Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 8 februari 2016, nr. 694813, houdende vaststelling van een gezamenlijke kaderregeling voor subsidieverstrekking (Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Wet overige OCW-subsidies, de artikelen 70, 116, eerste en tweede lid, 123, eerste lid, en 164a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 67, 69, 98, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, en 130, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs BES, de artikelen 71, 113, eerste en tweede lid, 120, eerste lid, en 146a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 74, 85a, eerste lid, 89, eerste lid, en 104a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 125, 150, 155, eerste lid, 157, eerste lid, en 185, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs BES, de artikelen 1.5.1, vierde lid, 2.2.3, 2.2a.3, 2.4.2, 2.7 en 7.4.7, zevende lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 1.5.1, vierde lid, 2.2.3, 2.4.1 en 3.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, artikel 2.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, artikel 2, tweede lid, artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 7 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013, artikel 7.1 van de Erfgoedwet, de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek onderscheidenlijk de deskundige, bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES,
activiteitenplan: activiteitenplan als bedoeld in artikel 3.4,
activiteitenverslag: verslag waarvan de inrichting voor zover van toepassing overeenkomt met de inrichting van het activiteitenplan en dat:
a. een overzicht bevat van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
b. de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering beschrijft van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
c. de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten beschrijft,
d. voor zover van toepassing, beschrijft in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en
e. voor zover van toepassing, een vergelijking bevat van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen en een toelichting op de verschillen geeft,
bijdragen van derden: bijdragen die de subsidieontvanger van een ander dan de minister voor de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit ontvangt en die de subsidieontvanger aanwendt voor de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit,
egalisatiereserve: egalisatiereserve als bedoeld in paragraaf 8.5,
eigen bijdrage: bijdrage van de subsidieontvanger zelf voor de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit,
financieel verslag: verslag dat:
a. volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de kosten en opbrengsten per gerealiseerde activiteit waarvoor de subsidie is verleend en die werkelijk zijn verricht,
b. aansluit bij de begroting en de nodige informatie geeft om de subsidie vast te stellen,
c. per post is voorzien van een toelichting, en
d. vergezeld gaat van:
1°. een controleverklaring, en
2°. een rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving van de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger,
opgesteld door een accountant overeenkomstig een door de minister vastgesteld model met inachtneming van een door de minister vastgesteld accountantsprotocol, bekend gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-vws.
instelling :privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld,
instellingssubsidie: subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende, structurele activiteiten van een instelling,
jaarrekening: jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek onderscheidenlijk artikel 120 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES,
kosten: kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit,
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderscheidenlijk Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderscheidenlijk Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ieder voor zover het betreft het beleidsterrein waarvoor hij verantwoordelijk is, met dien verstande dat voor de toepassing van hoofdstuk 9 onder minister wordt verstaan: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en dat voor de toepassing van hoofdstuk 10 onder minister wordt verstaan: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
opbrengsten: eigen bijdrage en bijdragen van derden, voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteiten alsmede de aangevraagde of verleende subsidie,
projectsubsidie: subsidie voor activiteiten aan een instelling of een natuurlijk persoon die anders dan als instellingssubsidie wordt verstrekt,
subsidie: instellingssubsidie of projectsubsidie,
verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten: de verklaring waarin de subsidieontvanger aantoont:
a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht, voorzien van een korte toelichting,
b. dat aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan,
c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en die werkelijk verricht zijn is,
d. wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten is, en
e. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.
Artikel 1.2. Grondslag en reikwijdte
Artikel 1.3. Nader bepalen activiteiten
De minister kan in een ministeriële regeling of in een beleidsregel de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verstrekt, nader bepalen.
Artikel 1.4. Begrotingsvoorwaarde
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Artikel 1.5. Subsidieverstrekking
De minister verstrekt uitsluitend:
a. indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt:
1°. een subsidie die zonder voorafgaande verlening direct wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd, of
2°. een subsidie die ambtshalve wordt vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd,
b. indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt en de te subsidiëren activiteiten uit meetbare prestatie-eenheden bestaan:
een subsidie die wordt vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatie-eenheid waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, voor ten hoogste het maximum aantal prestatie-eenheden dat door de minister bij de verlening is genoemd,
c. indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, doch minder dan € 125.000, en de te subsidiëren activiteiten niet uit meetbare prestatie-eenheden bestaan:
1°. indien naar het oordeel van de minister voldoende zekerheid bestaat over de kosten en opbrengsten:
een subsidie waarbij op basis van een activiteitenverslag wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen,
2°. indien naar het oordeel van de minister onvoldoende zekerheid bestaat over de kosten en opbrengsten:
een subsidie waarbij op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen,
d. indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, en de te subsidiëren activiteiten niet uit meetbare prestatie-eenheden bestaan:
een subsidie waarbij wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen, en waarbij tevens rekening en verantwoording wordt afgelegd omtrent de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende kosten en opbrengsten.
Artikel 1.6. Afwijking bij beschikking
In bijzondere gevallen kan bij beschikking worden afgeweken van de bedragen en de wijze van verstrekking, bedoeld in artikel 1.5.
Artikel 1.7. Kostenberekening
Artikel 1.8. Kosten terugvordering en wettelijke rente
Bij terugvordering van ten onrechte betaalde subsidiebedragen of voorschotten kan de minister de subsidieontvanger verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Daarbij kan de minister de verschuldigde wettelijke rente vorderen.
Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en wijze van verdeling
Artikel 2.1. Subsidieplafond
Artikel 2.2. Wijze van verdeling
De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag:
a. op volgorde van binnenkomst van de aanvragen,
b. na onderlinge afweging van de aanvragen,
c. evenredig over de ingediende aanvragen, of
d. op een in een ministeriële regeling of in een beleidsregel aangegeven andere wijze.
Artikel 2.3. Uitwerking wijze van verdeling
Hoofdstuk 3. Aanvraag tot verlening van subsidie
Artikel 3.1. Formulier subsidieaanvraag
Voor een aanvraag tot verlening van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt dat is bekend gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-vws.
Artikel 3.2. Aanvraag vóór aanvang subsidieperiode
Artikel 3.3. Bij aanvraag tot subsidieverlening in te dienen documenten
Een aanvraag tot verlening van een subsidie bestaat uit:
a. een activiteitenplan, tenzij de minister daaraan geen behoefte heeft, en
b. een begroting, tenzij deze naar het oordeel van de minister voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.
Artikel 3.4. Activiteitenplan
Het activiteitenplan:
a. bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd,
b. beschrijft aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten, en
c. beschrijft de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.
Artikel 3.6. Melding andere aanvragen
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote kosten ook subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag tot verlening van de subsidie, onder vermelding van de stand van zaken van de beoordeling van die andere aanvraag.
Artikel 3.7. Overzicht financiële situatie
Op verzoek van de minister legt de aanvrager een volledig en recent overzicht van zijn financiële situatie over.
Artikel 4.1. Termijn besluit tot subsidieverlening
1 Het besluit tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval de activiteiten of de prestatie-eenheden waarvoor subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag, de wijze van verantwoording, de periode waarvoor subsidie wordt verleend, de wijze waarop kan worden aangetoond dat de activiteiten zijn verricht of de prestatie-eenheden zijn gerealiseerd en indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel a, onder 2°, de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn afgerond.
2 Indien in het besluit tot verlening de begrote kosten van de te subsidiëren activiteiten zijn vermeld, zijn deze gelijk aan de som van de in dat besluit vermelde bijdragen van derden, begrote eigen bijdrage en de subsidie.
Artikel 4.3. Projectsubsidie na aanvraag en voor ten hoogste 5 jaar
Hoofdstuk 5. Verplichtingen
Artikel 5.1. Besteding subsidie
De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:
a. de activiteiten zodanig worden uitgevoerd dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verstrekt, en
b. de voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten benodigde middelen op verantwoorde wijze worden beheerd.
Artikel 5.2. Administratieplicht
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdelen b, c onder 2°, en d, voert een administratie. De administratie is zodanig ingericht dat daaruit te allen tijde:
a. indien een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel b, is verleend: de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de gerealiseerde prestatie-eenheden kunnen worden nagegaan, of
b. indien een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel c, onder 2°, of d, is verleend: de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, betalingen en ontvangsten alsmede kosten en opbrengsten kunnen worden nagegaan.
Artikel 5.3. Vergoeding voor diensten aan derden
De subsidieontvanger die aan derden zaken ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.
Artikel 5.4. Meewerken aan onderzoek
De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor:
a. het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie, of
b. de ontwikkeling van het beleid van de minister.
Artikel 5.5. Tussentijdse rapportage
1 Indien een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdelen b, c en d, voor meer dan 12 maanden wordt verleend, kan de minister verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.
Artikel 5.7. Meldingsplicht
Artikel 5.8. Publicaties en auteursrecht
2 Indien de subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de Auteurswet, zorgt de subsidieontvanger ervoor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.
Artikel 5.9. Intellectuele eigendom
De subsidieontvanger werkt mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien het naar het oordeel van de minister noodzakelijk is om rechten met betrekking tot intellectuele eigendom ter zake van de gesubsidieerde activiteiten aan de minister over te dragen.
Artikel 5.10. Vergoeding voor vermogensvorming
2 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat:
a. de waarde van de egalisatiereserve gelijk is aan het bedrag van de egalisatiereserve,
b. de waarde van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken gelijk is aan het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen, en
c. de waarde van onroerende zaken wordt bepaald door drie onafhankelijke deskundigen. De minister en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.
3 De vergoeding aan de minister voor zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, die geheel zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan hun waarde. De vergoeding aan de minister voor zaken en andere vermogensbestanddelen die gedeeltelijk zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan de waarde waarmee de subsidiëring door de minister in verhouding tot andere middelen aan de vorming van dat vermogen heeft bijgedragen.
Artikel 5.11. Inlichtingenplicht
Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, geheel of gedeeltelijk worden beëindigd of indien de subsidie wordt beëindigd, verstrekt de subsidieontvanger aan de minister op diens verzoek alle gegevens, bescheiden, informatie, medewerking of gebruiksrechten op auteursrechten die redelijkerwijs verlangd kunnen worden voor de continuïteit van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.
Hoofdstuk 6. Bevoorschotting en betaling
Artikel 6.1. Bevoorschotting en betaling
Hoofdstuk 7. Verantwoording en vaststelling
Paragraaf 7.1. Aanvraag tot vaststelling
Artikel 7.1. Formulier subsidievaststelling
Voor een aanvraag tot vaststelling van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt dat is bekend gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-vws.
Artikel 7.2. Aanvraagtermijn subsidievaststelling
2 Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel a, onder 1°, wordt ingediend binnen 22 weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zijn verricht.
Paragraaf 7.2. Wijze van verantwoording per subsidiesoort en besluit tot vaststelling
Artikel 7.3. Subsidies tot € 25.000 die direct worden vastgesteld
2 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel a, onder 1°, toont aan de hand van een activiteitenverslag en een opgave van het totaal van de kosten aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de minister daaraan geen behoefte heeft.
Artikel 7.4. Subsidies tot € 25.000 die ambtshalve worden vastgesteld
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel a, onder 2°, toont op verzoek van de minister op de in de beschikking aangegeven wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 7.5. Subsidies vanaf € 25.000 voor meetbare prestatie-eenheden
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel b, toont op de bij het besluit tot verlening van de subsidie bepaalde wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 7.6. Subsidies van € 25.000 tot € 125.000 met verantwoording over activiteiten
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel c, onder 1°, toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de minister daaraan geen behoefte heeft.
Artikel 7.7. Subsidies van € 25.000 tot € 125.000 met verantwoording in verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel c, onder 2°, toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
2 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de totale gerealiseerde kosten verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Artikel 7.8. Subsidies vanaf € 125.000, anders dan voor meetbare prestatie-eenheden
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel d, legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, tenzij dit voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.
3 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten verminderd met de gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Hoofdstuk 8. Specifieke voorschriften voor instellingssubsidies
Artikel 8.1. Periode voor subsidieverstrekking
Artikel 8.2. Aanvraag subsidieverlening
1 In afwijking van artikel 3.2, tweede lid, wordt een aanvraag tot verlening van een instellingssubsidie ingediend uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.
Artikel 8.3. Eerste aanvraag instellingssubsidie
1 Indien de aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie wordt ingediend door een privaatrechtelijke rechtspersoon waaraan de minister geen instellingssubsidie heeft verstrekt ten behoeve van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd, gaat de aanvraag vergezeld van:
a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en
b. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop.
Paragraaf 8.3. Bevoorschotting en betaling
Artikel 8.4. Bevoorschotting en betaling
1 In afwijking van artikel 6.1 verleent de minister bij het besluit tot subsidieverlening ambtshalve de volgende voorschotten: in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8%, november 8% en december 7% van het bedrag van de verleende instellingssubsidie.
Paragraaf 8.4. Verplichtingen
Artikel 8.5. Verzekeringsplicht
Paragraaf 8.5. Vaststelling en egalisatiereserve
Artikel 8.6. Vaststelling
Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie in afwijking van artikel 7.8, derde lid, vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte bij de verlening is genoemd, verminderd met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve.
Artikel 8.7. Egalisatiereserve
1 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel d, voor zover het een instellingssubsidie betreft, vormt een egalisatiereserve.
Artikel 8.8. Besteding egalisatiereserve
Artikel 8.9. Opbouw egalisatiereserve
1 De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief exploitatieresultaat en een onttrekking bij een negatief exploitatieresultaat. Het exploitatieresultaat is de som van de gerealiseerde bijdragen van derden, de in het besluit tot verlening vermelde begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage als deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage en de verleende instellingssubsidie verminderd met de gerealiseerde kosten.
Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor OCW
Paragraaf 9.1. Bekostigde onderwijsinstellingen
Artikel 9.1. Bekostigde onderwijsinstellingen
Paragraaf 9.2. Verantwoording in jaarverslaggeving niet bekostigde instellingen
Artikel 9.2. Verantwoording in jaarverslaggeving niet bekostigde instellingen
Paragraaf 9.3. Toepasselijkheid kaderregeling bij OCW
Artikel 9.3. Toepasselijkheid kaderregeling bij OCW
Hoofdstuk 10. Bijzondere bepalingen voor VWS
Artikel 10.1. Geen subsidies kleiner dan € 125.000
Hoofdstuk 11. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11.1. Overgangsbepaling OCW
3 Na inwerkingtreding van deze regeling is deze regeling van toepassing op regelingen met betrekking tot subsidieverstrekking, vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze regeling, voor zover de Regeling OCW-subsidies daarop van toepassing was.
Artikel 11.2. Overgangsbepaling SZW
3 Indien in een regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of in een besluit tot subsidieverstrekking de Algemene regeling SZW-subsidies buiten toepassing is verklaard, is deze regeling daarop en op de daarop gebaseerde beschikkingen in verband met subsidieverstrekking eveneens niet van toepassing.
Artikel 11.3. Overgangsbepaling VWS
Artikel 11.4. Hardheidsclausule
Artikel 11.5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016.
Artikel 11.6. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.