Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 15 december 2014, nr. IenM/BSK-2014/263302, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 1, eerste lid, 19, eerste lid, 27, derde lid, 32, derde lid, 35, 49, tweede en derde lid, 50, vierde lid, 51, vijfde lid, 65, eerste lid, 77, eerste lid, 87, eerste en tweede lid, en 94 van de Spoorwegwet, artikel 8 van de Winkeltijdenwet en artikel 105 van de Wet geluidhinder;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 januari 2015, nr. W14.14.0467/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van, 22 juni 2015, nr. IenM/BSK-2015/117365, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: