Besluit energie vervoer

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 16-02-2023 t/m heden

Besluit van 3 mei 2018, houdende regels met betrekking tot de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en de rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies, ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof, en tot intrekking en wijziging van enkele andere besluiten (Besluit energie vervoer)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 29 december 2017, nr. IenM/BSK-2017/302182, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 9.7.1.2, 9.7.2.1, eerste en tweede lid, 9.7.2.4, derde lid, 9.7.2.5, tweede lid, 9.7.3.8, 9.7.4.1, eerste en tweede lid, 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4, eerste en vijfde lid, 9.7.4.7, tweede lid, 9.7.4.8, eerste en vijfde lid, 9.7.4.11, tweede lid, 9.7.4.12, vierde lid, 9.7.4.13, vierde lid, 9.7.4.14, tweede lid, 9.7.5.3, derde lid, 9.7.5.4, derde lid, 9.7.5.6, tweede lid, 9.8.1.3, 9.8.2.1, eerste en derde lid, 9.8.2.4, derde lid, 9.8.2.5, tweede lid, 9.8.3.2, 9.8.3.4, 9.8.4.4, derde lid, en 9.8.4.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 februari 2018, no.W17.17.0409/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 26 april 2018, nr. IenW/BSK-2018/58167, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De in titel 9.7 van de wet opgenomen bepalingen met betrekking tot de leverancier tot eindverbruik zijn niet van toepassing op:

    • a. de leverancier tot eindverbruik over het kalenderjaar waarin zijn levering tot eindverbruik opgeteld minder is dan 500.000 liter;

    • b. zijn levering tot eindverbruik aan zeevaart en binnenvaart.

  • 2 Leveringen van biobrandstoffen aan zeevaart, met uitzondering van leveringen van biobrandstoffen die leiden tot bijschrijving van een hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd, zijn van de toepassing van paragraaf 9.7.4 van de wet uitgesloten.

  • 3 Leveringen van biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen aan luchtvaart en zeevaart zijn met ingang van 1 januari 2025 van de toepassing van paragraaf 9.7.4 van de wet uitgesloten.

§ 2. Jaarverplichting hernieuwbare energie

Artikel 3

  • 1 Het gedeelte van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik, bedoeld in artikel 9.7.2.1, eerste lid, van de wet, waarbij het aantal hernieuwbare brandstofeenheden naar boven wordt afgerond, is voor het kalenderjaar:

    • a. 2022: 17,9 procent;

    • b. 2023: 18,9 procent;

    • c. 2024: 19,9 procent;

    • d. 2025: 21,0 procent;

    • e. 2026: 22,3 procent;

    • f. 2027: 23,6 procent;

    • g. 2028: 25,0 procent;

    • h. 2029: 26,5 procent;

    • i. 2030: 28,0 procent;

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, is het percentage van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik ingevuld met hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel voor de kalenderjaren 2022 tot en met 2030 ten hoogste 1,4 procent, waarbij het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel naar beneden wordt afgerond.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, is het percentage van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik ingevuld met hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd, waarbij het aantal hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd naar boven wordt afgerond, voor het kalenderjaar:

    • a. 2022: ten minste 1,8 procent;

    • b. 2023: ten minste 2,4 procent;

    • c. 2024: ten minste 2,9 procent;

    • d. 2025: ten minste 3,6 procent;

    • e. 2026: ten minste 4,2 procent;

    • f. 2027: ten minste 4,9 procent;

    • g. 2028: ten minste 5,6 procent;

    • h. 2029: ten minste 6,3 procent;

    • i. 2030: ten minste 7,0 procent.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid, is het percentage van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik ingevuld met hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B voor de kalenderjaren 2022 tot en met 2030 ten hoogste 10,0 procent, waarbij het aantal hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B naar beneden wordt afgerond.

Artikel 4

Artikel 5

  • 1 Bij de afschrijving, bedoeld in artikel 9.7.2.5, eerste lid, onderdeel b, van de wet, wordt de volgende volgorde gehanteerd:

    • a. het aantal hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd wordt afgeschreven dat overeenkomt met het in artikel 3, derde lid, genoemde gedeelte van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik;

    • b. het aantal op de rekening beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel wordt afgeschreven, tot ten hoogste het in artikel 3, tweede lid, genoemde gedeelte van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik;

    • c. het aantal op de rekening beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B wordt afgeschreven, tot ten hoogste het in artikel 3, vierde lid, genoemde gedeelte van de energie-inhoud van de levering tot eindverbruik;

    • d. het aantal op de rekening beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden overig wordt afgeschreven;

    • e. het aantal op de rekening beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd wordt afgeschreven.

  • 2 Indien na toepassing van de afschrijving, bedoeld in het eerste lid, niet is voldaan aan de jaarverplichting, wordt het aantal per soort verschuldigde hernieuwbare brandstofeenheden als volgt vastgesteld:

    • a. het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel is even groot als het gedeelte van de energie-inhoud, bedoeld in artikel 3, tweede lid, dat de leverancier tot eindverbruik bij de afschrijving van de jaarverplichting ingevolge het eerste lid, onderdeel b, niet gebruikt heeft;

    • b. het aantal hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B is even groot als het gedeelte van de energie-inhoud, bedoeld in artikel 3, vierde lid, dat de leverancier tot eindverbruik bij de afschrijving van de jaarverplichting ingevolge het eerste lid, onderdeel c, niet gebruikt heeft;

    • c. het aantal hernieuwbare brandstofeenheden overig is even groot als de resterende jaarverplichting na toepassing van onderdelen a en b.

§ 3. Hernieuwbare brandstofeenheden

Artikel 6

  • 1 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel op een rekening minder dan nul is, worden bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, bijlage IX-B, overig en geavanceerd in deze volgorde afgeschreven.

  • 2 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B op een rekening minder dan nul is, worden bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B, overig en geavanceerd in deze volgorde afgeschreven.

  • 3 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden overig op een rekening minder dan nul is, worden bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden overig en geavanceerd in deze volgorde afgeschreven.

  • 4 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd op een rekening minder dan nul is, worden bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd afgeschreven.

§ 4. Inboeken hernieuwbare energie

Artikel 7

  • 2 De onderneming, genoemd in het eerste lid, die vanaf een andere dan zijn eigen accijnsgoederenplaats levert aan de Nederlandse markt, voert een massabalanssysteem als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie over de accijnsgoederenplaats of belastingentrepot.

  • 3 Vloeibare biobrandstof die wordt ingeboekt in het register, voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, tweede tot en met zevende lid en tiende lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 In afwijking van het derde lid voldoet vloeibare biobrandstof die vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen, aan de broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, tiende lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 5 Voor vloeibare biobrandstof die wordt ingeboekt in het register is geen exploitatiesubsidie betaald.

Artikel 8

  • 1 Gasvormige biobrandstof die aan vervoer in Nederland wordt geleverd met behulp van het gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet, kan slechts worden ingeboekt in het register door een onderneming die afnemer is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van die wet en die:

  • 2 Gasvormige biobrandstof die aan vervoer in Nederland geleverd wordt met behulp van een directe lijn, kan slechts worden ingeboekt in het register door de onderneming die gasvormige biobrandstof) levert met behulp van een bemeterd leverpunt.

  • 3 Gasvormige biobrandstof die wordt ingeboekt in het register voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, tweede tot en met zevende lid en tiende lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 In afwijking van het derde lid voldoet gasvormige biobrandstof die vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen aan de broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, tiende lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 5 Voor gasvormige biobrandstof die wordt ingeboekt in het register is geen exploitatiesubsidie betaald.

Artikel 9

  • 2 Vloeibare hernieuwbare brandstof wordt slechts ingeboekt in het register:

    • a. voor de soorten vastgesteld bij ministeriële regeling;

    • b. indien voor de ingeboekte soort hernieuwbare brandstof de onderneming, bedoeld in het eerste lid, beschikt over een verificatieverklaring hernieuwbare brandstof, bedoeld in artikel 17, eerste lid; en

    • c. de ingeboekte hernieuwbare brandstof voldoet aan de broeikasgasemissiereductiedrempels, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Voor de hernieuwbare energie met behulp waarvan de vloeibare hernieuwbare brandstof is geproduceerd, is geen exploitatiesubsidie ontvangen.

Artikel 9a

  • 1 Gasvormige hernieuwbare brandstof die als waterstof aan vervoer in Nederland geleverd wordt, kan slechts worden ingeboekt in het register door een onderneming die beschikt over een vergunning bij of krachtens de Omgevingswet voor de ontvangst, de opslag en de verkoop van waterstof en die beschikt over een bemeterd leverpunt.

  • 2 Gasvormige hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt in het register voldoet aan de broeikasgasemissiereductiedrempels, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Voor de hernieuwbare energie met behulp waarvan de gasvormige hernieuwbare brandstof is geproduceerd, is geen exploitatiesubsidie ontvangen.

Artikel 10

  • 2 Elektriciteit die geleverd wordt aan de bestemmingen als bedoeld in artikel 9.7.4.1, eerste lid, onderdeel e, van de wet, met behulp van een directe lijn, kan slechts worden ingeboekt in het register door een onderneming die elektriciteit levert met behulp van een bemeterd leverpunt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan elektriciteit die geleverd wordt aan binnenvaartschepen worden ingeboekt in het register door een onderneming die de elektriciteit levert met behulp van een accupakket of elektrolyt.

  • 4 Voor elektriciteit als bedoeld in het tweede lid, die wordt opgewekt met biomassabrandstoffen als bedoeld in artikel 2, zevenentwintigste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie, voldoen bedoelde biomassabrandstoffen aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, tweede tot en met zevende lid en tiende lid, en aan de efficiëntie-eisen, bedoeld in artikel 29, elfde lid, van die richtlijn.

  • 5 Voor de elektriciteit als bedoeld in het tweede lid die wordt ingeboekt in het register is geen exploitatiesubsidie betaald.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

    • a. elektriciteit die geleverd wordt met behulp van een directe lijn als bedoeld in het tweede lid;

    • b. het aantonen van geleverde elektriciteit met behulp van een accupakket of elektrolyt als bedoeld in het derde lid;

    • c. het aantonen of de geleverde elektriciteit tot een aanvullende hernieuwbare energieproductiecapaciteit heeft geleid.

Artikel 12

  • 2 De energie-inhoud van bij ministeriële regeling aangewezen soorten hernieuwbare brandstof wordt bij inboeking in het register vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen factor, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

Artikel 13

  • 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan met toepassing van artikel 9.7.4.11, eerste lid, van de wet het bijschrijven van hernieuwbare brandstofeenheden voor ten hoogste vier weken opschorten. Het bestuur doet van de opschorting onverwijld mededeling aan de inboeker.

  • 2 Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, over de bijschrijving van de hernieuwbare brandstofeenheden. Indien niet binnen die termijn is beslist, schrijft het bestuur de hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de inboeker.

  • 3 De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 2 Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister keurt op aanvraag van de verificateur, bedoeld in de artikelen 16, 19 en 22, een verificatieprotocol, of wijzigingen daarvan, goed.

  • 2 Onze Minister verleent goedkeuring aan het verificatieprotocol, of wijzigingen daarvan, indien hij een gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat de verklaringen, bedoeld in de artikelen 17, 20 en 23, op een juiste wijze tot stand komen.

  • 3 Onze Minister beslist binnen twaalf weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid. De termijn kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 4 De goedkeuring geldt voor de duur van een door onze Minister te bepalen termijn van ten hoogste vijf kalenderjaren, met inbegrip van het kalenderjaar waarin de goedkeuring is gegeven.

Artikel 16

De verificateur hernieuwbare brandstof voert de verificatiewerkzaamheden op een onbevangen en onpartijdige wijze uit, werkt overeenkomstig een goedgekeurd verificatieprotocol als bedoeld in artikel 15 en is voor het onderdeel hernieuwbare brandstof van het werkveld hernieuwbare energie vervoer:

  • a. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door de Raad voor Accreditatie, of

  • b. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) 339/93 (PbEU 2008, L 218).

Artikel 17

  • 1 De verificateur hernieuwbare brandstof verkrijgt een redelijke mate van zekerheid dat de in de verificatieverklaring hernieuwbare brandstof verantwoorde hernieuwbare brandstof geen materiële afwijking bevat.

  • 2 De verificateur hernieuwbare brandstof toetst met een materialiteitsgrens van twee procent de hoeveelheid in Nederland uit waterstof geproduceerde hernieuwbare brandstof, opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 18

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de verificatie hernieuwbare brandstof.

Artikel 19

De dubbeltellingverificateur voert de verificatiewerkzaamheden op een onbevangen en onpartijdige wijze uit, werkt overeenkomstig een goedgekeurd verificatieprotocol als bedoeld in artikel 15 en is voor het onderdeel dubbeltelling van het werkveld hernieuwbare energie vervoer:

  • a. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door de Raad voor Accreditatie;

  • b. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van verordening (EEG) 339/93 (PbEU 2008, L 218).

Artikel 20

  • 1 De dubbeltellingverificateur verkrijgt een redelijke mate van zekerheid dat de in de dubbeltellingverklaring verantwoorde biobrandstof geen materiële afwijkingen bevat. De dubbeltellingverificateur verzamelt hiervoor toereikende controle-informatie en zorgt voor een aanvaardbaar laag controlerisico.

  • 2 De dubbeltellingverificateur toetst met een materialiteitsgrens van twee procent de aard van de gebruikte grondstof in relatie tot de dubbeltelling van de biobrandstof, alsmede de totale hoeveelheid gebruikte grondstof in relatie tot de hoeveelheid geproduceerde dubbel tellende biobrandstof waarop de dubbeltellingverklaring betrekking heeft.

Artikel 21

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de dubbeltellingverificatie.

Artikel 22

  • 1 De inboekverificateur voert de verificatiewerkzaamheden op een onbevangen en onpartijdige wijze uit, werkt overeenkomstig een goedgekeurd verificatieprotocol als bedoeld in artikel 15 en is voor het onderdeel inboeken van het werkveld hernieuwbare energie vervoer:

    • a. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door de Raad voor Accreditatie, of

    • b. geaccrediteerd of tijdelijk geaccrediteerd onder beperkende voorwaarden door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) 339/93 (PbEU 2008, L 218).

  • 2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan een instelling als bedoeld in het eerste lid die voldoet aan de eisen, gesteld in dat lid, opnemen in het register.

Artikel 23

  • 1 De inboekverificateur verkrijgt een redelijke mate van zekerheid dat de in de inboekverificatieverklaring verantwoorde inboekingen in het register geen materiële afwijking bevatten.

  • 2 De inboekverificateur toetst met een materialiteitsgrens van twee procent van de totale hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie per geleverde soort hernieuwbare energie waarop de verificatieverklaring betrekking heeft:

    • a. de hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie naar energie-inhoud in verhouding tot de aantoonbaar geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie;

    • b. de overname van de kenmerken van en gegevens over de ingeboekte hernieuwbare energie; en

    • c. de levering aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.7.4.1, eerste lid, van de wet, zoals die blijkt uit de bedrijfsadministratie.

  • 3 Indien de inboekverificateur geen inboekverificatieverklaring afgeeft, stelt hij een rapport van bevindingen op.

Artikel 24

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inboekverificatie.

§ 5. Register hernieuwbare energie

Artikel 25

Als categorie als bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, van de wet worden aangewezen:

Artikel 26

Aan de eisen, bedoeld in artikel 9.7.5.4, eerste lid, van de wet is in elk geval niet voldaan indien de aanvrager niet:

  • a. heeft aangetoond de voor de aangevraagde rekening vereiste hoedanigheid te bezitten;

  • b. de vereiste gegevens heeft overgelegd.

Artikel 27

Een vermoeden van fraude of misbruik van een rekening als bedoeld in artikel 9.7.5.4 van de wet bestaat in elk geval, indien:

  • a. de handelingen met betrekking tot de rekening afwijken van het gebruikelijke patroon van handelingen met betrekking tot die rekening;

  • b. derden zich mogelijk toegang tot de rekening hebben verschaft, of

  • c. de rekeninghouder een vermoeden van fraude of misbruik heeft geuit.

Artikel 28

  • 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan een rekening in elk geval ambtshalve opheffen indien:

    • a. de rekeninghouder niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan hij een rekening heeft gekregen;

    • b. ondanks herhaalde kennisgevingen de gronden voor de blokkering niet binnen een redelijke termijn zijn opgeheven;

    • c. gedurende twaalf maanden geen activiteit is geweest op de rekening.

  • 2 Een rekening met inboekfaciliteit of een rekening met uitsluitend overboekfaciliteit kan op verzoek van de rekeninghouder worden opgeheven.

Artikel 29

  • 1 Het gedeelte, bedoeld in artikel 9.7.5.6, eerste lid, van de wet, komt overeen met ten hoogste 2.000 hernieuwbare brandstofeenheden of, indien toepassing van het tweede of derde lid leidt tot meer dan 2.000 hernieuwbare brandstofeenheden, het in dat lid genoemde percentage. Indien een onderneming zowel leverancier tot eindverbruik als inboeker is, geldt de voor die onderneming gunstigste bepaling.

  • 2 Voor de leverancier tot eindverbruik bedraagt het gedeelte, bedoeld in artikel 9.7.5.6, eerste lid, van de wet, ten hoogste 25 procent van het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat hij verschuldigd is over het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan de datum, bedoeld in artikel 9.7.5.6, eerste lid, van de wet.

  • 3 Voor de inboeker bedraagt het gedeelte, bedoeld in artikel 9.7.5.6, eerste lid, van de wet, ten hoogste 10 procent van het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat door het bestuur van de emissieautoriteit op zijn rekening is bijgeschreven voor hernieuwbare energie die hij heeft geleverd in het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan de datum, bedoeld in artikel 9.7.5.6, eerste lid, van de wet.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid, wordt het aantal hernieuwbare brandstofeenheden gespaard in de volgende volgorde:

    • a. hernieuwbare brandstofeenheden geavanceerd;

    • b. hernieuwbare brandstofeenheden overig;

    • c. hernieuwbare brandstofeenheden bijlage IX-B;

    • d. hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel.

§ 6. Rapportages

Artikel 30

Het bestuur van de emissieautoriteit rapporteert over het laatst verstreken kalenderjaar jaarlijks aan Onze Minister:

  • a. de totale energie-inhoud per ingeboekte soort hernieuwbare energie;

  • b. de aard en herkomst van de grondstof van de totale hoeveelheid ingeboekte vloeibare en gasvormige biobrandstof, alsmede de gehanteerde duurzaamheidsystemen.

Artikel 31

Het overzicht, bedoeld in artikel 9.7.4.7, eerste lid, van de wet, vermeldt met betrekking tot het gedeelte van het kalenderjaar of het kalenderjaar waarop het overzicht betrekking heeft:

  • a. het aantal per soort op rekeningen in het register bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden;

  • b. het aantal per soort in dat kalenderjaar gespaarde hernieuwbare brandstofeenheden;

  • c. het aantal op 1 mei afgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden van rekeningen van publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 32

Het overzicht, bedoeld in artikel 9.7.4.14, eerste lid, van de wet:

  • a. wordt langs elektronische weg bekendgemaakt;

  • b. heeft betrekking op het laatste kalenderjaar dat is verstreken voor de datum van openbaarmaking, en

  • c. vermeldt in afzonderlijke overzichten de aard van de grondstoffen, de herkomst van de grondstoffen en de gehanteerde duurzaamheidsystemen.

Hoofdstuk 2. Rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies

§ 1. Algemeen

Artikel 33

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 34

De in titel 9.8 van de wet opgenomen bepalingen met betrekking tot de rapportageplichtige zijn niet van toepassing op de rapportageplichtige over het kalenderjaar waarin zijn uitslag tot vervoersverbruik opgeteld minder is dan 500.000 liter, kilogram of Nm3.

§ 2. Rapportage- en reductieverplichting

Artikel 36

Artikel 37

§ 4. Register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies

Artikel 43

Aan de eisen, bedoeld in artikel 9.8.4.4, eerste lid, van de wet is in elk geval niet voldaan indien de aanvrager niet:

  • a. heeft aangetoond de voor de aangevraagde rekening vereiste hoedanigheid te bezitten;

  • b. de vereiste gegevens heeft overgelegd.

Artikel 44

Een vermoeden van fraude of misbruik van een rekening als bedoeld in artikel 9.8.4.4 van de wet bestaat in elk geval, indien:

  • a. de handelingen met betrekking tot de rekening afwijken van het gebruikelijke patroon van handelingen met betrekking tot die rekening;

  • b. derden zich mogelijk toegang tot de rekening hebben verschaft, of

  • c. de rekeninghouder een vermoeden van fraude of misbruik heeft geuit.

Artikel 45

  • 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan een rekening als bedoeld in artikel 9.8.4.4 van de wet in elk geval ambtshalve opheffen indien:

    • a. de rekeninghouder niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan hij een rekening heeft gekregen;

    • b. ondanks herhaalde kennisgevingen de gronden voor de blokkering niet binnen een redelijke termijn zijn opgeheven;

    • c. gedurende twaalf maanden geen activiteit is geweest op de rekening.

Artikel 46

§ 5. Rapportages

Artikel 47

Het bestuur van de emissieautoriteit rapporteert over het laatst verstreken kalenderjaar jaarlijks aan Onze Minister de soorten en de totale hoeveelheid gerapporteerde benzine, diesel en beter fossiele brandstof.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 3 mei 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-van der Meer

Uitgegeven de zeventiende mei 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven