III. Inhoud van de beleidsregel
[Regeling vervallen per 28-02-2017 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2016]
Gelet op artikel 8.2.3, vijfde lid, van de Jeugdwet kan het CAK in bijzondere gevallen afzien van het innen van (een deel van) de ouderbijdrage.
Onder een dergelijk bijzonder geval verstaat het CAK conform de toelichting van de
wetgever bij de Jeugdwet, situaties waarin het innen van de ouderbijdrage strijd oplevert met een ieder verbindende
bepalingen van verdragen en volkenrechtelijke organisaties. Het gaat met name om het
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).
Het CAK ziet in ieder geval (gedeeltelijk) af van het innen van de ouderbijdrage in
het geval het innen van de ouderbijdrage strijd oplevert met één van de volgende bepalingen:
-
− artikel 3 IVRK (belangen kind):
ingevolge artikel 3, eerste lid, van het IVRK vormen bij alle maatregelen betreffende
kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen
voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten
of wetgevende lichamen, de belangen van het kind een eerste overweging.
-
− artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven):
ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder in beginsel recht op
respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Gelet op artikel 3 IVRK kan het CAK (gedeeltelijk) afzien van het innen van de ouderbijdrage,
als de belangen van het kind door de inning onevenredig worden geschaad. Het CAK houdt
hierbij onder meer rekening met de mate waarin die inning de bijdrageplichtige ouder
belemmert in de zorg voor het kind, waarbij kan worden gedacht aan de persoonlijke
verzorging, kleding en deelname aan het maatschappelijk verkeer.
Gelet op artikel 8 EVRM houdt het CAK bij de inning van de ouderbijdrage rekening
met de mate waarin die inning leidt tot een onevenredige inbreuk op het familie- of
gezinsleven van het kind. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als het innen van de
ouderbijdrage ertoe leidt dat de bijdrageplichtige ouder niet meer voldoende in staat
is om contact te houden met zijn of haar kind.
In vergelijkbare situaties kan het CAK ook afzien van inning van de ouderbijdrage.
Dit beoordeelt het CAK aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval.