Convenant Persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme
Dreiging
Het (mondiale) jihadisme vormt een substantiële en langdurige bedreiging voor de internationale
veiligheid en stabiliteit en voor de veiligheid van Nederland. Het ontstaan van de
Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS) en het uitroepen van ‘het kalifaat’ vormt
een destabiliserende factor, zowel op lokaal, nationaal als mondiaal niveau. Deze
internationale ontwikkelingen hebben hun weerslag op Nederland. Enerzijds doordat
uit Nederland afkomstige jihadisten aansluiting zoeken bij internationale terroristische
organisaties, anderzijds doordat aanhangers van het jihadisme zich ook in ons land
openlijk manifesteren. In Nederland is de jihadistische beweging een kleine, maar
gevaarlijke groepering die geweld legitimeert en propageert als middel om haar doelen
te realiseren. Recente aanslagen, waaronder die in België, Turkije, Frankrijk en Duitsland,
tonen het gebruik van geweld door extremisten op westers grondgebied.
De als gevolg van de oorlog in Syrië ontstane grootschalige asielstroom richting WestEuropa
wakkert ook in Nederland een heftig maatschappelijk debat aan over de opvang van vluchtelingen,
(gebrek aan) invloed op de besluitvorming en gevoelens van onveiligheid en van tweedeling
in de maatschappij. Deze polarisatie kan een voedingsbodem zijn voor radicalisering
en kan de weer baarheid van individuele personen sterk beïnvloeden. Ook kunnen links
en rechtsextremistische groeperingen in reactie hierop extra in beweging komen.
Deze ontwikkelingen leiden tot een dreiging tegen de democratische rechtsorde die
verschillende vormen aanneemt. Reeds enige tijd is de kans dat in Nederland een aanslag
wordt gepleegd substantieel De druk op de open en vrije samenleving neemt toe door de groeiende invloed van personen
en organisaties die aanzetten tot afzondering, onverdraagzaamheid en soms zelfs tot
haat en daarmee de vrijheid en ontwikkeling van anderen proberen in te perken. De
burger staat hierbij in meerdere opzichten centraal, want uiteindelijk zijn het burgers
die zich bedreigd voelen of een bedreiging vormen, polariseren of samenbrengen, kwetsbaar
of weerbaar blijken en dader of slachtoffer kunnen zijn.
Taken en verantwoordelijkheden
De overheid, in de breedste zin des woords, staat vanuit verschillende taken en verantwoordelijkheden
voor de uitdaging om deze dreiging te beperken en te keren. Zo heeft de overheid een
taak in het maatschappelijk debat en de inrichting van de samenleving, heeft zij mede
een belangrijke taak in de participatie en de ondersteuning van hulpbehoeftigen in
de samenleving en heeft zij mede een taak ten aanzien van de psychosociale zorg en
de ontwikkeling van personen.
Ook is zij verantwoordelijk voor de integriteit van overheidsinstituties, de handhaving
van de rechtsorde en de veiligheid.
De overheid bestaat uit verschillende organen en instanties, met eigen taken en verantwoordelijkheden:
-
• Het bestuur en de volksvertegenwoordiging geven, met journalisten, wetenschappers
en opiniemakers, richting aan het maatschappelijk debat door de gemeenschappelijke
normen en waarden actief uit te dragen, door de grenzen aan te geven waarbinnen dat
debat kan plaatsvinden, door het debat te faciliteren en erop toe te zien dat iedereen
in vrijheid daaraan kan deelnemen.
-
• De gemeente (het college van burgemeester en wethouders) heeft als kerntaken onder
meer burgerzaken, milieu, zorg en welzijn, veiligheid en openbare orde, werk en inkomen,
jeugd en onderwijs en infrastructuur. De gemeente speelt een belangrijke rol bij de
participatie van zorgbehoeftigen, onder andere gehandicapten, ouderen, werklozen,
jeugdigen en asielzoekers of vreemdelingen met een verblijfvergunning. Zij speelt
onder meer een rol bij de basisbehoeften en faciliteren een basisniveau op het gebied
van wonen, inkomen, onderwijs, cultuur en sport. Op deze manier kunnen mensen zich
ontwikkelen en meedoen in de samenleving.
-
• De burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie hebben de taak om te zorgen
voor een zo veilig mogelijke leefomgeving. Van personen van wie aanleiding is te veronderstellen
dat zij een gevaar vormen voor de veiligheid, wordt een inschatting gemaakt van de
aard en omvang van die dreiging. Daders van strafbare feiten worden waar mogelijke
en opportuun opgespoord en vervolgd en de openbare orde wordt gehandhaafd.
-
• De Raad voor de Kinderbescherming heeft tot taak om te komen tot een onbedreigd ontwikkelingsperspectief
voor het kind. Hoewel ouders het recht én de plicht hebben om hun kinderen op te voeden,
komt de ontwikkeling van een kind soms ernstig in gevaar doordat ouders hun verantwoordelijkheid
niet kunnen nemen of doordat vrijwillige hulp stagneert of onmogelijk is.
In dat geval moet de overheid ingrijpen. Het belang van het kind staat immers voorop.
-
• De Reclasseringsinstellingen hebben tot taak bij te dragen aan de veiligheid van de
samenleving door het beheersen van risico’s en veroordeelden of verdachten te stimuleren
zijn of haar gedrag te veranderen. Op die manier werken zij aan het voorkomen van
criminaliteit en het terugdringen van recidive. De reclasseringsinstellingen begeleiden
de uitvoering van straffen en maatregelen en ander beslissingen van justitiële instanties.
De overheid staat bij het realiseren van deze taken niet alleen.
Aan het daadwerkelijk omarmen van het gewelddadige gedachtengoed gaat een proces van
radicalisering vooraf, dat niet altijd op eenduidige wijze verloopt. Van personen
die zich vanuit hun diepste overtuiging afkeren van onze democratische rechtsorde
kan slechts tot een optimale aanpak worden gekomen als de overheid, dat wil zeggen
al die verschillende organen en instanties, vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid,
als één geheel werkt aan de oplossing van de bredere problematiek en samenwerkt met
andere maatschappelijke instellingen die hierbij een rol kunnen spelen. In deze gevallen
is het geheel meer dan de som der delen. Het kan hierbij gaan om instellingen van
maatschappelijk werk, instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg, stichtingen
voor reclassering, (jeugd)zorgaanbieders en gecertificeerde (jeugd)hulpinstellingen.
Zo kunnen instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg personen met een psychiatrische
aandoening helpen zoveel mogelijk de regie over hun eigen leven te houden, hen helpen
om hun rol in de samenleving weer op te pakken en met hen werken aan ontwikkeling
of herstel van de zelfstandigheid.
Deze verschillende taken en verantwoordelijkheden vormen, samen met onze fundamentele
normen en waarden, een belangrijk deel van de fundering van de democratische rechtsorde
waarop onze samenleving is gebaseerd. Dat het fundament van onze open en vrije samenleving
door extremistische en / of terroristische groeperingen wordt bedreigd brengt mee
dat een gemeenschappelijke en integrale aanpak op persoonsniveau noodzakelijk is.
Verdediging en versterking rechtsorde
In de Nationale Contraterrorismestrategie is de inzet van het kabinet en de lokale
partners voor de komende jaren weergegeven. Onderdeel van de nationale aanpak van
terrorisme en extremisme is een multidisciplinair casusoverleg in alle betrokken gemeenten,
dat is gericht op het voorkomen van radicalisering en op deradicalisering van diegenen
die er reeds extremistische denkbeelden op nahouden. Deze multidisciplinaire aanpak
is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lokale veiligheids en zorginstanties.
Waar dit voor de casuïstiek noodzakelijk is, werken de betrokken landelijke en lokale
partijen intensief samen in een casusoverleg. Vanuit hun eigen rol en gelet op hun
eigen taak en verantwoordelijkheid, dragen deze organisaties bij aan de verdediging
en versterking van de democratische rechtsorde. Doel van dit samen werkingsverband
is daarmee de risico’s voor de samenleving die uitgaan van radicalisering, extremisme,
uitreizen of terugkeer te reduceren en zorg te bieden aan subjecten, waaronder minderjarigen.
De deelnemende partijen wisselen waar nodig en mogelijk informatie uit, schatten het
risico in dat van een persoon uitgaat en stellen aan de hand daarvan een persoonsgericht
pakket met effectieve maatregelen samen. Het betreft hier maatregelen en/of interventies
die door het bestuur, de strafrechtelijke instanties of door maatschappelijke instellingen
kunnen worden getroffen.
Er is geen standaard aanpak mogelijk gebleken ten aanzien van personen die gevoelig
zijn voor extremistisch gedachtengoed. Uit wetenschappelijk onderzoek naar radicalisering
en uit de ervarings praktijk blijkt dat er geen eenduidig profiel van ‘de jihadist’
of ‘de terrorist’ bestaat. Telkens spelen diverse (sociale, economische, culturele)
factoren op meerdere niveaus een rol in processen van radicalisering. Een eenduidige
verklaring bestaat dan ook niet. Ook is bekend dat risicogedrag niet alleen verband
houdt met ideologische overtuiging. Dat betekent dat telkens, in elke casus, zorgvuldig
gekeken moet worden naar de achterliggende oorzaken van risicogedrag. Vanuit dat inzicht
in achterliggende oorzaken zal vervolgens, in iedere casus, bezien moeten worden welke
aanpak en interventies nodig zijn. Dat vergt een persoonsgerichte aanpak en vereist
nauwe samenwerking tussen en inzet van verschillende instanties en disciplines: van
veiligheid tot specialistische zorg. Op basis van de specifieke omstandigheden van
het geval wordt per casus op grond van een referentiekader met objectieve criteria
beoordeeld of een persoonsgerichte, integrale benadering van het subject noodzakelijk
is. Indien dit het geval is, wordt voor elke casus beoordeeld welke organen of instanties
een taak hebben en betrokken dienen te worden bij de aanpak, en door welk organen
of instanties derhalve relevante gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, verwerkt
moeten worden. Het is van belang dat deze gegevensverwerking rechtmatig en zorgvuldig
geschiedt en dat geheimhouding van de persoonsgegevens die de partners aan elkaar
verstrekken wordt gegarandeerd. Dit wordt met de navolgende afspraken beoogd.
Partijen:
Kernpartijen
-
a. De gemeente, te dezen vertegenwoordigd door
-
b. het Openbaar Ministerie, het College van procureursgeneraal, te dezen vertegenwoordigd
door
-
c. de korpschef van politie, te dezen vertegenwoordigd door
Casuspartijen
-
d. De Raad voor de Kinderbescherming, te dezen vertegenwoordigd door
-
e. De Reclassering Nederland, te dezen vertegenwoordigd door
Overwegende dat:
-
• partijen, gelet op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het reduceren van risico’s
verbonden aan radicalisering, extremisme, uitreizen, of terugkeer en het bieden van
zorg aan subjecten hebben besloten tot de instelling van een samenwerkingsverband,
daarbij gebruik makend van hun wettelijke taken en bevoegdheden;
-
• in het samenwerkingsverband de bij de casuïstiek betrokken partijen in gezamenlijkheid
komen tot de vaststelling van een integraal plan van aanpak ten aanzien van extremisten,
geradicaliseerde personen of personen die dreigen te radicaliseren (zoals uitreizigers
of potentiele uitreizigers en terugkeerders) onverlet reeds bestaande zorgkaders en
/ of andere samenwerkingsvormen die naast het casusoverleg bestaan;
-
• partijen het noodzakelijk achten dat de werkzaamheden van de betrokken partijen voor
de uitvoering van het integraal plan van aanpak op doelmatige en effectieve wijze
op elkaar aansluiten;
-
• voor de totstandkoming en uitvoering van het integraal plan van aanpak het noodzakelijk
en onvermijdelijk is dat partijen relevante gegevens, waaronder ook persoonsgegevens,
verwerken;
-
• partijen zich ervan bewust zijn dat zij bij het uitwisselen van persoonsgegevens gehouden
zijn aan de op hen van toepassing zijnde wet en regelgeving en dat bij de uitwisseling
van persoonsgegevens de persoonlijke levenssfeer van het subject dient te worden gewaarborgd;
-
• de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) op dit convenant van toepassing is. De Wbp wordt als het van toepassing zijnde
voorschrift vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU 2016/679)
bij inwerkingtreding van deze verordening.
Spreken het volgende af:
Artikel 1. definities
In aanvulling op de definities gegeven in de Wbp wordt in dit convenant verstaan onder:
-
a.
achterblijver: persoon met wie een uitreiziger in gezinsverband leefde;
-
b.
casusoverleg: het casusoverleg ter voorkoming van radicalisering en extremisme bestaande uit de
vertegenwoordiger(s) van de betrokken partijen, en vertegenwoordigers van externe
casus partners betrokken bij het opstellen, uitvoeren of monitoren van het integraal
plan van aanpak;
-
c.
externe casuspartner: een derde die noodzakelijk is bij het opstellen, uitvoeren of monitoren van het integraal
plan van aanpak en die is opgenomen in bijlage 1 bij dit convenant;
-
d.
extremisme: de benaming van het fenomeen waarbij personen of groepen, op buitenparlementaire
wijze over de grenzen van de wet gaan en met (gewelddadige) acties politieke besluitvorming
proberen te beïnvloeden;
-
e.
integraal plan van aanpak: het document waarin het doel van de persoonsgerichte, integrale benadering van het
subject en de hiertoe door partijen en eventueel betrokken externe casus partners
te treffen maatregelen zijn vastgelegd;
-
f.
radicalisering: Een proces van toenemende bereidheid om de uiterste consequentie uit een denkwijze
te aanvaarden en die in daden om te zetten. Deze toenemende bereidheid kan leiden
tot gedrag dat andere mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt, kan aanleiding
zijn voor individuen of groepen om zich af te keren van de samenleving en kan leiden
tot het gebruik van geweld;
-
g.
referentiekader: Het objectieve kader waarin criteria worden gegeven om te bepalen of een persoonsgerichte,
integrale benadering van het subject noodzakelijk is;
-
h.
signaal: een feitelijke gedraging die ingevolge het referentiekader mogelijkerwijs duidt op
radicalisering, extremisme, uitreizen, of terugkeer van een natuurlijk persoon;
-
i.
subject: de betrokkene die voorwerp van bespreking is in de weegploeg of het casusoverleg;
-
j.
terugkeerder: een uitreiziger die na verblijf bij een jihadistische groepering of in een jihadistisch
strijdgebied terugkeert naar het land dat hij of zij voor de uitreis verlaten heeft
of een ander land dat niet is aan te merken als jihadistisch strijdgebied;
-
k.
uitreiziger: een persoon die zijn eigen land verlaat om zich aan te sluiten bij een jihadistische
groepering in een jihadistisch strijdgebied;
-
l.
uitvoerder: de functionaris die onder verantwoordelijkheid en in naam van de verantwoordelijke
als bedoeld in de Wbp, zorg draagt voor een zorgvuldig beheer van de gegevens;
-
m.
Weegploeg: overleg, bestaande uit de vertegenwoordiger(s) van de kernpartijen, belast met het
verzamelen van de verschillende eigen signalen en signalen van derden en de selectie
van de aangebrachte casuïstiek op basis van het referentiekader, teneinde te bepalen
of voor het subject een persoonsgerichte, integrale benadering noodzakelijk is, en
welke partijen en externe casuspartners hierbij betrokken dienen te worden.
Artikel 2. de taken en bevoegdheden van de partijen
De wettelijke taken en bevoegdheden van de partijen zijn:
-
a. voor de gemeente: de handhaving van de openbare orde op grond van artikel 172 Gemeentewet en zijn wettelijke taken op het terrein van het toegankelijk maken en aanbieden van
voorzieningen op het terrein van jeugdzorg, werk en inkomen, scholing, uitkeringen
en schuldsaneringen;
-
b. voor de politie: de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en de verlening van
hulp aan hen die deze behoeven op grond van artikel 3 van de Politiewet;
-
c. voor het Openbaar Ministerie: de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op
grond van artikel 124 Wet op de rechterlijke organisatie;
-
d. voor de Raad van de Kinderbescherming: de taken en bevoegdheden volgend uit artikel 238, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek Boek 1, in het bijzonder het beschermen van minderjarigen tegen ernstige bedreigingen in
hun ontwikkeling en gezondheid, het optreden ten behoeve van minderjarigen en het
op verzoek of uit eigen beweging autoriteiten en instellingen van advies voorzien;
-
e. voor Reclasseringsinstellingen: het op basis van de Reclasseringsregeling 1995 bijdragen aan de veiligheid van de samenleving door het beheersen van risico’s, en
veroordeelden of verdachten te stimuleren zijn of haar gedrag te veranderen. Op die
manier werken zij aan het voorkomen van criminaliteit en het terugdringen van recidive.
De reclasseringsinstellingen voeren taakstraffen uit en houden toezicht op maatregelen
en andere beslissingen van justitiële instanties. Haar taken bij geradicaliseerde
personen worden verricht door een specialistisch landelijk georganiseerd team. Dit
team is toegerust om de specifieke signalen van radicalisering te herkennen en daarop
te acteren.
Artikel 3. Doel van het samenwerkingsverband
Doel van dit samenwerkingsverband is:
-
• het reduceren van de risico’s voor de samenleving die uitgaan van radicalisering,
extremisme, uitreizen, of terugkeer en het bieden van zorg aan subjecten en / of
-
• het reduceren van risico’s voor de ontwikkeling van minderjarigen door radicalisering,
extremisme, uitreizen of terugkeer.
Daarvoor is het noodzakelijk dat de partijen, ieder vanuit de eigen expertise, komen
tot een gemeenschappelijke aanpak, die in onderling overleg en samenhang wordt vastgesteld.
Om dit doel te kunnen bereiken wisselen de partijen signalen en / of andere noodzakelijke
(persoons)gegevens uit, waardoor partijen in gezamenlijkheid een effectief en doelmatig
integraal plan van aanpak kunnen vaststellen ten aanzien van in Nederland verblijvende
geradicaliseerde personen of personen die dreigen te radicaliseren, gericht op:
-
a. het bevorderen van deradicalisering;
-
b. het stimuleren van gedragsverandering;
-
c. het beperken van veiligheidsrisico’s;
-
d. het voorkomen van uitreizen naar een strijdgebied;
-
e. het bieden van zorg aan subjecten;
-
f. het bieden van hulp aan achterblijvers, indien gewenst.
De werkwijze van dit casusoverleg is beschreven in artikel 8 van het Convenant en
verder uitgewerkt in de als bijlage 2 gevoegde procesbeschrijving.
Artikel 4. Verantwoordelijkheid
De kernpartijen zijn gezamenlijk de verantwoordelijke in de zin van de Wbp voor de gegevensverwerking in het kader van dit samen werkingsverband. De verwerking
van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit Convenant is door de kernpartijen
bij de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld.
Artikel 5. Uitvoerder
Voor de (dagelijkse) uitvoering van werkzaamheden hebben de kernpartijen een uitvoerder
aangesteld. De uitvoerder heeft onder meer tot taak alle voorbereidende werkzaamheden
ten behoeve van de weegploeg en het casusoverleg te verrichten, het informatie systeem
bij te houden en overige op verzoek van de kernpartijen te verrichten werkzaamheden.
Artikel 6. Grondslag verstrekking persoonsgegevens
De grondslag met betrekking tot de gegevensverwerking is:
-
a. Voor het OM: op grond van het bepaalde in artikel 39f, eerste lid, Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens kan het College van procureursgeneraal, voor zover dit noodzakelijk is met het oog
op een zwaarwegend algemeen belang, aan personen en instanties voor bepaalde doeleinden
strafvorderlijke gegevens verstrekken;
-
b. Voor de Politie: Op grond van artikel 18, tweede lid, en artikel 20 Wet politiegegevens mag de politie structureel, specifiek omschreven politiegegevens verstrekken voor
zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang.
-
c. Voor de gemeente: op grond van artikel 8, aanhef en onder e van de Wbp mag de gemeente persoonsgegevens verwerken indien de verwerking noodzakelijk is voor
de goede vervulling van zijn publiekrechtelijke taak dan wel van het bestuursorgaan
waaraan hij de gegevens verstrekt.
-
d. Voor de Raad voor de Kinderbescherming: op grond van artikel 8, aanhef en onder e van de Wbp mogen persoonsgegevens door de Raad van de Kinderbescherming worden verstrekt indien
de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van zijn publiekrechtelijke
taak dan wel van het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt;
-
e. Voor <aanvullen met desbetreffende reclasseringsinstantie>: op grond van artikel 8 Reclasseringsregeling 1995 juncto artikel 8, aanhef en onder c van de Wbp mogen persoonsgegevens door de Reclassering worden verstrekt indien de verstrekking
noodzake lijk is voor de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden:
-
I. het houden van toezicht op en het begeleiden van personen die worden verdacht van
of die zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit;
-
II. het geven van voorlichting en advies aan justitiële instanties;
-
III. het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van de taakstraffen.
Artikel 7. Werkwijze Weegploeg
-
1. Signalen worden door de weegploeg verkregen door tussenkomst van een van de kernpartijen.
-
2. Signalen worden aan de weegploeg verstrekt:
-
a. Door de politie: via een vertegenwoordiger van de politie die deelneemt aan de weegploeg;
-
b. Door het OM: via een vertegenwoordiger van het OM die deelneemt aan de weegploeg;
-
c. Door de gemeente: via een vertegenwoordiger van de gemeente die deelneemt aan de weegploeg.
-
3. De weegploeg analyseert signalen, met toepassing van het als bijlage 3 gevoegde referentiekader,
en beoordeelt of voor een subject een persoonsgerichte, integrale benadering noodzakelijk
is, en welke partijen en externe casuspartners hierbij betrokken dienen te worden.
-
4. Na de analyse van de weegploeg zijn er twee mogelijkheden:
-
1) de analyse van de signalen leidt, eventueel na het inwinnen van additionele informatie,
tot een beslissing van de weegploeg om het subject te agenderen in een casusoverleg
of
-
2) uit analyse van de signalen blijkt dat deze onvoldoende substantieel zijn om het subject
te agenderen in het casus overleg.
Artikel 8. Gegevensverwerking weegploeg
-
1. Ten behoeve van de weegploeg legt de uitvoerder gegevens vast in een digitaal bestand,
separaat van het digitaal bestand ten behoeve van het casusoverleg als bedoeld in
artikel 10.
-
2. In het digitaal bestand worden vastgelegd:
-
a. de NAWgegevens van het subject;
-
b. een omschrijving van de signalen;
-
c. de naam en de contactgegevens van de melder die de signalen heeft ingebracht;
-
d. de analyse van de signalen op basis van het referentiekader;
-
e. de beslissing om het subject al dan niet te agenderen in het casusoverleg;
-
f. de beslissing dat het integraal plan van aanpak is afgesloten.
-
3. De gegevens in het digitaal bestand worden periodiek gecontroleerd op juistheid en
volledigheid en worden zo nodig aangepast.
-
4. Onverlet het vijfde lid, zijn gegevens uit het digitaal bestand uitsluitend toegankelijk
voor kernpartijen en slechts voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van de weegploeg.
-
5. Indien agendering van het subject in een casusoverleg plaatsvindt wordt een kopie
van de relevante gegevens uit het bestand van de weegploeg overgedragen aan het bestand
van het casusoverleg.
Artikel 9. Werkwijze van het casusoverleg
-
1. Aan het casusoverleg nemen die partijen en externe casuspartners deel die betrokken
dienen te zijn bij het integraal plan van aanpak.
-
2. De deelnemers verstrekken elkaar in het casusoverleg, met inachtneming van de toepasselijke
wettelijke kaders, de bij hen berustende signalen of andere relevante gegevens inzake
het subject dat door de weegploeg in het casusoverleg is geagen deerd, waaronder
ook begrepen persoonsgegevens voor zover die relevant en noodzakelijk zijn voor het
opstellen, uitvoeren of monitoren van het integraal plan van aanpak.
-
3. het casusoverleg stelt een integraal plan van aanpak op inzake het subject.
-
4. Het casusoverleg monitort de voortgang van het integraal plan van aanpak en adviseert
de kernpartijen tot afsluiting daarvan indien de voortgang van het integraal plan
van aanpak hiertoe aanleiding geeft.
-
5. Indien noodzakelijk, kan advies worden gevraagd aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) of aan andere deskundigen met expertise op het gebied van voorkomen
en tegengaan van radicalisering en extremisme.
Artikel 10. Gegevensverwerking casusoverleg
-
1. Ten behoeve van het casusoverleg legt de uitvoerder gegevens vast in een digitaal
bestand, separaat van het digitaal bestand ten behoeve van de weegploeg als bedoeld
in artikel 8.
-
2. In het digitaal bestand worden vastgelegd:
-
a. de NAWgegevens van het subject;
-
b. een omschrijving van de signalen;
-
c. de naam en de contactgegevens van de partij die de signalen heeft ingebracht;
-
d. de analyse van de signalen op basis van het referentiekader;
-
e. de acties die partijen ondernemen naar aanleiding van de analyse van de signalen;
-
f. de NAWgegevens en andere relevante gegevens van achter blijvers voor zover dit noodzakelijk
is voor de uitvoering van het integraal plan van aanpak;
-
g. de NAWgegevens en andere relevante gegevens van personen uit het sociale netwerk
van het subject, voor zover deze betrokken zijn of anderszins een rol spelen bij de
uitvoering van het integraal plan van aanpak;
-
h. de beslissing dat het integraal plan van aanpak is afgesloten.
-
3. De gegevens in het digitaal bestand worden periodiek door de uitvoerder gecontroleerd
op juistheid en volledigheid en worden zo nodig aangepast.
-
4. Partijen hebben toegang tot de gegevens uit het digitale bestand, voor zover dit noodzakelijk
is voor het doel van het casusoverleg.
-
5. Externe casuspartners hebben toegang tot het integraal plan van aanpak. Andere informatie
uit het digitaal bestand, voor zover deze informatie persoonsgegevens betreft, wordt
uitsluitend aan externe casuspartners verstrekt voor zover dat noodzakelijk is ten
behoeve van de bijdrage en expertise die door de desbetreffende partij moet worden
geleverd voor het opstellen en uitvoeren dan wel monitoren van het plan van aanpak
en voor de doorverstrekking daarvan toestemming is gegeven door de convenantspar
tijen. Deze doorverstrekking wordt vastgelegd in het bestand van het casusoverleg.
Daarbij wordt vermeld de noodzaak van de verstrekking alsmede de soort gegevens die
zijn verstrekt.
Artikel 11. Informatieplicht
-
1. In het belang van de transparantie over de geïntegreerde en persoonsgerichte aanpak
voorkoming radicalisering en extremisme wordt het convenant en de bijlagen gepubliceerd
in de Staatscourant.
-
2. Onverlet het gestelde in het derde lid worden de verplichtingen ten aanzien van de
betrokkene die voortvloeien uit de informatie plicht zoals omschreven in artikel 34 van de Wbp nagekomen op het moment dat de weegploeg is gekomen tot één van de twee mogelijkheden
genoemd in artikel 7, vierde lid.
-
3. Voordat de verantwoordelijke de verplichtingen ten aanzien van de betrokkene die voortvloeien
uit artikel 34 van de Wbp nakomt, voeren de kernpartijen onderling overleg. Mede op basis van dit overleg beoordeelt
de verantwoordelijke of aan de informatieplicht kan worden voldaan of dat dit nog
niet mogelijk is gelet op een van de belangen zoals omschreven in artikel 43 van de Wbp, te weten:
-
a. de veiligheid van de Staat;
-
b. de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten;
-
c. gewichtige economische en financiële belangen van de Staat en van andere openbare
lichamen;
-
d. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve
van de belangen genoemd onder b en c;
-
e. de bescherming van de betrokkene of van rechten en vrijheden van anderen.
-
4. Indien de verantwoordelijke oordeelt dat niet, of nog niet aan de informatieplicht
zoals omschreven in het eerste lid, kan worden voldaan, wordt daarvan een aantekening
gemaakt in het bestand.
-
5. Zodra er geen beletselen meer zijn, als bedoeld in het derde lid, zal de betrokkene
worden geïnformeerd, ook in de gevallen waar is besloten af te zien van verdere maatregelen
en/of interventies.
Artikel 12. rechten van betrokkenen
-
1. De betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger indien het een jongere betreft
die de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt of indien de betrokkene onder curatele
is gesteld dan wel voor de jongere een mentorschap is ingesteld, richt zijn of haar
verzoek om inzage en / of correctie aan de uitvoerder. De verantwoordelijke kan ook
andere functionarissen aanwijzen die onder coördinatie van de uitvoerder met de dagelijkse
uitvoering van inzage, correctie en verzetsverzoeken zijn belast.
-
2. De betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger, kan aan de verantwoordelijke om
inzage in zijn persoonsgegevens verzoeken.
-
3. Nadat de identiteit van de betrokkene is vastgesteld wordt het verzoek zo spoedig
mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst, beantwoord. De betrokkene ontvangt
een overzicht (in een begrijpelijke vorm) van de gegevens die worden verwerkt, de
doelen of de doeleinden waarvoor deze gegevens worden verwerkt, de (mogelijke) ontvangers
van deze gegevens en de informatie over de herkomst van die gegevens.
-
4. Het verzoek om inzage kan worden geweigerd indien een van de uitzonderingsgronden
als bedoeld in artikel 43 van de Wbp zich voordoet. De betrokkene ontvangt in dat geval een gemotiveerde afwijzing.
-
5. De betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger geeft in het verzoek aan welke
correcties hij of zij uitgevoerd wil zien en om welke reden. De verantwoordelijke
voldoet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek,
aan het verzoek indien en voor zover de persoonsgegevens:
-
a. feitelijk onjuist zijn;
-
b. Voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn;
-
c. Anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
-
6. De verantwoordelijke draagt er zorg voor dat een beslissing tot verbetering, aanvulling,
verwijdering en/of afscherming in ieder geval uiterlijk binnen vier weken na deze
beslissing wordt uitgevoerd. Zij doet hiervan een kennisgeving aan partijen.
Artikel 13. Bewaartermijn
-
1. Onverlet het gestelde in het derde en vierde lid worden de persoonsgegevens na de
laatste verwerking gedurende een termijn van 5 jaar bewaard ten behoeve van verwerking
met het oog op de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen
en vervolgens vernietigd.
-
2. Uiterlijk 1 jaar na de laatste verwerking worden de persoons gegevens gearchiveerd
in een nietactieve digitale omgeving en zijn de gegevens slechts nog raadpleegbaar
door de kernpartijen.
-
3. Persoonsgegevens in het bestand van de weegploeg die betrekking hebben op personen
waarvan is beslist om deze niet te agenderen in het casusoverleg worden niet langer
bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden van het bestand, met een maximumtermijn
van 6 maanden, en vervolgens vernietigd.
-
4. Voor zover dit noodzakelijk is voor een doel als bedoeld in dit convenant kunnen persoonsgegevens
die overeenkomstig het tweede lid worden bewaard, in opdracht van de verantwoordelijke,
ter beschikking worden gesteld aan de weegploeg voor hernieuwde verwerking.
Artikel 14. Geheimhouding
-
1. De partijen zijn verplicht tot geheimhouding van persoons gegevens waarvan zij kennisnemen,
behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit
hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
-
2. Aan derden die inzage hebben of, in overeenstemming met het bepaalde in dit convenant,
op andere wijze persoonsgegevens verkrijgen, leggen de partijen een plicht tot geheimhouding
op. Deze plicht strekt tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan derden kennis
nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht
of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Artikel 15. Beveiligingsmaatregelen
-
1. De verantwoordelijke beveiligt de persoonsgegevens van de betrokkenen tegen verlies
of enige vorm van onrechtmatige verwerking. Men treft daartoe de nodige passende technische
en organisatorische maatregelen.
-
2. De verantwoordelijke draagt zorg voor de beveiliging van de persoonsgegevens tegen
verlies, diefstal of enige andere vorm van onrechtmatig gebruik. Daartoe wordt door
de verantwoordelijke een beveiligingsplan vastgesteld dat vervolgens ook wordt geïmplementeerd.
In dit beveiligingsplan is in ieder geval aandacht voor:
-
a. Fysieke maatregelen voor toegangsbeveiliging, inclusief de organisatorische controle;
-
b. De lees en schrijfbevoegdheden van de partijen;
-
c. Wijze van toekennen, wijzigen en intrekken van autorisaties;
-
d. Logische toegangscontroles;
-
e. Automatische logging van toegang tot gegevens, inclusief een periodieke controleprocedure;
-
f. Controle op toegekende bevoegdheden;
-
g. Een incidentenregistratie: beveiligingsincidenten, inclusief datalekken, worden gemeld,
geregistreerd en afgehandeld (ingevolge artikel 34a Wbp meldplicht datalekken).
-
3. De verantwoordelijke draagt zorg voor de implementatie van deze beveiligingsmaatregelen
door de uitvoerder en controleert ook periodiek de naleving daarvan. Het beveiligingsbeleid
wordt jaarlijks geëvalueerd en desgewenst herzien.
-
4. De partijen zijn verplicht te handelen in overeenstemming met de beveiligings en
toegangsrichtlijnen zoals opgesteld door de verantwoordelijke.
Artikel 16. Afdwingbaarheid
Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.
Artikel 17. Geschillen
Alle geschillen tussen partijen in verband met dit convenant worden in goed onderling
overleg tussen de partijen beslecht.
Artikel 18. Inwerkingtreding, opzegging,wijziging en evaluatie
-
1. Dit convenant treedt in werking per <aanvullen> en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
-
2. Elke partij kan zijn deelname aan dit convenant opzeggen met inachtneming van een
opzegtermijn van 3 maanden. Artikel 14 blijft ook na opzegging voor partijen van kracht.
-
3. Wanneer een partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige partijen
in stand voor zover de inhoud en strekking ervan zich daartegen niet verzetten.
-
4. Dit convenant wordt 2 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.
De gemeente
Te dezen vertegenwoordigd door
Het Openbaar Ministerie
Te dezen vertegenwoordigd door
De korpschef van politie
Te dezen vertegenwoordigd door
De Raad voor de Kinderbescherming
Te dezen vertegenwoordigd door
De Reclassering Nederland
Te dezen vertegenwoordigd door