Regeling extra vergunningen publieke mediadienst

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 07-12-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 januari 2015, nr. WJZ / 15004833, houdende regels voor de verlening van vergunningen voor de publieke mediadienst boven het wettelijk minimum (Regeling extra vergunningen publieke mediadienst)

De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 3.8 van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 226.592 MHz–228.128 MHz beschikbaar, in elk geval voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, onderdeel a, van de wet, analoog worden uitgezonden, op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.

  • 2 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de resterende capaciteit DVB-T-vergunning beschikbaar voor in elk geval het digitaal uitzenden van radioprogramma’s op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.

Artikel 3

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een regionale publieke media-instelling is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de provincie waar de instelling media-aanbod verzorgt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde capaciteit vormt een twaalfde deel van de capaciteit van het desbetreffende allotment en is in elk geval bestemd voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden in de FM-band met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet.

Artikel 3a

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een lokale publieke media-instelling is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de gemeente of gemeenten waar de instelling media-aanbod verzorgt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde capaciteit vormt een achttiende deel van de capaciteit van het desbetreffende allotment en is bestemd voor het in elk geval gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden in de FM-band met gebruikmaking van de vergunning, bedoeld in 3.7, eerste lid, onderdeel d, van de wet.

  • 3 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een lokale publieke media-instelling, die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onderdeel d, van de wet, is voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de gemeente of gemeenten waar de instelling media-aanbod wil verzorgen.

  • 4 Per lokale publieke media-instelling wordt ten hoogste één vergunning verleend voor het gebruik van één achttiende deel van de capaciteit in een allotment.

  • 5 Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf een door de Minister te bepalen tijdstip en gedurende een door de Minister vast te stellen termijn.

Artikel 4

Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan elk van de lokale publieke media-instellingen van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, een frequentie of samenstel van frequenties in de FM-band beschikbaar voor één programmakanaal voor de lokale verspreiding van multiculturele radioprogramma’s die overwegend zijn bestemd voor jongeren en jong volwassenen.

Artikel 4a

  • 1 Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan elk van de lokale publieke media-instellingen van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar voor één programmakanaal voor de lokale verspreiding van multiculturele radioprogramma’s die overwegend zijn bestemd voor jongeren en jong volwassenen, in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde capaciteit vormt één achttiende deel van de capaciteit van het desbetreffende allotment en is bestemd voor het in elk geval gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden in de FM-band met gebruikmaking van de vergunning, bedoeld in artikel 4.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling extra vergunningen publieke mediadienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 januari 2015

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Naar boven