Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
IGRAC: Stichting International Groundwater Resources Assessment Centre;
Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;
subsidieontvanger: IGRAC.
1 De Minister kan voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2021 op aanvraag per twee boekjaren subsidie verstrekken aan de subsidieontvanger voor het verrichten van niet-economische activiteiten door IGRAC als bedoeld in artikel 6 van het op 6 december 2016 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake het International Groundwater Resources Assessment Centre in Nederland als een centrum onder auspiciën van UNESCO (categorie 2) (Trb. 2016, 198).
Het subsidieplafond bedraagt voor de jaren 2016 tot en met 2021 maximaal € 2.960.000,–.
1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de naar het oordeel van de Minister noodzakelijke, rechtstreeks aan de activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten.
De Minister geeft de beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu, wordt in de beschikking tot subsidieverlening vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu.
De Minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a. het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten alsmede aan de resultaten ervan;
b. het zonder vergoeding aan de Minister of een door de Minister aangewezen derde verstrekken van door de Minister benodigde, op gesubsidieerde projecten en producten gerichte informatie;
c. het verkrijgen van andere financiële middelen;
d. het uitbrengen van een verslag omtrent de voortgang van de uitvoering van de activiteiten steeds na afloop van een periode van twaalf maanden;
e. andere verplichtingen die de Minister wenselijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie; of
f. de omvang van de egalisatiereserve.
3 De Minister verleent geen voorschot indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien de subsidieontvanger failliet is verklaard of hem surseance van betaling is verleend of op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
De subsidieontvanger behoeft toestemming van de Minister voor:
a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b. het wijzigen van de statuten;
c. het ontbinden van de rechtspersoon IGRAC; of
d. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.
De omvang van de egalisatiereserve aan het einde van het laatste boekjaar wordt bestemd ten gunste van de Minister ingeval van beëindiging van de subsidieverstrekking. De subsidieontvanger draagt in het laatste geval zorg voor storting van het bedrag binnen een door de Minister te stellen termijn.
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling IGRAC 2016-2021.