een producentenorganisatie schriftelijk toestemming verlenen om de onderverdeling te maken aan de hand van een andere deugdelijke onderbouwing.

  • 6 Indien managers of leidinggevenden uren maken ter uitvoering van een activiteit blijkt uit de urenadministratie, bedoeld in het eerste lid, dat managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten niet zijn toegerekend aan subsidiabele activiteiten.

  • 7 Het aantal uren waarvoor in de subsidieaanvraag per activiteit subsidie wordt aangevraagd overschrijdt niet het aantal uren dat ingevolge de goedkeuring van het operationeel programma of het verzoek tot wijziging daarvan voor deze activiteit is goedgekeurd.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie onderbouwt de loonkosten, bedoeld in artikel 63, onderdeel a, van de subsidiabele activiteiten aan de hand van uurtarieven op basis van het jaarsalaris van de desbetreffende medewerkers.

  • 2 In het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, kan worden opgenomen:

    • a. het contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon;

    • b. een bij contract of CAO overeengekomen niet winstafhankelijke dertiende maand;

    • c. een onregelmatigheidstoeslag;

    • d. een ploegentoeslag;

    • e. het werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;

    • f. de voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;

    • g. het werkgeversdeel pensioen en vervroegde uittreding; of

    • h. dotaties aan pensioenvoorzieningen voor zover onderbouwd kan worden dat hier rechtens afdwingbare verplichtingen tegenover staan.

  • 3 Ten behoeve van de berekening van het uurtarief wordt het jaarsalaris gedeeld door:

    • a. het aantal uur dat de overeengekomen werkweek bedraagt vermenigvuldigd met 43 werkweken; of

    • b. in geval van een niet volledig gewerkt jaar, het aantal uur dat de overeengekomen werkweek bedraagt vermenigvuldigd met het aantal werkweken in het desbetreffende jaar vermenigvuldigd met 0,827.

  • 4 Overwerktoeslagen worden niet het in het uurtarief opgenomen.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma van één personeelslid een voorbeeld van de berekening aan de minister.

Titel 3. Duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 69

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie neemt duurzame productiemiddelen binnen twaalf maanden na de factuurdatum van de laatste factuur in gebruik.

  • 2 De producentenorganisatie toont de aanschaf van de duurzame productiemiddelen aan de hand van facturen of afleverbonnen aan en verstrekt deze onverwijld aan de minister, indien de minister daar om verzoekt.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel indien alle leden van de producentenorganisatie er gebruik van kunnen maken.

  • 2 Duurzame productiemiddelen geplaatst op het bedrijf van een lid van een producentenorganisatie zijn subsidiabel indien de producentenorganisatie schriftelijk met het lid overeenkomt dat het productiemiddel toegankelijk is voor de producentenorganisatie en al haar leden.

Artikel 71

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 31, vierde lid, van verordening 2017/891 toont de producentenorganisatie het gebruik van duurzame productiemiddelen aan met behulp van een gebruiksadministratie per productiemiddel, tenzij de producentenorganisatie het gebruik van het productiemiddel op andere wijze aantoont ten genoegen van de minister.

  • 2 De producentenorganisatie geeft bij de indiening van het operationeel programma aan op welke wijze de gebruiksadministratie gevoerd gaat worden.

  • 3 De gebruiksadministratie registreert minimaal de volgende elementen:

    • a. het jaar;

    • b. het project;

    • c. de locatie;

    • d. het soort productiemiddel;

    • e. de aanschafdatum;

    • f. de leverancier, het merk, het type, het serienummer of registratienummer;

    • g. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product per dag waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • h. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product per dag waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend; en

    • i. de totale hoeveelheid bewerkt of voorbereid product per dag.

  • 4 De hoeveelheden bewerkt of voorbereid product, bedoeld in het derde lid, onderdelen g tot en met i, worden geregistreerd op:

    • a. productstromen op locatieniveau in geval van distributiecentra en gebouwen;

    • b. palletregistraties in geval van koelcellen; of

    • c. stuks, collie of kilogramregistraties, in geval van sorteerlijnen en verpakkingsmachines.

  • 5 De gebruiksadministratie wordt bij de indiening van de subsidieaanvraag, geaggregeerd per maand aan de minister overgelegd.

  • 6 In geval er geen subsidieaanvraag wordt ingediend, kan de minister de gebruiksadministratie opvragen gedurende de instandhoudingstermijn bedoeld in artikel 76.

  • 7 De minister kan, op eigen initiatief of op verzoek van een producentenorganisatie besluiten, in afwijking van het tweede, derde en vierde lid, andere voorschriften te stellen aan de gebruiksadministratie.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Investeringen in elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding en aansluiting op systemen voor datacommunicatie, die worden gezien als onmisbare elementen op het bedrijf van een lid, producentenorganisatie of een dochteronderneming zijn subsidiabel.

  • 2 Uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen en de bijkomende kosten van installatie en montage, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd, zijn als onderdeel van het duurzame productiemiddel subsidiabel.

  • 3 In afwijking van het tweede lid zijn uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen niet subsidiabel voor zover het gaat om uitgaven voor:

    • a. service en onderhoud van duurzame productiemiddelen; of

    • b. construction all risk verzekeringen.

  • 4 Uitgaven voor het demonteren van duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel wanneer dit tot doel heeft het productiemiddel te verhuizen, reviseren, transporteren en opnieuw monteren.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie neemt in de subsidieaanvraag alleen uitgaven op voor:

    • a. nieuwbouw of verbouw van gebouwen die eigendom zijn van de producentenorganisatie of een dochteronderneming;

    • b. ruimtes die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage II; en

    • c. elementen die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage III.

  • 3 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van het operationeel programma de subsidiabele uitgaven, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen, die aangegeven welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreft;

    • b. offertes van de aanneem- of bouwsom; en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakten en elementen en bijbehorende uitgaven.

  • 4 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de subsidieaanvraag de subsidiabele uitgaven aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen die aangeven welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreffen;

    • b. facturen op naam van de producentenorganisatie of dochteronderneming met vermelding van de aanneem- of bouwsom; en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakten en elementen en bijbehorende uitgaven.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De aankoop van onbebouwde grond, bedoeld in punt 6 van bijlage III van verordening 2017/891, is subsidiabel indien deze grond daadwerkelijk wordt aangewend voor de realisatie van in het operationeel programma opgenomen investeringen.

  • 2 De aankoop van grond die wordt gebruikt voor onderdelen van investeringen die op grond van deel 2 van bijlage II en kolom 2 van bijlage III niet subsidiabel zijn, is niet subsidiabel.

  • 3 De producentenorganisatie toont bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van bouwtekeningen of plattegronden aan welke delen van de grond worden aangewend voor in het operationeel programma opgenomen subsidiabele investeringen.

  • 4 De producentenorganisatie gebruikt de grond binnen de looptijd van het operationeel programma voor realisatie van de investering waarvoor de grond is aangekocht.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Duurzame productiemiddelen, met uitzondering van duurzame onroerende productiemiddelen zijnde bomen en meerjarige planten, zijn eigendom van de producentenorganisatie, unie van productenorganisaties of een dochteronderneming.

  • 2 Duurzame productiemiddelen die worden gefinancierd door meerdere erkende producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties zijn subsidiabel naar rato van het aandeel in de financiering van elk van die producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties.

Artikel 76

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 31, vijfde lid, van verordening 2017/891 behoudt de eigenaar het eigendom en bezit van duurzame roerende productiemiddelen tot ten minste vijf jaar na ontvangst van de laatste subsidiebetaling voor de desbetreffende investering.

  • 2 Ter uitvoering van artikel 31, vijfde lid, van verordening 2017/891 behoudt de eigenaar het eigendom en bezit van duurzame onroerende productiemiddelen tot ten minste tien jaar na de factuurdatum van de laatste factuur en tot ten minste vijf jaar na ontvangst van de laatste subsidiebetaling voor de desbetreffende investering.

  • 3 Indien de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aantoont dat de fiscale afschrijvingsperiode van duurzame onroerende productiemiddelen korter is dan de periode, bedoeld in het tweede lid, blijven duurzame onroerende productiemiddelen tot het einde van de fiscale afschrijvingsperiode in eigendom en bezit van de eigenaar.

  • 4 In afwijking van het tweede en derde lid wordt de opbrengst van duurzame onroerende productiemiddelen, zijnde bomen en meerjarige planten, geleverd aan de producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of dochteronderneming:

    • a. tot ten minste vijf jaar na ontvangst van de laatste subsidiebetaling voor de desbetreffende investering; of

    • b. indien de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aantoont dat de fiscale afschrijvingsperiode van de boom of meerjarige plant korter is dan de periode, bedoeld in onderdeel a, tot ten minste het einde van de fiscale afschrijvingsperiode.

  • 5 Indien een producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of een dochteronderneming daarvan de eigenaar is van een duurzaam productiemiddel en een lid van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties de houder is van dat duurzame productiemiddel, geldt de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, slechts voor het eigendom van het duurzame productiemiddel.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien, binnen de termijn bedoeld in artikel 76, een lid de producentenorganisatie verlaat of een producentenorganisatie de unie van producentenorganisaties verlaat, wordt een duurzaam productiemiddel dat op het terrein van het lid of van de producentenorganisaties of een dochteronderneming daarvan is geplaatst, herplaatst of vordert de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties binnen twee maanden na datum van uittreding de restwaarde van het duurzame productiemiddel terug en stort deze in het actiefonds.

  • 2 In geval van herplaatsing van een duurzaam productiemiddel dat is gefinancierd met behulp van het actiefonds van een producentenorganisatie wordt het op het terrein van het uittredende lid geplaatste duurzame productiemiddel herplaatst op een locatie van de producentenorganisatie, een dochteronderneming, of een lid.

  • 3 In geval van herplaatsing van een duurzaam productiemiddel dat is gefinancierd met behulp van het actiefonds van een unie van producentenorganisaties wordt het duurzame productiemiddel herplaatst op een locatie van de unie van producentenorganisaties, een aangesloten producentenorganisatie, een dochteronderneming of een lid van een aangesloten producentenorganisatie.

  • 4 De restwaarde wordt bepaald naar evenredigheid van het aantal volledige maanden dat resteert tot het einde van de periode, bedoeld in artikel 76.

  • 5 Indien de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties in het jaar waarin de restwaarde in het actiefonds wordt gestort en in de twee daaropvolgende jaren geen operationeel programma heeft, wordt het gedeelte van de restwaarde waarvoor Uniesteun is betaald door de minister gerecupereerd.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 In aanvulling op artikel 31, zesde lid, van verordening 2017/891 worden, indien het eigendom van een investering teniet gaat als gevolg van een oorzaak waarvoor de producentenorganisatie een uitkering van een verzekeraar ontvangt en deze uitkering niet wordt aangewend voor de vervanging van de betreffende investering, de verzekeringspenningen teruggestort in het Europees Landbouwgarantiefonds.

  • 2 Voorgaande is niet van toepassing als het op grond van artikel 31, zesde lid, van verordening 2017/891 berekende bedrag lager is dan het in het eerste lid bedoelde bedrag. In dat geval wordt het berekende bedrag teruggestort in het Europees Landbouwgarantiefonds.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De in artikel 31, zesde lid, van verordening 2017/891 bedoelde tranches betreffen identieke bedragen.

  • 2 Indien een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties uitgaven voor een investering in een duurzaam productiemiddel in identieke tranches in de subsidieaanvraag opneemt, wordt de eerste tranche niet eerder opgenomen dan in de subsidieaanvraag die de periode betreft die de factuurdatum van de laatste factuur voor het duurzame productiemiddel omvat.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Duurzame productiemiddelen kunnen ten laste van het actiefonds worden gebracht gedurende maximaal de periode, bedoeld in artikel 76.

  • 2 Uitgaven voor duurzame productiemiddelen, inclusief duurzame productiemiddelen die worden verworven door middel van langlopende leasecontracten, kunnen ook voor het volgende operationele programma in aanmerking worden genomen, indien de periode, bedoeld in artikel 76, langer is dan de looptijd van het operationele programma.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Tweedehands duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel indien:

    • a. het aanschafbedrag hoger is dan € 10.000; en

    • b. de producentenorganisatie bij indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een verklaring van de verkopende partij overlegt dat voor de aankoop van het productiemiddel in de voorafgaande zeven jaren geen uniale subsidie of nationale subsidie is ontvangen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de termijn waarbinnen geen uniale subsidie of nationale subsidie mag zijn ontvangen voor onroerende zaken tien jaar.

  • 3 Tweedehands duurzame productiemiddelen die bij een aangesloten producent of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, tweede lid, zijn aangeschaft zijn niet subsidiabel indien deze productiemiddelen vervolgens bij deze of een andere aangesloten producent of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden geplaatst.

  • 4 Dit artikel, uitgezonderd het eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing op investeringen die worden gehuurd of geleased.

Artikel 82

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Duurzame productiemiddelen op het terrein van ICT zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. hardware die:

      • 1°. een integraal onderdeel uitmaakt van subsidiabele installaties; of

      • 2°. ondersteunend is voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kan worden toegerekend aan deze activiteiten; of

    • b. software applicaties die ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten die bijdragen aan handhaving van kwaliteit, milieubescherming of verbetering van de afzet en op grond van offertes kan worden toegerekend aan deze activiteiten.

  • 2 De producentenorganisatie toont bij de indiening van de subsidieaanvraag aan:

    • a. welke applicaties via de server gebruikt worden; en

    • b. wat het capaciteitsbeslag en het gebruik van de subsidiabele applicaties is.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in uitgangsmateriaal van rassen van meerjarige gewassen en licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen van meerjarige gewassen die zijn opgenomen in het operationeel programma van een producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien de bedoelde rassen:

    • a. toegelaten zijn door de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw;

    • b. ingeschreven staan in het Nederlandse rassenregister van de Raad voor de plantenrassen; of

    • c. ingeschreven staan bij een keuringsinstantie van een andere lidstaat.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid, het plantenpaspoort, bedoeld in richtlijn 2000/29.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties houden voor alle duurzame productiemiddelen die zijn opgenomen in een lopend operationeel programma, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, een actueel register bij.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor huur als alternatief voor koop van duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel overeenkomstig punt 10 van bijlage III van verordening 2017/891, voor zover koop van de productiemiddelen subsidiabel zou zijn.

  • 2 In het geval de uitgaven betrekking hebben op twee uitvoeringsjaren van het operationeel programma, zijn deze uitgaven, in afwijking van artikel 188, eerste lid, subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt ter uitvoering van artikel 31, eerste lid, en punt 10 van bijlage III van verordening 2017/891 jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister voor de uitgaven een huurcontract.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt ter uitvoering van artikel 31, eerste lid, en punt 10 van bijlage III van verordening 2017/891 jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van huur.

Titel 4. Overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 86

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor de inhuur van externen zijn subsidiabel, indien de voor uitvoering van een activiteit benodigde kennis of capaciteit bij een producentenorganisatie niet voldoende aanwezig is.

  • 3 Producentenorganisaties geven in het operationeel programma aan welke specifieke taken aan externe diensten worden uitbesteed.

  • 4 De minister kan een producentenorganisatie, ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van uitgaven voor de inhuur van externen, verzoeken om aanvullende informatie en bewijsstukken te overleggen.

  • 5 Leden, en personeel van leden, van de producentenorganisatie, een dochteronderneming van een lid of een producentenorganisatie worden niet als externen beschouwd.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor kilometers gereden met de eigen auto door leden en medewerkers van de producentenorganisatie zijn subsidiabel indien:

    • a. deze leden en medewerkers in het operationeel programma zijn opgenomen;

    • b. de kilometers zijn gemaakt in het kader van een in het operationeel programma opgenomen activiteit;

    • c. de vergoedingen daadwerkelijk aan de medewerker of het lid zijn uitbetaald;

    • d. de vergoeding maximaal € 0,19 per kilometer bedraagt; en

    • e. er een deugdelijke kilometeradministratie is bijgehouden die is geaccordeerd door de projectleider of leidinggevende die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteit en een andere persoon is dan de persoon die de reis heeft gemaakt.

  • 2 Uitgaven voor vliegtickets voor buitenlandse dienstreizen, plaatsbewijzen voor het openbaar vervoer en tickets voor veerboten zijn subsidiabel op basis van de economy class prijzen van deze tickets of plaatsbewijzen.

  • 3 Producentenorganisaties kunnen voor uitgaven voor verblijfkosten voor dienstreizen en excursies in binnenland en EU-lidstaten door medewerkers en aangesloten leden vergoedingen verstrekken voor de daadwerkelijk gemaakte kosten binnen de maxima van hoofdstuk 10 van de CAO-Rijk.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde uitgaven worden, met uitzondering van de vergoeding toegekend voor dagkosten, bij indiening van de subsidieaanvraag onderbouwd aan de hand van:

    • a. facturen; en

    • b. vervoersbewijzen.

  • 5 Kosten voor auto’s in eigendom van of geleased dan wel gehuurd door de producentenorganisatie zijn niet subsidiabel.

Artikel 88

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn subsidiabel voor zover deze ICT voorzieningen ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kunnen worden toegerekend aan deze activiteiten.

  • 2 Uitgaven voor licenties en voor abonnementen voor software applicaties als bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, gedaan voor het einde van het kwartaal dat de factuurdatum van de laatste factuur voor de ICT voorziening omvat, zijn eenmalig subsidiabel indien het uitgaven voor subsidiabele applicaties en modules betreft.

  • 3 Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in uitgangsmateriaal voor rassen van eenjarige gewassen en licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen van eenjarige gewassen die zijn opgenomen in het operationeel programma van een producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien de bedoelde rassen:

    • a. toegelaten zijn door de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw;

    • b. ingeschreven staan in het Nederlandse rassenregister van de Raad voor de plantenrassen; of

    • c. ingeschreven staan bij een keuringsinstantie van een andere lidstaat.

  • 2 Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid, het plantenpaspoort, bedoeld in richtlijn 2000/29.

Hoofdstuk 4. Subsidiabele activiteiten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Titel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 90

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De activiteiten die zijn opgenomen in titel 2 tot en met 4 kunnen worden ingezet in het kader van projecten ter realisatie van een ieder van de strategische doelen bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid.

Artikel 91

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Voor het voldoen aan de eisen in artikel 33, vijfde lid, van verordening 1308/2013 moeten de activiteiten die zijn opgenomen in titel 2 deel uitmaken van een project in het kader van het strategisch doel verduurzaming.

Artikel 92

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ter realisatie van een strategisch doel, bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid, en ter uitvoering van een maatregel, bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van verordening 2017/891, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan deel 4, hoofdstukken 3 en 4 van deze regeling.

Titel 2. Verduurzaming

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 93

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie voert activiteiten, zoals bedoeld in afdelingen 3 tot en met 5 voor het duurzaam gebruik van pesticiden, de biologische productie en om de bodem te beschermen respectievelijk uit gedurende de gehele looptijd van het operationele programma.

  • 2 Indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan de looptijd die van toepassing is voor de biologische productie, zoals bedoeld in het plattelandsontwikkelingsprogramma, wordt de termijn uit het eerste lid verlengd tot zes jaar. De producentenorganisatie neemt deze activiteit dan op in het volgende operationeel programma.

  • 3 In afdoende gemotiveerde gevallen, en vooral indien dit volgt uit de evaluatie bedoeld in artikel 57 van verordening 2017/891, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing.

Artikel 94

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Investeringen in duurzame productiemiddelen die op grond van deze afdeling subsidiabel zijn kunnen gedurende de bedrijfseconomische levensduur vervangen worden, indien er significante milieuvoordelen zijn.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen in installaties voor energiebesparende projecten opneemt in haar operationeel programma voegt aan de informatie, bedoeld in artikel 51, een energiebalans toe, waarin wordt vermeld wat de prognose is van de verwachte verbetering of besparing per installatie, aan de hand van een technische specificatie van de leverancier of deskundige conform artikel 3, vierde lid, van verordening 2017/892.

  • 2 Voor uitgavenposten die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar worden de documenten bedoeld in het eerste lid jaarlijks bij het wijzigingsverzoek zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, opgeleverd.

  • 3 Ter verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing overlegt de producentenorganisatie bij de subsidieaanvraag die wordt ingediend nadat de installaties één jaar in bedrijf zijn gesteld, het volgende:

    • a. het declaratieformulier energiebesparende investeringen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

    • b. een overzicht van de bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel; en

    • c. de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien de totale hoeveelheid energie die wordt opgewekt met een energiebesparende installatie incidenteel groter is dan de totale hoeveelheid energie die op de locatie waar de investering is geplaatst op jaarbasis is afgenomen, wordt de opbrengst van de netto energielevering aan derden in mindering gebracht op de subsidie voor de desbetreffende investering. Indien de subsidie reeds is vastgesteld wordt de subsidie ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks aan de minister bij het indienen van de subsidieaanvraag, vanaf het jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de installatie, de energiebalans. De eerste periode waarover de energiebalans moet worden overgelegd gaat in op het moment van factuurdatum van de laatste factuur en loopt tot en met 31 december van dat betreffende jaar, daarna wordt de energiebalans per kalenderjaar opgemaakt.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in een energiebesparende installatie uitgevoerd door middel van een participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering zijn subsidiabel.

  • 2 Een agrarisch samenwerkingsverband omvat ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven.

  • 3 Door mee te doen in het samenwerkingsverband moet er vooraf aantoonbaar minstens 15 procent reductie in het energieverbuik op de betrokken locatie op kunnen treden. Het aandeel in de totale capaciteit van het samenwerkingsverband mag niet hoger zijn dan de capaciteit die nodig is op de betrokken locatie. De kosten voor dat aandeel zijn subsidiabel.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen in installaties voor verbeterde waterkwaliteit, waterbesparing, besparing op het mineralenverbruik of emmissiebeperking opneemt in haar operationeel programma voegt aan de informatie, bedoeld in artikel 51, een prognose toe van de verwachte verbetering of besparing per installatie, aan de hand van een technische specificatie van de leverancier of deskundige conform artikel 3, vierde lid, van verordening 2017/892.

  • 2 Voor uitgavenposten die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar worden de documenten bedoeld in het eerste lid jaarlijks bij het wijzigingsverzoek zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, opgeleverd.

  • 3 Ter verantwoording van de gerealiseerde verbetering van de waterkwaliteit, waterbesparing, besparing op het het mineralenverbruik of emissiebeperking overlegt de producentenorganisatie jaarlijks bij de subsidieaanvraag, vanaf het jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de installatie, het volgende:

    • a. het declaratieformulier installaties waterkwaliteit, waterbesparing, waterzuivering en fertigatie in de fruitteelt, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel; en

    • b. een overzicht van de bereikte verbetering of besparing per installatie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een vergelijking van:

      • 1°. een meting van de situatie voor de ingebruikname van de installatie; en

      • 2°. een meting van de gerealiseerde situatie na de ingebruikname van de installatie.

  • 4 In geval van leidingwater wordt de bereikte waterbesparing onderbouwd aan de hand van de jaarafrekening van het waterleidingbedrijf.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor innovatieve investeringen die niet in deze titel zijn opgenomen komen voor subsidie in aanmerking indien aan de voorwaarden uit het tweede lid wordt voldaan, mits die innovatieve investeringen:

    • a. kunnen resulteren in 15 procent vermindering van het huidige verbruik van productiemiddelen, de uitstoot van verontreinigende stoffen of afval in het productieproces; of

    • b. voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, zesde lid, van verordening 2017/892.

  • 2 Uitgaven voor innovatieve investeringen uit het eerste lid komen voor subsidie in aanmerking indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

    • a. in het geval dat de innovatieve investering nog niet eerder in een operationeel programma is opgenomen wordt de verwachte vermindering onderbouwd aan de hand van een onderzoek of evaluatie door een onafhankelijke organisatie of deskundige;

    • b. in overige gevallen wordt de verwachte vermindering aangetoond aan de hand van de technische specificatie van de leverancier.

Afdeling 2. Energie

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 100

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in duurzame energie zijn subsidiabel indien:

    • a. de technische specificatie van de investering een reductie van minimaal 15 procent van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892; en

    • b. het gaat om onder meer:

      • 1°. zonnepanelen;

      • 2°. zonnecollectoren;

      • 3°. windmolens;

      • 4°. aardwarmte.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van minimaal 7 procent van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Subsidiabel zijn:

    • a. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891;

    • b. de kosten verbonden aan het aansluiten van het lid, de producentenorganisatie of de dochteronderneming op een geothermische bron;

    • c. in het geval van zonnepanelen en zonnecollectoren de kosten in verband met de aanpassing van het gebouw van de producentenorganisatie, een lid of een dochteronderneming, en het ondersteuningsmateriaal; en

    • d. de kosten verbonden aan het transformatorstation van het lid, de producentenorganisatie of dochteronderneming met aansluiting op een extern transformatorstation van de energieleveranciers en met het versterken van de verbinding voor hernieuwbare energie.

  • 4 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. warmte-krachtkoppeling installaties; en

    • b. biobrandstofbranders op locatie.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen voor de aanschaf van apparatuur voor de aansluiting op netwerken van restafvalstromen, zoals CO2-,aardwarmte en restwarmtenetwerken en biogas, zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van minimaal 15 procent van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 Subsidiabel zijn:

    • a. installaties, waaronder interconnectoren en transportpijplijnen, benodigd voor het gebruik van energie en CO2 uit restafvalstromen van derden;

    • b. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891;

    • c. kosten die verband houden met het aansluiten van het lid, de producentenorganisatie of dochteronderneming op de bron van de leverancier; en

    • d. in het geval van een CO2-netwerk, ook de kosten in verband met voorzieningen voor de opslag van CO2.

  • 3 Niet subsidiabel zijn de uitgaven:

    • a. voor voorzieningen voor de distributie en regulering van warmte en CO2 in de kas; en

    • b. die verband houden met een vergistingsinstallatie op het bedrijf en biobranders voor de productie van restwarmte en biobrandstoffen.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, het leveringscontract tussen de producentenorganisatie, haar dochteronderneming of het lid en de leverancier.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in het kader van verbetering van energie-efficientie door toepassing van energiebesparende technieken zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van minimaal 15 procent van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van minimaal 7 procent van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen of energie ingekocht op het net toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Subsidiabel zijn:

    • a. apparatuur voor energieopslag en -uitwisselingssystemen, zoals energiebesparende warmtepompen, warmtewisselaars en waterhoudende grondlagen voor warmte- en koudebuffering;

    • b. apparatuur voor gesloten en semi-gesloten kassystemen, zoals energiebesparende ventilatie-, luchtbehandeling- en hogedrukvernevelingssystemen, energiebesparende tweede schermen en innovatieve energiebesparende en isolerende dak- en gevelsystemen;

    • c. apparatuur voor het energiezuinig drogen en opslaan van producten zoals CO2-propaankoeling;

    • d. andere energie-efficiënte apparatuur, zoals energiebesparende motoren; en

    • e. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 4 In het geval van gesloten en semi-gesloten kassystemen zijn de volgende combinaties in het kader van een totaalconcept subsidiabel:

    • 1°. buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;

    • 2°. energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning of voorverwarming;

    • 3°. luchtbehandelingsystemen ter ontvochtiging van lucht;

    • 4°. hogedrukvernevelingsysteem met een adiabatische koeling waarbij de druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron bedraagt;

    • 5°. gevelschermen die een energiebesparing realiseren van ten minste 40 procent wanneer het scherm gesloten is;

    • 6°. warmte-uitwisselingsysteem;

    • 7°. warmtepomp;

    • 8°. waterhoudende lagen voor warmte- en koudebuffering; en

    • 9°. tweede energiescherm, dat een energiebesparing van ten minste 45 procent oplevert wanneer het scherm gesloten is.

  • 5 In het geval van energiebesparende en isolerende dak- en gevelsystemen voor nieuwe kassen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a. het materiaal is van dubbelglas en licht doorlatend (diffuus gecoat); of

    • b. het materiaal is dubbel gelaagd met een combinatie van glas en hoge kwaliteits film en doorschijnend (diffuus gecoat); en

    • c. in afwijking van artikel 3, zevende lid, onder c, van verordening 2017/892 zijn in het geval van dubbele beglazing, alleen de aanvullende uitgaven die verband houden met dubbele beglazing ten opzichte van enkele beglazing subsidiabel.

  • 6 In het geval van energiebesparende en isolerende dak- en gevelsystemen voor bestaande kassen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a. het materiaal heeft betere doorschijnende eigenschappen dan enkele beglazing en is doorschijnend;

    • b. het systeem bestaat uit plastic panelen, dubbelglas panelen of dubbel fluoroplymeer (EFTE) film met een optionele overdrukventilatie ventilator om folies van elkaar te scheiden en de isolatie te verbeteren;

    • c. het systeem bestaat uit isolatiemateriaal waarbij de som van de warmteweerstand van de lagen (R=∑(Rm)=∑d/λ) toeneemt met ten minste 1,50 m2K/W in vergelijking met de oude situatie; en

    • d. in afwijking van artikel 3, zevende lid, onder c, van verordening 2017/892 zijn alleen de aanvullende uitgaven voor de geïsoleerde oppervlakte subsidiabel.

  • 7 In het geval van energie efficiënte droog- en opslagmethoden, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a. de apparatuur is bedoeld voor de korte en lange termijn bewaring van producten; en

    • b. de uitgaven voor de initiële verkrijging van meet- en controleapparatuur zijn subsidiabel.

  • 8 De volgende investeringen zijn niet subsidiabel:

    • a. warmte buffer boiler tank (WOK);

    • b. warmte buffer tank;

    • c. eerste energieschermen;

    • d. verduisteringsschermen;

    • e. zonwerende materialen;

    • f. rookgas afvoer en bijbehorende meetapparatuur; en

    • g. de vervanging van een tweede scherm.

Afdeling 3. Duurzaam gebruik van pesticiden

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 103

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in innovatieve gewasbeschermingsapparatuur op basis van niet-chemische methoden zijn subsidiabel indien de technische specificatie van de investering een vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de eis dat de betrokken investering een vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen van minimaal 15 procent geeft niet van toepassing indien de investering wordt ingezet in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

  • 3 Als innovatieve gewasbeschermingsapparatuur op basis van niet-chemische methoden zijn subsidiabel:

    • a. apparatuur en bijbehorende regelsystemen voor UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;

    • b. precisie mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur en bijbehorende besturingssystemen voor toepassing van niet-chemische methoden;

    • c. elektrochemische waterdesinfectie tegen micro-organismen; en

    • d. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 4 In het geval van precisie mechanische onkruidbestrijding als onderdeel van een zelfrijdend landbouwvoertuig komt alleen het onkruidbestrijdingssysteem in aanmerking voor ondersteuning.

  • 5 In het geval van elektrochemische waterbescherming komt de bijbehorende spuit ook in aanmerking voor ondersteuning.

  • 6 Niet subsidiabel zijn:

    • a. spuitleidingen;

    • b. transportsystemen voor het verplaatsen van UV belichtingswagens naar de volgende rij of afdeling;

    • c. standaard agrarische apparatuur en onderdelen, zoals een tractor, gereedschapsdrager, motor en cabine;

    • d. thermische apparatuur;

    • e. kokend watertechnieken;

    • f. standaard afvoerwaterzuivering voor het recirculeren van water in de pro-oogstfase; en

    • g. hygiënesluizen en hygiënestations, evenals automatische zeep en desinfectie-eenheden met geïntegreerd tourniquet.

  • 7 In afwijking van artikel 98, derde lid, onderdeel b, onderbouwt de producentenorganisatie de emissiebeperking door bij de indiening van de subsidieaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep), te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven, aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 8 De nulsituatie is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over drie voorgaande jaren.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De aankoop van investeringen voor lage emissie apparatuur, is subsidiabel indien de technische specificatie van de investering een vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de eis dat de betrokken investering een vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen van minimaal 15 procent geeft niet van toepassing indien de investering wordt ingezet in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

  • 3 Subsidiabel zijn:

    • a. apparatuur en bijbehorende besturingssystemen voor precisietoepassingstechnieken; en

    • b. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 4 In het geval van lage emissie apparatuur als onderdeel van zelfrijdende landbouwmachines komt alleen het spuitsysteem in aanmerking voor subsidie.

  • 5 GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken zijn subsidiabel indien de GPS systemen aantoonbaar worden ingezet voor:

    • a. precisiezaaien of planten;

    • b. precisietoediening van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen; of

    • c. precisie mechanische onkruidbestrijding.

  • 6 Niet subsidiabel zijn:

    • a. transportsystemen voor het verplaatsen van spuitrobots naar de volgende rij of afdeling;

    • b. investeringen in spuitleidingen; en

    • c. standaard agrarische apparatuur en onderdelen, zoals een tractor, gereedschapsdrager, motor en cabine.

  • 7 In afwijking van artikel 98, derde lid, aanhef en onderdeel b, onderbouwt de producentenorganisatie de emissiebeperking door bij de indiening van de subsidieaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep), te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven, aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 8 De nulsituatie is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over drie voorgaande jaren.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in installaties ten behoeve van het zuiveren van water voorafgaand aan lozing zijn subsidiabel indien het bevoegd gezag heeft bepaald, dat de verplichting om water dat gewasbeschermingsmiddelen bevat voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening te leiden die ten minste 95 procent van de werkzame stoffen die bestaan uit organische verbindingen uit het afvalwater verwijdert, voor de desbetreffende inrichting niet geldt en de specificatie van de investering een reductie van de emissie van afvalstoffen in het geloosde afvalwater van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van de emissie van afvalstoffen in het geloosde afvalwater van minimaal 7 procent toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Investeringen, zoals bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. waterzuiveringsapparatuur;

    • b. helofytenfilters;

    • c. biofilters; en

    • d. maatregelen om uitstoot van landbouwproducten te voorkomen (puntbelasting).

  • 4 Subsidiabel zijn:

    • a. apparatuur en bijbehorende controlesystemen door toepassing van waterzuiveringstechnieken; en

    • b. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel die deel uitmaakt van de maatregelen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 5 Niet subsidiabel zijn investeringen in standaard waterzuivering.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 106

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. organische onkruidwerende materialen; en

    • b. insectengaas.

  • 2 In het geval van biologisch afbreekbare folie bestemd voor onkruidbestrijding komen alleen de specifieke kosten voor biologisch afbreekbare folie in vergelijking met conventionele kunststoffolie in aanmerking voor ondersteuning.

  • 3 Niet subsidiabel zijn:

    • a. bodem- en materiaalsterilisatie in de kas; en

    • b. vliesdoeken.

  • 4 De producentenorganisatie onderbouwt het effect van organische onkruidwerende materialen en insectengaas op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing op uitgaven die worden gedaan in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor de aankoop van producten voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en bijbehorende apparatuur en de aankoop van andere apparatuur in verband met de toepassing van niet-chemische methoden voor gewasbescherming zijn subsidiabel.

  • 2 In het geval van middelen voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en bijbehorende apparatuur zijn de volgende kosten subsidiabel:

    • a. macrobiologische bestrijders en nematoden, die zijn toegelaten op grond van de Regeling natuurbescherming;

    • b. microbiologische bestrijders die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • c. overige gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • d. middelen voor feromoonverwarring die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • e. feromonen als lokstof;

    • f. kalkmelk voor de fruitteelt;

    • g. organismen, voeding en middelen voor dosering ter ondersteuning van biologische gewasbescherming;

    • i. natuurlijke vijanden waarvoor een ontheffing van de minister geldt; en

    • j. natuurlijke vijanden waarvoor het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden een "dringend vereiste" vergunning heeft afgegeven.

  • 3 In het geval van biologische gewasbeschermingsmiddelen zijn de volgende kosten subsidiabel:

    • a. verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden;

    • b. een scoutbox voor automatische detectie en diagnose van plagen;

    • c. eenmalig de kosten voor de scoutbox-softwarelicentie;

    • d. vliegenlampen en sporenfilters voor de champignonteelt; en

    • e. vangplaten en rollertraps.

  • 4 Niet subsidiabel zijn:

    • a. gewasbescherming van conventionele, niet natuurlijke oorsprong;

    • b. toeslag voor behandelingskosten doorbelast door leveranciers of plantenkwekers; en

    • c. ondersteunende materialen zoals afdichtingsmateriaal ten behoeve van het afdichten van champignoncellen.

  • 5 Uitgaven voor een softwarelicentie voor een scoutbox als bedoeld in het derde lid onderdeel c, gedaan voor het einde van het kwartaal dat de factuurdatum van de laatste factuur voor de scoutbox omvat, zijn eenmalig subsidiabel.

  • 6 In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, zijn gewasbeschermingsmiddelen met door de Europese Commissie goedgekeurde laagrisico stoffen en basisstoffen subsidiabel.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 2 De producentenorganisatie onderbouwt het effect van biologische en geïntegreerde bestrijding als bedoeld in artikel 107, eerste lid, op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 3 De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de subsidieaanvraag de uitgaven, bedoeld in artikel 107, eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing op uitgaven die worden gedaan in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor diensten voor detectie en diagnosesystemen, inclusief personeelskosten, ten behoeve van precisietoediening zijn subsidiabel.

  • 2 Uitgaven zoals bedoeld in het eerste lid zijn onder meer:

    • a. monitorings en waarschuwingssystemen;

    • b. gewas-, water- en bodemanalyses; en

    • c. beslissingsondersteuningssystemen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid zijn gewas-, water en bodemanalyses om de hoeveelheid nutriënten te bepalen niet subsidiabel.

  • 4 De producentenorganisatie onderbouwt het effect van diensten voor detectie en diagnose systemen op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing op uitgaven die worden gedaan in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor deelname aan certificeringssystemen zijn subsidiabel indien:

    • a. het certificeringssysteem bindende voorwaarden omvat met betrekking tot productiemethoden;

    • b. de naleving van de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, het onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen of organen; en

    • c. het gaat om de volgende uitgaven voor:

      • 1°. advies, audits, certificering en lidmaatschapkosten;

      • 2°. personeelskosten in verband met de certificeringssystemen;

      • 3°. het ontwikkelen van materialen voor certificeringssystemen; en

      • 4°. het initiële kosten van ontwikkeling en verbeteren van ICT-systemen en registratiemodules met betrekking tot certificeringssystemen.

  • 2 Subsidiabel zijn:

    • a. certificeringssystemen, zoals On the way to PlanetProof, ISO 14001 Milieu, MPS Fruit & Groenten, Duurzame Glastuinbouw Producten, CO2-voetafdruk; en

    • b. certificeringssystemen van retailers, zoals Albert Heijn-protocol, Field to Fork, LEAF en Sedex.

  • 3 Niet subsidiabel zijn:

    • a. uitgaven voor certificering van groenlabelkassen; en

    • b. de aanschaf van materialen.

Afdeling 4. Biologische productie

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 111

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor biologische vermeerdering en opkweek van uitgangsmateriaal en de niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong zijn subsidiabel indien zij door de Stichting Skal, bedoeld in artikel 1 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, of een andere erkende instantie overeenkomstig Hoofdstuk V van verordening 2018/848 dan wel een op grond van artikel 46 van verordening 2018/848 erkende instantie, gecertificeerd zijn.

  • 2 Voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, geldt een forfaitair tarief van 25 procent.

  • 3 De producentenorganisatie toont de biologische oorsprong van uitgangsmateriaal bij de indiening van de subsidieaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon of een plantenpaspoort met vermelding van Skalnummer en ‘eko’ of ‘bio’;

    • b. het Skal certificaat van de leverancier of een lijst van Skal-gecertificeerde leveranciers en Skal-nummers; of

    • c. het certificaat van de leverancier afgegeven door een andere dan Skal erkende instantie zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Niet subsidiabel is niet-biologisch teeltmateriaal, met uitzondering van alle vrijstellingen die Skal heeft verstrekt en goedgekeurd voor algemeen teeltmateriaal in de nationale bijlage.

Artikel 112

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Biologische certificeringsystemen, zoals Skal, en lidmaatschapskosten van Skal zijn subsidiabel.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor de meerkosten van aankoop van mest en compost afkomstig van door Skalgecertificeerde biologische landbouwbedrijven zijn subsidiabel.

  • 2 De producentenorganisatie toont de biologische oorsprong van mest en compost bij de indiening van de subsidieaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer van het betrokken landbouwbedrijf en ‘eko’ of ‘bio’;

    • b. het Skal certificaat van het betrokken landbouwbedrijf of een lijst van Skal-gecertificeerde landbouwbedrijven en Skal-nummers; en

    • c. een opgave per deelnemende producent van:

      • 1°. het areaal gewassen waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

      • 2°. de hoeveelheid en het type mest of compost; en

      • 3°. de opgevoerde kosten.

  • 3 De uitgaven van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid, voor geconcentreerde handelsmeststoffen zijn niet subsidiabel.

Afdeling 5. Nutriënten en afval

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 114

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De aankoop van investeringen voor lage emissie apparatuur voor precisiebemesting is subsidiabel indien de technische specificatie van de investering een vermindering van het gebruik van chemische middelen van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de eis dat de betrokken investering een vermindering van het gebruik van chemische middelen van minimaal 15 procent geeft niet van toepassing indien de investering wordt ingezet in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

  • 3 Subsidiabel zijn:

    • a. de kosten van activiteiten in verband met de investeringen voor gerichte bemesting, zoals:

      • i. GPS;

      • ii. Near Infrared Spectography sensor;

      • iii. rij bemesting;

      • iv. druppel systeem bemesting;

      • v. GPS mestsystemen voor vloeibare meststoffen; en

      • vi aanvullende controlesystemen zoals management systeem Meteo en grondwaterbemesting; en

    • b. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 4 Precisiebemestingstechnieken zijn alleen subsidiabel indien:

    • a. het een waterafgiftesysteem op het land, inclusief een waterpomp, spuitstukken en druppelsystemen die niet uitsluitend worden gebruikt voor water, een controle unit, vochtmeetapparatuur, apparatuur voor het bepalen van mineraalgehalte en pH, of voorzieningen voor het doseren en mengen van meststoffen betreft;

    • b. de investering niet leidt tot een toename van het waterverbruik; en

    • c. druppelsystemen komen alleen in aanmerking voor subsidie met initiële investeringen.

  • 5 In het geval van mechanische precisiebemesting als onderdeel van zelfrijdende landbouwmachines is alleen het bemestingssysteem subsidiabel.

  • 6 Kosten voor GPS om verschillende vormen van land, bodem analyses en bemestingsplannen in kaart te brengen zijn subsidiabel.

  • 7 Niet subsidiabel zijn:

    • a. investeringen in bodemloze waterafgiftesystemen;

    • b. de aanleg van een waterbron;

    • c. leidingen naar te bemesten percelen; en

    • d. standaard agrarische apparatuur en onderdelen, zoals een tractor, gereedschapsdrager, motor en cabine.

  • 8 In afwijking van artikel 98, derde lid, aanhef en onderdeel b, onderbouwt de producentenorganisatie de emissiebeperking door bij de indiening van de subsidieaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep), te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven, aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 9 De nulsituatie is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over drie voorgaande jaren.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in teelttechnieken waar geen contact wordt gemaakt tussen het water en nutriënten en de bodem zijn subsidiabel indien de technische specificatie van de investering een vermindering van het gebruik van chemische middelen van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van verordening 2017/892.

  • 2 Subsidiabel zijn:

    • a. uitgaven voor activiteiten in verband met teelt uit de grond zoals:

      • 1°. lekvrije bodemplaten en opslagsystemen;

      • 2°. waterzuivering en zuurstofverhoging, met uitzondering van filters benodigd voor de lozing van afvalwater; en

      • 3°. recycling van nutriënten; en

    • b. advieskosten en vooronderzoek indien opgenomen in de gedetailleerde factuur, mits het niet gaat om een onderzoeksmaatregel of opleidingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder iv en v, van verordening 2017/891.

  • 3 Een investering, zoals bedoeld in het eerste lid, kan niet leiden tot een stijging van het waterverbruik.

  • 4 De volgende investeringen zijn niet subsidiabel:

    • a. investeringen in bodemloze water systemen;

    • b. de bouw van een waterborn; en

    • c. pijpleiding naar een te bemesten perceel.

Artikel 116

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor investeringen in innovatieve installaties ten behoeve van waterbesparing zijn subsidiabel indien:

    • a. de technische specificatie van de investering een reductie van het waterverbruik van minimaal 15 procent geeft zoals vooraf aangetoond in overeenstemming met artikel 3, vierde lid, van verordening 2017/892;

    • b. de investeringen gericht zijn op de vervanging of de modernisering van bestaande systemen met het doel het waterverbruik te verminderen; en

    • c. het gaat om:

      • 1°. bodemvochtsensoren in de vollegrondsteelt; of

      • 2°. installaties gericht op het hergebruik van spoelwater bij het afleveringsklaar maken van geoogst product.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het waterverbruik van minimaal 7 procent toestaan, indien de activiteit andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3 Het vaststellen van waterbesparing, gemeten in m³, als gevolg van een investering als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op basis van een vergelijking tussen het watergebruik:

    • a. gedurende de 12 maanden voorafgaand aan ingebruikname van de investering; en

    • b. gedurende de 12 maanden na ingebruikname van de investering.

Artikel 116a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen die benodigd zijn voor de toepassing van artikel 117a zijn subsidiabel.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 117

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Subsidiabel zijn uitgaven voor:

  • a. meerkosten voor de aankoop van biologisch afbreekbare verpakkingen;

  • b. voor de ontwikkeling van nieuwe biologisch afbreekbare verpakkingen, inclusief personeelskosten; en

  • c. meerkosten voor de aankoop van biologisch afbreekbare bevestigingsmaterialen, zoals biologisch afbreekbare clips en biologisch afbreekbaar touw.

Artikel 117a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven voor de verwerking van restproducten van groenten en fruit door de producentenorganisatie zijn subsidiabel, inclusief personeelskosten, indien het gaat om uitgaven voor verwerking tot:

  • a. materialen voor de teelt van groenten en fruit;

  • b. verpakkingen voor producten bestemd voor menselijke of dierlijke voedselconsumptie; en

  • c. andere toepassingen ten behoeve van menselijke of dierlijke voedselconsumptie.

Titel 3. Marktgericht produceren

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Afdeling 1. Activiteiten gericht op productieplanning

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 118

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in de aanschaf van belichtingsinstallaties ten behoeve van het jaarrond produceren worden gesubsidieerd indien de energie die gedurende de instandhoudingstermijn, bedoeld in artikel 76, eerste lid, wordt gebruikt voor de belichtingsinstallatie een duurzaam karakter heeft of wordt opgewekt met behulp van een warmtekrachtkoppelinginstallatie.

  • 2 De producentenorganisatie toont bij de indiening van het operationeel programma aan dat:

    • a. de belichtingsinstallatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd benodigd is om de verkoop van het betreffende product jaarrond plaats te laten vinden danwel de betreffende nieuwe afzetkanalen of markten jaarrond te kunnen bedienen; en

    • b. de energie die voor de belichtingsinstallatie wordt gebruikt een duurzaam

    karakter heeft of wordt opgewekt met behulp van een warmtekrachtkoppelinginstallatie.

  • 3 Voor uitgavenposten die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar wordt de onder het tweede lid gevraagde informatie bij het wijzigingsverzoek zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, opgeleverd.

  • 4 De producentenorganisatie toont bij indiening van de subsidieaanvraag voor het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma aan dat de productie van het betreffende product jaarrond wordt verkocht en indien van toepassing, de betreffende nieuwe afzetkanalen of markten jaarrond worden beleverd.

  • 5 Uitgaven voor schermen ten behoeve van lichtafscherming en verwijderingsbijdragen zijn niet subsidiabel.

  • 6 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product, met uitsplitsing naar gewas en type klant, die zijn geproduceerd met behulp van de belichtingsinstallatie.

  • 7 Uitgaven voor identieke investeringen voor hetzelfde product, afzetkanaal of dezelfde markt zijn uitsluitend subsidiabel in geval van uitgaven gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de eerste investering.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 119

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien dit noodzakelijk is voor het functioneren van de belichtingsinstallatie, bedoeld in artikel 118, eerste lid, zijn uitgaven van de producentenorganisatie voor de aansluiting van een extern trafostation van het energiebedrijf of de verzwaring van de netkoppeling op de warmte-krachtkoppelingsinstallatie, inclusief personeelskosten, subsidiabel.

Afdeling 2. Activiteiten gericht op verbetering of handhaving van productkwaliteit

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 120

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van het optimaliseren van de productkwaliteit in de keten zijn subsidiabel indien het gaat om investeringen ten behoeve van:

    • a. het verhogen van de houdbaarheid van de producten;

    • b. voedselveiligheid;

    • c. kwaliteitszorgsystemen;

    • d. het verhogen van de fysieke productkwaliteit; of

    • e. lange bewaring in koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, vriescellen.

  • 2 Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanschaf van plastic pallets ten behoeve van het tegengaan van de verspreiding van organismen die plantenziekten kunnen veroorzaken zijn subsidiabel.

  • 3 Uitgaven zijn niet subsidiabel indien het gaat om investeringen:

    • a. in reinigingsinstallaties;

    • b. in fustwasinstallaties;

    • c. in installaties en apparatuur voor conditionering van champignon- en witloftrekcellen;

    • d. in voorzieningen voor gekoeld of geconditioneerd transport op het teeltbedrijf;

    • e. in droogsystemen voor aanzuiging van buitenlucht voor knoflook;

    • f. in vogel- en wildafweer; of

    • g. die de producentenorganisatie doet om te voldoen aan de voorwaarden van kwaliteitskeurmerken.

Artikel 121

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de borging van een nieuw product of concept in de keten zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. investeringen ten behoeve van het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken voor nieuwe producten of nieuwe concepten; of

    • b. investeringen ten behoeve van het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken op het gebied van duurzaamheid (MVO), kwaliteit en voedselveiligheid in de keten.

  • 2 Uitgaven voor investeringen in ICT voorzieningen voor tracking en tracing systemen zijn niet subsidiabel indien het gaat om ICT voorzieningen ten behoeve van:

    • a. de registraties van productherkomst, ziekten, plagen, middelen of meststoffen; of

    • b. het laten functioneren van oogstkarren, weeginstallaties of kantelinstallaties.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 122

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van het optimaliseren van de productkwaliteit in de keten zijn subsidiabel, inclusief personeelskosten, indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. het verhogen van de houdbaarheid van de producten;

    • b. voedselveiligheid, met name residumonitoring, inclusief bladmonsters in het kader van keurmerken zoals bedoeld in artikel 110, tweede lid en productmonsters, watermonsters voor microbiologisch onderzoek en fytosanitaire controles;

    • c. kwaliteitszorgsystemen, indien het gaat om:

      • 1°. uitgaven voor de inhuur van gekwalificeerde externe diensten bestemd voor begeleiding en audits van kwaliteitszorgsystemen;

      • 2°. uitgaven voor de inhuur van gekwalificeerde externe diensten bestemd voor productcontroles;

      • 3°. uitgaven voor certificering; of

      • 4°. lidmaatschapskosten;

    • d. het verhogen van de fysieke productkwaliteit;

    • e. het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces;

    • f. keurmerken of modules van keurmerken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    • g. het ontwikkelen en verbeteren van ICT en registratiemodules; of

    • h. software van conditioneringssystemen ten behoeve van lange bewaring van producten waarbij productieplanning het doel is.

  • 2 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. certificering van meet- en weegapparatuur

    • b. aanschaf van bedrijfskleding;

    • c. materialen voor certificeringssystemen;

    • d. het schoonmaken van bedrijfsruimten; en

    • e. aanschaf van Global Location Number (GLN) codes in het kader van GlobalGAP.

  • 3 Bij de indiening van een subsidieaanvraag die betrekking heeft op uitgaven als bedoeld in het eerste lid overlegt de producentenorganisatie met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel informatie over kwaliteitszorgsystemen en residumonitoring aan de minister.

Artikel 122a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor personeelskosten bestemd voor standaard activiteiten in het kader van de kwaliteitskeuring van producten van de leden zijn subsidiabel voor zover de kwaliteit in geval van de uitvoering van het keurproces bij de leden van een producentenorganisatie aantoonbaar geborgd wordt door middel van periodieke audits.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op het:

    • a. uitvoeren van keuringen en opstellen van een keurrapport;

    • b. bewaken van de kwaliteit tijdens de periode van overslag;

    • c. uitvoeren van metingen aan het product;

    • d. monitoren van de houdbaarheid en het uitstalleven van producten;

    • e. uitvoeren van specifieke keuringen op basis van klantspecificaties;

    • f. onderhouden van contact met het lid van een producentenorganisatie over keurresultaten en in voorkomende gevallen binnengekomen klachten;

    • g. geven van een instructie aan het lid om de kwaliteit te verbeteren;

    • h. dagelijks analyseren van en rapporteren over de kwaliteit van de aangevoerde producten en zo nodig aanpassen van de procedures en keurpraktijk;

    • i. opstellen van procedures;

    • j. opstellen van risicoanalyses;

    • k. opstellen van keurplannen;

    • l. mede opstellen van kwaliteitsplannen per product;

    • m. mede bepalen van het kwaliteitsbeleid van de afzetorganisatie en het concretiseren daarvan in de dagelijkse praktijk, of

    • n. fungeren als aanspreekpunt voor controles door Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau.

  • 3 Uitgaven voor personeelskosten in het kader van de kwaliteitskeuring die commerciële afzet, logistieke handeling of andere activiteiten betreffen zijn niet subsidiabel.

  • 4 Uitgaven van de producentenorganisatie voor gekwalificeerde externe diensten bestemd voor productcontroles en begeleiding en audits van kwaliteitscontrolesystemen zoals voor keurmerken voor productkwaliteit, voedselveiligheid, microbiologie en fyto-sanitaire kwaliteit zijn subsidiabel.

Artikel 123

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de borging van de productkwaliteit van een nieuw product of concept in de keten, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel, indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken voor nieuwe producten en nieuwe concepten; of

    • b. het voor de eerste keer laten certificeren van keurmerken op het gebied van duurzaamheid, kwaliteit en voedselveiligheid in de keten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. uitgaven voor onderhoudsabonnementen;

    • b. uitgaven voor de aanschaf van een Global Location Number (GLN);

    • c. uitgaven van de producentenorganisatie om aan keurmerken te voldoen; of

    • d. uitgaven voor ICT voorzieningen voor tracking en tracing systemen indien het gaat om ICT voorzieningen ten behoeve van:

      • 1°. de registraties van productherkomst, ziekten, plagen, middelen of meststoffen; of

      • 2°. het laten functioneren van oogstkarren, weeginstallaties of kantelinstallaties.

Afdeling 3. Activiteiten gericht op verhoging van de commerciële waarde en afzetverbetering

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 124

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om de aanschaf van:

      • 1°. bomen of meerjarig plantmateriaal; of

      • 2°. kruisbestuivers die nodig zijn voor de aanplant van nieuw in het operationeel programma op te nemen bomen en meerjarige planten; en

    • b. de producentenorganisatie door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantoont dat de bomen of meerjarig plantmateriaal gedurende de looptijd van het project slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • 2 Uitgaven voor identieke investeringen zijn uitsluitend subsidiabel in geval van uitgaven gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de eerste investering.

  • 3 Uitgaven voor de aankoop van meerjarig plantmateriaal en bomenzijn evenwel slechts subsidiabel indien:

    • a. er gedurende meerdere jaren van de bomen en planten geoogst wordt; en

    • b. het gaat om de uitgaven voor de initiële aanplant.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt voor de uitgavenjaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag informatie over het desbetreffende product aan de minister met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 125

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie gericht op afzetverbetering en bundeling van productstromen zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. sorteer- en verpakcentra;

    • b. distributiecentra;

    • c. verwerkingscentra;

    • d. fustopslag;

    • e. dockboards; en

    • f. sorteer- en verpakkingslijnen.

  • 2 Uitgaven zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. investeringen ter vervanging van oude centra als bedoeld in het eerste lid;

    • b. vervanging van standaard sorteer- en verpakkingslijnen; of

    • c. met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoerprognosesystemen.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van de investeringen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 126

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen ten behoeve van het vergroten van de afzetwaarde van producten door middel van het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. een volledige investering in fertigatie in het kader van precisiebemestingtechnieken die bestemd is voor besparing en het gereguleerd doseren van water en meststoffen aan gewassen in vollegrondsfruitteelt;

    • b. de besparing op het meststoffenverbruik door de producentenorganisatie is aangetoond; en

    • c. de investering niet leidt tot een hoger watergebruik.

  • 2 Onder een investering in fertigatie wordt verstaan:

    • a. een waterafgiftesysteem op het perceel, waaronder de waterpomp, verdeelleidingen en druppelleidingen die niet uitsluitend worden gebruikt voor het geven van water;

    • b. een regeleenheid;

    • c. vochtmeetapparatuur;

    • d. apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH; of

    • e. voorzieningen voor dosering en menging van meststoffen.

  • 3 Druppelleidingen zijn uitsluitend subsidiabel bij initiële investeringen.

  • 4 Investeringen in een waterafgiftesysteem zijn niet subsidiabel indien het investeringen betreft in:

    • a. fertigatie in teeltsystemen los van de grond;

    • b. aanleg van een waterbron; of

    • c. afvoerleidingen naar het te fertigeren perceel.

Artikel 127

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, voor de investering, bedoeld in artikel 126, een opgave van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik en waterverbruik.

  • 2 De berekening van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik, gemeten in kilogrammen, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 126, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het mineralenverbruik, volgens de mineralenregistratie, van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering; en

    • b. het mineralenverbruik, volgens de mineralenregistratie, gedurende het jaar:

      • 1°. van ingebruikname van de investering; of

      • 2°. volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

  • 3 Het vaststellen van veranderingen in het waterverbruik en meststoffenverbruik, gemeten in m3, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 126, eerste lid, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het waterverbruik en meststoffenverbruik van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering; en

    • b. het waterverbruik en meststoffenverbruik gedurende het jaar:

      • 1°. van ingebruikname van de investering; of

      • 2°. volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

Artikel 128

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen ten behoeve van het vergroten van de afzetwaarde van producten door middel van het vergroten van de duurzaamheid van het product en van het productieproces zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen om de kwaliteit van water bij substraatteelt bij de bron te verbeteren en de emissie van vervuild recirculatiewater te voorkomen;

    • b. de verbetering van de waterkwaliteit door de producentenorganisatie is aangetoond; en

    • c. de investeringen niet leiden tot een hoger waterverbruik.

  • 2 Een producentenorganisatie die uitgaven voor investeringen, zoals bedoeld in het eerste lid, in haar operationeel programma opneemt, voegt aan de informatie, bedoeld in artikel 51, een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige toe ten behoeve van de onderbouwing van de te bereiken verbetering van de waterkwaliteit.

  • 3 Voor uitgavenposten die in het operationeel programma zijn opgenomen voor de jaren na het eerste jaar wordt de in het eerste en tweede lid gevraagde informatie bij het wijzigingsverzoek zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891, opgeleverd.

  • 4 Uitgaven voor afdekzeilen van bassins en silo’s voor wateropslag zijn niet subsidiabel.

Artikel 129

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie overlegt aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, voor de investeringen, bedoeld in artikel 128, uiterlijk bij de indiening van de subsidieaanvraag per investering:

    • a. een opgave van de verbetering van de waterkwaliteit; of

    • b. de gerealiseerde waterbesparing.

  • 2 De opgave, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt plaats aan de hand van berekeningen en metingen op basis van een vergelijking tussen het moment voor de ingebruikname van de investering en het moment één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 3 In geval van omgekeerde osmose overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de subsidieaanvraag een opgave van de reductie van natrium en chloor in mmol/l of mg/l, op basis van een vergelijking tussen metingen uitgevoerd voor ingebruikname van de investering en één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 4 Het vaststellen van veranderingen in het waterverbruik, gemeten in m³, als gevolg van een investering als bedoeld in artikel 128, eerste lid, vindt plaats op basis van een vergelijking tussen:

    • a. het waterverbruik van het jaar voorafgaand aan het jaar van inbedrijfstelling van de investering; en

    • b. het waterverbruik gedurende het jaar:

      • 1°. van ingebruikname van de investering; of

      • 2°. volgend op het jaar van ingebruikname, in geval van inbedrijfstelling tijdens het teeltseizoen.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 130

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van marktonderzoek en marktontwikkeling, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. consumentenonderzoek en aankoop van paneldata;

    • b. het testen van een product waarvoor de producentenorganisatie erkend is door een panel;

    • c. onderzoek naar het onderhouden van schap of retail positionering;

    • d. productmarktanalyses;

    • e. marktonderzoek; of

    • f. het doen van marktonderzoek door middel van pop-up stores.

  • 2 Uitgaven die identiek zijn aan eerdere uitgaven van de producentenorganisatie, zijn uitsluitend subsidiabel indien zij zijn gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor die eerdere uitgaven.

  • 3 Onderzoeken naar verwerkte producten zijn slechts subsidiabel indien dit onderzoek betrekking heeft op producten die bestemd zijn voor de food-markt.

Artikel 131

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel wanneer het gaat om licenties voor het recht op het gebruik van zaden en plantgoed ten behoeve van nieuwe rassen indien de producentenorganisatie door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantoont dat het ras gedurende de looptijd van het project slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • 2 Uitgaven voor een volledige overname van een licentie en de kosten van aankoop van het zaad en het plantgoed zijn niet subsidiabel.

  • 3 Uitgaven die identiek zijn aan eerdere uitgaven van de producentenorganisatie, zijn uitsluitend subsidiabel indien zij zijn gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor die eerdere uitgaven.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, een overzicht betreffende de planten die met gebruikmaking van de zaden en het plantgoedzijn geteeld.

  • 5 De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de subsidieaanvraag voor het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, het resultaat van de evaluatie waaruit blijkt hoe de producentenorganisatie zich in de markt met het betreffende ras heeft onderscheiden.

  • 6 De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen voor de zaden en het plantgoed en overlegt deze desgevraagd aan de minister.

Artikel 132

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van intrinsieke producteigenschappen of nieuwe producten, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel wanneer het gaat om rassenproeven op, of zaadbehandeling ten behoeve van, intrinsieke producteigenschappen.

  • 2 Rassenproeven zijn slechts subsidiabel indien de producten van de geteste rassen bedoeld zijn voor menselijke consumptie.

  • 3 Uitgaven die identiek zijn aan eerdere uitgaven van de producentenorganisatie, zijn uitsluitend subsidiabel indien zij zijn gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor die eerdere uitgaven.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister:

    • a. het contract en de gedetailleerde factuur voor de uitvoering van de rassenproeven; en

    • b. een overzicht van de producenten waar de activiteit wordt verricht.

Artikel 133

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van concepten rondom verse producten, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. conceptontwikkeling op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en gemak; of

    • b. ontwikkeling van nieuwe verpakkingen voor het verse product.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zijn slechts subsidiabel indien deze rechtstreeks bijdragen aan het kwaliteitsbehoud.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister:

    • a. een overzicht van de producenten waar de activiteiten worden verricht; en

    • b. een gedetailleerde factuur.

Artikel 134

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van ontwikkeling en verbetering van concepten rondom bewerkte en verwerkte producten, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. conceptontwikkeling van bewerkte en verwerkte producten op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en gemak;

    • b. ontwikkeling van nieuwe verpakkingen ten behoeve van verwerkte en bewerkte producten;

    • c. ontwikkeling van nieuwe verwerkte producten ten behoeve van de foodmarkt; of

    • d. ontwikkeling van ondersteunende voedingsproducten en niet voedingsproducten ten behoeve van bewerkte en verwerkte producten.

  • 2 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, zijn slechts subsidiabel indien het verwerkte product dat de producentenorganisatie met behulp van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, produceert:

    • a. direct, zonder verdere verwerking, door consumenten kan worden geconsumeerd; en

    • b. niet wordt verwerkt in ingrediënten ten behoeve van de voedselindustrie.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, zijn slechts subsidiabel indien deze rechtstreeks bijdragen aan het kwaliteitsbehoud van groente- en fruit producten.

  • 4 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister:

    • a. een overzicht van het aantal producenten ten behoeve van de betreffende productgroep waarvoor de activiteiten worden verricht; en

    • b. een gedetailleerde factuur.

Artikel 135

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van generieke afzetbevordering, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. generieke promotie op consumentenbeurzen;

    • b. generieke promotie tijdens publieksevenementen;

    • c. generieke promotie in het kader van duurzaam telen;

    • d. generieke promotie gericht op doelgroepen;

    • e. sectorpromotie en PR-campagnes;

    • f. collectieve acties voor GMO producten door meerdere producentenorganisaties; of

    • g. websites en sociale media, voor zover het gaat om:

      • 1°. het voor de eerste maal registreren van domeinnamen;

      • 2°. het bouwen van nieuwe websites; of

      • 3°. het uitbouwen van bestaande websites met aantoonbaar nieuwe elementen.

  • 2 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. activiteiten op het gebied van verkoop van producten;

    • b. activiteiten op het gebied van gezamenlijke verkoopbevordering waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer;

    • c. de kosten van producten in het geval van het gratis verstrekken van product;

    • d. abonnementen bij providers, hosting van serverruimte, communicatie met het web, het updaten van bestaande websites, personeelskosten ten behoeve van berichtgeving in het kader van social media; en

    • e. uitgaven voor sponsoring.

Artikel 136

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie, inclusief personeelskosten, ten behoeve van marketing en verkoopbevordering van merken en handelsnamen van de producentenorganisatie en dochterondernemingen zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. promotie van merken of handelsnamen op consumentenbeurzen;

    • b. promotie van merken of handelsnamen op publieksevenementen;

    • c. promotie van merken of handelsnamen in het kader van duurzaam telen;

    • d. promotie van merken of handelsnamen gericht op doelgroepen;

    • e. sectorpromotie en PR-campagnes;

    • f. websites en sociale media, indien het gaat om:

      • 1°. het voor de eerste maal registreren van een domeinnaam;

      • 2°. het bouwen van een nieuwe website; en

      • 3°. het uitbreiden van een bestaande website met aantoonbaar nieuwe elementen.

    • g. het opstellen en uitvoeren van plannen voor accountmanagement of categorymanagement; of

    • h. het laten uitvoeren van onderzoek op het gebied van afzetbeleid, voor zover niet gericht op de interne organisatie van de producentenorganisatie.

  • 2 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. de aankoop van een licentie;

    • b. activiteiten ten behoeve van een merk waarvan de licentie gehuurd of geleased is;

    • c. activiteiten op het gebied van verkoop van producten;

    • d. uitgaven voor gezamenlijke verkoopbevordering, waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer;

    • e. de kosten van producten in het geval van het gratis verstrekken van product;

    • f. abonnementen bij providers, hosting van serverruimte, communicatie met het web, het updaten van bestaande websites, personeelskosten ten behoeve van berichtgeving in het kader van social media;

    • g. uitgaven voor sponsoring; en

    • h. PR-activiteiten richting potentiële leden van een producentenorganisatie.

Artikel 137

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor reclameactiviteiten en reclameartikelen voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel als het gaat om uitgaven voor:

    • a. advertenties in magazines of kranten;

    • b. promotie in een blad of magazine van supermarkten, indien:

      • 1°. in het blad of magazine duidelijk vermeld is dat de producentenorganisatie de afzender is; en

      • 2°. er geen logo of verwijzing naar de supermarkt in de advertentie is opgenomen;

    • c. ontwikkelingskosten van de lay-out en extra kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten, steekkaarten of wikkels voor zover gebruikt bij tijdelijke acties;

    • d. toonbankdisplays, flyers of folders, gadgets, belettering, aangekochte producten voor standaankleding;

    • e. billboards, radioreclame, tv-reclame, banners op websites;

    • f. uitdelen van producten ter waarde van de marktprijs van het uit te delen product, indien deze actie aantoonbaar minimaal vier weken voor de uitvoering van de actie gepland is en niet bedoeld is als interventiemaatregel;

    • g. kookdemonstraties;

    • h. bedrijfsrondleidingen bij een producentenorganisatie of lid van de producentenorganisatie, een open dag, opening of jubileum, met uitzondering van verstrekte consumpties; of

    • i. deelname aan beurzen, indien deze beurzen gericht zijn op afnemers van de producentenorganisatie, met uitzondering van verstrekte consumpties.

  • 2 De uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn subsidiabel naar rato van het aantal afnemers of potentiële afnemers die voor de in onderdeel h genoemde activiteit zijn uitgenodigd.

  • 3 Reclameacties en reclameartikelen waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer zijn niet subsidiabel.

Artikel 138

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten ten behoeve van activiteiten gericht op het bepalen van een marktstrategie zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. het laten uitvoeren van onderzoek op het gebied van afzetbeleid voor zover niet gericht op de interne organisatie van de producentenorganisatie;

    • b. het jaarlijks aanpassen of opstellen van marketingplannen of accountplannen; of

    • c. relatiebeheer in het kader van contact met afnemers.

  • 2 Onder marktstrategie wordt verstaan samenwerking in de keten, reclame, innovatie en planning van het productaanbod.

  • 3 Onder personeel en externe diensten wordt verstaan:

    • a. categoriemanagers;

    • b. accountmanagers;

    • c. productmanagers;

    • d. marketingpersoneel;

    • e. marketingmanagers; of

    • f. marktonderzoekers.

  • 4 De activiteiten van het personeel en externe diensten hebben in ieder geval betrekking op het:

    • a. samenstellen van een innovatief, concurrerend en formulegericht assortiment per productgroep;

    • b. behouden van klanten of nieuwe klanten werven door acquisitieactiviteiten;

    • c. bepalen van de ontwikkeling, de productie, de marketing en het in de markt zetten van een product en het analyseren van de resultaten met het oog op de commerciële lange termijn doelen;

    • d. bepalen van de marktstrategie door middel van marketingplannen en het ervoor zorgen dat deze strategie wordt geïmplementeerd en nageleefd; of

    • e. onderzoek naar alle factoren op alle verschillende (potentiële) markten die de vraag naar een product beïnvloeden, onder meer wat betreft trends, klanttevredenheid, de onderliggende behoeften van klanten en het imago van de sector.

  • 5 Activiteiten van het personeel en van externe diensten op het gebied van het verkopen van producten op welke manier dan ook, het opnemen van bestellingen, het leveren en de allocatie van het product, het maken van prijsafspraken ten aanzien van producten van niet-leden of waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend, zijn niet subsidiabel.

Artikel 139

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten voor nieuwbouw van sorteercentra en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, fustopslag, dockboards en op afzetverbetering gerichte sorteer- en verpakkingslijnen, bedoeld in artikel 125, eerste lid, ten behoeve van afzetverbetering en bundeling van productstromen zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. de kosten van bouwkundig advies;

    • b. de kosten van bouwbegeleiding;

    • c. de kosten van projectmanagement;

    • d. de kosten van onafhankelijk toezicht op uitvoering van een project;

    • e. de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • f. juridische en administratiekosten; of

    • g. reis- en verblijfkosten.

  • 2 Uitgaven zijn slechts subsidiabel ten aanzien van nieuwbouw van gebouwen die eigendom zijn van de producentenorganisatie of een dochteronderneming en voor zover het gaat om ruimtes die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage II, of elementen die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage III.

  • 3 Uitgaven waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag zijn niet subsidiabel.

  • 4 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn niet subsidiabel indien het gaat om reis- en verblijfkosten voor het personeel van de producentenorganisatie of haar leden.

Titel 4. Versterking afzetstructuur

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Afdeling 1. Activiteiten gericht op productieplanning

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 140

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanschaf van systemen voor aanvoerprognoses en areaalenquêtes zijn subsidiabel indien het gaat om systemen bij de producentenorganisatie en haar leden die met elkaar kunnen communiceren.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemenen het aantal aansluitingen van haar leden op deze systemen.

Artikel 141

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties ten behoeve van voorraadbeheer en distributie zijn subsidiabel indien het gaat om het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor logistieke planning en voor zover zij tot doel hebben:

    • a. kwaliteitsverbetering van het proces;

    • b. tracking and tracing van producten;

    • c. koppeling van vraag aan aanbod; of

    • d. efficiencyverbetering.

  • 2 Uitgaven voor identieke investeringen zijn uitsluitend subsidiabel in geval van uitgaven gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de eerste investering.

  • 3 Onder de uitgaven vallen kosten voor de interface van ICT systemen voor logistieke planning, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

    • a. een aanvoerregistratiesysteem;

    • b. een verkoopsysteem;

    • c. het verladingssysteem;

    • d. een orderregistratiesysteem; of

    • e. een facturatiesysteem.

  • 4 Uitgaven op locatie van de leden van de producentenorganisatie zijn slechts subsidiabel indien de producentenorganisatie kan aantonen dat zij integraal onderdeel uitmaken van het systeem voor logistieke planning van de producentenorganisatie.

  • 5 Uitgaven zijn subsidiabel indien de producentenorganisatie aan de minister op basis van een offerte kan aantonen dat het ICT systeem uitsluitend bestemd is voor de functionaliteiten, genoemd in het eerste lid.

  • 6 Uitgaven voor het verder uitrollen van ICT systemen voor logistieke planning zijn niet subsidiabel.

  • 7 Bij de indiening van het operationeel programma wordt een onderbouwd plan overlegd met daarin:

    • a. een gedetailleerde beschrijving van het project;

    • b. een begroting van de investeringskosten;

    • c. een definiëring van de onderdelen van de investeringskosten;

    • d. een verdeling van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen; en

    • e. een gedetailleerde beschrijving van de functionaliteit van de verschillende onderdelen door de leverancier.

Artikel 142

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling van producten ten behoeve van lange bewaring zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. koelhuizen;

  • b. koelcellen;

  • c. koelinstallaties; of

  • d. vriescellen.

Artikel 143

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in conditioneringssystemen ten behoeve van lange bewaring van producten zijn subsidiabel.

  • 2 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. installaties of apparatuur voor conditionering van champignon- en witloftrekcellen; en

    • b. droogsystemen voor de aanzuiging van buitenlucht ten behoeve van knoflook.

Artikel 144

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

In geval van uitgaven voor het huren van koelsystemen als bedoeld in artikel 142 of conditioneringssystemen als bedoeld in artikel 143, eerste lid, overlegt de producentenorganisatie ter uitvoering van artikel 31, eerste lid, en punt 10 van bijlage III van verordening 2017/891 jaarlijks bij het indienen van de subsidieaanvraag aan de minister een bewijs van die uitgaven, bestaande uit een registratie van de in- en uitslag.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 145

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanpassingen in systemen en interfaces van de producentenorganisatie en haar leden, inclusief personeelskosten, die noodzakelijk zijn voor de aanschaf van systemen voor aanvoerprognose en areaalenquêtes zijn subsidiabel indien de systemen voor aanvoerprognose en areaalenquêtes van de producentenorganisatie en haar leden met elkaar kunnen communiceren.

  • 2 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemen en het aantal aansluitingen van haar leden op deze systemen.

Artikel 146

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven voor licenties voor aanvoermodules voor systemen voor aanvoerprognoses en areaalenquêtes als bedoeld in artikel 140, inclusief personeelskosten, gedaan voor het einde van het kwartaal dat de factuurdatum van de laatste factuur voor de aanvoermodule omvat, zijn eenmalig subsidiabel.

Artikel 147

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten ten behoeve van voorraadbeheer en distributie, het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor logistieke planning als bedoeld in artikel 141, eerste lid, zijn subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma overlegt de producentenorganisatie aan de minister:

    • a. een begroting van het aantal uren per taak of functie; en

    • b. een omschrijving van de taken en functies.

Afdeling 2. Activiteiten gericht op verhoging van de commerciële waarde en afzetverbetering

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Uitgaven voor duurzame productiemiddelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 148

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor investeringen in ICT systemen voor markt en afzet zijn subsidiabel indien het systeem tot doel heeft:

    • a. kwaliteitsverbetering van het proces;

    • b. koppeling van vraag aan aanbod; of

    • c. efficiencyverbetering.

  • 2 Uitgaven voor identieke investeringen zijn uitsluitend subsidiabel in geval van uitgaven gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de eerste investering.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van het aantal systemen, en het aantal aansluitingen van haar klanten op deze systemen.

Artikel 149

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor investeringen in ICT systemen voor customer relationship management zijn subsidiabel.

  • 2 Uitgaven voor identieke investeringen zijn uitsluitend subsidiabel in geval van uitgaven gedaan binnen vier jaar na de factuurdatum van de laatste factuur voor de eerste investering.

  • 3 Onder de uitgaven vallen kosten voor de interface van de ICT systemen voor customer relationship management, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

    • a. een aanvoerregistratiesysteem;

    • b. een verkoopsysteem;

    • c. het verladingssysteem;

    • d. een orderregistratiesysteem; of

    • e. een facturatiesysteem.

  • 4 Uitgaven op locatie van de leden van de producentenorganisatie zijn slechts subsidiabel indien de producentenorganisatie kan aantonen dat zij integraal onderdeel uitmaken van het ICT systeem voor customer relationship management van de producentenorganisatie.

  • 5 Uitgaven voor het verder uitrollen van ICT systemen voor customer relationship management zijn niet subsidiabel.

  • 6 Bij de uitgaven wordt door de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van het operationeel programma een onderbouwd plan overlegd met daarin:

    • a. een gedetailleerde beschrijving van het project;

    • b. een begroting van de investeringskosten;

    • c. een definiëring van de onderdelen van de investeringskosten;

    • d. een verdeling van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen; en

    • e. een gedetailleerde beschrijving van de functionaliteit van de verschillende onderdelen door de leverancier.

Artikel 150

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de bundeling van productstromen zijn subsidiabel, indien het gaat om investeringen in:

    • a. sorteer- en verpakcentra;

    • b. distributiecentra;

    • c. verwerkingscentra;

    • d. fustopslag;

    • e. dockboards; of

    • f. sorteer- en verpakkingslijnen.

  • 2 Niet subsidiabel zijn uitgaven voor:

    • a. investeringen ter vervanging van oude centra als bedoeld in het eerste lid;

    • b. vervanging van standaard sorteer- en verpakkingslijnen; en

    • c. met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoerprognosesystemen.

  • 3 De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de subsidieaanvraag aan de minister een overzicht van de hoeveelheden product waarvan de productstroom gebundeld is met behulp van de investeringen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 151

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie in vollegrondsteelt zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen in gecombineerde oogst-, sorteer- en verpakkingssystemen, waaronder apparatuur, bestemd voor het reinigen, sorteren, wegen of verpakken van de in de grond geteelde gewassen; en

    • b. de investeringen gebruikt worden in het veld direct na de oogstfase.

  • 2 In geval van een geïntegreerd systeem met een oogstmachine zijn de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies subsidiabel.

  • 3 Indien de uitgaven een mobiel pakstation betreffen, zijn maximaal twee in het pakstation geïntegreerde wagens subsidiabel.

  • 4 Investeringen in aparte oogstsystemen en tractoren zijn niet subsidiabel.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 152

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van producentenorganisaties voor ICT systemen voor markt en afzet, bedoeld in artikel 148, eerste lid, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het gaat om de kosten van de benodigde aanpassingen van het systeem en de interface, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

  • a. een aanvoerregistratiesysteem;

  • b. een verkoopsysteem;

  • c. een verladingssysteem;

  • d. een orderregistratiesysteem; of

  • e. een facturatiesyteem.

Artikel 153

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van het ontwerpen, bouwen en implementeren van ICT systemen voor customer relationship management systemen als bedoeld in artikel 149, eerste lid, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma overlegt de producentenorganisatie aan de minister:

    • a. een begroting van het aantal uren per taak of functie; en

    • b. een omschrijving van de taken en functies.

Artikel 154

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten voor nieuwbouw van sorteercentra en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, fustopslag, dockboards en sorteer- en verpakkingslijnen, bedoeld in artikel 150, eerste lid, zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. de kosten van bouwkundig advies;

    • b. de kosten van bouwbegeleiding;

    • c. de kosten van projectmanagement;

    • d. de kosten van onafhankelijk toezicht op uitvoering van een project;

    • e. de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • f. juridische en administratiekosten; of

    • g. reis- en verblijfkosten.

  • 2 Uitgaven waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag zijn niet subsidiabel.

  • 3 Uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn niet subsidiabel indien het gaat om reis- en verblijfkosten voor het personeel van de producentenorganisatie of haar leden.

Afdeling 3. Onderzoeksactiviteiten en activiteiten gericht op experimentele productie

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 155

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering van de producentenorganisatie richting de markt, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten voor:

  • a. onderzoek naar activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

    • 1°. afzet;

    • 2°. logistiek;

    • 3°. kwaliteit;

    • 4°. milieubescherming; of

    • 5°. teelttechnisch onderzoek; of

  • b. experimentele productie.

Afdeling 4. Opleidingsactiviteiten, uitwisseling van beste praktijken en activiteiten ter bevordering van toegang tot adviesdiensten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 156

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 In het kader van uitgaven voor educatieve bijeenkomsten zijn uitsluitend de door de organisatie van de educatieve bijeenkomst in rekening gebrachte kosten voor deelname van leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatieof dochterondernemingen subsidiabel.

  • 2 Bij de indiening van het operationeel programma verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister een beschrijving van:

    • a. onderwerp(en) en leerdoel(en) van de bijeenkomst;

    • b. het programma met een specificatie van de onderdelen en gehanteerde werkvormen;

    • c. aantal bijeenkomsten met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst; en

    • d. de kosten van de bijeenkomst.

  • 3 Bij de indiening van de subsidieaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister:

    • a. een deelnemerslijst; en

    • b. een aanwezigheidsregistratie per bijeenkomst per deelnemer voorzien van een handtekening van de deelnemer.

Paragraaf 2. Uitgaven voor overige kosten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 157

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering van de producentenorganisatie richting de markt, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van opleidingen voor personeel voor activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

    • a. afzet;

    • b. logistiek;

    • c. kwaliteit;

    • d. milieubescherming; of

    • e. teelttechniek.

  • 2 Uitgaven voor opleiding en advies ten behoeve van het verwerven van algemene kennis en vaardigheden zijn niet subsidiabel.

Artikel 158

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door professionalisering richting de markt zijn subsidiabel, indien het gaat om de kosten van inhuur van externe deskundigen voor activiteiten van de producentenorganisatie op het gebied van:

  • a. afzet;

  • b. logistiek;

  • c. kwaliteit;

  • d. milieubescherming; of

  • e. teelttechniek.

Artikel 159

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Bij de uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelttechniek, bedoeld in artikel 158, onderdeel e, en ten behoeve van de teelt, bedoeld in de artikelen 161 tot en met 163a stellen voorlichters jaarlijks per deelnemend lid van de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, evaluatierapporten op.

  • 2 De evaluatierapporten bevatten:

    • a. een samenvatting van de concreet gegeven adviezen;

    • b. de beoogde effecten; en

    • c. de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering en milieureducties op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, mineralen en energie.

  • 3 Bij de indiening van de subsidieaanvraag zendt de producentenorganisatie op verzoek van de minister een selectie van de evaluatierapporten.

  • 4 De evaluatierapporten van elk deelnemend lid zijn opgenomen in de administratie van de producentenorganisatie.

Artikel 160

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Bij de indiening van de subsidieaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelttechniek, bedoeld in artikel 158, onderdeel e, en ten behoeve van de teelt, bedoeld in de artikelen 161 tot en met 163a informatie daarover aan de minister per lid per gewas, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 161

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in geval van biologische productie, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien:

  • a. het gaat om:

    • 1°. biologische teelt;

    • 2°. bodemvruchtbaarheid;

    • 3°. biologische bemesting;

    • 4°. compostering;

    • 5°. vruchtwisseling;

    • 6°. rassenkeuze;

    • 7°. biologische bestrijding en biologisch evenwicht; of

    • 8°. biologische teelttechniek;

  • b. voldaan is aan de bij of krachtens verordening 2018/848 gestelde voorschriften; en

  • c. deelnemende leden van de producentenorganisatie beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Stichting Skal dat het bedrijf van het lid in omschakeling is naar biologische productie.

Artikel 162

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in het geval van geïntegreerde plaagbestrijding, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel als het gaat om:

    • a. biologische of geïntegreerde bestrijding;

    • b. geleide bestrijding; of

    • c. het voorkomen van ziekten en plagen met inbegrip van gewas-, water- of bodemanalyses gericht op het vaststellen van ziekten en plagen.

  • 2 Bij de indiening van de subsidieaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van uitgaven voor een analyse per soort analyse, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de minister informatie over de analyse.

Artikel 163

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemeen advies en begeleiding ten behoeve van de teelt in het geval van geïntegreerde productie die mede de kwaliteit en het milieu betreffen, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

    • a. gewasbeoordeling;

    • b. gewasbescherming;

    • c. watermanagement;

    • d. bemesting en reduceren mineralengebruik;

    • e. klimaataansturing; of

    • f. energiereductie.

  • 2 Uitgaven die betrekking hebben op de begeleiding voor de teelt van witlofpennen zijn niet subsidiabel.

Artikel 163a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van producentenorganisaties voor standaard advisering en begeleiding ten behoeve van de teelt die mede kwaliteit en milieu betreffen, inclusief personeelskosten, zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

    • a. aansturing van de voorlichters door gekwalificeerde medewerkers van de producentenorganisatie, of

    • b. opstellen van bedrijfsvergelijkingen door de producentenorganisatie met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen, gewasbeschermingsmiddelen en energie.

  • 2 Bij de indiening van de subsidieaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van uitgaven voor advies en begeleiding, bedoeld in het eerste lid, informatie daarover aan de minister per lid per gewas, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Afdeling 5. Activiteiten gericht op crisispreventie en crisisbeheer

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 1. Algemene bepalingen inzake crisispreventie maatregelen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 164

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Bij de indiening van het operationeel programma legt de producentenorganisatie een plan inhoudende de concrete invulling van de acties op het gebied van crisispreventie en risicobeheer en een begroting daarvan voor aan de minister.

Artikel 165

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Ter uitvoering van artikel 37 van verordening 2017/891 zijn de maatregelen van artikel 33, derde lid, onderdelen a, b, en e van verordening 1308/2013 niet opengesteld.

Artikel 166

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor onderzoek in het kader van crisispreventie of crisisbeheer kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 2. Uitgaven ten behoeve van afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 167

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De uitgaven, inclusief personeelskosten, voor crisispreventie- en beheer voor de specifieke doelstellingen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van verordening 2017/892 zijn subsidiabel.

  • 2 De producentenorganisatie geeft gemotiveerd aan hoe deze activiteit bijdraagt aan de consolidatie of diversificatie van de markten voor groenten en fruit en hoe deze een aanvulling vormt op reeds lopende afzetbevorderings- en communicatieacties op andere gebieden dan crisispreventie en -beheer die door de producentenorganisatie in haar operationeel programma worden toegepast.

  • 3 In geval de activiteit buiten de Unie wordt uitgevoerd verstrekt de producentenorganisatie bewijsstukken waaruit blijkt dat de betreffende activiteit daadwerkelijk is uitgevoerd.

  • 4 Indien dit nodig is voor de beoordeling van de in dit artikel bedoelde uitgaven kan de minister de producentenorganisatie verzoeken om aanvullende schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 168

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie, inclusief personeelskosten, voor collectieve generieke promotie-uitingen op het gebied van crisis zijn subsidiabel.

Artikel 169

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie, inclusief personeelkosten, die gerelateerd zijn aan de onderhandeling en de implementatie en het beheer van de fytosanitaire protocollen, bedoeld in punt 13 van bijlage III van verordening 2017/891, zijn subsidiabel.

Paragraaf 3. Uitgaven ten behoeve van het uit de markt nemen van producten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 170

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor het uit de markt nemen van producten als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013 zijn subsidiabel.

  • 2 Als producten bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel f, van verordening 1308/2013 worden aangewezen:

    • a. tomaten met GN code 0702 00 00;

    • b. niet-scherpsmakende pepers (paprika’s) met GN code 0709 60 10;

    • c. bloemkool en broccoli met GN code 0704 10 00;

    • d. komkommers met GN code 0707 00 05;

    • e. appelen met GN code 0808 10;

    • f. peren met GN code 0808 30;

    • g. aardbeien met GN code 0810 10; en

    • h. aubergines met GN code 0709 30.

  • 3 Als toegestane bestemmingen als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van verordening 2017/891 worden aangewezen:

    • a. afvoer naar de afvalverwerkende industrie, nadat het product is gedenatureerd;

    • b. afvoer naar veehouders ten behoeve van vervoedering, nadat het product is gedenatureerd; en

    • c. gratis verstrekking, als bedoeld in artikel 46, tweede lid, van verordening 2017/891, aan liefdadigheidsinstellingen of -organisaties als bedoeld in artikel 173, eerste lid.

  • 4 Afvalverwerkers beschikken over een geldige milieuvergunning.

  • 5 Afnemers van producten die uit de markt genomen zijn mogen geen vergoeding betalen voor het uit de markt genomen product.

Artikel 171

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een voorafgaande melding, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van verordening 2017/891, wordt elektronisch ingediend bij de minister.

  • 2 Een melding betreft een massa van ten hoogste 30.000 kilogram.

  • 3 Ten behoeve van de melding maakt de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties gebruik van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 4 Indien de melding plaats vindt voor 0:00 uur, vindt de controle, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening 2017/892, uiterlijk de derde werkdag plaats.

  • 5 De uit de markt genomen producten worden bij controle in dusdanige verpakking aangeboden dat controle mogelijk is en in elk geval niet in een verpakking met een omvang groter dan 1 kubieke meter en een gewicht van meer dan 300 kg.

  • 7 Een producentenorganisatie toont aan dat bij het indienen van een melding van het uit de markt nemen ten behoeve van gratis verstrekking als bedoeld in artikel 170, derde lid, onderdeel c, de afname door de liefdadigheidsinstelling of -organisatie verzekerd is. Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie hiertoe schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 172

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De minister stelt de door de lidstaten vast te stellen maximale subsidiebedragen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, tweede alinea, van verordening 2017/891 vast.

Artikel 173

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 2 Als personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun onderhoud te voorzien als bedoeld in artikel 34, vierde lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013 worden aangemerkt:

    • a. personen die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand recht hebben op een overheidsuitkering; en

    • b. andere personen die ten genoegen van de voedselbanken kunnen aantonen niet over voldoende middelen te beschikken om in hun onderhoud te voorzien.

  • 3 Het overnamecertificaat, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van verordening 2017/891 wordt getekend door:

    • a. het regionale distributiecentrum, in het geval de uit de markt genomen producten geleverd worden aan een regionale distributiecentrum voor voedselbanken; en

    • b. de voedselbank, in het geval de uit de markt genomen producten geleverd worden aan de voedselbank die de uit de markt genomen producten daadwerkelijk uitreikt aan de eindontvangers.

  • 4 Indien een voedselbank van haar aanvragers een symbolische bijdrage vraagt voor de voedselpakketten vraagt de voedselbank hiervoor vooraf toestemming aan onze minister en houdt zij hiervoor een financiële boekhouding bij.

  • 5 Indien een voedselbank de op grond van deze regeling ontvangen producten verwerkt of laat verwerken toont de voedselbank aan dat de verwerkte producten volledig ten goede komen aan de personen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 174

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties sluiten schriftelijke overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 170, derde lid, en transporteurs van uit de markt genomen producten met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, waarin de afnemers en transporteurs worden verplicht:

    • a. tot naleving van de voorwaarden uit artikel 47 van verordening 2017/891, inclusief het voeren van een aparte voorraadboekhouding voor de betrokken concrete acties;

    • b. bij ontvangst van de uit de markt genomen producten de daarbij behorende door de minister ter beschikking gestelde vrachtbrief te ondertekenen;

    • c. de vrachtbrief en de overeenkomst met de producentenorganisatie gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren; en

    • d. tot vervoer van de uit de markt genomen producten voor bestemmingen als bedoeld in artikel 170, derde lid, onderdelen a en b, zonder dat verlies uit het vervoermiddel van producten of delen ervan plaatsvindt.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid worden ontvangers van uit de markt genomen producten als bedoeld in artikel 170, derde lid, onderdelen a en b, verplicht om de uit de markt genomen producten:

    • a. een niet voor menselijke consumptie geschikte bestemming te geven die:

      • 1°. de normale afzet van de betrokken productie niet in de weg staat; en

      • 2°. geen negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van verordening 2017/891; en

    • b. bij ontvangst per vracht te wegen en de weegbrieven gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

  • 3 Indien voor gratis verstrekking, als bedoeld in artikel 170, derde lid, onderdeel c, bestemd product door de verwerkende industrie wordt verwerkt toont de afnemer ten genoegen van de minister aan de hand van bewijsstukken aan dat het product niet opnieuw in het commerciële handelscircuit terecht komt.

Artikel 175

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uit de bewijsstukken, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening 2017/892, blijkt:

  • a. vanaf welk adres de uit de markt genomen producten bestemd voor gratis uitreiking vervoerd zijn;

  • b. het adres waar de uit de markt genomen goederen bestemd voor gratis uitreiking zijn afgeleverd aan een voedselbank als bedoeld in artikel 173, eerste lid; en

  • c. het aantal afgelegde kilometers.

Paragraaf 4. Uitgaven ten behoeve van het groen oogsten of niet oogsten van groenten en fruit

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 176

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor het groen oogsten en niet oogsten van producten als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel g, van verordening 1308/2013 zijn subsidiabel.

  • 2 Als producten bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel g, van verordening 1308/2013 worden aangewezen:

    • a. tomaten met GN code 0702 00 00;

    • b. niet-scherpsmakende pepers (paprika’s) met GN code 0709 60 10;

    • c. bloemkool en broccoli met GN code 0704 10 00;

    • d. komkommers met GN code 0707 00 05;

    • e. appelen met GN code 0808 10;

    • f. peren met GN code 0808 30; en

    • g. aardbeien met GN code 0810 10.

  • 3 Uitgaven voor het groen oogsten en niet oogsten van percelen beplant met appelbomen of perenbomen jonger dan twee jaar, zijn niet subsidiabel.

Artikel 177

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

De minister stelt de voor groen oogsten en niet oogsten te betalen vergoedingen vast overeenkomstig artikel 49, onderdeel a, van verordening 2017/891.

Artikel 178

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een voorafgaande melding als bedoeld in artikel 48, vijfde lid, van verordening 2017/891, wordt elektronisch ingediend bij de minister.

  • 2 In de melding wordt het door de minister toegekende registratienummer van het toepasselijke perceel of de registratienummers van de toepasselijke percelen, zoals vermeld op het formulier, bedoeld in de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave zoals die geldt op het moment waarop de melding wordt gedaan, opgegeven.

  • 3 Ten behoeve van de melding maakt de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties gebruik van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 4 Indien de melding plaatsvindt voor 0:00 uur, vindt de controle, bedoeld in artikel 31, eerste en tweede lid, van verordening 2017/892 uiterlijk de derde werkdag plaats;

Artikel 179

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 48, derde lid, van verordening 2017/891 wordt de vergoeding voor producten waarvoor de normale oogst reeds begonnen is, maar die een langere oogstperiode hebben dan een maand, beperkt tot de resterende oogstcapaciteit indien de resterende oogstperiode minder bedraagt dan zes weken.

  • 2 De resterende oogstcapaciteit wordt door de producentenorganisatie ten genoegen van de minister bepaald aan de hand van:

    • a. afleverbonnen van de planten;

    • b. de normale productiecyclus van een gewas; en

    • c. de oorspronkelijk geplande ruimdatum.

Artikel 180

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie voert het vernietigde gewas, indien van toepassing, of het groen geoogste product af.

  • 2 Als toegestane bestemmingen voor afvoer worden aangewezen:

    • a. afvalverwerkers; en

    • b. veehouders ten behoeve van vervoedering.

  • 3 Afvalverwerkers beschikken over een geldige milieuvergunning.

  • 4 Producentenorganisaties sluiten schriftelijke overeenkomsten met afnemers en transporteurs van de in het eerste lid bedoelde gewassen en producten met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, waarin de afnemers en transporteurs worden verplicht:

    • a. tot naleving van de voorwaarden uit artikel 47, tweede lid, van verordening 2017/891, inclusief het voeren van een aparte voorraadboekhouding voor de betrokken concrete acties;

    • b. bij ontvangst van de gewassen en producten de daarbij behorende door de minister ter beschikking gestelde vrachtbrief te ondertekenen; en

    • c. de vrachtbrief en de overeenkomst met de producentenorganisatie gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

  • 5 In aanvulling op het vierde lid worden ontvangers van de gewassen en producten verplicht om deze gewassen en producten:

    • a. een niet voor menselijke consumptie geschikte bestemming te geven die:

      • 1°. de normale afzet van de betrokken productie niet in de weg staat; en

      • 2°. geen negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van verordening 2017/891; en

    • b. bij ontvangst per vracht te wegen en de weegbrieven gedurende tenminste 7 kalenderjaren, volgend op het kalenderjaar waarin het verkoopseizoen eindigt, te bewaren.

Paragraaf 5. Uitgaven ten behoeve van oogstverzekering

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 181

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven voor premies ten behoeve van een oogstverzekering als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel h, van verordening 1308/2013 en de artikelen 50 en 51 van verordening 2017/891 zijn subsidiabel voor zover de producentenorganisatie deze actie heeft opengesteld aan al haar leden.

  • 2 Uitgaven zijn slechts subsidiabel indien zij betrekking hebben op het deel van de polis dat betrekking heeft op gewasschade als gevolg van weersomstandigheden, klimatologische omstandigheden, ziekten of plagen.

  • 3 Assurantiebelasting en polis- of andere soortgelijke kosten zijn niet subsidiabel.

  • 4 Bij de indiening van de subsidieaanvraag wordt door de producentenorganisatie aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, in geval van de uitgaven informatie overlegd over de verzekering en de daaraan deelnemende leden.

Paragraaf 6. Uitgaven ten behoeve van onderlinge fondsen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 182

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties die een operationeel programma ten uitvoer leggen kunnen een onderling fonds als bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel d, van verordening 1308/2013 oprichten.

  • 2 De aanvulling van het onderlinge fonds uit het actiefonds na uitkering van vergoedingen aan een of meerdere leden is subsidiabel indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de vergoeding is uitgekeerd ter compensatie van:

      • 1°. een daling van het gemiddelde inkomen van het lid als gevolg van ongunstige marktomstandigheden met meer dan 20%, waarbij het gemiddelde inkomen wordt berekend op basis van de waarde van de door het lid afgezette productie over de drie voorafgaande jaren; of

      • 2°. de stijging van de prijzen van grondstoffen met meer dan 20% over de drie voorafgaande jaren zonder dat deze prijsstijging heeft geleid tot een evenredige toename van de waarde van de afgezette productie van het lid; en

    • b. de vergoeding heeft niet meer bedragen dan 70% van het inkomensverlies van het betreffende lid.

  • 3 De ongunstige marktomstandigheden of stijging van de grondstofprijzen worden door de producentenorganisatie gemotiveerd en gedocumenteerd. Bewijsstukken daaromtrent worden bij de subsidieaanvraag gevoegd.

  • 4 Een onderling fonds wordt opgericht door middel van een notariële akte, waarin in ieder geval is bepaald:

    • a. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het onderlinge fonds in overeenstemming met artikel 33, derde lid, van verordening 1308/2013 uitkeert;

    • b. de wijze waarop het onderlinge fonds wordt beheerd, inclusief sancties bij niet naleving van de voorwaarden door de leden en terugbetaling uit het fonds na minimaal 5 jaren;

    • c. de wijze waarop het onderlinge fonds wordt gevuld; en

    • d. de wijze waarop uitkeringen plaats zullen vinden.

  • 5 Het voornemen tot het oprichten van het fonds en de ontwerp akte, bedoeld in het vierde lid, worden door de algemene vergadering goedgekeurd.

  • 6 Indien de bijdragen aan of de uitkering uit het onderlinge fonds gedifferentieerd worden, wordt deze differentiatie in de notariële akte vastgelegd.

  • 7 Het vermogen van het onderlinge fonds wordt afgezonderd van overige financiële middelen van de producentenorganisatie. Hiertoe wordt in ieder geval een aparte bankrekening gebruikt.

  • 8 Uitgaven, inclusief personeelskosten, die gepaard gaan met het oprichten van het onderlinge fonds zijn subsidiabel binnen de voorwaarden en maxima uit artikel 40 van verordening 2017/891 en hebben betrekking op het beheer van het fonds, waaronder leges en overhead.

  • 9 Uitkering van vergoedingen als bedoeld in het tweede lid is slechts mogelijk indien voor de betreffende ongunstige marktomstandigheden of stijging van de prijzen van grondstoffen geen andere activiteiten uit paragraaf 3 en 4 van deze titel worden ingezet.

Paragraaf 7. Uitgaven ten behoeve van begeleiding

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 183

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Personeelskosten voor activiteiten genoemd in artikel 51bis van verordening 2017/891 zijn subsidiabel.

  • 2 Voor de reis- en verblijfkosten gelden de voorwaarden van artikel 87.

Afdeling 6. Andere activiteiten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 184

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten ten behoeve van versterking van de interne structuur van de producentenorganisatie door fusies en overnames zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. de juridische kosten en administratiekosten; en

  • b. de kosten van haalbaarheidsstudies.

Artikel 185

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de versterking van de verticale samenwerking in de keten door beleggingen in aandelen zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor de waarde van de materiële vaste activa.

  • 2 De producentenorganisatie toont de belegging bij de indiening van de subsidieaanvraag aan door middel van bankstukken.

Artikel 185a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven van de producentenorganisatie voor duurzame productiemiddelen en overige kosten ten behoeve van bescherming van de gezondheid van medewerkers op de locatie van de producentenorganisatie, een dochteronderneming of een lid in geval van een uitbraak van besmettelijke humane ziekten zijn subsidiabel.

  • 2 Uitgaven zoals bedoeld in het eerste lid zijn onder meer:

    • a. speciale voorzieningen zoals schermen of technische aanpassingen;

    • b. inhuur van hygiënediensten.

  • 3 Niet subsidiabel zijn onder meer uitgaven voor:

    • a. persoonlijke hygiëne zoals mondkapjes, handschoenen, zeep, beschermende kleding;

    • b. bloed- of speekseltesten;

    • c. hygiënemaatregelen in ruimten die niet gerelateerd zijn aan de teelt, bewerking of verkoop van producten.

Deel 5. Subsidieaanvraag, voorschotten en gedeeltelijke betalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 186

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien een uitgave afwijkt van de in het operationele programma opgenomen begroting voor een uitgavenpost, wordt deze afwijking in de subsidieaanvraag voldoende gemotiveerd.

Artikel 187

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen a en d, van verordening 2017/892, gelden:

    • a. een overzicht van de per project en activiteit aangevraagde subsidie; en

    • b. de detailstaat declaratie.

  • 2 Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel i, van verordening 2017/892, geldt de detailstaat declaratie van de producentenorganisatie waarin de declaratiegegevens voor de betreffende acties zijn opgenomen.

  • 3 Ter uitvoering van artikel 9, tweede lid, onderdeel c, van verordening 2017/892, stelt de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een overzicht op van de financiële bijdragen aan het actiefonds van de leden en de producentenorganisatie zelf.

Artikel 188

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven als bedoeld in deel 4, hoofdstuk 3 en 4, worden opgenomen in de subsidieaanvraag voor het uitvoeringsjaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd en de uitgaven worden dat jaar betaald, tenzij in hoofdstuk 3 of 4 van deel 4 anders wordt bepaald.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen uitgaven als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van deel 4 worden betaald in de periode van 1 januari tot en met 14 februari van het jaar volgend op het uitvoeringsjaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd, indien de uitgaven in die periode in het actiefonds worden verwerkt.

Artikel 189

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Producentenorganisaties laten een extern accountant de juistheid van de bewijsstukken, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen a, c, d, f, en i, van verordening 2017/892, controleren en laten de bewijsstukken door de accountant waarmerken.

  • 2 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren op de naleving van de punten, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen e, g en h, van verordening 2017/892.

  • 3 De accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, alsmede een verslag van de verrichte werkzaamheden.

  • 4 De controleverklaring geldt met het bijbehorende verslag als bewijsstuk als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen a en c tot en met i van verordening 2017/892.

Artikel 190

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Uitgaven als bedoeld in artikel 9, derde lid, van verordening 2017/892, kunnen in de subsidieaanvraag worden opgenomen, indien de producentenorganisatie, in een bijlage bij de subsidieaanvraag, gemotiveerd aangeeft dat deze uitgaven:

    • a. voldoen aan de voorwaarden uit artikel 9, derde lid, van verordening 2017/892; en

    • b. niet het gevolg zijn van een risicovolle planning door de producentenorganisatie.

  • 2 Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring afleggen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, over de naleving van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

  • 3 Producentenorganisaties overleggen de controleverklaring, alsmede een verslag van de verrichte werkzaamheden, uiterlijk op 15 mei van het jaar na het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd aan de minister.

Artikel 191

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Producentenorganisaties overleggen ter uitvoering van artikel 27 van verordening 2017/892 jaarlijks tegelijk met de indiening van de subsidieaanvraag:

  • a. een digitale ledenlijst per 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel;

  • b. een overzicht van de leden die gedurende het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn uitgetreden, onder vermelding van de datum van uittreding, alsook van de leden, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel; en

  • c. een parafenlijst van tekeningbevoegde personen binnen de producentenorganisatie.

Artikel 192

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie die in enig jaar een goedgekeurd operationeel programma uitvoert kan de minister uiterlijk op de volgende data om betaling van een voorschot als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van verordening 2017/891 verzoeken:

    • a. eerste voorschot: 31 januari;

    • b. tweede voorschot: 31 mei; en

    • c. derde voorschot: 30 september.

  • 2 In een verzoek om een voorschot wordt:

    • a. het bedrag van het verzochte voorschot genoemd; en

    • b. een onderbouwing opgenomen aan de hand van een reële raming van de verwachte uitgaven.

  • 3 Een producentenorganisatie die om een voorschot verzoekt, is ook verplicht om voor de tweede en derde termijn van het betreffende jaar een voorschot te verzoeken.

  • 4 Ten behoeve van ieder volgend voorschot toont de producentenorganisatie aan dat de eerdere voorschotten en de overeenkomstige bijdrage van de producentenorganisatie daadwerkelijk zijn besteed door de volgende bewijsstukken betreffende het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarvoor het voorschot wordt gevraagd te overleggen aan de minister:

    • a. de kwartaalrapportage; en

    • b. de detailstaat declaratie.

  • 5 De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken.

  • 6 De accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, een controleverklaring op en waarmerkt de bewijsstukken.

  • 7 De bewijsstukken worden gelijktijdig met het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, aan de minister overgelegd.

Artikel 193

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Bij een verzoek om vrijgave van de zekerheid, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van verordening 2017/891, worden, voor het kwartaal waarop de gestelde zekerheid betrekking heeft, de bewijsstukken, bedoeld in artikel 192, vierde tot en met zesde lid, ingediend.

Artikel 194

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie kan de minister uiterlijk op 1 mei, 1 augustus of 1 november van enig jaar verzoeken om een betaling van het gedeelte van de subsidie dat overeenkomt met de reeds in het kader van het operationele programma bestede en nog niet aan de producentenorganisatie betaalde bedragen, bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/892.

  • 2 Ter onderbouwing van het verzoek om gedeeltelijke betaling overlegt de producentenorganisatie de volgende bewijsstukken aan de minister:

    • a. een rapportage, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, over de bij het verzoek betrokken periode; en

    • b. een detailstaat declaratie.

  • 3 De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken.

  • 4 De accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model, alsmede een verslag van de verrichte werkzaamheden en waarmerkt de bewijsstukken.

  • 5 De bewijsstukken worden uiterlijk op de volgende data aan de minister overlegd:

    • a. eerste rapportage: 15 mei van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft;

    • b. tweede rapportage: 15 augustus van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft; en

    • c. derde rapportage: 15 november van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft.

  • 6 Indien een uitgave afwijkt van de in het operationele programma opgenomen begroting voor een uitgavenpost voor een activiteit, wordt deze afwijking bij het verzoek om gedeeltelijke betaling voldoende gemotiveerd.

  • 7 Een verzoek om gedeeltelijke betaling wordt ten aanzien van overheadkosten als bedoeld in bijlage III, onderdeel 2, sub a, van verordening 2017/891, slechts gedaan voor het gedeelte van het forfait naar rato van de gerealiseerde uitgaven over de betrokken periode.

Artikel 195

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien een producentenorganisatie werkt met een administratie van dertien perioden wordt, voor de toepassing van de artikelen 192, 193 en 194, onder kwartaal verstaan één keer een tijdvak van vier perioden en drie keer een tijdvak van drie perioden.

Artikel 196

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruik maakt van voorschotten, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van gedeeltelijke betalingen.

  • 2 Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruik maakt van gedeeltelijke betalingen, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van voorschotten.

Deel 6. Rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 197

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Ter uitvoering van artikel 54, onderdeel b, van verordening 2017/891 overleggen producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties jaarlijks, uiterlijk op 1 september, aan de minister de informatie, bedoeld in bijlage V van verordening 2017/891, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 198

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Het jaarverslag over de uitvoering van operationele programma’s dat samen met de subsidieaanvraag wordt ingediend ingevolge artikel 21, tweede lid, van verordening 2017/892, bevat ten aanzien van de tijdens het vorig jaar uitgevoerde operationele programma:

  • a. een beschrijving van de geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden voor het betreffende jaar per activiteit;

  • b. een motivering van afwijkingen tussen geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden;

  • c. een beschrijving per activiteit van de geplande en daadwerkelijk bereikte realisatie voor het betreffende jaar van de in het goedgekeurde operationele programma vastgestelde meetbare streefdoelen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel c;

  • d. een motivering van afwijkingen tussen geplande en de daadwerkelijk bereikte realisatie;

  • e. een beschrijving van de bijdrage die de uitvoering van het operationeel programma in het betreffende jaar geleverd heeft aan de realisatie van het operationeel programma, met name de strategische doelen, bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid;

  • f. een beschrijving van de, als gevolg van de afwijkingen noodzakelijke aanpassingen van de meetbare streefdoelen, bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel c;

  • g. een beschrijving en onderbouwing van de geplande en daadwerkelijke bijdrage die de gerealiseerde werkzaamheden in het betreffende jaar per project hebben geleverd aan de realisatie van de gekwantificeerde streefcijfers, bedoeld in artikel 47, derde lid; en

  • h. een motivering van afwijkingen tussen de geplande en daadwerkelijk gerealiseerde bijdrage.

Artikel 199

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties overlegt een evaluatie als bedoeld in artikel 57, derde lid, van verordening 2017/891 met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 Ter uitvoering van artikel 57, derde lid, van verordening 2017/891 bevat de evaluatie, naast de impact van de milieuacties uit artikel 57, derde lid, in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a. een beschrijving van de geplande en daadwerkelijke gedurende de looptijd van het operationeel programma uitgevoerde projecten en activiteiten, bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdelen d en e;

    • b. een motivering van afwijkingen tussen geplande en daadwerkelijke uitgevoerde projecten en activiteiten;

    • c. een beschrijving per project en activiteit van de geplande en gedurende de looptijd van het operationeel programma daadwerkelijk bereikte realisatie van de in het goedgekeurde operationele programma vastgestelde meetbare streefdoelen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel c;

    • d. een motivering van afwijkingen tussen geplande en de daadwerkelijk bereikte realisatie, bedoeld in onderdeel c;

    • e. een beschrijving van de bijdrage die de uitvoering van het operationeel programma gedurende haar looptijd geleverd heeft aan de realisatie van het operationeel programma, met name de strategische doelen, bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid;

    • f. een beschrijving van de begrote en daadwerkelijke benutting van het actiefonds gedurende de looptijd van het operationeel programma;

    • g. een motivering van afwijkingen tussen begrote en de daadwerkelijk bereikte benutting van het actiefonds; en

    • h. een beschrijving van de wijzigingen van het operationele programma als gevolg van de afwijkingen, bedoeld in onderdeel b, d en f.

  • 3 Indien de looptijd van een operationeel programma is verlengd op grond van artikel 34, eerste lid, van verordening 2017/891 behoeft de evaluatie slechts één maal te worden uitgevoerd.

  • 4 Als onderdeel van de evaluatie beschrijft de producentenorganisatie welke lessen te trekken zijn om toekomstige operationele programma’s te verbeteren en welke wijzigingen in het lopende operationele programma moeten worden aangebracht.

Deel 7. Uitbreiding van voorschriften en verplichte financiële bijdragen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 200

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties is van overeenkomstige toepassing op producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties.

Artikel 201

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties leeft de voorschriften, bedoeld in de artikelen 148, eerste, derde en vierde lid, en 165 van verordening 1308/2013, na.

  • 2 In geval van niet-naleving van een voorschrift kan de minister:

    • a. de op grond van artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 vastgestelde verbindendverklaring van een voorschrift intrekken;

    • b. de op grond van artikel 165 van verordening 1308/2013, vastgestelde verplichting tot het afdragen van een financiële bijdrage intrekken.

Artikel 202

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Een verzoek als bedoeld in de artikelen 164, eerste lid of 165 van verordening 1308/2013, of een zienswijze als bedoeld in artikel 165, van verordening 1308/2013, wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Deel 8. Sancties

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 204

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Dit deel strekt ter uitvoering van artikel 76 van verordening 2017/891.

Artikel 205

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Wanneer een onjuiste opgave leidt tot een hogere subsidie wordt de subsidie, behoudens overmacht of kennelijke vergissing, lager vastgesteld tot het bedrag waarvoor de producentenorganisatie bij een juiste opgave in aanmerking zou zijn gekomen, onder extra aftrek van 20 procent van het verschil tussen het opgegeven bedrag en het vastgestelde bedrag, indien blijkt dat:

    • a. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de waarde van de afgezette productie; of

    • b. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de bijdragen aan het actiefonds.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 206

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien blijkt dat het operationeel programma of enig onderdeel daarvan, in strijd met de voorwaarden waaronder het is goedgekeurd of in strijd met de op grond van verordening 1308/2013 gestelde voorschriften is uitgevoerd, wordt, behoudens overmacht, de subsidie verlaagd met een percentage van 20 procent, berekend over:

    • a. de totale waarde van de onjuist uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma; of

    • b. de begrote waarde van de niet uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 207

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien blijkt dat de producentenorganisatie of één of meer van haar leden voor een uit het actiefonds gefinancierde actie overlappende nationale of communautaire financiering heeft ontvangen, wordt de aan de betreffende actie gerelateerde subsidie lager vastgesteld door:

    • a. ontneming van het gehele voordeel als gevolg van de overlappende financiering; en

    • b. een extra verlaging van 50 procent op het bedrag dat volgt uit de toepassing van onderdeel a.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 208

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien aan de administratie van de producentenorganisatie, haar leden of van ondernemingen aan wie de producentenorganisatie activiteiten heeft uitbesteed op grond van verordening 1308/2013 eisen zijn gesteld en blijkt dat aan deze eisen niet is voldaan, wordt de aan de desbetreffende actie gerelateerde subsidie, behoudens overmacht, verlaagd met 20 procent.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 209

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Indien informatie niet aan de minister wordt verstrekt overeenkomstig op grond van verordening 1308/2013 of deze regeling gestelde eisen en dit niet binnen een door de minister gestelde redelijke termijn wordt hersteld, wordt de subsidie voor elke niet-naleving 2 procent lager vastgesteld.

  • 2 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 210

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 De minister kan besluiten tot het geven van een schriftelijke aanwijzing aan een producentenorganisatie. De schriftelijke aanwijzing heeft betrekking op de uitvoering van deze regeling.

  • 2 De subsidie wordt tot en met 20 procent lager vastgesteld indien blijkt dat de producentenorganisatie binnen een redelijke termijn met betrekking tot de uitvoering van deze regeling:

    • a. schriftelijke aanwijzingen van de minister niet binnen een redelijke termijn opvolgt; of

    • b. aan verzoeken van de minister herhaaldelijk geen gevolg heeft gegeven.

  • 3 Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het tweede lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 211

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van verordening 2017/891 blijkt dat sprake is van fraude, worden de kosten van dit onderzoek ten laste van de producentenorganisaties gebracht.

Artikel 212

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Bij samenloop van diverse subsidieverlagende factoren als bedoeld in de artikelen 205 tot en met 209 bedraagt de totale subsidieverlaging, indien er geen sprake is van opzet of grove nalatigheid, niet meer dan 50 procent.

Deel 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Artikel 213

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 3 Uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen die in het operationeel programma direct voorafgaande aan een operationeel programma dat aanvangt op 1 januari 2019 zijn opgenomen en in gelijke tranches ten laste van het actiefonds werden gebracht, kunnen worden opgenomen in het programma dat aanvangt op 1 januari 2019 indien de eerste tranche van deze uitgaven in de subsidieaanvraag wordt opgenomen.

  • 4 De tranches, bedoeld in het derde lid, hoeven niet te worden ingediend in het kader van een project.

Artikel 213a

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 1, eerste lid, van verordening 2020/884 mogen in afwijking van artikel 24 om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie de leden in 2020, onder voorwaarde dat zij geen machtsmisbruik plegen, beschikken over:

    • a. meer dan 50 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering; of

    • b. meer dan 50 procent van de aandelen of het kapitaal.

  • 2 Ter uitvoering van artikel 1, tweede lid, van verordening 2020/884 mag een producentenorganisatie in afwijking van artikel 36, indien sprake is van meer dan 35% daling van de waarde van de afgezette productie in 2020 als gevolg van de COVID-19 pandemie, voor het uitvoeringsjaar 2022 het jaar 2019 als referentieperiode hanteren.

  • 4 Ter uitvoering van artikel 1 van verordening 2020/600 overlegt de producentenorganisatie in afwijking van artikel 190, derde lid, de controleverklaring, alsmede een verslag van de verrichte werkzaamheden, uiterlijk op 31 augustus 2020 voor de subsidieaanvraag voor 2019 en op 31 augustus 2021 voor de subsidieaanvraag voor 2020.

Artikel 215

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en is van toepassing op operationele programma’s die aanvangen op of na 1 januari 2019.

  • 2 Deze regeling is niet van toepassing op lopende programma’s, met dien verstande dat het toevoegen van een activiteit of uitgavenpost aan een operationeel programma dat is goedgekeurd voor de inwerkingtreding van deze regeling door middel van een wijzigingsverzoek op grond van artikel 34 van verordening 2017/891 is toegestaan:

    • a. indien de activiteit of uitgavenpost subsidiabel is op grond van deze regeling; en

    • b. onder de voorwaarden van deze regeling.

Artikel 216

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 juli 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Bijlage I. Niet limitatieve lijst van niet subsidiabele uitgaven en investeringen

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1. investeringen in kassen en tunnels;

  • 2. investeringen in substraat;

  • 3. investeringen in teeltgoten, teeltbakken en teeltstellingen;

  • 4. investeringen in dekwassers;

  • 5. investeringen in diamantglas;

  • 6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;

  • 7. investeringen in vervroegingsdoek inclusief vliesdoek ter wering van insecten;

  • 8. investeringen in waterbassins;

  • 9. investeringen in uv-ontsmetting en drainwaterontsmetting ten behoeve van de recirculatie van water in de pré-oogstfase;

  • 10. investeringen in oogstmachines;

  • 11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard; beregeningsinstallaties

  • 13. investeringen in watergoten;

  • 14. investeringen in verwarmingsbuizen, warmwaterslangen en leidingwerk (tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard);

  • 15. investeringen in bladzuigers;

  • 16. uitgaven voor water- en bodem- en bladanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;

  • 17. investeringen in (magazijn) stellingen;

  • 18. investeringen in spuitleidingen;

  • 19. investeringen in biobranders;

  • 20. investeringen in elektrische hef- en pallettrucks;

  • 21. investeringen in palletkantelaars;

  • 22. uitgaven voor afdichtingsmateriaal ten behoeve van champignoncellen;

  • 23. uitgaven voor looftrekdoeken;

  • 24. uitgaven voor stomen van materialen in de kas;

  • 25. uitgaven voor messen ter voorkoming van verspreiding van virussen.

Bijlage II. Subsidiabele en niet-subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Deel 1. Subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1. docks, waarbij

    • a. de oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de subsidiabele oppervlakte; en

    • b. bij berekening van de oppervlakte voor de aankoop van de grond voor een dock wordt uitgegaan van een oppervlakte van 200 m2;

  • 2. dozenopzetruimte;

  • 3. fustopslag of fustloods;

  • 4. goederenlift van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 5. jassenstraat;

  • 6. kantine en lunchruimte, indien

    • a. het personeel geen alternatief op de locatie kan worden geboden;

    • b. dergelijke ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn; en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • 1°. een HACCP certificaat;

      • 2°. een BRC certificaat;

      • 3°. een IFS certifcaat; of

      • 4°. een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 7. keuken, indien

    • a. deze ruimte in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk is; en

    • b. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • 1°. een HACCP certificaat;

      • 2°. een BRC certificaat;

      • 3°. een IFS certifcaat; of

      • 4°. een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 8. keurruimte en keurmeesterskantoor voor product waarvoor de producentenorganisatie erkend is;

  • 9. koelcellen en ruimte voor de koelinstallatie;

  • 10. kratten- of fustwasserij;

  • 11. laad- of loodskantoor;

  • 12. label- en stickerruimte;

  • 13. luchtbrug, entresol, galerij of balustrade;

  • 14. machinekamer of CV-ruimte, indien daar subsidiabele machines worden geplaatst;

  • 15. noodstroomaggregaat;

  • 16. noodtrap of vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 17. opslagruimte voor verpakkingsmateriaal;

  • 18. ruimte voor bewaarproeven of shelve life room;

  • 19. sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten, indien

    • a. deze ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn;

    • b. deze ruimten bestemd zijn voor personeel dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces en zo gelegen zijn dat aannemelijk is dit personeel hier gebruik van maakt; en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • 1°. een HACCP certificaat;

      • 2°. een BRC certificaat;

      • 3°. een IFS certifcaat; of

      • 4°. een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 20. traforuimte;

  • 21. verladings- of expeditieruimte; of

  • 22. verpak- en sorteerruimte.

Deel 2. Niet-subsidiabele ruimte

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

2.1. Inpandig

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1. archiefruimte;

  • 2. berging, werkkasten en schoonmaakkasten;

  • 3. ruimten voor bedrijfshulpverlening of eerste hulp verlening;

  • 4. chauffeursruimte;

  • 5. dealingroom of afmijnzaal;

  • 6. excursiebordes;

  • 7. gang of hal;

  • 8. kantoor;

  • 9. kledingwasserij;

  • 10. ontspanningsruimte;

  • 11. ontvangsthal, entree of receptie;

  • 12. ruimte voor P&O-faciliteiten;

  • 13. ruimte voor paspoortcontrole;

  • 14. presentatieruimte, projectieruimte of exclusieve ruimte;

  • 15. rookruimte en afgescheiden kantine voor rokers;

  • 16. serverruimte;

  • 17. spreekkamer;

  • 18. ruimte voor technische dienst of werkplaats;

  • 19. terras of patio; of

  • 20. vergaderruimte of overlegruimte.

2.2. Buiten

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1. terreinverharding;

  • 2. groenvoorziening, inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen;

  • 3. ontsluiting op de openbare weg;

  • 4. parkeerterrein of parkeergarage; of

  • 5. fietsenstalling.

2.3. Overig

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

  • 1. verhuurde ruimtes;

  • 2. ruimtes die niet in eigendom zijn van de producentenorganisatie; of

  • 3. overige opslagruimten.

Bijlage III. Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuwbouw en volledige verbouwing (inclusief koelhuizen)

[Regeling vervallen per 23-07-2022]

Subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten

 

Alle elementen voor niet-subsidiabele ruimten en verder

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

1.7

Voorbereidingen en overdracht

grondonderzoek

bodemonderzoek

sondering

architect / teken- en constructiewerk (staal- en fundering)

bouwkundig advies/deskundigenkosten

projectmanagement/bouwbegeleiding/ toezicht

notariële kosten

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

Voorbereidingen en overdracht

bouwaanvragen (bij gemeente)

milieuaanvragen (bij gemeente)

Construction all risk verzekering

rentekosten

bankgaranties

leges, kadastrale tarieven

       

2.0

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

2.7

2.8

2.9

Bouwplaatsvoorzieningen

loodsen en keten

beschikbaarstelling personeel

schoonmaak en preventief onderhoud

inrichting werkterrein

tijdelijke terreinverharding

(peil) uitzetten of maatvoering

bouwstroom en -water

tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen

overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw

2.0

2.1

2.2

2.3.

Bouwplaatsvoorzieningen

afsluitingen

reclame voor de aannemer

vuilafvoer

       

3.0

3.1

3.2

3.3

3.4

Grondwerk – bouwrijp maken

ontgraven van de grond

verwerken van grond en grondvervangende materialen

verdichten van grond

aanvulwerkzaamheden

3.0

3.1

3.2

3.3.

Grondwerk – bouwrijp maken

sloopwerkzaamheden (onder meer hak, breek en graafwerk van betonresten / asfalt / bestaande bebouwing)

rooiwerkzaamheden

demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt

       

4.0

Buitenriolering en drainage

   
       

5.0

5.1

5.2

5.3

Terreinverharding (inpandig)

beton- of asfaltverharding

verhardingslagen van steenmengsel

geleidingscontructies

vloercoatingº

5.0

5.1

5.2

5.3

5.4

5.5

Terreinverharding (uitpandig)

parkeerplaatsen en (openbare) weg

bewegwijzering

stoplichten

belijning

laadpalen

       

6.0

Funderingspalen

   
       

7.0

Betonwerk

   
       

8.0

Metselwerk

   
       

9.0

Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

   
       

10.0

Metaalconstructiewerk

   
       

11.0

Kozijnen, ramen en deuren

   
       

12.0

Systeembekleding

   
       

13.0

13.1

13.2

Trappen en balustrade

vaste trappen naar subsidiabele ruimtes

balustraden

13.0

13.1

Trappen en balustrade

naar niet subsidiabele ruimtes, bijvoorbeeld kantoren

       

14.0

Beglazing

   
       

15.0

Stukadoorswerk

   
       

16.0

Tegelwerk

   
       

17.0

Dekvloeren en vloersystemen

   
       

18.0

Metaal- en kunststofwerk

   
       

19.0

Plafond- en wandsystemen

   
       

20.0

Afbouwtimmerwerk

   
       

21.0

Schilderwerk

   
       

22.0

Dakgoten en hemelwaterafvoeren

   
       

23.0

Binnenriolering

   
       

24.0

Waterinstallaties

   
       

25.0

25.1

25.2

Binneninrichting

keukenblok met blad, spoelbak en mengkraan

banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer

25.0

25.1

25.2

25.3

25.4

25.5

Binneninrichting

kasten

werk- en buffetbladen

stelposten

geluidsinstallatie/telefoon e.d.

entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)

       

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

26.0

26.1

26.2

26.3

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

behang

vloerbedekking

stoffering

       

27.0

27.1

27.2

27.3

27.4

27.5

Sanitair

douchecombinaties

closet- en urinoircombinaties

wastafel- en wastrogcombinaties

kranen en kraanafvoercombinaties

wateraanvoer

27.0

27.1

Sanitair

toebehoren sanitair

       

28.0

28.1

28.2

28.3

Brandbestrijdingsinstallaties

Brandblustoestellen/bluswatervoorziening

sprinklerinstallatie

brandwand of gordijn

   

29.0

29.1

29.2

29.3

29.4

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

brand- toegangs- en inbraaksysteem

toegangcontrole-installatie

camera observatiesysteem

codesloten

29.0

29.1

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

aansluiting meldkamer/bewakingsdienst

30.0

Verwarmingsinstallaties

   
       

31.0

Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties

   
       

32.0

Koeling

   

33.0

33.1

33.2

33.3

33.4

Elektra

aanleg elektra

elektrakosten

bedrading

verlichtingsarmaturen

   
Naar boven