Regeling energieprestatievergoeding huur

[Regeling vervallen per 01-10-2023.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-2023 t/m 30-09-2023

Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 25 augustus 2016, nr. 2016-0000494892, houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de mogelijkheid voor verhuurder en huurder om een energieprestatievergoeding overeen te komen (Regeling energieprestatievergoeding huur)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op artikel 2, derde lid, van het Besluit energieprestatievergoeding huur;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

De warmtevraag wordt bepaald door een bedrijf met een geldig procescertificaat, volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500-W van 15 april 2020, inclusief wijzigingsblad van 15 december 2020.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Met een procescertificaat of BRL als bedoeld in artikel 2 wordt gelijkgesteld een voor het bepalen van de warmtevraag voorgeschreven certificaat, beoordelingsrichtlijn of een ander norm, afgegeven, uitgevoerd of goedgekeurd door een daartoe bevoegde onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, die geen lidstaat van de Europese Unie is, die partij is bij een verdrag dat Nederland bindt, met een kwaliteitsniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de eisen in artikel 2 wordt nagestreefd.

Artikel 4bis

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

  • 1 In afwijking van de in artikel 2, eerste lid, van het besluit bedoelde systematiek kan voor woonruimte die aangesloten is op een warmtenet en waarbij de warmte niet volledig duurzaam is of de warmte niet volledig op de woning wordt opgewekt, een energieprestatievergoeding worden overeengekomen met inachtneming van de in de tabel in bijlage II vervatte systematiek en de daarbij gegeven toelichting.

  • 2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, bedraagt de energieprestatievergoeding ten hoogste het bedrag genoemd bij de netto warmtevraag van de woonruimte in de tabel in bijlage II.

Artikel 4ter

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

  • 1 In afwijking van artikel 4 wordt een energieprestatievergoeding overeengekomen met inachtneming van bijlage III, indien de warmtevraag van de woning reeds voor 1 januari 2021 was vastgesteld ten behoeve van een energieprestatievergoeding voor die woning.

  • 2 In afwijking van artikel 4bis wordt een energieprestatievergoeding overeengekomen met inachtneming van bijlage IV, indien de warmtevraag van de woning reeds voor 1 januari 2021 was vastgesteld ten behoeve van een energieprestatievergoeding voor die woning.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling energieprestatievergoeding huur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2016

De

Minister

voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok

Bijlage I. bij artikel 4 van de Regeling energieprestatievergoeding huur

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte met een aansluiting op het gasnet.

Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh/m2] per jaar

Minimale duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater en koken [kWh/m2] per jaar*

Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1600) en ≤ (Ehulp + 2.400) **

Maximale vergoeding [€/m2/maand]***

0 < Netto warmtevraag ≤ 15

Bijlage 258278.png

Ehulp + 23

1,41

15 < Netto warmtevraag ≤ 27

Bijlage 258275.png

Ehulp + 23

1,30

27 < Netto warmtevraag ≤ 33

Bijlage 258276.png

Ehulp + 23

1,03

33 < Netto warmtevraag ≤ 41

Bijlage 258277.png

Ehulp + 23

0,75 ****

* Het uitgangspunt is dat in een woning welke een aardgasaansluiting heeft in de vraag naar ruimteverwarming, warm tapwater en energie voor koken doorgaans wordt voorzien door het gebruik van gas. Het gasgebruik in de woning dient aldus te worden gecompenseerd, op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek hoeft niet per se in thermische energie plaats te vinden, noch hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van gas op de woning dient te worden opgewekt, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag (E-H;nd) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door een factor die het rendement van de installatie weergeeft. Daarbij dient te worden opgeteld een waarde die de benodigde hoeveelheid energie voor kookgas (4,6 kWh) weergeeft. Deze hoeveelheid energie is gebaseerd op een gemiddeld gebruik van gas voor koken van 39 m3 per woning. Deze drie posten bij elkaar opgeteld dienen te worden gedeeld door de primaire energie factor: 2,14.

De compensatie van de energiestromen wordt gedaan op basis van de primaire energie factor van 2,14. De energie dient ter compensatie van de gebruikte hoeveelheid fossiele energie en wordt doorgaans in de vorm van elektriciteit op de woning opgewekt en aan het net geleverd. De primaire energie factor van elektriciteit is hoger dan die van gas, omdat voor elektriciteitsproductie in centrales meer energie nodig is om dezelfde hoeveelheid finale energie op te wekken. Daarom dient de vereiste opwekking van duurzame energie die de hoeveelheid gebruikte fossiele energie compenseert (warmtevraag, warm tapwater en gas om te koken) door deze factor te worden gedeeld.

Bij het bepalen van de hoeveelheid op te wekken duurzame energie ter compensatie van het gasgebruik, wordt rekening gehouden met het rendementsverlies in de gasketel. Hiervoor kan worden uitgegaan van forfaitaire waarden, zijnde een rendement van 0,975 voor de opwek van warmte voor ruimteverwarming en een rendement van 0,65 voor de opwek van warm tapwater.

Conform het besluit dient de opwek van duurzame energie die dient ter compensatie van het gebruik van gas te worden gemeten en in het jaarlijkse overzicht dat de verhuurder aan de huurder verstrekt te worden opgenomen.

** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitgebruik van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal 23 kWh per vierkante meter per jaar).

De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.400 kWh per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.600 kWh per woning. De hier bedoelde productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.

*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt een minimale hoeveelheid duurzame energie op die equivalent is aan de benodigde energie voor verwarming en warm tapwater en koken per jaar. De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten minste 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar.

Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald krachtens NTA 8800 met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.

**** Indien de warmtevraag hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager is dan 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Bijlage II. bij artikel 4bis van de Regeling energieprestatievergoeding huur

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte die is aangesloten op een warmtenet en waarbij de warmte niet volledig duurzaam is of niet volledig op de woning wordt opgewekt.

Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh/m2] per jaar

Minimaal duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater [kWh /m2] per jaar*

Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1800) en ≤ (Ehulp + 2.600) **

Maximale vergoeding [€/m2/maand]

****

0 < Netto warmtevraag ≤ 15

Bijlage 264542.png

Ehulp + 26

0,85

15 < Netto warmtevraag ≤ 27

Bijlage 264543.png

Ehulp + 26

0,74

27 < Netto warmtevraag ≤ 33

Bijlage 264544.png

Ehulp + 26

0,36

33 < Netto warmtevraag ≤ 41

Bijlage 264545.png

Ehulp + 26

0,06****

* Het uitgangspunt is dat in een woning, die is aangesloten op een onder de Warmtewet vallend warmtenet, in de vraag naar ruimteverwarming en warm tapwater doorgaans wordt voorzien door het gebruik van warmte uit dit net. Het warmtegebruik in de woning, voor zover dat primair met fossiele energie is opgewekt, dient te worden gecompenseerd met duurzaam op de woning opgewekte energie, op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opgewekte energie dient ter beschikking te staan van de huurder, maar dit hoeft niet per se met thermische energie te zijn, noch hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van warmte op de woning dient te worden opgewekt, is afhankelijk van de mate waarin niet-duurzame energie nodig is om (een deel van) deze warmte aan de woning te leveren. De compensatie dient te worden bepaald op basis van het equivalent opwekkingsrendement van het aangesloten warmtenet (EOR). Daartoe dient de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst een door het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaring (Hierna: Bureau CRG) goedgekeurde EMG-verklaring over te leggen van het warmtenet waarop de woning is (of wordt) aangesloten. De EMG-verklaring is een kwaliteitsverklaring die het EOR beschrijft, en is daarmee een maat voor de hoeveelheid primaire fossiele energie die benodigd is voor de levering van warmte door het warmtenet aan de woning. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie jaar. De berekening van de EOR wordt uitgevoerd conform NVN 7125-2011 of NEN 7125-2017. Indien NEN 7125-2017 wordt gebruikt wordt specifiek opgewekte duurzame warmte niet gealloceerd aan specifieke gebouwen, maar wordt gerekend met de gemiddelde EOR van het warmtenet. Met een goedgekeurde EMG-verklaring wordt gelijkgesteld een kwaliteitsverklaring die is afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een kwaliteitsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het vereiste van een goedgekeurde EMG-verklaring wordt geboden.

De hoeveelheid duurzame energie die op de woning dient te worden opgewekt ter compensatie van het gebruik van niet-duurzaam opgewekte warmte, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag (E-H;nd) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door het EOR. Indien de woning is aangesloten op een secundair warmtenet is het EOR van dit secundaire net van toepassing.

** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal 26 kWh per vierkante meter per jaar).

De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.

*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt, als deze niet op de woning volledig duurzame warmte opwekt, een hoeveelheid duurzame energie op ter compensatie van de gebruikte met primaire fossiele energie opgewekte warmte. De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten minste 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar.

Voor de oppervlakte die volgens deze tabel moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald krachtens NTA 8800 met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.

**** Indien de warmtevraag hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager is dan 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Bijlage III. bij artikel 4ter, eerste lid, van de Regeling energieprestatievergoeding huur

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte met een aansluiting op het gasnet.

Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar

Minimale duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater en koken [kWh/m2] per jaar*

Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1600) en ≤ (Ehulp + 2.400) **

Maximale vergoeding [€/m2/maand]***

0 < Netto warmtevraag ≤ 15

Bijlage 264546.png

Ehulp + 23

1,22

15 < Netto warmtevraag ≤ 30

Bijlage 264547.png

Ehulp + 23

1,12

30 < Netto warmtevraag ≤ 40

Bijlage 264548.png

Ehulp + 23

0,90

40 < Netto warmtevraag ≤ 50

Bijlage 264549.png

Ehulp + 23

0,64 ****

* Het uitgangspunt is dat in een woning welke een aardgasaansluiting heeft in de vraag naar ruimteverwarming, warm tapwater en energie voor koken doorgaans wordt voorzien door het gebruik van gas. Het gasgebruik in de woning dient aldus te worden gecompenseerd, op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek hoeft niet per se in thermische energie plaats te vinden, noch hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van gas op de woning dient te worden opgewekt, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag (Qv) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door een factor die het rendement van de installatie weergeeft. Daarbij dient te worden opgeteld een waarde die de benodigde hoeveelheid energie voor kookgas (4,6 kWh) weergeeft. Deze hoeveelheid energie is gebaseerd op een gemiddeld gebruik van gas voor koken van 39 m3 per woning. Deze drie posten bij elkaar opgeteld dienen te worden gedeeld door de primaire energie factor: 2,14.

De compensatie van de energiestromen wordt gedaan op basis van de primaire energie factor van 2,14. De energie dient ter compensatie van de gebruikte hoeveelheid fossiele energie en wordt doorgaans in de vorm van elektriciteit op de woning opgewekt en aan het net geleverd. De primaire energiefactor van elektriciteit is hoger dan die van gas, omdat voor elektriciteitsproductie in centrales meer energie nodig is om dezelfde hoeveelheid finale energie op te wekken. Daarom dient de vereiste opwekking van duurzame energie die de hoeveelheid gebruikte fossiele energie compenseert (warmtevraag, warm tapwater en gas om te koken) door deze factor te worden gedeeld.

Bij het bepalen van de hoeveelheid op te wekken duurzame energie ter compensatie van het gasgebruik, wordt rekening gehouden met het rendementsverlies in de gasketel. Hiervoor kan worden uitgegaan van forfaitaire waarden die ontleend zijn aan de berekening van de energieprestatiecoëfficient (EPC) van de woning, zijnde een rendement van 0,975 voor de opwek van warmte voor ruimteverwarming en een rendement van 0,65 voor de opwek van warm tapwater.

Conform het besluit dient de opwek van duurzame energie die dient ter compensatie van het gebruik van gas te worden gemeten en in het jaarlijkse overzicht dat de verhuurder aan de huurder verstrekt te worden opgenomen.

** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.

Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal 23 kWh per vierkante meter per jaar).

De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.400 kWh per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.600 kWh per woning. De hier bedoelde productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.

*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt een minimale hoeveelheid duurzame energie op die equivalent is aan de benodigde energie voor verwarming en warm tapwater en koken per jaar. De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten minste 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar.

Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van een EPC of Energie-Index met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.

**** Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager is dan 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Bijlage IV. bij artikel 4ter, tweede lid, van de Regeling energieprestatievergoeding huur

[Regeling vervallen per 01-10-2023]

Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte die is aangesloten op een warmtenet en waarbij de warmte niet volledig duurzaam is of niet volledig op de woning wordt opgewekt.

Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar

Minimaal duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater [kWh /m2] per jaar*

Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1800) en ≤ (Ehulp + 2.600) **

Maximale vergoeding [€/m2/maand]***

0 < Netto warmtevraag ≤ 15

Bijlage 264550.png

Ehulp + 26

0,74

15 < Netto warmtevraag ≤ 30

Bijlage 264551.png

Ehulp + 26

0,64

30 < Netto warmtevraag ≤ 40

Bijlage 264552.png

Ehulp + 26

0,32

40 < Netto warmtevraag ≤ 50

Bijlage 264553.png

Ehulp + 26

0,05****

* Het uitgangspunt is dat in een woning, die is aangesloten op een onder de Warmtewet vallend warmtenet, in de vraag naar ruimteverwarming en warm tapwater doorgaans wordt voorzien door het gebruik van warmte uit dit net. Het warmtegebruik in de woning, voor zover dat primair met fossiele energie is opgewekt, dient te worden gecompenseerd met duurzaam op de woning opgewekte energie, op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opgewekte energie dient ter beschikking te staan van de huurder, maar dit hoeft niet per se met thermische energie te zijn, noch hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn. De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van warmte op de woning dient te worden opgewekt, is afhankelijk van de mate waarin niet-duurzame energie nodig is om (een deel van) deze warmte aan de woning te leveren. De compensatie dient te worden bepaald op basis van het equivalent opwekkingsrendement van het aangesloten warmtenet (EOR). Daartoe dient de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst een door het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaring (Hierna: Bureau CRG) goedgekeurde EMG-verklaring over te leggen van het warmtenet waarop de woning is (of wordt) aangesloten. De EMG-verklaring is een kwaliteitsverklaring die het EOR beschrijft, en is daarmee een maat voor de hoeveelheid primaire fossiele energie die benodigd is voor de levering van warmte door het warmtenet aan de woning. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie jaar. De berekening van de EOR wordt uitgevoerd conform NVN 7125-2011 of NEN 7125-2017. Indien NEN 7125-2017 wordt gebruikt wordt specifiek opgewekte duurzame warmte niet gealloceerd aan specifieke gebouwen, maar wordt gerekend met de gemiddelde EOR van het warmtenet. Met een goedgekeurde EMG-verklaring wordt gelijkgesteld een kwaliteitsverklaring die is afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een kwaliteitsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het vereiste van een goedgekeurde EMG-verklaring wordt geboden. De hoeveelheid duurzame energie die op de woning dient te worden opgewekt ter compensatie van het gebruik van niet-duurzaam opgewekte warmte, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag (Qv) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door het EOR. Indien de woning is aangesloten op een secundair warmtenet is het EOR van dit secundaire net van toepassing.

** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn. Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal 26 kWh per vierkante meter per jaar). De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.

*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt, als deze niet op de woning volledig duurzame warmte opwekt, een hoeveelheid duurzame energie op ter compensatie van de gebruikte met primaire fossiele energie opgewekte warmte. De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten minste 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar. Voor de oppervlakte die volgens deze tabel moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van een EPC of Energie-Index met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.

**** Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager is dan 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Naar boven