Verordening op de advocatuur

Geraadpleegd op 12-10-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Besluit van het college van afgevaardigden van 4 december 2014 tot vaststelling van de verordening op de advocatuur (Verordening op de advocatuur)

Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten,

Overwegende dat het uit een oogpunt van kenbaarheid en vermindering van regels wenselijk is de bestaande verordeningen te harmoniseren, te vereenvoudigen en in een verordening te integreren;

Gezien het voorstel van de algemene raad;

Gelet op de artikelen 4, vijfde lid, 9b, zesde lid, 9c, tweede lid, 9j, derde en vierde lid, 28, eerste en tweede lid, 32a, vijfde lid, 36a, vijfde lid, van de Advocatenwet;

Stelt de volgende verordening vast:

Hoofdstuk 1. Definities

Afdeling 1.1. Definities

Artikel 1.1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat;

  • advocaat bij de Hoge Raad: de advocaat, bedoeld in artikel 9j, eerste lid, van de Advocatenwet;

  • advocatenpas: het door de Nederlandse orde van advocaten verstrekte middel dat dient ter identificatie van de advocaat als zodanig;

  • authenticatiemiddel: een elektronisch middel dat een set van eigenschappen bevat waarmee de identiteit van een natuurlijk persoon kan worden vastgesteld;

  • beoefenaar van een toegelaten vrij beroep: een beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdelen b en c;

  • beroepsopleiding advocaten: de opleiding, bedoeld in artikel 9c, van de Advocatenwet;

  • buitenstagiaire: de stagiaire aan wie op grond van artikel 9b, derde lid, van de Advocatenwet vrijstelling is verleend van de verplichting bij een patroon kantoor te houden;

  • certificaat beroepsopleiding: het bewijs, bedoeld in artikel 8c, tweede lid, onderdeel b, van de Advocatenwet dat met gunstig gevolg het in artikel 9c van de Advocatenwet bedoelde examen is afgelegd;

  • deken: de deken van de orde in het arrondissement, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Advocatenwet;

  • derdengelden: gelden die een relatie hebben met de dienst die door de advocaat wordt verleend en die niet zijn bestemd voor de advocaat in het kader van zijn optreden in die hoedanigheid, maar voor de cliënt of een derde, uitgezonderd verschotten en griffierechten;

  • financiële resultaat: het totaal van de ontvangen hoofdsom, rente, kostenvergoedingen, inclusief vergoeding op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en (proces)kostenveroordelingen;

  • geaccrediteerde opleidingsinstelling: een opleidingsinstelling die de in artikel 3.25 bedoelde accreditatie heeft verkregen;

  • geheimhouder: een advocaat of een persoon met een van de advocaat afgeleide geheimhoudingsplicht en afgeleid verschoningsrecht;

  • geheimhoudernummer: een telefoon- of faxnummer dat doorgaans gebruikt wordt door geheimhouders voor vertrouwelijke communicatie;

  • houdster-rechtspersoon: een rechtspersoon die als feitelijke en statutaire activiteit heeft direct of indirect aandelen te houden in een praktijkrechtspersoon, lid te zijn van een coöperatie of op daarmee vergelijkbare wijze deel te nemen in een praktijkrechtspersoon;

  • klacht: iedere schriftelijke uiting van ongenoegen van of namens de cliënt jegens de advocaat of de onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen over de totstandkoming en de uitvoering van een overeenkomst van opdracht, de kwaliteit van de dienstverlening of de hoogte van de declaratie, niet zijnde een klacht als bedoeld in paragraaf 4 van de Advocatenwet;

  • patroon: de advocaat onder wiens begeleiding de stagiaire de praktijk uitoefent;

  • praktijk uitoefenen in dienst: een advocaat die op grond van een arbeidsovereenkomst of aanstelling een werkgever heeft;

  • praktijkrechtspersoon: iedere op de uitoefening van de rechtspraktijk gerichte rechtspersoon die voldoet aan de in artikel 5.7 gestelde eisen, niet zijnde een houdster-rechtspersoon;

  • raad van de orde: de raad van de orde in het arrondissement, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Advocatenwet;

  • samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.3;

  • specifieke kosten: kosten verbonden aan de behandeling van een zaak, waaronder in ieder geval

    • a. kosten gemaakt in opdracht van de advocaat voor medische adviezen en medische informatieverstrekking, toedrachtsonderzoeken of inschakeling van rekenbureaus, arbeidsdeskundigen en schade-experts; en

    • b. reiskosten van de advocaat, kosten van getuigen en tolken, deurwaarderskosten, kosten van gerechtelijk of buitengerechtelijk tussen partijen benoemde deskundigen, griffierecht, alsmede het bedrag van de eventuele kostenveroordeling van de rechtzoekende;

  • stage: de uitoefening van de praktijk door een advocaat onder begeleiding van een patroon;

  • stagiaire: een advocaat die verplicht is zijn praktijk uit te oefenen onder begeleiding van een patroon;

  • stagiaire-ondernemer: de stagiaire die de praktijk voor eigen risico en rekening uitoefent;

  • stichting derdengelden: een stichting die ten doel heeft de derdengelden te beheren.

Hoofdstuk 2. Organisatie van de Nederlandse Orde van Advocaten

Afdeling 2.1. Raden en commissies

Paragraaf 2.1.1. Raad van advies

Artikel 2.1. Leden raad van advies

  • 1 De leden van de raad van advies hebben daarin zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie zonder last of ruggespraak uit.

  • 2 Benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid en ervaring die nodig is voor een goede vervulling van de taak van de raad van advies.

Artikel 2.2. Taakomschrijving raad van advies

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 32a, tweede lid, van de Advocatenwet heeft de raad van advies tot taak de algemene raad te adviseren over de maatschappelijke positionering van de Nederlandse orde van advocaten en over hoofdpunten van beleid die de algemene raad daartoe aan de raad van advies voorlegt.

Artikel 2.3. Benoeming leden raad van advies

  • 1 Op voordracht van de algemene raad benoemt het college van afgevaardigden de leden van de raad van advies voor een periode van vier jaar.

  • 2 Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 2.4. Werkwijze raad van advies

  • 1 De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan.

  • 2 De raad van advies stelt zijn eigen werkwijze vast.

Paragraaf 2.1.2. Dekenberaad

Artikel 2.5. Leden dekenberaad

  • 1 Er is een dekenberaad dat uit de dekens van de orden in de arrondissementen bestaat.

  • 2 De deken en secretaris van de algemene raad nemen deel aan het overleg van het dekenberaad, tenzij het dekenberaad anders beslist.

Artikel 2.6. Werkzaamheden dekenberaad

De werkzaamheden van het dekenberaad zijn:

  • a. het uitwisselen van informatie en kennis met betrekking tot toezicht en klachtbehandeling;

  • b. het signaleren en bespreken van ontwikkelingen op het gebied van toezicht en klachtbehandeling;

  • c. het verzamelen van informatie met betrekking tot toezicht en klachtbehandeling ten behoeve van de verslaglegging, bedoeld in artikel 2.24; en

  • d. het uitwisselen van informatie en kennis ter bevordering van een uniforme uitvoering van bij of krachtens de Advocatenwet aan de dekens en de raden van de orde opgedragen taken.

Artikel 2.7. Werkwijze dekenberaad

  • 1 Het dekenberaad kiest uit zijn leden een voorzitter.

  • 2 Het dekenberaad stelt zijn eigen werkwijze vast.

Paragraaf 2.1.3. Commissie civiele cassatie

Artikel 2.8. Leden commissie civiele cassatie

  • 1 Er is een commissie civiele cassatie die uit ten minste vijf op het terrein van de civiele cassatie deskundige leden bestaat.

  • 2 Een lid van de commissie civiele cassatie is geen lid van of niet werkzaam bij:

    • a. de Hoge Raad;

    • b. het parket bij de Hoge Raad;

    • c. de algemene raad;

    • d. de adviescommissie civiele cassatie.

Artikel 2.9. Taakomschrijving commissie civiele cassatie

De commissie civiele cassatie heeft tot taak namens de algemene raad de vakbekwaamheid te toetsen van advocaten die de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ wensen te verkrijgen op grond van artikel 4.12, eerste lid, en de vakbekwaamheid te beoordelen van advocaten bij de Hoge Raad, op grond van artikel 4.14, eerste lid.

Artikel 2.10. Benoeming leden commissie civiele cassatie

  • 1 De algemene raad benoemt de leden van de commissie civiele cassatie voor een periode van vier jaar.

  • 2 Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 2.11. Werkwijze commissie civiele cassatie

  • 1 De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan.

  • 2 De commissie civiele cassatie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad.

Paragraaf 2.1.4. Adviescommissie civiele cassatie

Artikel 2.12. Leden adviescommissie civiele cassatie

  • 1 Er is een adviescommissie civiele cassatie die uit drie tot vijf leden bestaat, van wie de meerderheid bij de civiele cassatiepraktijk betrokken is of was.

  • 2 Een lid van adviescommissie civiele cassatie kan geen lid zijn van of werkzaam zijn bij:

    • a. de Hoge Raad;

    • b. het parket bij de Hoge Raad;

    • c. de algemene raad;

    • d. de commissie civiele cassatie.

Artikel 2.13. Taakomschrijving adviescommissie civiele cassatie

De adviescommissie civiele cassatie heeft tot taak:

  • a. het functioneren van de commissie civiele cassatie te beoordelen en de algemene raad daarover te rapporteren en, zo nodig, te adviseren; en

  • b. te adviseren over bezwaren die zijn ingediend tegen beschikkingen genomen op grond van afdeling 4.2.

Artikel 2.14. Benoeming leden adviescommissie civiele cassatie

  • 1 De algemene raad benoemt de leden van de adviescommissie civiele cassatie voor een periode van vier jaar.

  • 2 Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 2.15. Werkwijze adviescommissie civiele cassatie

  • 1 De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan.

  • 2 De adviescommissie civiele cassatie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad.

Paragraaf 2.1.5. Adviescommissie regelgeving

Artikel 2.16. Leden adviescommissie regelgeving

  • 1 Er is een adviescommissie regelgeving die uit vier tot acht advocaten bestaat.

  • 2 Een lid van de adviescommissie regelgeving is geen lid van het college van afgevaardigden, de algemene raad, een raad van discipline of het hof van discipline.

Artikel 2.17. Taakomschrijving adviescommissie regelgeving

  • 1 De adviescommissie regelgeving heeft tot taak de algemene raad gevraagd en ongevraagd te adviseren over voorstellen van regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten ten aanzien van de juridische kwaliteit en de gevolgen van de regelgeving voor de beroepsuitoefening en de praktijkvoering van advocaten.

  • 2 Voor zover het regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten betreft bericht de algemene raad de commissie tot welk gevolg het advies heeft geleid en zendt hij het advies mee met conceptregelgeving aan het college van afgevaardigden.

  • 3 Een lid van de algemene raad kan de vergaderingen van de commissie bijwonen.

Artikel 2.18. Benoeming leden adviescommissie regelgeving

  • 1 De algemene raad benoemt de leden van de adviescommissie regelgeving voor een periode van vier jaar.

  • 2 Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 2.19. Werkwijze adviescommissie regelgeving

  • 1 De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan.

  • 2 De adviescommissie regelgeving stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad.

Paragraaf 2.1.6. Overige adviescommissies

Artikel 2.20. Leden overige adviescommissies

De algemene raad kan voor een rechtsgebied of beleidsterrein een adviescommissie instellen die uit ten minste drie leden bestaat.

Artikel 2.21. Taakomschrijving overige adviescommissies

Een adviescommissie heeft tot taak de algemene raad gevraagd of ongevraagd te adviseren over voorstellen voor wet- en regelgeving en beleidsvraagstukken die van belang zijn voor de advocatuur en de rechtzoekende in het algemeen.

Artikel 2.22. Benoeming leden overige adviescommissies

  • 1 De algemene raad benoemt de leden voor een periode van vier jaar.

  • 2 Een lid kan tweemaal worden herbenoemd.

Artikel 2.23. Werkwijze overige adviescommissies

  • 1 De adviescommissie kiest uit de leden een voorzitter.

  • 2 De adviescommissie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad.

Paragraaf 2.1.7. Jaarverslag en ondersteuning

Artikel 2.24. Jaarverslag

  • 1 De raad van advies en de commissie civiele cassatie brengen jaarlijks verslag uit van hun werkzaamheden aan de algemene raad, die dit ter kennis brengt van het college van afgevaardigden.

  • 2 Het dekenberaad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan het college van afgevaardigden en het college van toezicht.

  • 3 De jaarverslagen zijn openbaar en de algemene raad publiceert deze elektronisch.

Artikel 2.25. Secretariaat commissies

  • 1 De algemene raad voorziet in het secretariaat van:

    • a. het dekenberaad;

    • b. de commissie civiele cassatie;

    • c. de adviescommissie civiele cassatie;

    • d. de adviescommissie regelgeving.

  • 2 De algemene raad kan voorzien in het secretariaat van de raad van advies en de overige adviescommissies, bedoeld in artikel 2.20.

Afdeling 2.2. Inkomsten en uitgaven

Paragraaf 2.2.1. Bijdragen aan de Nederlandse orde van advocaten

Artikel 2.26. Verschuldigdheid financiële bijdrage

De advocaat die op 1 januari van enig jaar op het tableau staat ingeschreven, is voor dat jaar de financiële bijdrage ten volle verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

Artikel 2.27. Voorstel hoogte financiële bijdrage

  • 1 De algemene raad doet het college van afgevaardigden jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de financiële bijdrage, die kan verschillen naar gelang van:

    • a. de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid van de advocaat in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de financiële bijdrage verschuldigd is;

    • b. de duur van de inschrijving als advocaat op 1 januari van dat jaar.

  • 2 De algemene raad kan regels stellen voor de wijze van berekening van het bruto-inkomen uit arbeid.

Paragraaf 2.2.2. Cursus- en examengelden

Artikel 2.28. Cursus- en examengeld beroepsopleiding advocaten

  • 1 De Nederlandse orde van advocaten brengt aan de stagiaire die deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten, respectievelijk aan het in artikel 3.19, eerste lid, genoemde examen, cursus- en examengeld in rekening. De factuur voor de bijdrage kan op naam worden gesteld van het kantoor van de stagiaire.

  • 2 De hoogte van het cursus- en examengeld wordt vastgesteld door de algemene raad.

  • 3 Bij tussentijdse beëindiging van deelname aan de beroepsopleiding advocaten blijft de advocaat het reeds in rekening gebrachte cursus- en examengelden onverminderd verschuldigd.

  • 4 De algemene raad kan van het derde lid afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2.29. Kosten examen en proeve van bekwaamheid civiele cassatie

De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.12, en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.14, een door de algemene raad vast te stellen vergoeding verschuldigd.

Paragraaf 2.2.3. Vacatiegelden en kostenvergoedingen

Artikel 2.30. Vergoeding algemene raad

Het college van afgevaardigden stelt de vergoeding vast voor de werkzaamheden van de deken en de overige leden van de algemene raad.

Artikel 2.31. Rechthebbenden vacatiegeld en reiskostenvergoeding

  • 1 De algemene raad kent vacatiegeld en een reiskostenvergoeding toe aan:

    • a. de leden van een raad van discipline en het hof van discipline die tevens advocaat zijn;

    • b. de leden en plaatsvervangende leden van het college van afgevaardigden en de leden van het college van afgevaardigden die zijn benoemd in de financiële commissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Advocatenwet;

    • c. de leden van de raad van advies, de commissie civiele cassatie en de adviescommissie civiele cassatie;

    • d. de leden van de redactie van het Advocatenblad die tevens advocaat zijn;

    • e. de leden van de Stichting beroepsopleiding advocaten.

  • 2 Onder plaatsvervangende leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan: als zodanig gekozen leden.

Artikel 2.32. Rechthebbenden reiskostenvergoeding

De algemene raad vergoedt de reiskosten van:

  • a. de deken en de overige leden van de algemene raad;

  • b. de door de algemene raad benoemde leden van adviescommissies;

  • c. de leden van de adviescommissie regelgeving;

  • d. degene die op verzoek van de algemeen deken, de algemene raad of het college van afgevaardigden een bijeenkomst bijwoont en de Nederlandse orde van advocaten officieel vertegenwoordigt;

  • e. de leden van een door het college van afgevaardigden ingestelde voorbereidingscommissie.

Artikel 2.33. Verblijfskostenvergoeding

De algemene raad kan verblijfskosten vergoeden indien dat naar zijn oordeel doelmatig is.

Artikel 2.34. Andere rechthebbenden

De algemene raad kan in bijzondere gevallen aan anderen dan de in artikel 2.31 en artikel 2.32 genoemden een kostenvergoeding toekennen.

Artikel 2.35. Hoogte vacatiegeld en reiskostenvergoeding

  • 1 De algemene raad stelt de hoogte van het vacatiegeld vast, die kan verschillen naar rechthebbende en tijdsduur.

  • 2 De algemene raad stelt de hoogte van de reiskostenvergoeding vast, die kan verschillen naar transportmiddel.

Artikel 2.36. Nadere regels wijze declaratie

  • 1 De algemene raad stelt regels vast over de wijze waarop de vergoedingen, bedoeld in deze paragraaf worden gedeclareerd.

  • 2 De algemene raad kan bij de aanvraag voor vacatiegeld of andere vergoeding van de aanvrager nadere bewijsmiddelen verlangen.

Afdeling 2.3. Arbeidsvoorwaarden medewerkers college van toezicht

Artikel 2.37. Arbeidsvoorwaarden medewerkers college van toezicht

De arbeidsvoorwaarden van de medewerkers van het bureau van de Nederlandse orde van advocaten zijn van overeenkomstige toepassing op de secretaris en andere medewerkers van het college van toezicht.

Hoofdstuk 3. Stage

Afdeling 3.1. Stage

Paragraaf 3.1.1. Algemeen

Artikel 3.1. Aanvang stage

De stage vangt aan op het moment dat de stagiaire is beëdigd, de stage en de patroon zijn goedgekeurd en de uitoefening van de praktijk is aangevangen.

Artikel 3.2. Voltooide stage

  • 2 De raad van de orde verstrekt aan de stagiaire, wiens stage overeenkomstig het eerste lid is voltooid, een verklaring dat de stage is voltooid.

Artikel 3.3. Deeltijd

  • 1 De stagiaire die in deeltijd werkzaam is, oefent de praktijk uit voor ten minste 24 uur per week.

  • 2 In afwijking van het eerste lid oefent de stagiaire-ondernemer die in deeltijd werkzaam is, de praktijk uit voor ten minste 32 uur per week.

  • 3 De stagiaire die in deeltijd wenst te werken, informeert de raad van de orde over het voorgenomen aantal uren dat per week gewerkt zal worden, voorafgaand aan de uitoefening van de praktijk en voorafgaand aan iedere wijziging in het aantal uren dat per week gewerkt zal worden.

Artikel 3.4. Stage geëindigd of opgeschort

  • 1 De stage eindigt zonder stageverklaring:

    • a. met wederzijds goedvinden van patroon en stagiaire;

    • b. door opzegging door de stagiaire;

    • c. door opzegging door de patroon, na daartoe verkregen goedkeuring van de raad van de orde;

    • d. door een ambtshalve beslissing van de raad van de orde.

  • 2 De stage is van rechtswege opgeschort:

    • a. indien de stagiaire de praktijk meer dan drie maanden niet uitoefent, tenzij dit het gevolg is van wettelijk zwangerschaps- of bevallingsverlof;

    • b. indien de stagiaire geen patroon heeft of de praktijk niet onder zijn begeleiding uitoefent;

    • c. indien de patroon is geschorst, de praktijk niet meer uitoefent of de stagiaire niet meer kan begeleiden;

    • d. zodra de patroon en de stagiaire niet langer in hetzelfde arrondissement zijn ingeschreven.

  • 3 De opzegging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan zonder voorafgaande goedkeuring door de raad van de orde plaatsvinden indien het certificaat beroepsopleiding niet meer kan worden overgelegd binnen het tijdvak, bedoeld in artikel 8c, tweede lid, van de Advocatenwet.

  • 4 De in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde goedkeuring wordt alleen geweigerd indien de opzegging onredelijk is.

  • 5 De patroon brengt het einde van de stage of de opschorting, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en c, en tweede lid, onverwijld schriftelijk ter kennis van de raad van de orde.

Paragraaf 3.1.2. Goedkeuring stage en patroon

Artikel 3.5. Goedkeuring stage en patroon

  • 1 De raad van de orde is belast met de goedkeuring van de stage en de beoogd patroon.

  • 2 De stagiaire dient het verzoek om goedkeuring van de stage en de beoogd patroon in, door middel van een door de algemene raad vastgesteld formulier met daarbij over te leggen stukken.

Artikel 3.6. Beoordeling aanvraag goedkeuring

  • 1 De raad van de orde kan de goedkeuring, bedoeld in artikel 3.5, onthouden indien:

    • a. aan de beoogd patroon of zijn kantoor tuchtrechtelijke of strafrechtelijke sancties zijn opgelegd;

    • b. over de beoogd patroon tuchtrechtelijke klachten zijn ontvangen of met betrekking tot hem of zijn kantoor onregelmatigheden of gegronde bedenkingen zijn gebleken;

    • c. de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

    • d. de beoogd patroon geen cursus of opleiding voor patroons heeft gevolgd;

    • e. de beoogd patroon reeds patroon is hetzij van een buitenstagiaire, hetzij van een stagiaire-ondernemer;

    • f. de beoogd patroon reeds patroon is van twee of meer stagiaires en de duur van de stage van een van die stagiaires korter is dan een jaar;

    • g. de beoogd patroon niet geschikt wordt geacht als patroon;

    • h. op andere gronden te verwachten valt dat er onvoldoende begeleiding zal zijn in de uitoefening van de praktijk.

  • 2 Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vier jaar.

  • 3 De raad van de orde onthoudt de goedkeuring in ieder geval:

    • a. indien de beoogd patroon korter dan een aaneengesloten periode van vijf jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

    • b. in geval van een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer, indien de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest.

  • 4 Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, twee jaar en de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, vier jaar.

Artikel 3.7. Bemiddeling bij zoeken patroon

Indien de patroon in de uitoefening van de praktijk is geschorst, de praktijk niet meer uitoefent of de stagiaire niet meer kan begeleiden, kan de raad van de orde bemiddelen bij het zoeken van een andere patroon.

Paragraaf 3.1.3. Verplichtingen stagiaire

Artikel 3.8. Verplichtingen stagiaire

  • 1 De stagiaire verschaft de patroon de informatie die deze nodig heeft om te voldoen aan de verplichtingen, genoemd in artikel 3.13.

Artikel 3.9. Praktijkervaring stagiaire

  • 1 De stagiaire is aan het eind van de stage in staat zelfstandig en naar behoren de praktijk uit te oefenen en heeft ten minste de volgende praktijkervaring opgedaan:

    • a. hij is vijf keer in rechte opgetreden in procedures op tegenspraak en de patroon heeft ten minste één pleidooi of mondelinge behandeling bijgewoond;

    • b. hij heeft tien processtukken vervaardigd;

    • c. hij heeft op twee van de drie van de in artikel 3.15, eerste lid, onderdeel b, bedoelde hoofdrichtingen ervaring opgedaan of, indien dat niet mogelijk is, op meerdere rechtsgebieden binnen een hoofdrichting.

  • 2 De stagiaire verricht de hem door de patroon of werkgever opgedragen werkzaamheden, met dien verstande dat de nakoming van de verplichtingen, genoemd in artikel 3.13, tweede lid, voorrang heeft.

Artikel 3.10. Activiteiten in arrondissement

  • 1 Aan het eind van de stage heeft de stagiaire tien opleidingspunten behaald voor activiteiten die de raad van de orde voor stagiaires aanbiedt of laat aanbieden en een voldoende behaald voor de pleitoefening.

  • 2 De raad van de orde draagt er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde activiteiten en de pleitoefening bijdragen aan de professionele vorming en de ontwikkeling van de vaardigheden van de stagiaire.

  • 3 De raad van de orde kent een punt per uur toe aan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, niet zijnde de pleitoefening.

  • 4 Bij de overgang naar een ander arrondissement worden de opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, en de voldoende voor de pleitoefening meegenomen.

Artikel 3.11. Buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer

Een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer:

  • a. richt de organisatie van zijn kantoor, inclusief de dienstverlening aan de cliënt en de administratie, de boekhouding daaronder begrepen, adequaat in; en

  • b. neemt alleen zaken aan die hij gelet op zijn kantoororganisatie adequaat kan behandelen.

Artikel 3.12. Liquiditeit en boekhouding stagiaire-ondernemer

  • 1 De stagiaire-ondernemer beschikt steeds over een passende kredietfaciliteit of over voldoende vermogen ter dekking van de kosten van het bruto minimumloon voor een jaar en de overige kosten van de praktijkvoering.

  • 2 De stagiaire-ondernemer zendt aan de raad van de orde ten minste tweemaal per jaar de balans en de winst- en verliesrekening die door de patroon voor gezien ondertekend zijn. De stagiaire-ondernemer verstrekt de raad van de orde desgevraagd een toelichting of nadere inlichtingen.

Paragraaf 3.1.4. Verplichtingen patroon

Artikel 3.13. Verplichtingen patroon

  • 1 De patroon geeft de stagiaire leiding, voorlichting en raad met betrekking tot de praktijkuitoefening in de ruimste zin van het woord. Hij schenkt daarbij bijzondere aandacht aan de introductie van de stagiaire bij en diens optreden jegens de rechterlijke macht, beroepsgenoten en cliënten. Hij bewaakt de ontwikkeling van de stagiaire op een systematische en structurele wijze.

  • 3 De werkgever stelt de stagiaire die bij hem de praktijk in dienst uitoefent en bij hem kantoor houdt, met behoud van diens salaris, in de gelegenheid gedurende kantooruren de in het tweede lid genoemde verplichtingen na te komen en de daarvoor noodzakelijke voorbereidingen te treffen.

  • 4 De patroon van de stagiaire die bij hem kantoor houdt, verschaft de stagiaire passende arbeid, met inachtneming van het tweede lid.

  • 5 De patroon schenkt bij de begeleiding van een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer bijzondere aandacht aan de inrichting van diens kantoor inclusief de dienstverlening aan de cliënt en de administratie, de boekhouding daaronder begrepen.

  • 6 De patroon informeert de raad van de orde indien de stagiaire de praktijk enige tijd niet uitoefent.

  • 7 De patroon van de stagiaire die:

    • a. geen stagiaire-ondernemer is en bij hem kantoor houdt, brengt ten minste eenmaal per jaar schriftelijk verslag uit aan de raad van de orde omtrent het verloop van de stage, of zoveel vaker als de raad van de orde noodzakelijk acht;

    • b. stagiaire-ondernemer of buitenstagiaire is, brengt ten minste eenmaal per zes maanden verslag uit aan de raad van de orde omtrent het verloop van de stage, of zoveel vaker als de raad van de orde noodzakelijk acht.

  • 8 De patroon werkt mee aan de opleiding van een stagiaire en verleent zijn medewerking tevens aan de opleidingsmaatregelen op grond van artikel 3.14, eerste lid.

Afdeling 3.2. Beroepsopleiding advocaten

Artikel 3.14. Opleidings- en examenreglement

  • 1 De algemene raad stelt een opleidingsreglement vast, waarin de inhoud van de beroepsopleiding advocaten, de cursusonderdelen, de omvang ervan en de opleidingsmaatregelen zijn opgenomen. De eindtermen, de exameneisen en het curriculum van de beroepsopleiding advocaten zijn daaronder begrepen. In het opleidingsreglement kunnen de taken van een uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 3.23, worden opgenomen en bevoegdheden betreffende het onderwijs worden gedelegeerd.

  • 2 De algemene raad stelt een examenreglement vast met regels over de inrichting en de organisatie van het examen, de wijze en tijdstippen waarop daaraan kan worden deelgenomen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de instelling, samenstelling en taken van de examencommissie en de delegatie van bevoegdheden betreffende het examen aan de examencommissie.

Artikel 3.15. Indeling vakken

  • 1 De beroepsopleiding advocaten omvat de volgende onderdelen:

    • a. vaardigheden en ethiek;

    • b. de hoofdrichtingen burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, bestuursrecht en bestuursprocesrecht of strafrecht en strafprocesrecht;

    • c. overige cognitieve vakken.

  • 2 Het onderwijs van de beroepsopleiding advocaten vangt tweemaal per jaar aan.

Artikel 3.16. Toelating tot beroepsopleiding advocaten

  • 1 Een stagiaire schrijft zich bij of voor aanvang van de stage bij de algemene raad in voor de beroepsopleiding advocaten.

  • 2 Een stagiaire wordt toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang:

    • a. hij is ingeschreven op het tableau; en

    • b. de stage voortduurt.

  • 3 Een stagiaire wordt toegelaten tot het tweede en derde jaar van de beroepsopleiding advocaten indien de in rekening gebrachte cursus- en examengelden over het eerste jaar zijn voldaan.

  • 4 Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen.

  • 5 De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.17. Deelname onderwijs

  • 1 De stagiaire neemt deel aan het onderwijs in alle onderdelen van de beroepsopleiding advocaten en bereidt zich op de in het opleidingsreglement voorgeschreven wijze voor.

  • 2 De stagiaire neemt deel aan het onderwijs van de eerste cyclus van de beroepsopleiding advocaten die na aanvang van de stage wordt aangeboden.

  • 3 De stagiaire die niet direct na aanvang van de stage het onderwijs in de onderscheiden onderdelen van de beroepsopleiding advocaten volgt, wordt geacht de voor dat onderdeel afgenomen toetsen niet te hebben behaald.

  • 5 De algemene raad kan van het tweede of derde lid afwijken indien toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.18. Vrijstelling deelname onderwijs

  • 1 De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs, bedoeld in artikel 3.17, eerste en tweede lid. Deze vrijstelling houdt geen vrijstelling in van de verplichting in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.

  • 2 Vrijstelling wordt slechts verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven.

  • 3 De algemene raad wint advies in van de examencommissie, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft.

  • 4 De algemene raad kan aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

Artikel 3.19. Examinering

  • 1 Aan de beroepsopleiding advocaten is een examen verbonden dat bestaat uit een aantal per onderdeel af te nemen toetsen.

  • 2 Een stagiaire legt in alle onderdelen van het examen een toets af.

  • 3 De stagiaire wordt tot de onderscheiden examenonderdelen toegelaten indien hij aan de verplichtingen, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, heeft voldaan of hem daarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend.

  • 4 De stagiaire neemt deel aan de eerste toetsgelegenheid van het onderdeel direct nadat hij het onderwijs in dat onderdeel heeft gevolgd.

  • 5 Indien de toets, bedoeld in het vierde lid, niet is gehaald, neemt de stagiaire deel aan de eerstvolgende toetsgelegenheid die wordt geboden.

  • 6 De stagiaire kan per onderdeel ten hoogste drie maal een toets afleggen.

  • 7 Indien de stagiaire geen gebruik maakt van de voor hem geldende toetsgelegenheid, bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt de toets als niet behaald beschouwd.

  • 8 Indien vrijstelling van onderwijs als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend, of het onderwijs van een geaccrediteerde opleiding wordt gevolgd, zijn het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing, alsof het onderwijs bij de beroepsopleiding advocaten is gevolgd.

  • 9 De algemene raad kan afwijken van het derde tot en met achtste lid in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.20. Vrijstelling van het examen

  • 1 De algemene raad kan uitsluitend gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen indien die verplichting zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, kan de algemene raad voorwaarden verbinden.

Artikel 3.21. Certificaat

  • 1 De stagiaire die het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, ontvangt van de algemene raad het certificaat beroepsopleiding advocaten.

  • 2 In het examenreglement, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, kan de algemene raad de verstrekking van de certificaten, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan de examencommissie.

Artikel 3.22. Terme de grâce

  • 1 De algemene raad kan een stagiaire die is geschrapt op grond van artikel 8c, tweede lid, van de Advocatenwet, desgevraagd, binnen twee jaar na de schrapping, nog ten hoogste twee maal toelaten tot een toets in de nog niet behaalde examenonderdelen, tenzij daardoor het aantal toetskansen, bedoeld in artikel 3.19, zesde lid, wordt overschreden.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien:

    • a. het onderwijs in het onderdeel van de beroepsopleiding advocaten waarop het verzoek ziet, is gevolgd dan wel indien daarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend, en

    • b. de afwijzing naar het oordeel van de algemene raad zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Afdeling 3.3. Organisatie beroepsopleiding advocaten

Artikel 3.23. Uitvoeringsorganisatie beroepsopleiding advocaten

De algemene raad sluit een overeenkomst met een uitvoeringsorganisatie over de uitvoering van de beroepsopleiding advocaten, met inbegrip van de bevoegdheid om examens af te nemen en met inachtneming van het in de Advocatenwet en bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 3.24. Beoordeling kwaliteit en advisering

De algemene raad wijst een organisatie aan die tot taak heeft:

  • a. de kwaliteit en de uitvoering van de beroepsopleiding advocaten door de uitvoeringsorganisatie en de geaccrediteerde opleidingsinstellingen te beoordelen;

  • b. de Nederlandse orde van advocaten gevraagd en ongevraagd te adviseren over de beroepsopleiding advocaten, waaronder in ieder geval de eindtermen en toetstermen.

Afdeling 3.4. Accreditatie beroepsopleiding advocaten

Artikel 3.25. Accreditatie beroepsopleiding advocaten

  • 1 Een opleidingsinstelling die de in artikel 3.15, eerste lid, onderdelen b en c, genoemde onderdelen van de beroepsopleiding advocaten aan wil bieden, doet een aanvraag om de opleiding te accrediteren bij de algemene raad.

  • 2 De aanvraag wordt in ieder geval vergezeld van:

    • a. een advies over de kwaliteit van de opleiding, gegeven door een door de algemene raad aangewezen adviesbureau;

    • b. een beschrijving van de opleiding, de vakken, de docenten en de lesmethode.

  • 3 De algemene raad verleent de accreditatie indien:

    • a. de opleiding ten minste een van de in artikel 3.15, eerste lid, onderdeel b, genoemde hoofdrichtingen omvat;

    • b. de opleidingsinstelling en de opleiding voldoen aan de door de algemene raad vastgestelde accreditatievoorwaarden, bedoeld in het vierde lid; en

    • c. de continuïteit van het onderwijs is gewaarborgd.

  • 4 Aan de accreditatie kan de algemene raad voorwaarden verbinden. Deze voorwaarden kunnen onder meer zien op de duur van de accreditatie, het verlenen van medewerking bij onderzoeken naar de kwaliteit van de opleiding en een verslagleggingsplicht.

  • 5 De algemene raad kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de beoordeling van de aanvraag en het verlenen van de accreditatie.

  • 6 De algemene raad kan de accreditatie intrekken indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan de eisen, voorwaarden en regels, bedoeld in het derde, vierde respectievelijk vijfde lid, dan wel de opleidingsinstelling of de inhoud van de opleiding anderszins niet voldoen.

Hoofdstuk 4. Vakbekwaamheid van de advocaat

Afdeling 4.1. Vakbekwaamheid

Paragraaf 4.1.1. Algemeen

Artikel 4.1. Deskundigheid

  • 1 Een advocaat is bij de uitoefening van zijn beroep vakbekwaam, waaronder wordt begrepen dat de advocaat de professionele kennis en kunde bezit die nodig is voor het uitoefenen van de praktijk.

  • 2 Een advocaat neemt alleen zaken aan waarvoor hij de deskundigheid bezit dan wel waarvoor hij gebruik maakt van de deskundigheid van een ander.

Paragraaf 4.1.2. Professionele kennis en kunde

Artikel 4.2. Reikwijdte

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op de advocaat die al dan niet onderbroken drie jaar of langer op het tableau is ingeschreven.

Artikel 4.3. Professionele kennis en kunde

De advocaat onderhoudt en ontwikkelt jaarlijks aantoonbaar zijn professionele kennis en kunde op voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden.

Artikel 4.4. Opleidingspunten

  • 1 Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

  • 2 Indien dit hoofdstuk in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, naar rato verminderd.

  • 3 De advocaat kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van tien punten, compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

  • 4 Een advocaat behaalt één opleidingspunt door:

    • a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

      • het onderwijs gegeven is door deskundige docenten;

      • de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld;

      • het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft, en

      • indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven;

    • b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt;

    • c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur;

    • d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden.

  • 5 De algemene raad stelt regels:

    • a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden;

    • b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding.

Artikel 4.5. Inhaalverplichting

  • 1 Indien een advocaat niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4.4, eerste tot en met derde lid, haalt hij uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het desbetreffende kalenderjaar het tekort aan opleidingspunten in.

  • 2 De op grond van het eerste lid ingehaalde opleidingspunten gelden niet als opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, of als overschot als bedoeld in het artikel 4.4, derde lid.

Artikel 4.6. Herintredersregeling

  • 1 Een advocaat die meer dan een jaar niet ingeschreven heeft gestaan, behaalt in de twaalf maanden na zijn beëdiging twintig opleidingspunten met juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.4, eerste en tweede lid.

  • 2 Een advocaat kan bij de raad van de orde binnen vier weken na beëdiging gehele of gedeeltelijke vrijstelling verzoeken van het eerste lid, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden.

  • 3 De raad van de orde kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4.7. Langdurige ziekte

  • 1 Indien een advocaat de praktijk meer dan zes maanden niet heeft uitgeoefend in verband met ziekte kan hij een beroep doen op toepassing van het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 Artikel 4.4, eerste lid, is niet van toepassing zo lang de advocaat de praktijk niet uitoefent. Artikel 4.5 is niet van toepassing op een tekort aan opleidingspunten ontstaan voordat het onderhavige derde en vierde lid van toepassing werden.

  • 3 Op het moment dat de advocaat de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat:

    • a. wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, dat hij dient te behalen in het kalenderjaar dat hij de praktijkuitoefening hervat, naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, tweede lid; en

    • b. behaalt de advocaat binnen twaalf maanden op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied;

      • vijf opleidingspunten indien de advocaat minder dan twaalf maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

      • tien opleidingspunten indien de advocaat twaalf maanden of meer maar minder dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

      • twintig opleidingspunten indien de advocaat meer dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend.

  • 4 Een advocaat kan binnen vier weken nadat hij de praktijk geheel of gedeeltelijk heeft hervat de raad van de orde verzoeken om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het derde lid, onderdeel b, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden. De raad van de orde kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

Afdeling 4.2. Vakbekwaamheidseisen civiele cassatie

Paragraaf 4.2.1. Advocaat bij de Hoge Raad

Artikel 4.8. Opleidingseisen

  • 1 Een advocaat bij de Hoge Raad behaalt de helft van het aantal opleidingspunten dat hij jaarlijks op grond van artikel 4.4 dient te behalen op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek.

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen over de terreinen waarop de opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden behaald.

Artikel 4.9. Praktijkeisen

  • 1 Een advocaat bij de Hoge Raad behandelt iedere drie jaar na het verkrijgen van de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ ten minste twaalf cassatiezaken waarvan er ten minste zes hebben geleid tot een beoordeling door de Hoge Raad. Hierbij worden niet meegerekend zaken waarin het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk is verklaard.

  • 2 De algemene raad kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, in geval van bijzondere omstandigheden waaronder omstandigheden betreffende het rechtsgebied waarin de cassatiepraktijk wordt uitgeoefend. De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, wordt aangevraagd voor het verstrijken van de periode van drie jaar, bedoeld in het eerste lid, en geldt uitsluitend voor de periode waarin de vrijstelling is aangevraagd.

  • 4 De algemene raad kan nadere regels stellen over de mate van toerekening van een zaak aan een advocaat bij meer dan een behandelend advocaat.

Paragraaf 4.2.2. Verklaring voor aantekening civiele cassatie

Artikel 4.10. Verlenen verklaring door algemene raad

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen over de wijze waarop de advocaat aantoont te voldoen aan de gestelde eisen.

Artikel 4.11. Verkrijgen verklaring voorwaardelijke aantekening

  • 1 Een advocaat verkrijgt op zijn verzoek een verklaring van de algemene raad waarmee hij de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken kan aanvragen, indien hij:

    • a. in de twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste tien opleidingspunten heeft behaald op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek; en

    • b. met goed gevolg een mondeling examen aflegt, waardoor blijkt dat hij voldoende kennis heeft van de beginselen, uitgangspunten en regels van het burgerlijk procesrecht, in het bijzonder het appel- en cassatieprocesrecht, alsmede van onderdelen van het privaatrecht op een voor de praktijk van de advocaat relevant rechtsgebied.

  • 2 De voorwaardelijke aantekening vervalt van rechtswege na drie jaar.

  • 3 De algemene raad kan vrijstelling verlenen van het eerste lid, onderdeel a, indien de advocaat voorafgaand aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, niet ingeschreven was als advocaat en aantoont bekwaamheid te hebben verworven die actueel is en evident gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, gestelde eisen.

Artikel 4.12. Afnemen examen

  • 1 Het examen ter verkrijging van de verklaring, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie civiele cassatie.

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud en de stof van het examen en de wijze waarop het examen wordt aangevraagd en afgenomen.

Artikel 4.13. Verkrijgen verklaring onvoorwaardelijke aantekening

Een advocaat met de voorwaardelijke aantekening verkrijgt op zijn verzoek een verklaring van de algemene raad waarmee hij de onvoorwaardelijke aantekening "advocaat bij de Hoge Raad" in burgerlijke zaken kan aanvragen, indien hij:

  • a. aantoont te voldoen aan artikel 4.8, eerste lid;

  • b. aantoont te voldoen aan artikel 4.9, eerste lid, voor zover hij daarvoor geen vrijstelling heeft gekregen; en

  • c. met goed gevolg een proeve van bekwaamheid aflegt, waardoor blijkt dat hij beschikt over de kennis en bekwaamheid om zelfstandig naar behoren cassatieadviezen, cassatiemiddelen en cassatieverweren op te stellen.

Artikel 4.14. Afnemen proeve van bekwaamheid

  • 1 De proeve van bekwaamheid wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie civiele cassatie en omvat de bespreking van twee door de advocaat overgelegde cassatiedossiers.

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud van de proeve van bekwaamheid, de wijze waarop deze wordt aangevraagd en afgenomen en de over te leggen cassatiedossiers.

Hoofdstuk 5. Praktijkstructuren

Afdeling 5.1. Algemeen

Artikel 5.1. In gevaar brengen vrijheid en onafhankelijkheid

  • 1 Het is de advocaat niet toegestaan rechtsverhoudingen aan te gaan of te laten voortbestaan waardoor de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep, met inbegrip van de behartiging van het partijbelang en de daarmee samenhangende vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt, in gevaar kunnen worden gebracht.

  • 2 Het is de advocaat niet toegestaan de praktijk uit te oefenen, al dan niet in dienst, in een vorm waardoor de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep, met inbegrip van de behartiging van het partijbelang en de daarmee samenhangende vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt, in gevaar kunnen worden gebracht.

Artikel 5.2. Wijzen van uitoefening van de praktijk

De advocaat oefent de praktijk uit op een of meer van de volgende wijzen:

  • a. zelfstandig, in een eenmanszaak of in de vorm van een praktijkrechtspersoon, waarover hij zeggenschap uitoefent;

  • b. in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.3, waarbij de advocaat niet in dienst is van dat samenwerkingsverband;

  • c. in dienst van een werkgever als bedoeld in artikel 5.9.

Afdeling 5.2. Samenwerking

Artikel 5.3. Samenwerkingsverband

Van een samenwerkingsverband is uitsluitend sprake indien een advocaat met een andere natuurlijk persoon, een samenwerkingsverband of een rechtspersoon:

  • a. voor gezamenlijke rekening en risico de praktijk uitoefent; of

  • b. de zeggenschap of eindverantwoordelijkheid over de praktijkuitoefening deelt.

Artikel 5.4. Toegestane samenwerkingsverbanden

  • 1 Een advocaat kan uitsluitend een samenwerkingsverband aangaan met:

    • a. andere advocaten, praktijkrechtspersonen en samenwerkingsverbanden;

    • b. niet in Nederland ingeschreven advocaten die lid zijn van een door de algemene raad erkende beroepsorganisatie van advocaten in het buitenland;

    • c. leden van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, de Orde van Octrooigemachtigden en universitair geschoolde leden van het Register Belastingadviseurs.

  • 2 De algemene raad kan beroepsorganisaties in het buitenland als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, erkennen indien de buitenlandse beroepsbeoefenaren in vrijheid en onafhankelijkheid hun beroep uitoefenen en onderworpen zijn aan tuchtrecht vergelijkbaar met het Nederlandse tuchtrecht. De algemene raad weegt bij zijn besluit mee of advocaten die op het Nederlandse tableau ingeschreven staan, naar het recht van het andere land een samenwerkingsverband kunnen aangaan met de leden van die beroepsorganisaties.

Artikel 5.5. Naamgeving

Het is de advocaat niet toegestaan om met andere dan de in artikel 5.4, eerste lid, genoemde beroepsbeoefenaren, samenwerkingsverbanden en praktijkrechtspersonen onder een gemeenschappelijke naam naar buiten op te treden.

Afdeling 5.3. Bestuurders

Artikel 5.6. Bestuurders van samenwerkingsverbanden en rechtspersonen

  • 1 Indien het samenwerkingsverband of de praktijkrechtspersoon een bestuur heeft is de meerderheid van het bestuur en de voorzitter ervan advocaat of beoefenaar van een toegelaten vrij beroep.

  • 2 Een bestuurder, die niet een advocaat of beoefenaar van een toegelaten vrij beroep is:

    • a. verkeert niet of heeft niet verkeerd in staat van faillissement of surseance van betaling en op hem is of was de schuldsanering natuurlijke personen niet van toepassing;

    • b. is niet tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij:

      • voor voormalig advocaten: schorsing of schrapping van het tableau is uitgesproken of een schorsing of maatregel op grond van artikel 60b van de Advocatenwet is opgelegd;

      • voor voormalig notarissen: schorsing of ontzetting uit het ambt is uitgesproken;

      • voor voormalig belastingadviseurs: schorsing of royement van het lidmaatschap van het Register Belastingadviseurs is opgelegd of een schorsing van of ontzetting uit het lidmaatschap van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs is uitgesproken;

      • voor voormalig octrooigemachtigden: schorsing van of ontzetting uit het recht om als octrooigemachtigde op te treden is uitgesproken; en

    • c. kan een verklaring omtrent het gedrag overleggen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3 Een bestuurder meldt een voorgenomen benoeming tot bestuurder van een niet-advocaat of iemand die geen beoefenaar is van een toegelaten vrij beroep aan de raad van de orde, waarbij wordt meegezonden een door de beoogde bestuurder ondertekende verklaring dat voldaan is aan de vereisten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, en de verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

Afdeling 5.4. Rechtspersonen

Artikel 5.7. Oprichten van praktijkrechtspersoon

  • 1 De statuten van een praktijkrechtspersoon voldoen aan de volgende eisen:

    • a. het doel van de rechtspersoon is beperkt tot het uitoefenen van de rechtspraktijk, het deelnemen in en het voeren van het beheer over een praktijkrechtspersoon, het beleggen van haar vermogen en het vermogen van in de groep verbonden praktijkrechtspersonen, en het verrichten van handelingen die met het vorenstaande verband houden;

    • b. de doelomschrijving behelst dat de uitoefening van de rechtspraktijk geschiedt met inachtneming van alle op het beroep toepasselijke regelgeving;

    • c. de statuten bepalen dat de meerderheid van de bestuurders, de voorzitter en, voor zover van toepassing, alle directe of indirecte aandeelhouders advocaat of beoefenaar van een toegelaten vrij beroep zijn die de praktijk binnen de praktijkrechtspersoon uitoefenen, of houdster-rechtspersoon zijn die voldoet aan het tweede lid;

    • d. De statuten van een praktijkrechtspersoon kunnen voorzien in de mogelijkheid, bedoeld in artikel 5.8, derde lid.

  • 2 De statuten van een houdster-rechtspersoon voldoen aan de volgende eisen:

    • a. het doel van de rechtspersoon is beperkt tot het deelnemen in en voeren van het beheer over een praktijkrechtspersoon, het beleggen van haar vermogen en het vermogen van in de groep verbonden praktijkrechtspersonen, en het verrichten van handelingen die met het vorenstaande verband houden;

    • b. de statuten bepalen dat alle bestuurders en voor zover van toepassing alle directe of indirecte aandeelhouders advocaat of beoefenaar van een toegelaten vrij beroep zijn die de praktijk binnen een praktijkrechtspersoon uitoefenen waarvan de houdster-rechtspersoon direct of indirect aandelen houdt of een houdster-rechtspersoon zijn die al dan niet aandelen houdt waarvoor certificaten zonder vergaderrechten zijn uitgegeven.

  • 3 Indien de praktijkrechtspersoon een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap is, geldt dat de statuten en de ter zake geldende regelingen tevens bepalen dat er uitsluitend aandelen en certificaten op naam worden uitgegeven.

  • 4 Indien de praktijkrechtspersoon uit leden bestaat en geen aandeelhouders heeft, geldt dat waar in het eerste en tweede lid over aandeelhouders wordt gesproken, gelezen moet worden: de leden.

  • 5 Indien de rechtspersoon geen statuten heeft, is het eerste lid, respectievelijk tweede lid van toepassing op de overeenkomst die het doel en de wijze van samenwerking bepaalt.

Artikel 5.8. Aandeelhouderschap en stemrecht

  • 1 Alle aandelen van een praktijkrechtspersoon en een houdster-rechtspersoon met een in aandelen verdeeld kapitaal en de daarmee verbonden stemrechten of certificaten ervan zijn in handen van:

    • a. advocaten of van beoefenaren van een toegelaten vrij beroep die de praktijk binnen de praktijkrechtspersoon uitoefenen of binnen een praktijkrechtspersoon waarvan de aandelen direct of indirect worden gehouden; of

    • b. houdster-rechtspersonen, waarvan het bestuur uitsluitend bestaat uit advocaten of beoefenaren van een toegelaten vrij beroep.

  • 2 Tot zes maanden na het defungeren of overlijden van een aandeelhouder is het eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot die aandelen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, kunnen personen die werkzaam zijn in een praktijkrechtspersoon, maar geen advocaat of beoefenaar van een toegelaten vrij beroep zijn, gezamenlijk tot ten hoogste tien procent van de winst van de praktijkrechtspersoon economische gerechtigdheid verkrijgen in die praktijkrechtspersoon.

Afdeling 5.5. Praktijkuitoefening in dienst

Artikel 5.9. Toegestane dienstverbanden

Een advocaat kan uitsluitend de praktijk uitoefenen in dienst van:

  • a. een advocaat;

  • b. een beoefenaar van een toegelaten vrij beroep;

  • c. een samenwerkingsverband, zo lang is voldaan aan artikel 5.4 en artikel 5.6;

  • d. een praktijkrechtspersoon;

  • e. een verzekeraar die uitsluitend de branche rechtsbijstandsverzekering uitoefent en als zodanig voldoet aan de in de Wet op het financieel toezicht gestelde voorwaarden of een juridisch zelfstandig schaderegelingkantoor als bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel b, van die wet, is of een daarmee vergelijkbare instelling, zo lang is voldaan aan artikel 5.11 tot en met artikel 5.13;

  • f. een organisatie met een ideële doelstelling, zolang deze voldoet aan artikel 5.10; of

  • g. een andere werkgever, zolang de advocaat binnen dat dienstverband uitsluitend optreedt voor die werkgever of in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen, en de werkzaamheden in hoofdzaak zijn gericht op de uitoefening van de rechtspraktijk.

Artikel 5.10. Toegestane organisaties met ideële doelstelling

  • 1 Een organisatie met een ideële doelstelling als bedoeld in artikel 5.9, onderdeel f:

    • a. beperkt haar activiteiten feitelijk en statutair tot het zonder winstoogmerk nastreven van een ideëel doel dat maatschappelijk van wezenlijke betekenis is en dat naar zijn aard parallel loopt met het gezamenlijke belang van haar leden of op vergelijkbare wijze bij de organisatie aangeslotenen;

    • b. heeft de verlening van de rechtsbijstand ondergebracht in een organisatorische eenheid die voldoende onafhankelijk functioneert van de overige onderdelen van de organisatie;

    • c. heeft een zodanige financieel-economische stabiliteit dat een behoorlijke praktijkuitoefening door de advocaat in dienst bij die organisatie is gewaarborgd.

  • 2 De uitoefening van de praktijk in dienst van een organisatie met een ideële doelstelling als bedoeld in artikel 5.9, onderdeel f, is bovendien slechts toegestaan wanneer zij geschiedt ten behoeve van die werkgever of diens leden als zodanig, in het laatste geval echter uitsluitend zolang de door de advocaat verleende rechtsbijstand zich beperkt tot:

    • a. de behartiging van de belangen van de leden welke kunnen worden geacht te vallen binnen het kader van die ideële doelstelling zonder dat zij strijdig kunnen zijn met de belangen van andere leden; en

    • b. de behandeling van zaken waarvan naar hun aard aannemelijk is dat de wederpartij zich niet voor rechtsbijstand tot die werkgever kan wenden.

Artikel 5.11. Verzekerde rechtsbijstand

  • 1 De advocaat in dienst van een werkgever als bedoeld in artikel 5.9, onderdeel e, kan uitsluitend optreden in die hoedanigheid ten behoeve van de werkgever of bij die werkgever verzekerden.

  • 2 Indien de advocaat, bedoeld in het eerste lid, wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen biedt hij de verzekerde de keuze de behartiging van zijn belangen toe te vertrouwen aan een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige van zijn keuze.

Artikel 5.12. Professioneel statuut

  • 1 Een advocaat kan de praktijk uitsluitend in dienst uitoefenen van een werkgever als bedoeld in artikel 5.9, onderdelen e, f en g, indien hij een door hem en zijn werkgever ondertekend professioneel statuut heeft, gelijk aan het model, bedoeld in het derde lid.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een advocaat in dienst bij een werkgever als bedoeld in artikel 5.9, onderdelen c en d, in geval de zeggenschap over de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband in meerderheid bij niet-advocaten is belegd.

  • 3 De algemene raad stelt een model van het professioneel statuut vast en kan bij wijzigingen in dat model bepalen wanneer een bestaand professioneel statuut moet worden aangepast.

Artikel 5.13. Voorkomen tegenstrijdige belangen

  • 1 Het is de advocaat die de praktijk in dienst uitoefent niet toegestaan in enige zaak voor een of meer cliënten op te treden, wanneer hij daarbij uit hoofde van het dienstverband belangen in acht zou moeten nemen die strijden met het belang van die cliënt of cliënten of wanneer een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.

  • 2 De praktijkuitoefening van een advocaat in dienst van een werkgever is te verenigen met een door hem buiten dat dienstverband uitgeoefende rechtspraktijk, mits de advocaat in afdoende mate ervoor zorgdraagt dat geen belangenverstrengeling kan ontstaan, dat verwarring omtrent de hoedanigheid waarin hij optreedt is uitgesloten en hij van deze rechtspraktijk bij de deken melding maakt.

Artikel 5.14. Kenbare hoedanigheid

De advocaat in dienst van een werkgever behoudt bij alle binnen het dienstverband voorkomende werkzaamheden de hoedanigheid van advocaat en maakt die hoedanigheid tegenover derden steeds duidelijk kenbaar.

Artikel 5.15. Informeren deken bij praktijkuitoefening in dienst

  • 1 De advocaat, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, verstrekt de deken een kopie van het door hem en zijn werkgever ondertekende professioneel statuut voorafgaand aan zijn praktijkuitoefening in dienst.

  • 2 De advocaat, bedoeld in artikel 5.12, tweede lid, verstrekt de deken een kopie van het door hem en zijn werkgever ondertekende professioneel statuut binnen een week nadat de in dat lid bedoelde situatie zich voordoet.

Hoofdstuk 6. Kantoororganisatie

Afdeling 6.1. Interne organisatie en beschrijving werkwijze

Artikel 6.1. Reikwijdte

Deze afdeling is niet van toepassing op advocaat-stagiaires, uitgezonderd stagiaire-ondernemers en buitenstagiaires.

Artikel 6.2. Inrichten organisatie en dienstverlening

  • 1 De advocaat richt de organisatie van zijn kantoor, alsmede de dienstverlening aan de cliënt adequaat in.

  • 2 De algemene raad kan, gehoord het college van afgevaardigden, over het bepaalde in het eerste lid nadere regels stellen.

Artikel 6.3. Aannemen zaken

Een advocaat neemt alleen zaken aan die hij gelet op zijn kantoororganisatie adequaat kan behandelen.

Artikel 6.4. Beschrijving werkwijze

  • 1 De advocaat beschrijft de wijze waarop hij voldoet aan de voor hem geldende regels betreffende:

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen betreffende de beschrijving, bedoeld in het eerste lid.

Afdeling 6.2. Administratie

Artikel 6.5. Administratieplicht

  • 1 Voor zover niet reeds bepaald in de artikelen 2:10 respectievelijk 3:15i van het Burgerlijk Wetboek:

    • a. voert een advocaat de administratie van zijn praktijk en bewaart hij de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen kunnen worden gekend;

    • b. stelt een advocaat de balans en de staat van baten en lasten op schrift binnen zes maanden na afloop van het boekjaar.

Afdeling 6.3. Geheimhoudernummers

Paragraaf 6.3.1. Doel registreren geheimhoudernummers

Artikel 6.6. Doel registratie

De secretaris van de algemene raad registreert geheimhoudernummers met het oog op de verstrekking ervan aan derden ter waarborging van de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt.

Paragraaf 6.3.2. Verstrekking geheimhoudernummers

Artikel 6.7. Verstrekking aan centrale opsporingsinstanties

  • 1 De secretaris van de algemene raad kan aan bij opsporing betrokken partijen geheimhoudernummers verstrekken voor het in artikel 6.6 genoemde doel.

  • 2 De Nederlandse orde van advocaten sluit daartoe, gehoord het college van afgevaardigden, met de bij opsporing betrokken partijen een overeenkomst.

Artikel 6.8. Verstrekken aan derden

  • 1 De secretaris van de algemene raad kan op verzoek van een advocaat zijn geheimhoudernummers aan anderen dan bij opsporing betrokken partijen verstrekken voor het in artikel 6.6 genoemde doel.

  • 2 De Nederlandse orde van advocaten sluit daartoe, gehoord het college van afgevaardigden, met deze anderen een overeenkomst.

Artikel 6.9. Verwerking kennisgevingen geheimhoudernummers

De secretaris van de algemene raad verwerkt kennisgevingen ten aanzien van geheimhoudernummers zo snel mogelijk in het register van geheimhoudernummers.

Paragraaf 6.3.3. Opgave geheimhoudernummers

Artikel 6.10. Opgave geheimhoudernummers

  • 1 De advocaat doet aan de secretaris van de algemene raad opgave van zijn geheimhoudernummers en van die van personen met een van hem afgeleid verschoningsrecht.

  • 2 De algemene raad stelt nadere regels over de nummers die de advocaat opgeeft afhankelijk van soort praktijk, soorten geheimhouders of samenwerkingsvormen.

  • 3 De advocaat geeft onverwijld alle wijzigingen betreffende een of meer van zijn geheimhoudernummers door aan de secretaris van de algemene raad.

Artikel 6.11. Zorgplicht geheimhoudernummers

  • 1 Een advocaat maakt gebruik van een ingevolge artikel 6.10 opgegeven geheimhoudernummer voor de vertrouwelijke communicatie, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten.

  • 2 De advocaat draagt er zorg voor dat een persoon met een van hem afgeleid verschoningsrecht gebruik maakt van een ingevolge artikel 6.10 opgegeven geheimhoudernummer voor diens vertrouwelijke communicatie.

  • 3 De advocaat draagt er zorg voor dat een persoon zonder verschoningsrecht of zonder een van hem afgeleid verschoningsrecht geen gebruik maakt van zijn geheimhoudernummer.

  • 4 De advocaat draagt er zorg voor dat een persoon met een van hem afgeleid verschoningsrecht zijn telefoon of faxapparaat met geheimhoudernummer niet laat gebruiken door een persoon zonder verschoningsrecht.

Artikel 6.12. Misbruik of verlies opgegeven geheimhoudernummers

  • 1 De advocaat die zijn telefoon of faxapparaat met geheimhoudernummer laat gebruiken of heeft laten gebruiken onder dwang meldt dat zo spoedig mogelijk aan de secretaris van de algemene raad.

  • 2 Bij verlies of diefstal van een mobiele telefoon met geheimhoudernummer laat de advocaat het nummer zo spoedig mogelijk blokkeren en meldt hij dit zo snel mogelijk aan de secretaris van de algemene raad.

  • 3 De advocaat draagt er zorg voor dat een persoon met een van hem afgeleid verschoningsrecht die zijn telefoon of faxapparaat met geheimhoudernummer laat gebruiken of heeft laten gebruiken onder dwang of doordat het toestel niet meer in zijn macht is door verlies of diefstal, dat zo spoedig mogelijk aan hem meldt. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 6.4. Advocatenpas en authenticatiemiddel

Artikel 6.13. Advocatenpas

  • 1 Een advocaat beschikt over een advocatenpas, uitgegeven door een leverancier die door de algemene raad is geselecteerd op grond van artikel 6.16.

  • 2 De advocatenpas is tevens het authenticatiemiddel voor de beveiligde internetomgeving van de Nederlandse orde van advocaten en de orden van advocaten in de arrondissementen.

Artikel 6.14. Gemachtigden

  • 1 Een advocaat kan een authenticatiemiddel aanvragen voor door hem gemachtigde personen.

  • 2 Een advocaat kan uitsluitend personen machtigen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn en advocaten die binnen hetzelfde kantoor of op hetzelfde adres werkzaam zijn.

  • 3 De advocaat draagt er zorg voor dat de gemachtigde het authenticatiemiddel gebruikt conform zijn opdracht en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.

Artikel 6.15. Informeren bij vermissing of schade

De advocaat informeert de leverancier van het authenticatiemiddel onverwijld:

  • a. in geval van vermissing of beschadiging van de advocatenpas van hem of van het authenticatiemiddel van door hem gemachtigden;

  • b. indien de machtiging voor een gemachtigde is ingetrokken.

Artikel 6.16. Selectie leveranciers en nadere regels

  • 1 De algemene raad selecteert de leveranciers van de advocatenpas en het authenticatiemiddel.

  • 2 De algemene raad kan nadere regels stellen over de advocatenpas en het authenticatiemiddel, onder meer met betrekking tot de aanvraag, uitgifte en de geldigheid ervan.

Artikel 6.17. Informatie door secretaris van de algemene raad

De secretaris van de algemene raad informeert de leverancier van de advocatenpas en het authenticatiemiddel onverwijld over opschorting van de stage dan wel schrapping of doorhaling van het tableau of schorsing in de uitoefening van de praktijk van een advocaat.

Afdeling 6.5. Derdengelden

Paragraaf 6.5.1. Derdengelden

Artikel 6.18. Reikwijdte derdengelden

Afdeling 6.5 is niet van toepassing op de advocaat die optreedt in een hoedanigheid die het gevolg is van een rechterlijke benoeming, indien en voor zover daarbij voorzien is in een regeling voor het beheer van derdengelden.

Artikel 6.19. Derdengelden

  • 1 Een advocaat draagt er zorg voor dat derdengelden worden overgemaakt hetzij rechtstreeks naar de rechthebbende, hetzij naar de bankrekening van de stichting derdengelden die hem ter beschikking staat.

  • 2 De advocaat die derdengelden onder zich heeft, maakt de gelden zodra de gelegenheid zich voordoet over naar de bankrekening van de stichting derdengelden of van de rechthebbende, en administreert het bedrag, de datum en wijze van ontvangst, de datum van overmaking, de begunstigde en de naam van de behandelend advocaat.

  • 3 Indien de advocaat een bankrekeningnummer op zijn briefpapier vermeldt, dan kan dat uitsluitend de bankrekening van de stichting derdengelden betreffen.

  • 4 Een advocaat doet derdengelden niet tot zekerheid strekken van hemzelf, zijn praktijk of enige derde.

  • 5 Een advocaat kan met de rechthebbende schriftelijk overeenkomen de derdengelden aan te wenden ter voldoening van een eigen declaratie. De advocaat legt deze overeenkomst vast met verwijzing naar het bedrag en de specifieke declaratie.

Artikel 6.20. Waardepapieren en kostbaarheden

  • 1 Artikel 6.19 is, zo mogelijk, van overeenkomstige toepassing op waardepapieren en kostbaarheden die de advocaat bij wijze van derdengelden ontvangt.

  • 2 De advocaat mag slechts gelden, geldswaardige papieren, kostbaarheden of andere zaken aannemen of bewaren, indien hij zich ervan heeft vergewist welke gelden, geldswaardige papieren, kostbaarheden of andere zaken het betreft en zich ervan heeft overtuigd dat dit in het kader van een door hem behandelde zaak een redelijk doel dient.

Paragraaf 6.5.2. Stichting derdengelden

Artikel 6.21. Beschikbaarheid stichting derdengelden

Een advocaat heeft een stichting derdengelden ter beschikking, die voldoet aan de eisen opgenomen in artikel 6.22.

Artikel 6.22. Eisen stichting derdengelden

  • 1 De stichting derdengelden heeft statuten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid; de naam van de stichting bevat ten minste de woorden 'stichting', 'beheer' en 'derdengelden'.

  • 2 De stichting derdengelden strekt tot een goede uitvoering van artikel 6.19.

  • 3 De stichting derdengelden wordt voor geen ander doel gebruikt dan voor het beheer van derdengelden.

  • 4 Indien de stichting derdengelden ontvangt, heeft de stichting daarvoor een bankrekening beschikbaar die voldoet aan de door de algemene raad gestelde eisen.

  • 5 Tot bestuurder van de stichting kunnen worden benoemd:

  • 6 Tot bestuurder van een stichting kunnen niet worden benoemd:

    • a. degene die onder verantwoordelijkheid werkt van of ondergeschikt is aan een bestuurder van de stichting;

    • b. degene die in dienst is bij het kantoor van een bestuurder van de stichting.

  • 7 De stichting verbindt zich ertoe om de deken desgevraagd de informatie te verschaffen die op grond van de Advocatenwet of deze verordening wordt verlangd van advocaten.

  • 8 De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie er ten minste een advocaat is.

  • 9 Tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor is een overeenkomst gesloten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid.

  • 10 De algemene raad kan modellen voor de statuten van de stichting derdengelden en voor de overeenkomst tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor vaststellen en kan bij wijzigingen van deze modellen bepalen wanneer bestaande statuten en overeenkomsten tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor moeten worden aangepast.

Artikel 6.23. Bestuurder stichting derdengelden

  • 1 Een advocaat die bestuurder is van een stichting derdengelden is gehouden de bepalingen van deze afdeling na te leven.

  • 2 Een advocaat die bestuurder is van een stichting derdengelden verleent geen medewerking aan handelingen die strijdig zijn met de bepalingen van deze afdeling.

  • 3 Een advocaat die bestuurder is van een stichting derdengelden maakt derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is gegeven, met inachtneming van artikel 6.22, achtste lid.

Afdeling 6.6. Beroepsaansprakelijkheid

Artikel 6.24. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering

  • 1 De advocaat is adequaat verzekerd ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het risico dat een advocaat die de praktijk in dienst uitoefent schade toebrengt aan zijn werkgever, voor zover de werkgever hem voor deze schade op voorhand schriftelijk vrijwaart. In dat geval blijft voor de advocaat die de praktijk in dienst uitoefent de verplichting bestaan een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten voor schade, als advocaat toegebracht aan derden.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op het risico dat een advocaat die de praktijk in dienst uitoefent schade toebrengt aan derden, indien de werkgever de Staat is en deze de advocaat hiervoor op voorhand schriftelijk vrijwaart conform het model, bedoeld in het vijfde lid.

  • 4 De advocaat gaat de verzekering aan met een verzekeraar van wie aannemelijk is dat deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van solvabiliteit.

  • 5 De algemene raad stelt een model van de vrijwaring vast en kan bij wijzigingen van dat model bepalen wanneer bestaande vrijwaringen moeten worden aangepast.

Artikel 6.25. Dekking van verzekering

De in artikel 6.24, eerste lid, bedoelde verzekering:

  • a. dekt per advocaat of indien van toepassing per samenwerkingsverband ten minste schade tot een bedrag van € 500.000 per aanspraak en tot ten minste twee maal dat bedrag per verzekeringsjaar;

  • b. dekt mede de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de advocaat voor handelingen en nalatigheden van personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn;

  • c. dekt de schade voortvloeiend uit alle werkzaamheden die gerekend kunnen worden tot de beroepsuitoefening van de advocaat, daaronder begrepen het optreden als curator in een faillissement, als bewindvoerder in een (voorlopige) surséance van betaling en in andere hoedanigheid waarin de advocaat door de rechter wordt benoemd, dan wel als mediator, bindend adviseur of arbiter;

  • d. is ten minste van kracht voor gebeurtenissen in de lidstaten van de Europese Unie en landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland;

  • e. omvat voor een advocaat of een samenwerkingsverband van twee advocaten geen eigen risico hoger dan € 12.500 per aanspraak;

  • f. omvat voor een samenwerkingsverband van meer dan twee advocaten geen eigen risico per aanspraak hoger dan € 5.000 maal het aantal verzekerde advocaten, met een maximum van € 100.000 per aanspraak.

Artikel 6.26. Beperking aansprakelijkheid

Een advocaat kan schriftelijk met de cliënt overeenkomen dat de beroepsaansprakelijkheid, buiten het bedrag van het eigen risico, wordt beperkt tot het bedrag waarop de verzekering aanspraak op uitkering geeft, indien:

Afdeling 6.7. Betalingen aan en door advocaat

Artikel 6.27. Betalingen aan en door advocaat

  • 1 De advocaat verricht of aanvaardt in het kader van zijn praktijkuitoefening betalingen slechts giraal behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid.

  • 2 De advocaat kan betalingen in het kader van zijn praktijkuitoefening alleen dan in contanten verrichten of aanvaarden, indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen en met inachtneming van het bepaalde in het derde lid.

  • 3 Indien de advocaat in een zaak of in een periode van ten hoogste een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen zal verrichten of aanvaarden met een gezamenlijke waarde van € 5.000 of meer, overlegt de advocaat hierover voorafgaand aan die verrichting of aanvaarding met de deken. Indien dit voorafgaand overleg redelijkerwijs niet mogelijk is, vindt dit overleg plaats onverwijld na de verrichting of aanvaarding van die betaling.

Afdeling 6.8. Klachten en geschillen

Artikel 6.28. Kantoorklachtenregeling

  • 1 De advocaat beschikt over een kantoorklachtenregeling die voldoet aan het bepaalde in het tweede lid. De advocaat draagt er zorg voor dat klachten conform de kantoorklachtenregeling worden behandeld.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kantoorklachtenregeling regelt in ieder geval:

    • a. op welke wijze de advocaat, de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband klachten behandelt over de totstandkoming en de uitvoering van een overeenkomst van opdracht, de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de declaratie;

    • b. dat de kantoorklachtenregeling eveneens van toepassing is op de onder de verantwoordelijkheid van de advocaat werkzame personen;

    • c. welke advocaat is belast met de afhandeling van de klacht, die daarmee functioneert als klachtenfunctionaris;

    • d. dat de klachtenfunctionaris binnen een maand na ontvangst van de klacht de klager en degene over wie is geklaagd schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van het oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen;

    • e. dat de klachtenfunctionaris bij afwijking van de termijn, bedoeld in onderdeel d, daarvan met redenen omkleed mededeling doet aan klager en degene over wie is geklaagd, onder vermelding van de termijn waarbinnen wel een oordeel over de gegrondheid van de klacht wordt gegeven;

    • f. dat de klager en degene over wie is geklaagd in de gelegenheid worden gesteld een toelichting te geven op de klacht;

    • g. dat de klager geen vergoeding is verschuldigd voor de kosten van de behandeling van de klacht;

    • h. bij welke onafhankelijke partij een klacht die na behandeling niet is opgelost kan worden voorgelegd ter verkrijging van een bindende uitspraak.

  • 3 De advocaat, de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband verklaart de kantoorklachtenregeling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht die met de cliënt wordt aangegaan.

Artikel 6.29. Geschilbeslechting

Indien de advocaat, de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband in de overeenkomst van opdracht opneemt dat geschillen over de totstandkoming en de uitvoering van deze overeenkomst, de kwaliteit van de dienstverlening of de hoogte van de declaratie ter beslechting worden voorgelegd aan een ander dan de bevoegde rechter, dan vindt deze geschilbeslechting in ieder geval plaats door middel van een overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of door middel van een vaststellingsovereenkomst, bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6.30. Klachtregistratie

De klachtenfunctionaris houdt een overzicht bij van alle binnengekomen klachten met daarbij het onderwerp van de klacht.

Hoofdstuk 7. Relatie advocaat – cliënt

Afdeling 7.1. Controle door advocaat

Artikel 7.1. Controle identiteit cliënt en wettigheid opdracht

  • 1 Bij aanvaarding van de opdracht vergewist de advocaat zich van de identiteit van de cliënt en in voorkomend geval tevens van de identiteit van de tussenpersoon die de opdracht namens de cliënt verstrekt, tenzij de aard of de omstandigheden van de zaak dit onmogelijk maken.

  • 2 Bij de aanvaarding van de opdracht gaat de advocaat na of in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opdracht strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten.

Artikel 7.2. Twijfel identiteit cliënt

  • 1 De advocaat mag afgaan op de juistheid van de hem door de cliënt verstrekte gegevens zolang in redelijkheid aanwijzingen van het tegendeel ontbreken.

  • 2 Indien de advocaat gerede twijfel heeft, dan wel indien er omstandigheden zijn die gerede twijfel rechtvaardigen, over de juistheid van de door of namens de cliënt verschafte gegevens of de identiteit van de cliënt of de tussenpersoon, stelt de advocaat een onderzoek in naar de juistheid van de verschafte gegevens, de achtergrond van de cliënt, de tussenpersoon onderscheidenlijk het doel van de opdracht, tenzij de aard of omstandigheden van de zaak dit onmogelijk maken.

Artikel 7.3. Weigeren dienstverlening

De advocaat onthoudt zich van de verlening van diensten of legt een opdracht neer, indien hij in redelijkheid niet in voldoende mate de gegevens, bedoeld in artikel 7.1 en artikel 7.2 heeft verkregen, of indien in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opgedragen diensten strekken tot de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten.

Afdeling 7.2. Communicatie algemeen

Artikel 7.4. Informatieverstrekking

  • 1 De advocaat vermijdt in zijn optreden naar buiten dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking.