Paragraaf 2. Mandaat, volmacht en machtiging
-
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 19, vierde lid, 20, tweede en vijfde lid, 41b, 44, derde tot en met zesde lid, 53a, eerste lid, 54a en in de artikelen 57 tot en met 59, 59c, vierde en vijfde lid, 59g en in de artikelen 61a, eerste lid, tweede volzin en tweede lid, 61h, 61k, 61l, 61lb, 61u en in afdeling 6 van de wet.
Artikel 3a
[Vervallen per 02-02-2019]
Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit volmacht verleend voor
het verrichten van rechtshandelingen op het terrein van de gemandateerde bevoegdheden,
waaronder die verband houden met de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte
kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.
Het op grond van dit besluit verleende mandaat ten behoeve van de autoriteit omvat
mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met
betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.
-
1 Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit mandaat en machtiging
verleend voor het behandelen van bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de
artikelen 3 tot en met 5, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover het
besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem krachtens mandaat is genomen.
-
2 Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit
tevens machtiging verleend voor het instellen en behandelen van juridische procedures,
waaronder het voeren van verweer, het instellen van beroep, hoger beroep alsmede het
indienen van verzoeken om voorlopige voorziening met betrekking tot een beslissing
op bezwaar als bedoeld in het eerste lid.
-
2 De inspecteur-generaal kan de volmacht, bedoeld in artikel 5, verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam op het terrein van
de autoriteit.
-
4 Een afschrift van een besluit inzake volmacht, ondermandaat en machtiging als bedoeld
in het derde lid wordt gezonden aan de minister en aan degenen aan wie krachtens het
besluit volmacht, ondermandaat of machtiging is verleend
De inspecteur-generaal is niet bevoegd om zelfstandig verzoeken in het kader van de
Wet openbaarheid van bestuur, de Wet nationale ombudsman of de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover die verband houden met de uitvoering van de in de artikelen 3, 4 en 7 van dit besluit bedoelde taken namens de minister af te doen. Dergelijke zaken worden
door de inspecteur-generaal inhoudelijk voorbereid en ter afdoening, door tussenkomst
van de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het ministerie, aan de secretaris-generaal
van het ministerie onderscheidenlijk de minister voorgelegd.
Het krachtens dit besluit in mandaat, volmacht en machtiging ondertekenen van stukken
inzake de autoriteit geschiedt als volgt:
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
namens deze:
(aanduiding van de gemandateerde functionaris)
(handtekening)
(naam functionaris)