Regeling extra vergunningen publieke mediadienst

Geraadpleegd op 06-11-2024.
Geldend van 11-09-2021 t/m 06-12-2023

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 januari 2015, nr. WJZ / 15004833, houdende regels voor de verlening van vergunningen voor de publieke mediadienst boven het wettelijk minimum (Regeling extra vergunningen publieke mediadienst)

De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 3.8 van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 226.592 MHz–228.128 MHz beschikbaar, in elk geval voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, onderdeel a, van de wet, analoog worden uitgezonden, op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.

  • 2 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de resterende capaciteit DVB-T-vergunning beschikbaar voor in elk geval het digitaal uitzenden van radioprogramma’s op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.

Artikel 3

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een regionale publieke media-instelling is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de provincie waar de instelling media-aanbod verzorgt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde capaciteit vormt een twaalfde deel van de capaciteit van het desbetreffende allotment en is in elk geval bestemd voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden in de FM-band met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet.

Artikel 3a

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een lokale publieke media-instelling is voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onderdeel d, van de wet, analoog worden uitgezonden, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar voor het gebruik van frequentieruimte als bedoeld in nationale voetnoot HOL007B van het Nationaal Frequentieplan 2014 in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de gemeente waar de instelling media-aanbod verzorgt.

  • 2 Per lokale publieke media-instelling wordt ten hoogste één vergunning verleend voor het gebruik van één twaalfde deel van de capaciteit in een allotment.

  • 3 Indien in een allotment onvoldoende capaciteit beschikbaar is om voor alle aanvragen van lokale publieke media-instellingen een vergunning te verlenen, worden zij aan hen verleend op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 4 Tot en met een door de minister te bepalen tijdstip vormt de capaciteit, bedoeld in het eerste lid, zes twaalfde deel van de capaciteit in een allotment.

Artikel 4

Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan elk van de lokale publieke media-instellingen van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, een frequentie of samenstel van frequenties in de FM-band beschikbaar voor één programmakanaal voor de lokale verspreiding van multiculturele radioprogramma’s die overwegend zijn bestemd voor jongeren en jong volwassenen.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling extra vergunningen publieke mediadienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 januari 2015

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp