Regeling basisregistratie ondergrond

Geraadpleegd op 30-11-2023.
Geldend van 01-07-2022 t/m 31-12-2022

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2017, nr. IENM/BSK-2017/205700, houdende regels met betrekking tot de basisregistratie ondergrond (Regeling basisregistratie ondergrond)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, 8, derde lid, 9, vierde lid, 17, eerste lid, 24, derde lid, en 25, tweede lid, van de Wet basisregistratie ondergrond;

BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1a

Aan de Organisatie wordt een uitsluitend recht verleend voor het in opdracht van de Minister uitvoeren van het operationeel beheer van de basisregistratie ondergrond.

Hoofdstuk 2. Inrichting van de basisregistratie ondergrond

Artikel 2

De basisregistratie ondergrond wordt vormgegeven aan de hand van een systeembeschrijving, die wordt gevormd door de Globale Architectuurschets Basisregistratie Ondergrond, en de Programma Start Architectuur Basisregistratie Ondergrond, beide opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

Artikel 3

Bij de administratieve inrichting van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, worden de processen ter uitvoering van de verplichtingen die bij of krachtens de wet op de Organisatie rusten op een zorgvuldige, transparante, consistente en gebruiksvriendelijke wijze vormgegeven, uitgevoerd en gemonitord.

Artikel 4

Bij de technische inrichting van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, wordt:

  • a. voor het houden van de basisregistratie ondergrond een uitwijkconfiguratie beschikbaar gesteld, en

  • b. van de in de basisregistratie ondergrond opgenomen gegevens en modellen iedere werkdag een back-up gemaakt.

Artikel 5

Met betrekking tot beveiliging van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, treft de Organisatie technische en organisatorische maatregelen om gegevens en modellen, in het bijzonder persoonsgegevens, te beveiligen tegen inbreuk, verlies en onrechtmatige verwerking.

Hoofdstuk 3. Controle van de basisregistratie ondergrond

Artikel 6

De controle van het operationeel beheer, bedoeld in artikel 6 van de wet, wordt uitgevoerd met volledige medewerking van de Organisatie en bestaat uit een primaire controle en, als bij de primaire controle tekortkomingen zijn geconstateerd die zijn opgenomen in het oordeel van de controlerende partij, een hercontrole.

Artikel 7

  • 1 Bij de primaire controle vindt in ieder geval een beoordeling plaats van de adequate uitvoering van de volgende aspecten binnen de Organisatie:

    • a. de opzet en het bestaan van maatregelen en procedures die in de borging van de wettelijke eisen moeten voorzien met inachtneming van de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 2, en

    • b. de werking van de getroffen maatregelen en procedures.

  • 2 De primaire controle is in ieder geval gericht op de volgende elementen:

    • a. de inrichting en organisationele inbedding van en interne besluitvorming over de basisregistratie ondergrond,

    • b. de processen, bedoeld in artikel 3,

    • c. de conformiteit en de continuïteit van de gebruikte in beheer en in ontwikkeling zijnde systemen,

    • d. de kwaliteit en kwantiteit van de in de basisregistratie ondergrond beschikbare gegevens en modellen,

    • e. de verwerking van persoonsgegevens, en

    • f. de activiteiten, genoemd in artikel 14, eerste lid.

Artikel 8

  • 1 De resultaten van de primaire controle worden neergelegd in een primair controlerapport.

  • 2 Uiterlijk één week na de primaire controle wordt een concept van dat rapport ter bevestiging van de geconstateerde feiten aan de Organisatie gezonden.

  • 3 Het primair controlerapport wordt uiterlijk één maand na de primaire controle door de controlerende partij vastgesteld en aan de Organisatie en de Minister gezonden.

Artikel 9

  • 1 Als bij de primaire controle tekortkomingen zijn geconstateerd die zijn opgenomen in het oordeel van de controlerende partij, stelt de Organisatie binnen één maand na de vaststelling van het primair controlerapport een verbeterrapport op, waarin de maatregelen worden beschreven die getroffen zijn ter verbetering van de geconstateerde tekortkomingen.

  • 2 Het verbeterrapport wordt na vaststelling onverwijld aan de Minister gezonden.

  • 3 Op basis van het verbeterrapport vindt een hercontrole plaats. De hercontrole heeft alleen betrekking op de punten ten aanzien waarvan tekortkomingen zijn geconstateerd en heeft tot doel het op systematische wijze toetsen of door de Organisatie zodanige maatregelen zijn getroffen dat aan de wet en de daarop berustende bepalingen op dat moment op adequate wijze uitvoering is gegeven.

  • 4 De resultaten van de hercontrole worden in een hercontrolerapport vastgelegd.

  • 5 Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘primaire controle’ wordt gelezen: hercontrole.

Hoofdstuk 4a. Controle door de bronhouder

Artikel 10a

  • 1 De controle door de bronhouder, bedoeld in artikel 9a van de wet, heeft betrekking op:

    • a. de uitvoering van zijn wettelijke taak in werkprocessen;

    • b. de actualiteit van de gegevens in de brondocumenten;

    • c. de volledigheid van de gegevens in de brondocumenten;

    • d. de controle van de juistheid van de gegevens in de brondocumenten.

  • 2 De bronhouder maakt voor zijn rapportage gebruik van een daarvoor door de Minister langs elektronische weg beschikbaar gesteld instrument. Dit instrument omvat ten minste een vragenlijst.

Hoofdstuk 5. Standaarden voor de registratie ondergrond

Artikel 11

De catalogus bestaat uit de onderdelen:

  • a. geotechnisch sondeeronderzoek, opgenomen in bijlage II bij deze regeling;

  • b. booronderzoek – bodemkundige boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse, opgenomen in bijlage III bij deze regeling;

  • c. booronderzoek – geologische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse, opgenomen in bijlage IV bij deze regeling;

  • d. booronderzoek – geotechnische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse, opgenomen in bijlage V bij deze regeling;

  • e. wandonderzoek – bodemkundige wandbeschrijving en wandmonsteranalyse, opgenomen in bijlage VI bij deze regeling;

  • f. grondwatermonitoringput, opgenomen in bijlage VII bij deze regeling;

  • g. grondwatermonitoringnet, opgenomen in bijlage VIII bij deze regeling;

  • h. grondwatersamenstellingsonderzoek, opgenomen in bijlage IX bij deze regeling;

  • i. grondwaterstandsonderzoek, opgenomen in bijlage X bij deze regeling;

  • j. bodemkaart, opgenomen in bijlage XI bij deze regeling;

  • k. geomorfologische kaart, opgenomen in bijlage XII bij deze regeling;

  • l. hydrogeologisch model, opgenomen in bijlage XIII bij deze regeling;

  • m. GeoTop, opgenomen in bijlage XIV bij deze regeling;

  • n. digitaal geologisch model, opgenomen in bijlage XV bij deze regeling;

  • o. formatieweerstandonderzoek, opgenomen in bijlage XVI bij deze regeling;

  • p. model grondwaterspiegeldiepte, opgenomen in bijlage XVII bij deze regeling;

  • q. grondwatergebruikssysteem, opgenomen in bijlage XVIII bij deze regeling;

  • r. grondwaterproductiesysteem, opgenomen in bijlage XIX bij deze regeling;

  • s. mijnbouwconstructie, opgenomen in bijlage XX bij deze regeling; en

  • t. mijnbouwwetvergunning, opgenomen in bijlage XXI bij deze regeling.

Hoofdstuk 5a. Het maken, actualiseren en controleren van modellen

Artikel 11a

  • 1 De Minister die het aangaat legt uiterlijk twee jaar voorafgaand aan de levering of actualisering van een model als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet aan de Minister ter goedkeuring de beschrijving van de te hanteren software, het algoritme, de parametrisatie en de werkprocessen van het model voor.

  • 2 De Minister die het aangaat legt uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de levering of actualisering van een model als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet aan de Minister ter goedkeuring een standaard toetsprotocol voor interne kwaliteitstoetsing van het model voor.

Artikel 11b

  • 1 Bij de oplevering van een nieuw of geactualiseerd authentiek model wordt een totstandkomingsrapport opgeleverd met daarin een beschrijving van de gebruikte gegevens en methoden bij het maken of actualiseren van het model.

  • 2 De Minister komt met de Minister die het aangaat een updatefrequentie en schaalniveau van het model overeen. De maker van het model adviseert over de updatefrequentie en schaalniveau van het model. Hierbij kan onderscheid bestaan tussen landsdekkende en regionale modellen.

  • 3 Na de oplevering van een nieuw of geactualiseerd authentiek model voert de maker ervan een interne kwaliteitstoets uit op basis van een standaard toetsprotocol als bedoeld in artikel 11a, tweede lid. Het toetsrapport wordt aan de Minister gezonden ter goedkeuring. Na goedkeuring van het rapport wordt het model ingeschreven als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet.

  • 4 De Minister verstrekt op verzoek het totstandkomingsrapport en het toetsrapport.

Artikel 11c

  • 1 De controle op de wijze van uitvoering van artikel 7, eerste lid, van de wet door de op grond van dat lid aangewezen partij is in ieder geval gericht op de volgende elementen:

    • a. de algemene werkwijze bij de vervaardiging van het model;

    • b. de gebruikte algoritmen, parametrisatie en methoden;

    • c. de validatie van het model aan de hand van statistische procedures waarbij wordt onderzocht in hoeverre het model overeenkomt met een validatieset dan wel of het model de gegevens bevat die op basis van crossvalidatie te verwachten zijn;

    • d. de berekeningen met het rekenprogramma;

    • e. de gebruikte meta-informatie;

    • f. de opvolging van meldingen, gebruikersverzoeken en klachten.

  • 2 De artikelen 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11d

  • 1 De maker van een authentiek model draagt zorg voor de samenhang van het model met de andere modellen in de basisregistratie ondergrond.

  • 2 Op basis van een door de Minister beschikbaar gesteld toetsprotocol controleert de maker ten minste één keer per jaar de samenhang.

  • 3 De Organisatie stelt op verzoek van de Minister een toetsprotocol op.

Hoofdstuk 6. Inzage in en verstrekking van gegevens

Artikel 12

  • 1 De verlening van inzage in de registratie ondergrond, het register brondocumenten en het register inzake meldingen modellen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, vindt plaats via een website, een webservice en de generieke digitale infrastructuur van de overheid.

  • 2 De verlening van inzage vindt plaats met inachtneming van de catalogus.

  • 3 De verlening van inzage via de generieke digitale infrastructuur, bedoeld in het eerste lid, vindt tevens plaats met inachtneming van door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen op grond van richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PbEU, L 108) inzake dataspecificaties.

Artikel 13

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van inzage door en verstrekking aan bestuursorganen als de gegevens via een beveiligde digitale koppeling door of in naam van het desbetreffende bestuursorgaan zijn geleverd.

Artikel 14

  • 1 Voor het op verzoek verstrekken van gegevens of authentieke modellen anders dan door middel van internet of anders dan op digitale of geautomatiseerde wijze is op grond van artikel 25, tweede lid, van de wet, per kwartier of een gedeelte van een kwartier dat een medewerker van de Organisatie daaraan heeft besteed, verschuldigd:

    • a. als het een administratief medewerker betreft: € 19,50;

    • b. als het een technisch medewerker betreft: € 24,–;

    • c. als het een senior technisch medewerker betreft: € 26,–;

    • d. als het een projectleider of technisch specialist betreft: € 28,50;

    • e. als het een assistent projectmanager betreft: € 31,50;

    • f. als het een projectmanager betreft: € 34,–.

  • 2 Onverminderd het eerste lid is een vergoeding ter hoogte van de kostprijs verschuldigd voor de middelen die zijn gebruikt voor het verstrekken als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 15

Voor zover in de bijlagen I tot en met XV bij deze regeling ten aanzien van producten technische voorschriften zijn gesteld als bedoeld in de richtlijn (EU) nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241), worden met die producten gelijkgesteld producten die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met die technische voorschriften wordt nagestreefd.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage I. behorend bij artikel 2 van de Regeling basisregistratie ondergrond

Deze bijlage betreft de Globale Architectuurschets Basisregistratie Ondergrond en de Programma Start Architectuur Basisregistratie Ondergrond en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.

Bijlage II. behorend bij artikel 11, onderdeel a, van de Regeling basisregistratie ondergrond

Deze bijlage betreft de catalogus van het registratieobject geotechnisch sondeeronderzoek en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.

Basisregistratie Ondergrond (BRO) catalogus geotechnisch sondeeronderzoek

Datum 10 september 2019

Versie 1.01

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1.1

Registratieobject

1.2

Entiteiten en attributen

 

1

Geotechnisch sondeeronderzoek

 

2

Registratiegeschiedenis

 

3

Aangeleverde locatie

 

4

Aangeleverde verticale positie

 

5

Gestandaardiseerde locatie

 

6.0

Sondeonderzoek

 

6.1

Traject

 

6.2

Bewerking

 

6.3

Sondeerapparaat

 

6.4

Nulmeting

 

6.5

Bepaalde parameters

 

6.6

Conuspenetratietest

 

6.7

Conuspenetratietest resultaat

 

6.8

Dissipatietest

 

6.9

Dissipatietest resultaat

 

7.0

Aanvullend onderzoek

 

7.1

Verwijderde laag

Artikel 2 Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

2.1

Enumeraties

2.2

Codelijsten

 

1.

CoördinaatTransformatie

 

2.

Kader Aanlevering

 

3.

KaderInwinning

 

4.

Kwaliteitsklasse

 

5.

LokaalVerticaalReferentiepunt

 

6.

MethodeLocatiebepaling

 

7.

MethodeVerticalePositiebepaling

 

8.

Referentiestelsel

 

9.

Registratiestatus

 

10.

Sondeermethode

 

11.

Sondeernorm

 

12.

Stopcriterium

 

13.

VerticaalReferentievlak

Toelichting

1.

Inleiding

 

1.1

Geotechnisch sondeeronderzoek

 

1.2

Sonderen

2.

Belangrijkste entiteiten

 

2.1

Geotechnisch sondeeronderzoek

 

2.2

Registratiegeschiedenis

 

2.3

Sondeonderzoek

 

2.4

Resultaat

 

2.5

Sondeerapparaat

 

2.6

Aanvullend onderzoek

3.

Het domeinmodel

Artikel 1. Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1.1. Registratieobject

Naam

Geotechnisch sondeeronderzoek

Code

CPT

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een sondeeronderzoek dat op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone is uitgevoerd en dat door of onder de verantwoordelijkheid van een bepaald bestuursorgaan aan de registerbeheerder van de basisregistratie ondergrond is aangeleverd en door de laatste in de registratie ondergrond is opgenomen.

Unieke aanduiding

BRO-ID

Populatie

De populatie geotechnische sondeeronderzoeken in de registratie ondergrond betreft alleen de onderzoeken van de relatief homogene groep van elektrische en mechanische sonderingen en de daarbij behorende dissipatietesten. Andere typen sonderingen (zoals slagsonderingen, seismische sonderingen en bolsonderingen) zijn niet in de BRO opgenomen.

1.2. Entiteiten en attributen

1. Geotechnisch sondeeronderzoek

Naam entiteit

Geotechnisch sondeeronderzoek

Definitie

De gegevens die het geotechnisch sondeeronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

Toelichting

De gegevens die alle registratieobjecten gemeenschappelijk hebben zijn in het domeinmodel gegroepeerd in de entiteit Registratieobject.

   

1.1 BRO-ID

Naam attribuut

BRO-ID

Definitie

De identificatie van een geotechnisch sondeeronderzoek in de registratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

CPTNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

   

1.2 bronhouder

Naam attribuut

bronhouder

Definitie

De identificatie die de organisatie die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KvK-nummer

– Type

Code

– Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. Voor geotechnisch sondeeronderzoek dat afkomstig is uit DINO is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bronhouder.

   

1.3 object-ID bronhouder

Naam attribuut

object-ID bronhouder

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden, voordat het was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

Tekst

– Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

   

1.4 dataleverancier

Naam attribuut

dataleverancier

Definitie

De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

– Type

Code

– Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

1.5 kwaliteitsregime

Naam attribuut

kwaliteitsregime

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsregime

– Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

   

1.6 kader aanlevering

Naam attribuut

kader aanlevering

Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het object is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderAanlevering

– Type

Codelijst

Toelichting

De

wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de plaats die het object heeft in de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

   

1.7 kader inwinning

Naam attribuut

kader inwinning

Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderInwinning

– Type

Codelijst

Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

   

1.8 rapportagedatum onderzoek

Naam attribuut

rapportagedatum onderzoek

Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het geotechnisch sondeeronderzoek alle gegevens van het sondeeronderzoek heeft vastgelegd en het resultaat aan de opdrachtgever kan worden aangeboden, dan wel de feitelijk datum van rapportage.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na het tijdstip registratie object.

   

1.9 sondeernorm

Naam attribuut

sondeernorm

Definitie

De norm die omschrijft volgens welke afspraken, specificaties en/of criteria het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Sondeernorm

– Type

Codelijst

Toelichting

De sondeernorm bevat meestal een indeling in kwaliteitsklassen, waarmee onderscheid gemaakt wordt tussen meer en minder volledig en/of nauwkeuriger geotechnisch sondeeronderzoek. In sommige gevallen worden eigenschappen die in een norm gevat zijn toch expliciet opgenomen in de registratie ondergrond. Dit wordt enkel gedaan wanneer het de directe bruikbaarheid van de gegevens bevordert.

   

1.10 aanvullend onderzoek uitgevoerd

Naam attribuut

aanvullend onderzoek uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in het veld bepaalde waarnemingen zijn gedaan als aanvulling op het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Enumeratie

   

1.11 uitvoerder onderzoek

Naam attribuut

uitvoerder onderzoek

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het geotechnisch sondeeronderzoek, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

– Type

Code

– Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

2. Registratiegeschiedenis

Naam entiteit

Registratiegeschiedenis

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

   

2.1 tijdstip registratie object

Naam attribuut

tijdstip registratie object

Definitie

De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

   

2.2 registratiestatus

Naam attribuut

registratiestatus

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratiestatus= voltooid

– Type

Codelijst

Toelichting

De gegevens van een geotechnisch sondeeronderzoek worden altijd in een keer aangeleverd, en de registratiestatus is daarom altijd voltooid.

   

2.3 tijdstip voltooiing registratie

Naam attribuut

tijdstip voltooiing registratie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

 

2.5 gecorrigeerd

Naam attribuut

gecorrigeerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

 

2.6 tijdstip laatste correctie

Naam attribuut

tijdstip laatste correctie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

 

2.7 in onderzoek

Naam attribuut

in onderzoek

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

 

2.8 in onderzoek sinds

Naam attribuut

in onderzoek sinds

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

 

2.9 uit registratie genomen

Naam attribuut

uit registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.

De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

 

2.10 tijdstip uit registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip uit registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

 

2.11 weer in registratie genomen

Naam attribuut

weer in registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

 

2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip weer in registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen.

3. Aangeleverde locatie

Naam entiteit

Aangeleverde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

3.1 coördinaten

Naam attribuut

coördinaten

Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coördinatenpaar

Regels

De locatie ligt in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

   

3.2 referentiestelsel

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel

– Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land is gedefinieerd in RD of ETRS89 en een locatie op zee in WGS84 of ETRS89.

   

3.3 datum locatiebepaling

Naam attribuut

datum locatiebepaling

Definitie

De datum waarop de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend.

Toelichting

De regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het geotechnisch sondeeronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum locatiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

   

3.4 methode locatiebepaling

Naam attribuut

methode locatiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeLocatiebepaling

– Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

   

3.5 uitvoerder locatiebepaling

 

Naam attribuut

uitvoerder locatiebepaling

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

– Type

Code

– Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

4. Aangeleverde verticale positie

Naam entiteit

Aangeleverde verticale positie

Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het geotechnisch sondeeronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

   

4.1 lokaal verticaal referentiepunt

Naam attribuut

lokaal verticaal referentiepunt

Definitie

Het punt dat in het geotechnisch sondeeronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

LokaalVerticaalReferentiepunt

– Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land heeft de waarde maaiveld of waterbodem. Een locatie op zee heeft de waarde waterbodem.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een vlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt is het punt waar het geotechnisch sondeeronderzoek zo’n vlak doorsnijdt en dat geldt als het punt waar het onderzoek begonnen is.

   

4.2 verschuiving

Naam attribuut

verschuiving

Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

3.3

– Eenheid

m (meter)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.

   

4.3 waterdiepte

Naam attribuut

waterdiepte

Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

3.3

– Eenheid

m (meter)

– Waardebereik

0 tot 100

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer het gegeven lokaal verticaal referentiepunt de waarde waterbodem heeft. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de waterdiepte niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Het gegeven geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen waar de waterdiepte veranderlijk is. Het wordt door de basisregistratie ondergrond gebruikt bij de transformatie van coördinaten van RD naar ETRS89.

   

4.4 verticaal referentievlak

 

Naam attribuut

verticaal referentievlak

Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

VerticaalReferentievlak

– Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land heeft de waarde NAP en een locatie op zee de waarde LAT of MSL.

   

4.5 datum verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

datum verticale positiebepaling

Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend.

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

   

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem.

In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

De eerste regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het geotechnisch sondeeronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum verticale positiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

   

4.6 methode verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

methode verticale positiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeVerticale

Positiebepaling

 

– Type

Codelijst

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven de waarde geen.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

   

4.7 uitvoerder verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

uitvoerder verticale positiebepaling

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

– Type

Code

– Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5. Gestandaardiseerde locatie

Naam entiteit

Gestandaardiseerde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van data-afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten. De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

5.1 coördinaten

 

Naam attribuut

coördinaten

Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coördinatenpaar

   

5.2 referentiestelsel

 

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel= ETRS89

– Type

Codelijst

   

5.3 coördinaattransformatie

Naam attribuut

coördinaattransformatie

Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coördinaattransformatie

– Type

Codelijst

6.0. Sondeonderzoek

Naam entiteit

Sondeonderzoek

Definitie

Het deel van de gegevens van het sondeeronderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen met een bepaald sondeerapparaat en het bewerken van die metingen tot een resultaat dat aan de opdrachtgever is gerapporteerd.

Kardinaliteit

1

   

6.0.1 dissipatietest uitgevoerd

Naam attribuut

dissipatietest uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een of meer dissipatietesten zijn uitgevoerd in het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

   

6.0.2 datum laatste bewerking

Naam attribuut

datum laatste bewerking

Definitie

De datum waarop de meetresultaten voor het laatst zijn bewerkt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object.

Toelichting

De meetresultaten worden altijd bewerkt. Een indicatie van de stappen die daarin zijn uitgevoerd is vastgelegd in de entiteit Bewerking.

   

6.0.3 sondeermethode

Naam attribuut

sondeermethode

Definitie

De techniek die is gebruikt bij het uitvoeren van de metingen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Sondeermethode

– Type

Codelijst

   

6.0.4 kwaliteitsklasse

Naam attribuut

kwaliteitsklasse

Definitie

De klasse binnen de sondeernorm volgens welke het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsklasse

– Type

Codelijst

Regels

De volgende norm – klasse combinaties zijn toegestaan:

NEN5140: klasse1, klasse2, klasse3, klasse4

ISO22476D1: klasse1, klasse2, klasse3, klasse4

ISO22476D12: klasse5, klasse6, klasse7

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens geldt als aanvullende regel dat de kwaliteitsklasse de waarde onbekend kan hebben, wanneer de sondeernorm ongelijk is aan NEN3680.

Wanneer de sondeernorm de waarde NEN3680 heeft, is de waarde van het gegeven nvt.

Toelichting

Het gegeven is een nadere precisering van de norm waaraan het geotechnisch sondeeronderzoek voldoet en verwijst naar aanvullende afspraken. Het geeft daardoor meer inzicht in de gebruikswaarde van de resultaten. De norm waaraan het geotechnisch onderzoek voldoet is vastgelegd bij het Geotechnisch sondeeronderzoek.

   

6.0.5 stopcriterium

 

Naam attribuut

stopcriterium

Definitie

De reden waarom het sondeonderzoek op de bereikte diepte is gestopt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Stopcriterium

– Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft aan of het sondeonderzoek is geslaagd of dat het einddoel niet behaald is omdat er problemen zijn geweest. Het kan in sommige gevallen wat extra informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

   

6.0.6 sensorazimuth

 

Naam attribuut

sensorazimuth

Definitie

De hoek tussen het magnetische noorden en de richting van de sensor voor de helling x, zoals gemeten vanaf het magnetische noorden met de klok mee voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

3

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

0 tot 360

Toelichting

Het gegeven is van belang wanneer de helling in een eigen coördinaatstelsel is bepaald (helling x en y). Het is voldoende het azimuth van de x-sensor te geven omdat de twee sensoren altijd in een hoek van 90 graden zijn geplaatst.

Vooralsnog is ervan afgezien deze relatie te vertalen naar een strikte regel.

6.1. Traject

Naam entiteit

Traject

Definitie

De diepte van het begin en het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Diepte wordt gemeten langs de verticaal, ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt. Het gegeven geeft globaal aan welk deel van de ondergrond op de locatie met de sondeerconus is onderzocht.

   

6.1.1 voorgeboord tot

 

Naam attribuut

voorgeboord tot

Definitie

De diepte tot waar is voorgeboord of voorgegraven.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.2

– Eenheid

m (meter)

– Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de diepte tot waar is voorgeboord niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Om uiteenlopende redenen kan het bovenste deel van de ondergrond worden verwijderd voordat de sondeerconus naar beneden gaat. Gewoonlijk gebeurt dat door een gat te graven of te boren. Wanneer er geen grond is verwijderd, is de waarde van het gegeven 0.

   

6.1.2 einddiepte

 

Naam attribuut

einddiepte

Definitie

De diepte waarop het sondeonderzoek is beëindigd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

3.3

– Eenheid

m (meter)

– Waardebereik

0 tot 200

Toelichting

Wanneer de hellingshoek van de sondeerconus niet gemeten is, wordt de diepte gemakshalve gelijkgesteld aan de maximale sondeerlengte. Het gegeven is opgenomen om data-afnemers in staat te stellen de gebruikswaarde van het geotechnisch sondeeronderzoek te beoordelen zonder het resultaat in detail te hoeven kennen.

6.2. Bewerking

Naam entiteit

Bewerking

Definitie

De globale karakterisering van de bewerking die de resultaten van het sondeonderzoek hebben ondergaan.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het is nog niet mogelijk een lijst met standaard methoden vast te stellen, omdat de bewerking van uitvoerder tot uitvoerder verschilt.

   

6.2.1 bewerking onderbrekingen uitgevoerd

Naam attribuut

bewerking onderbrekingen uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er bewerkingen hebben plaatsgevonden op de meetreeks in verband met het teruglopen van de waarde tijdens een onderbreking.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Enumeratie

   

6.2.2 expertcorrectie uitgevoerd

Naam attribuut

expertcorrectie uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er door een expert correcties zijn toegepast op meetresultaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Enumeratie

Toelichting

Expertcorrecties zijn correcties die niet over de gehele meetreeks worden toegepast. De expert corrigeert de meetwaarden binnen een bepaald dieptebereik of van een specifieke parameter.

   

6.2.3 signaalbewerking uitgevoerd

Naam attribuut

signaalbewerking uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een signaalbewerkingsmethode is toegepast op de meetreeks.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven geeft aan of er een bewerkingsmethode is toegepast op de gehele meetreeks, zoals een correctie op het nulpuntverloop of een piekenfilter.

6.3. Sondeerapparaat

Naam entiteit

Sondeerapparaat

Definitie

De gegevens van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

   

6.3.1 omschrijving

 

Naam attribuut

omschrijving

Definitie

De specificatie van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

– Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven geeft aan welk standaard apparaat het betreft of geeft een omschrijving van het apparaat. Daarnaast wordt gewoonlijk de massa van het sondeerapparaat gegeven. Voor IMBRO/A kunnen de gegevens niet bekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is.

   

6.3.2 conustype

 

Naam attribuut

conustype

Definitie

De specificatie van het type en serienummer van de sondeerconus zoals door de fabrikant gegeven.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

– Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven is opgenomen in de registratie ondergrond om de metingen zo goed mogelijk te kunnen herleiden. Voor IMBRO/A gegevens kunnen de gegevens onbekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is.

   

6.3.3 oppervlakte conuspunt

Naam attribuut

oppervlakte conuspunt

Definitie

De oppervlakte van de basis van de kegel van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

4

– Eenheid

mm2 (vierkante millimeter)

– Waardebereik

25 tot 2000

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de oppervlakte van de sondeerconuspunt niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

De oppervlakte van de sondeerconuspunt is van invloed op de conusweerstand. Afhankelijk van de gebruikte sondeernorm en kwaliteitsklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier.

   

6.3.4 conusdiameter

 

Naam attribuut

conusdiameter

Definitie

De diameter van het cilindervormige deel van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

mm (millimeter)

– Waardebereik

8 tot 51

Toelichting

De sondeernorm en kwaliteitsklasse kunnen de marges voorschrijven waarbinnen de actuele conusdiameter op het moment van gebruik moet vallen. Soms volstaat het de waarde te geven die is opgegeven door de leverancier van de sonde.

Het gegeven kan de specialist meer inzicht in de resultaten van het sondeonderzoek en is beslist niet bedoeld voor controle.

Vooralsnog is ervan afgezien de relatie tussen de in norm en klasse vastgelegde eisen en de aanwezigheid van het gegeven te vertalen naar een strikte regel.

   

6.3.5 oppervlaktequotiënt conuspunt

Naam attribuut

oppervlaktequotiënt conuspunt

Definitie

Het quotiënt van de doorsnede van de sondeerconus boven de sondeerconuspunt ter plaatse van de naad en de oppervlakte van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

1.2

– Eenheid

Geen (mm2/ mm2)

– Waardebereik

0.05 tot 1

Toelichting

Het gegeven zou gebruikt moeten worden voor het corrigeren van de conusweerstand. Binnen het werkveld bestaat vooralsnog geen duidelijkheid over de toegevoegde waarde van het gegeven en vastlegging is daarom optioneel.

   

6.3.6 afstand conus tot midden kleefmantel

Naam attribuut

afstand conus tot midden kleefmantel

Definitie

De afstand tussen de sondeerconuspunt en het midden van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

4

– Eenheid

mm (millimeter)

– Waardebereik

1 tot 1.000

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Ten tijde van de meting bevinden de sensoren zich op verschillende diepten. Deze diepten kunnen gecorrigeerd worden met dit gegeven.

   

6.3.7 oppervlakte kleefmantel

Naam attribuut

oppervlakte kleefmantel

Definitie

De oppervlakte van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

5

– Eenheid

mm2 (vierkante millimeter)

– Waardebereik

230 tot 25.000

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven bevat de uitwendige cilindrische oppervlakte van de kleefmantel en is van invloed op de plaatselijke wrijving.

   

6.3.8 oppervlaktequotiënt kleefmantel

Naam attribuut

oppervlaktequotiënt kleefmantel

Definitie

Het quotiënt van de doorsnede van de bovenste ring van de kleefmantel en de doorsnede van de onderste ring van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

1.1

– Eenheid

Geen (mm2/ mm2)

– Waardebereik

0.2 tot 4

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt voor het corrigeren van de plaatselijke wrijving.

6.4. Nulmeting

Naam entiteit

Nulmeting

Definitie

De meting van een of meerdere parameters met de sondeerconus in onbelaste situatie.

Kardinaliteit

0..1

Toelichting

De meting kan voor de meeste parameters voor en na het feitelijk gebruik van het apparaat worden uitgevoerd om het verloop in de waarde vast te stellen. De sondeernorm en kwaliteitsklasse bepalen of er een nulmeting moet worden uitgevoerd. De metingen zijn een indicator voor de kwaliteit van de resultaten van het sondeonderzoek. Zij worden gebruikt in de bewerking en kunnen onder meer leiden tot het corrigeren van waarden en het aanpassen van de nauwkeurigheid. Vanwege het controlerende karakter van de nulmeting, is het waardebereik van de parameters niet begrensd.

Vooralsnog is ervan afgezien de relatie tussen de in norm en klasse vastgelegde eisen en de aanwezigheid van het gegeven te vertalen naar een strikte regel.

   

6.4.1 conusweerstand vooraf

Naam attribuut

conusweerstand vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de conusweerstand voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

3.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

   

6.4.2 conusweerstand achteraf

Naam attribuut

conusweerstand achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de conusweerstand nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

3.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

   

6.4.3 elektrische geleidbaarheid vooraf

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

S/m (Siemens/meter)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid achteraf een waarde heeft.

   

6.4.4 elektrische geleidbaarheid achteraf

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

S/m (Siemens/meter)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid vooraf een waarde heeft.

   

6.4.5 helling oost-west vooraf

Naam attribuut

helling oost-west vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west achteraf een waarde heeft.

   

6.4.6 helling oost-west achteraf

Naam attribuut

helling oost-west achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west vooraf een waarde heeft.

   

6.4.7 helling noord-zuid vooraf

Naam attribuut

helling noord-zuid vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid achteraf een waarde heeft.

   

6.4.8 helling noord-zuid achteraf

Naam attribuut

helling noord-zuid achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid vooraf een waarde heeft.

   

6.4.9 hellingresultante vooraf

Naam attribuut

hellingresultante vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de resultante voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante achteraf een waarde heeft.

   

6.4.10 hellingresultante achteraf

Naam attribuut

hellingresultante achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de resultante hellingshoek nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

– Maximale lengte

2

– Eenheid

° (graden)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante vooraf een waarde heeft.

   

6.4.11 plaatselijke wrijving vooraf

Naam attribuut

plaatselijke wrijving vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

1.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving achteraf een waarde heeft.

   

6.4.12 plaatselijke wrijving achteraf

Naam attribuut

plaatselijke wrijving achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

1.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving vooraf een waarde heeft.

   

6.4.13 waterspanning u1 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u1 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u1 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.14 waterspanning u1 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u1 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u1 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 vooraf een waarde heeft.

   

6.4.15 waterspanning u2 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u2 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u2 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.16 waterspanning u2 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u2 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u2 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 vooraf een waarde heeft.

   

6.4.17 waterspanning u3 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u3 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u3 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.18 waterspanning u3 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u3 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u3 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

– Maximale lengte

2.3

– Eenheid

MPa (megaPascal)

– Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 vooraf een waarde heeft.

6.5. Bepaalde parameters

Naam entiteit

Bepaalde parameters

Definitie

De parameters die in een conuspenetratietest bemeten kunnen worden met de aanduiding of de waarde in het onderzoek is vastgesteld.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het gegeven heeft geen betrekking op eventueel tijdens een dissipatietest bepaalde parameters.

   

6.5.1 sondeertrajectlengte

Naam attribuut

sondeertrajectlengte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de sondeertrajectlengte is vastgesteld en dat is de lengte van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee= ja

– Type

Enumeratie

Toelichting

De sondeertrajectlengte wordt altijd gemeten. Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De sondeertrajectlengte wordt gemeten ter plaatse van de basis van de sondeerconuspunt. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

   

6.5.2 diepte

Naam attribuut

diepte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de diepte is vastgesteld en dat is de diepte van de basis van de conuspunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De nauwkeurigheid van de diepte kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de sondeertrajectlengte en de gebruikte hellingshoeken.

   

6.5.3 verlopen tijd

Naam attribuut

verlopen tijd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de verlopen tijd is vastgesteld en dat is de duur van de tijd tussen het moment waarop de conuspenetratietest is gestart en het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1 seconde.

   

6.5.4 conusweerstand

Naam attribuut

conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de conusweerstand is vastgesteld en dat is de kracht per oppervlakte eenheid die nodig is om de sondeerconuspunt bij het sonderen te verplaatsen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee= ja

– Type

Enumeratie

Toelichting

De conusweerstand wordt altijd gemeten. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

   

6.5.5 gecorrigeerde conusweerstand

Naam attribuut

gecorrigeerde conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gecorrigeerde conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De gecorrigeerde conusweerstand is de conusweerstand minus de waterspanning. De nauwkeurigheid van de gecorrigeerde conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand en waterspanning.

   

6.5.6 netto conusweerstand

Naam attribuut

netto conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de netto conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning op de oppervlakte van de sondeerconus punt en de effectieve verticale grondspanning.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid van de netto conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand, de waterspanning en de oppervlakte van de conuspunt.

   

6.5.7 magnetische veldsterkte x

Naam attribuut

magnetische veldsterkte x

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in x-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in x-richting van een eigen coördinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.8 magnetische veldsterkte y

Naam attribuut

magnetische veldsterkte y

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in y-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de y-richting van een eigen coördinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.9 magnetische veldsterkte z

Naam attribuut

magnetische veldsterkte z

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in z-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de z-richting van een eigen coördinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.10 totale magnetische veldsterkte

Naam attribuut

totale magnetische veldsterkte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de totale magnetische veldsterkte is vastgesteld en dat is de sterkte van het volledige magnetische veld berekend uit de gemeten waarden in x-, y- en z-richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid voor deze parameter is af te leiden uit de nauwkeurigheden van de magnetische veldsterkte x, magnetische veldsterkte y en magnetische veldsterkte z.

   

6.5.11 elektrische geleidbaarheid

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de elektrische geleidbaarheid is vastgesteld en dat is het gemak waarmee een elektrische lading zich verplaatst tussen twee elektroden in de sondeerconus.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 0.1 Siemens per meter.

   

6.5.12 helling oost-west

Naam attribuut

helling oost-west

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling oost-west is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in oost-west richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.13 helling noord-zuid

Naam attribuut

helling noord-zuid

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling noord-zuid is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in noord-zuid richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

– Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

   

6.5.14 helling x

Naam attribuut

helling x

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling x is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as van een eigen coördinatenstelsel in x-richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja