Regeling naslag Wiv 2017

Geraadpleegd op 11-12-2024.
Geldend van 01-06-2021 t/m 31-08-2023

Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie van 20 april 2018, nr. 2018-0000241495, houdende vaststelling van regels omtrent het aanwijzen van personen of instanties die een verzoek om mededeling kunnen doen omtrent door de diensten verwerkte gegevens omtrent personen of instanties (Regeling naslag Wiv 2017)

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 8, tweede lid, onder f,artikel 10, tweede lid, onder g en artikel 63 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

  • b. naslag: het op verzoek van een externe partij raadplegen van door of ten behoeve van de diensten verwerkte gegevens om na te gaan of er ten aanzien van een bepaalde persoon of instantie relevante gegevens beschikbaar zijn;

  • c. mededeling: het verstrekken van de bevindingen van een naslag aan een externe partij die daarom heeft verzocht als bedoeld in artikel 63 van de wet.

Artikel 2

In de navolgende gevallen kunnen de daarbij aangewezen personen en instanties een schriftelijk verzoek richten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het doen van naslag:

  • a. met betrekking tot kandidaat-Ministers en kandidaat-staatssecretarissen: de formateur, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken, of wanneer sprake is van tussentijds aantreden, de Minister-President, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • b. met betrekking tot (kandidaat) leden van de Eerste en Tweede Kamer, (kandidaat) leden van Provinciale Staten, (kandidaat) leden voor de gemeenteraad en (kandidaat) leden voor het Europees Parlement: de partijvoorzitter van de betrokken politieke partij;

  • c. met betrekking tot kandidaten voor het ambt van commissaris van de Koning, burgemeester, (waarnemend) rijksvertegenwoordiger of gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES): de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of namens deze het hoofd van de afdeling politieke en bestuurlijke ambtsdragers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • d. met betrekking tot potentiële leden van de Koninklijke familie: de Minister-President, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • e. met betrekking tot kandidaat-voorzitters van waterschappen: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, of namens deze de Directeur-generaal Water en Bodem van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • f. met betrekking tot personen die een functie gaan bekleden, niet zijnde een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken, bij een vitale aanbieder, dan wel bij een in Nederland gevestigde internationale organisatie, waarmee zij in een positie komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is de desbetreffende vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie te vertegenwoordigen;

  • g. met betrekking tot bedrijven of organisaties die door een overname van of door, investering in of fusie dan wel samenwerkingsverband met bedrijven, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

  • h. met betrekking tot vreemdelingen die in Nederland (willen) verblijven of een aanvraag om in Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid vormen: de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Visadienst of de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • i. met betrekking tot aanvragen die bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden ingediend voor accreditatie van hoofden van een diplomatieke missie of consulaire post dan wel aanstelling van defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attachés: de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Protocol en Gastlandzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • j. met betrekking tot personen ten aanzien van wie een beperkende maatregel op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie dan wel krachtens de Sanctiewet 1977 van toepassing is of wordt overwogen alsmede met betrekking tot personen ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat jegens hen zodanige maatregel van toepassing is: de Minister van Financiën, of namens deze de Directie Financiële Markten van het Ministerie van Financiën, of de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Veiligheidsbeleid, afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 3

De mededeling met betrekking tot de gevallen, bedoeld in artikel 2, onder b en d, wordt gedaan aan de verzoeker door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de overige gevallen kan de mededeling aan de verzoeker ook namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door het hoofd van de dienst worden gedaan.

Artikel 4

In de navolgende gevallen kunnen de daarbij aangewezen personen en instanties een schriftelijk verzoek richten aan de Minister van Defensie voor het doen van naslag:

  • a. met betrekking tot personen die een functie gaan bekleden, niet zijnde een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken, bij een defensieorderbedrijf, waarmee zij in een positie komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: degene die bevoegd is het desbetreffende defensieorderbedrijf te vertegenwoordigen;

  • b. met betrekking tot bedrijven of organisaties die door een overname van of door, investering in of fusie dan wel samenwerkingsverband met defensieorderbedrijven, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

  • c. met betrekking tot vreemdelingen die in Nederland (willen) verblijven of een aanvraag om in Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid vormen: de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Visadienst of de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • d. met betrekking tot de aanstelling van defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attachés: de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Protocol en Gastlandzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • e. met betrekking tot personen voor wie een beperkende maatregel op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie dan wel krachtens de Sanctiewet 1977 van toepassing is of wordt overwogen alsmede met betrekking tot personen ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat jegens hen zodanige maatregel van toepassing is: de Minister van Financiën, of namens deze de Directie Financiële Markten van het Ministerie van Financiën, of de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Veiligheidsbeleid, afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

De mededeling met betrekking tot de gevallen, bedoeld in artikel 4 wordt gedaan aan de verzoeker door de Minister van Defensie dan wel namens deze door het hoofd van de dienst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken,

M. Rutte

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

De Minister van Defensie,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten