Wet tegemoetkomingen loondomein

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 30-06-2017

Wet van 23 december 2015, houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de vereenvoudiging van de processen van de Belastingdienst en het terugdringen van administratieve lasten van werkgevers een instrument te introduceren dat het mogelijk maakt om op basis van reeds bij de overheid beschikbare gegevens geautomatiseerd en zonder de loonaangifteketen te belasten een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers te verstrekken en de bestaande premiekortingen voor ouderen en arbeidsgehandicapten te vervangen, mede om de bestaande verzilveringsproblematiek weg te nemen, en voorts een lage-inkomensvoordeel in te voeren voor werkgevers met werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1.1. Algemene begrippen

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Terugwerkende kracht

Stb. 2017, 485, datum inwerkingtreding 16-12-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

  • h. jaarloon: het door een werknemer in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet in een kalenderjaar genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking overeenkomstig het loon waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de werknemer is gedaan;

Hoofdstuk II. Tegemoetkomingen loondomein met doelgroepverklaring

[Treedt in werking op 01-01-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk III. Tegemoetkoming loondomein zonder doelgroepverklaring

Artikel 3.1. Lage-inkomensvoordeel

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een werkgever heeft recht op een lage-inkomensvoordeel indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is waarvan:

    • a. het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar:

      • 1°. gelijk is aan of meer bedraagt dan € 9,50 maar niet meer dan € 10,45; of

      • 2°. meer bedraagt dan € 10,45 maar niet meer dan € 11,87; en

    • b. in het kalenderjaar ten minste 1248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte.

  • 2 Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt. Ingeval de periode waarin het lage-inkomensvoordeel van toepassing is, in de loop van een aangiftetijdvak eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode eindigt.

  • 3 Het gemiddelde uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt vastgesteld door het jaarloon te delen door de verloonde uren.

  • 4 Bij het begin van het kalenderjaar worden de bedragen, genoemd in het eerste lid, bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gewijzigd in andere bedragen waarbij de te wijzigen bedragen worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de wijzigingen van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 35122, datum inwerkingtreding 01-07-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

1 Een werkgever heeft recht op een lage-inkomensvoordeel indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is waarvan:

  • a. het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar:

    • 1°. gelijk is aan of meer bedraagt dan € 9,66 maar niet meer dan € 10,63; of

    • 2°. meer bedraagt dan € 10,63 maar niet meer dan € 12,08; en

  • b. in het kalenderjaar ten minste 1248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte.

Artikel 3.2. Hoogte lage-inkomensvoordeel

Een lage-inkomensvoordeel bedraagt:

Hoofdstuk IV. Procedure bij uitvoering

Artikel 4.1. Behandeling verzoek en samenloop van verzoeken

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt alle door een werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 en artikel 3.1 gezamenlijk, berekent de hoogte van de tegemoetkomingen en stelt de uitkomst beschikbaar aan de inspecteur, waarbij:

    • a. het recht op de tegemoetkomingen wordt beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders omtrent de doelgroep en de gegevens in de polisadministratie omtrent de overige voorwaarden; en

    • b. de hoogte van de tegemoetkomingen wordt berekend op basis van de gegevens in de polisadministratie.

  • 2 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever worden beoordeeld op grond van de loonaangiften over een kalenderjaar zoals die uiterlijk op 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar zijn ingediend alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien voor een werknemer recht bestaat op meer dan een tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.1 en 3.1 het totaal berekende bedrag aan tegemoetkomingen voor deze werknemer gemaximeerd op het bedrag van de berekende hoogste tegemoetkoming voor deze werknemer in het desbetreffende kalenderjaar, met dien verstande dat bij gelijke hoogte van alle tegemoetkomingen waar recht op bestaat voor de werknemer uitsluitend de tegemoetkoming wordt verstrekt die als eerste in deze wet wordt genoemd.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan werkgevers een overzicht van de werknemers waarvoor de werkgever een verzoek heeft gedaan en de voorgenomen beoordeling en berekening, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot deze werknemers. De verstrekking van dit overzicht vindt plaats vóór 15 maart volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd waarbij rekening gehouden wordt met verzoeken die uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd zijn ingediend.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel en artikel 4.2 wordt de werkgever geacht een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in 3.1 te hebben gedaan indien uit de loonaangifte blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.1, is voldaan.

Artikel 4.2. Beslissing

  • 1 Op alle door de werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer tegemoetkomingen als bedoeld in de artikelen 2.1 en 3.1 gezamenlijk beslist de inspecteur. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels gesteld worden met betrekking tot de gegevens die op de beschikking vermeld worden.

  • 2 De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven overeenkomstig de beoordeling en berekening, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid.

  • 3 De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven vóór 1 augustus volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt aangevraagd.

Artikel 4.3. Herziening

  • 1 De inspecteur is bevoegd de op de voet van artikel 4.2 gegeven beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming te herzien ten nadele van de werkgever of gewezen werkgever indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening is uitsluitend mogelijk indien de onjuistheid van de beschikking een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of de werkgever of de gewezen werkgever redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de herziening bij beschikking vast. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2 Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden gegeven in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 4.4. Uitbetaling en terugvordering

  • 2 Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 4.2.

  • 4 Een terug te vorderen bedrag is invorderbaar zes weken na dagtekening van de herzieningsbeschikking, bedoeld in artikel 4.3.

Artikel 4.5. Bezwaar en beroep

  • 2 In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de inspecteur op het bezwaarschrift binnen 26 weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De inspecteur beslist op het bezwaarschrift inzake de verstrekking van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1 en artikel 3.1 na overleg met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 4.6. Informatiebepaling

  • 1 De rijksbelastingdienst en het college van burgemeester en wethouders zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verplicht aan de rijksbelastingdienst kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 4.7. Bestuurlijke boete

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 Indien de werkgever in de loonaangifte onjuiste gegevens heeft opgenomen waarvan de juistheid voor de toepassing van deze wet van belang is, vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1.319 per gegeven per werknemer per jaar kan opleggen.

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 4 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 De inspecteur stelt de bestuurlijke boete bij beschikking vast.

Hoofdstuk V. Wijziging van overige wetten

[Treedt in werking op 01-01-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1. Aanpassing hoogte

[Treedt in werking op 01-01-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.2. Overgangsrecht

[Treedt in werking op 01-01-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.3. Evaluatiebepaling

[Treedt in werking op 01-01-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6.4. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Artikel 6.5. Citeertitel

  • 1 Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkomingen loondomein.

  • 2 De citeertitel kan worden afgekort tot: Wtl.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 23 december 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

E.D. Wiebes

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

Uitgegeven de dertigste december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven