Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2015

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-01-2021

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de Regeling voertuigen overgenomen.

Voorts wordt verstaan onder:

  • a. autonome beslisruimte: de actuele, door de wegbeheerder voor een weg of weggedeelte opgegeven afmetingen en massa's tot welke de RDW zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;

  • b. begeleidingsvoertuig: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • c. digitale wegenkaart: elektronische weergave van de wegen of weggedeelten waar de autonome beslisruimte voor langlopende basis ontheffingen op van toepassing is en die door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de ontheffing houders ter beschikking wordt gesteld;

  • d. gedwongen besturing: gelede stuurinrichting volgens ECE R79, waarbij de besturingsoverbrenging zuiver mechanisch of zuiver hydraulisch is uitgevoerd;

  • e. hulpbesturing: inrichting waarmee de besturing van een getrokken voertuig anders dan door verdraaiing van het stuurwiel van het motorrijtuig met de hand kan worden beïnvloed;

  • f. konvooi: een samenstel van exceptionele transporten dat als één geheel wordt begeleid door transportbegeleiders;

  • g. transportbegeleider: persoon als bedoeld in artikel 1, onder h, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • h. voertuigdocumenten: de documenten bedoeld in artikel 1, onder g en h van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

  • i. zelfsturende besturing: zelfsturende stuurinrichting als bedoeld in ECE R79, waarbij de stuurkrachten geleverd worden door een verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de hoek tussen de lengteas van het aanhangwagenchassis of de last die deze vervangt en de lengteas van het onderstel waaraan de as(sen) bevestigd is (zijn);

  • j. VIN: voertuigidentificatienummer als bedoeld in verordening nr. 19/2011/EU.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor ontheffingen voor een exceptioneel transport op basis van artikel 149a, tweede lid Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 3. Soorten ontheffingen

Ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffingen.

Artikel 4. Langlopende ontheffing

  • 1 Een langlopende ontheffing wordt verleend voor:

    • a. één voertuig of één samenstel van voertuigen voor exceptionele transporten,

    • b. een maximale geldigheidsduur van 1 jaar, en

    • c. een verzameling van wegen die binnen de autonome beslisruimte van de RDW valt.

  • 2 Een langlopende ontheffing kan worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op

    • a. een breedte die niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

    • b. een lengte die niet meer bedraagt dan 27,50 meter;

    • c. een hoogte die niet meer bedraagt dan 4,25 meter;

    • d. een maximale massa van 100.000 kg;

    • e. een maximale aslast van 10.000 kg dan wel 12.000 kg voor een pendelas.

Artikel 5. Incidentele ontheffing

  • 1 Een incidentele ontheffing kan worden verleend voor een bepaalde route en voor maximaal vier voertuigen of vier samenstellen van voertuigen.

  • 2 Incidentele ontheffingen kunnen worden verleend met een geldigheidsduur van:

    • a. maximaal vier weken, of

    • b. maximaal drie maanden, of

    • c. maximaal 1 jaar, mits voor specifieke doeleinden.

  • 3 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder b, worden slechts verleend indien meerdere identieke exceptionele transporten door dezelfde transporteur gedurende een bepaalde en beperkte periode over een bepaalde route moeten worden uitgevoerd. Een ontheffing met een geldigheidsduur van zes weken of meer wordt slechts verleend voor een exceptioneel transport indien:

    • a. de breedte niet meer bedraagt dan 4,50 meter, of

    • b. de lengte niet meer bedraagt dan 60 meter, of

    • c. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,50 meter.

  • 4 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder c, kunnen slechts worden verleend indien het exceptionele transport:

    • a. aantoonbaar langdurig en frequent plaats moet vinden op een bepaalde route, en deze route niet meer dan 15 kilometer bedraagt, mits dit de meest veilige en doelmatige route is;

    • b. plaats moet vinden ten behoeve van de opleiding en examinering voor het getuigschrift transportbegeleider.

Artikel 6. Ontheffingen voor lengte bij onbeladen voertuigen

Artikel 7. Ontheffingen voor lengte bij beladen voertuigen

Artikel 8. Ontheffingsdocument met bijlagen

  • 1 In het ontheffingsdocument wordt voor het voertuig of het samenstel van voertuigen vermeld:

  • 2 Een langlopende ontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing, de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand zijn vermeld;

    • b. een wegenbijlage, ten minste bestaande uit – een afdruk van – de digitale wegenkaart;

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten;

    • d. een bijlage die onder meer nadere gegevens omtrent kunstwerken, aanmelden en aanmeldlocaties bevat.

  • 3 De aanvrager van een langlopende ontheffing ontvangt tevens een wijzigingsabonnement, waarbij gedurende en uitsluitend voor de resterende geldigheidsduur van de langlopende ontheffing, de digitale wegenkaart moet worden vervangen in verband met de wijziging in de autonome beslisruimte dan wel het gebruik van de ontheffing.

  • 4 De Dienst Wegverkeer geeft op een door deze dienst bepaalde wijze de aangepaste digitale wegenkaart af voor zover zich wijzigingen in de autonome beslisruimte hebben voorgedaan dan wel voor het gebruik van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 5 Een incidentele ontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager de ladingomschrijving, het laad- en losadres, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand;

    • b. diverse bijlagen die een routebeschrijving, beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

Artikel 9. Aanvraagformulier Ontheffing

  • 1 De aanvrager van een ontheffing dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 10. Wijze van indienen van de aanvraag

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 11. Intrekken van de aanvraag

  • 1 Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2 Het annuleren van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform de actuele Regeling tarieven Dienst Wegverkeer1 behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog en niet de status in behandeling heeft.

Artikel 12. Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

  • 1 Aanvragen die binnen de autonome beslisruimte van de Dienst Wegverkeer vallen, worden in beginsel afgehandeld binnen 2 werkdagen.

  • 2 Voor aanvragen die buiten de autonome beslisruimte van de Dienst Wegverkeer vallen, geldt in beginsel een termijn van meer dan 2 werkdagen.

  • 3 Uitsluitend op last van de politie kan een ontheffingsaanvraag met spoed worden behandeld.

Artikel 13. Beoordeling route aanvraag

  • 1 De Dienst Wegverkeer hanteert bij de beoordeling van aanvragen ten aanzien van de hoogte bij in de route gelegen kunstwerken een speling van minimaal 0,15 meter ten opzichte van de hoogte van het exceptioneel transport.

  • 2 Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien:

    • a. de aanvraag buiten de autonome beslisruimte valt, en

    • b. geen alternatieve route aanwezig is, en

    • c. geen andere wijze van vervoer mogelijk is, en

    • d. geen voertuig technische oplossingen mogelijk zijn.

Artikel 14. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding wegbeheerder Rijk

  • 1 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt ten aanzien van de breedte van het transport op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, in beginsel het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte meer niet bedraagt dan 4,00 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 uur tot 20.00 uur;

    • c. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur.

    • d. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

  • 2 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 40,00 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 40,00 meter en 50,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 50,00 meter, ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur.

  • 3 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen in beginsel ten aanzien van de massa van het transport het volgende toetsingskader:

    • a. bij een massa tot 100.000 kg en geen bijzondere verrichtingen vereist bij de uitvoering van het exceptionele transport geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kg ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 4 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport op autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen vereist zijn, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 5 Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 13, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste twee transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6 Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door één dan wel twee transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 15. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding overige wegbeheerders en wegbeheerder Rijk voor N-wegen

  • 1 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de breedte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,50 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte van het transport tussen de 3,50 meter en 4,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider, en geen rijtijdbeperking;

    • c. de breedte van het transport tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • d. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur;

    • e. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

  • 2 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 27,50 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 27,50 meter en 32,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 32,00 meter, ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 3 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de massa van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, het volgende toetsingskader:

    • a. indien de massa van het transport niet meer bedraagt dan 100.000 kg en geen bijzondere verrichtingen vereist zijn, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kg ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 4 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen zijn vereist, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 5 Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste twee transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6 Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door één dan wel twee transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 16. Nadere gegevens ontheffingsaanvraag

  • 1 Naar aanleiding van een ontheffingsaanvraag kunnen nadere gegevens worden opgevraagd ten behoeve van de beoordeling van:

    • a. het voertuig of samenstel van voertuigen;

    • b. de route, al dan niet in combinatie met de lading;

    • c. het bepaalde in artikel 5.

  • 2 Bij de beoordeling door de Dienst Wegverkeer van de geschiktheid van een motorvoertuig voor de uitvoering van een exceptioneel transport met een toegestane maximummassa van een samenstel van voertuigen groter dan het wettelijk maximum, is het volgende van toepassing:

    • a. ten aanzien van het motorvermogen:

      ≤ 100.000 kg: 0,00294 kW/kg

      > 100.000 kg ten minste 294 kW en;

    • b. ten aanzien van de belasting op de aangedreven as of assen:

      het motorvoertuig moet zodanig zijn belast dat ten minste 1/5 deel van de toegestane maximummassa van het samenstel van voertuigen op de aangedreven as of assen rust:

      • bij meerdere aangedreven assen tot een maximum van 10.000 kg voor een langlopende ontheffing en tot een maximum van 12.000 kg voor in een incidentele ontheffing.

      • bij een enkele aangedreven as tot een maximum van 11.500 kg;

    • c. ten aanzien van het toegestane maximummassa van een voertuig of van een samenstel van voertuigen en maximale aslasten: het gestelde in artikel 17, tweede en derde lid, artikel 18, tweede lid en artikel 19, tweede en derde lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten.

      Deze onderzoeken vinden plaats bij de RDW. Het onder a genoemde onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid dan wel artikel 14, eerste en derde lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde documenten;

    • d. ten aanzien van de banden:

      de wielen van elke as van het voertuig moeten gezamenlijk zijn voorzien van banden waarvan de loadindex niet kleiner is dan de maximum toegestane aslast, zoals beschreven in het kentekenbewijs dan wel ontheffingsattest of SERT document, in combinatie met een snelheidscodering van tenminste 80 km/h.

  • 4 Ten behoeve van de route als bedoeld in het eerste lid, onder b, kunnen worden opgevraagd:

    • a. een tekening van het exceptionele transport in beladen toestand;

    • b. een gedetailleerde routebeschrijving van wegen of weggedeeltes indien:

      • sprake is van omstandigheden die inzet van meer dan twee transportbegeleiders vereisen;

      • sprake is van wegnemen en terugplaatsen van wegmeubilair of andere fysieke maatregelen die noodzakelijk zijn om passage mogelijk te maken;

      • meer dan vijf minuten vertraging op een wegvak voor weggebruikers kan ontstaan, doordat manoeuvreren dan wel een lagere snelheid dan de voor het exceptionele transport ter plaatse geldende maximumsnelheid noodzakelijk is.

§ 3. Voorschriften verbonden aan ontheffingen

Artikel 17. Voorschriften verbonden aan de ontheffing

  • 1 De Dienst Wegverkeer verbindt aan iedere ontheffing algemene voorschriften, zoals opgenomen in bijlage A.

  • 2 De Dienst Wegverkeer kan aan iedere ontheffing bijzondere voorschriften verbinden.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Overgangsbepaling

De voor inwerkingtreding van deze beleidsregel aangevraagde en verleende ontheffingen behouden hun geldigheid voor de geldigheidsduur van de desbetreffende ontheffing.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 21. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2015.

Deze beleidsregel zal met bijlagen en de toelichting in de Staatcourant worden geplaatst.

De Directie van de RDW,

A. van Ravestein,

Algemeen Directeur

Bijlage A. Bij artikel 17, eerste en tweede lid

Algemene voorschriften

Artikel 1. Voertuigdocumenten

  • 1. De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van het exceptionele transport afgegeven en voor de ontheffing vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing aanwezig zijn.

    Deze documenten moeten bij de ontheffing getoond kunnen worden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag de actuele digitale wegenkaart van de langlopende ontheffing aanwezig zijn op een elektronische gegevensdrager.

Artikel 2. Passagemogelijkheden

  • 1. Voor gebruik van de ontheffing moet de aanvrager zich vooraf overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden wegen.

  • 2. Indien als voorschrift aanmelding bij de wegbeheerder(s) is voorgeschreven, moet deze aanmelding tijdig vóór het feitelijk gebruik van de ontheffing geschieden, conform de in de ontheffing voorgeschreven wijze.

  • 3. Ingeval van een incidentele ontheffing voor exceptioneel transport met een breedte vanaf 3,50 meter moet de gebruiker van de ontheffing maximaal 24 uur vóór de uitvoering van het exceptionele transport voor wegen onder beheer van het Rijk, de wegwerkzaamheden raadplegen op de door de Dienst Wegverkeer ter beschikking gestelde kaart, http://dkw.rdw.nl/

  • 4. Indien wegmeubilair moet worden verwijderd en teruggeplaatst ten behoeve van de uitvoering van het transport, moet tijdig voor het gebruik van de ontheffing contact worden opgenomen met de wegbeheerder.

Artikel 3. Buitengewone omstandigheden

  • 1. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 meter.

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing worden beëindigd door het transport op een veilige plaats neer te zetten.

Artikel 4. Plaats op de rijbaan

  • 1. Voor een exceptioneel transport geldt op alle wegen een inhaalverbod van alle motorvoertuigen.

  • 2. Op aanwijzing van de politie, transportbegeleider of verkeersregelaar mag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3, eerste lid en artikel 43 RVV 1990.

Artikel 5. Konvooien

  • 1. Indien aan de ontheffing het voorschrift transportbegeleiding is verbonden, mag het exceptionele transport tot een konvooi worden samengesteld, indien:

    • a. dit plaatsvindt op autosnelwegen, en

    • b. het konvooi uit ten hoogste twee exceptionele transporten bestaat.

  • 2. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke exceptionele transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 50 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste één transportbegeleider moet worden begeleid.

  • 3. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 120 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste drie transportbegeleiders moet worden begeleid.

Artikel 6. Markering

  • 1. Bij een exceptioneel transport met in de breedte of in de lengte uitstekende lading, moet deze van een markering zijn voorzien overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 130 tot en met 133 van Bijlage VIII, van de Regeling voertuigen.

  • 2. Bij een exceptioneel transport met een breedte van meer dan 3,00 meter moet een deugdelijk werkend geel zwaai- flits- of knipperlicht aanwezig zijn.

  • 3. Indien de lengte van het exceptioneel transport meer dan 27,00 meter bedraagt moet aan de achterzijde van het transport een geel bord zijn aangebracht, waarop in zwarte tekens goed leesbaar moet zijn vermeld: ‘uitzonderlijk vervoer of ‘transport exceptionnel’of ‘convoi exceptionnel’of ‘schwertransport’.

  • 4. Bij een exceptioneel transport met een totale lengte of voertuiglengte groter dan 22,00 meter moet opvallende markering op de zijkant van het voertuig zijn aangebracht, waarbij:

    • a. De opvallende markering bestaat uit:

    • a. volledige contourmarkering,

    • b. gedeeltelijke contourmarkering, of

    • c. doorlopende lijnmarkering.

  • 5. voor de opvallende markering als bedoeld in het vierde lid geldt dat:

    • het als doorlopend wordt beschouwd wanneer onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 meter;

    • Het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse C;.

    • de kleur uitsluitend wit of geel mag zijn;

    • bij lijnmarkering en de onderste elementen van contourmarkering deze niet hoger zijn gemonteerd dan 2,50 meter.

Artikel 7. Hulpbesturing

Indien in het voertuig hulpbesturing aanwezig is, geldt ten aanzien van het gebruik van de hulpbesturing dat:

  • 1. de hulpbesturing op het getrokken voertuig uitsluitend mag worden gebruikt bij stapvoets rijden en in aanwezigheid van een transportbegeleider.

  • 2. de hulpbesturing volledig buiten gebruik moet zijn gesteld bij een snelheid groter dan 20 km/h;

  • 3. na gebruik het voertuig goed in het spoor moet lopen van het trekkende motorrijtuig.

Artikel 8. Bijplaatsen lading

Het bijplaatsen van lading is toegestaan, indien deze lading:

  • 1. de plaatsing van de ondeelbare lading in de meest gunstige positie niet nadelig beïnvloedt, en de afmetingen van het exceptioneel transport niet beïnvloed;

  • 2. Geen overschrijding van de wettelijk toegestane maximummassa's en aslasten veroorzaakt;

  • 3. Maximaal 10% van de massa van de ondeelbare lading bedraagt en bestaat uit onderdelen van de ondeelbare lading, indien op grond van deze ontheffing de wettelijk toegestane maximummassa's en aslasten overschreden mogen worden.

Artikel 9. Modulaire voertuigen

Voor modulaire voertuigen geldt dat het modulair samengestelde voertuig het kenteken van het voor het achterste asstel afgegeven kenteken moet voeren.

Artikel 10. Dollycombinatie

  • 1. Indien de uitvoering van het exceptioneel transport plaatsvindt met een dollycombinatie, waarbij een deel van de in lengte ondeelbare lading wordt gedragen door de dolly en de koppeling tussen het trekkende motorrijtuig dan wel de voertuigcombinatie en de dolly wordt gevormd door de lading, geldt het volgende:

    • a. tussen de voertuigen die door de lading met elkaar zijn verbonden moet een extra verbinding aanwezig zijn die een kracht kan opnemen van ten minste 0,6 x de toegestane maximummassa van de dolly;

    • b. de dolly loopt goed in het spoor van het trekkende motorvoertuig;

  • 2. Bij dollycombinaties geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze bijlage, dat het gedeelte tussen de beide schamels voorzien is van markeringsbanden, die voorzien zijn van naar buiten gerichte zijmarkering afwisselend in de kleuren rood/ambergeel of rood/wit.

Artikel 11. Gebruik voertuig in onbeladen toestand

Het voertuig of samenstel van voertuigen moet bij gebruik in onbeladen toestand volledig zijn ingeschoven.

Artikel 12. Bestreken baaneisen

Een samenstel van voertuigen voor exceptioneel transport moet tot een lengte van maximaal 27 meter, naar beide zijden een cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels zoals in onderstaande tabel en tekening is vermeld zonder dat één van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van de cirkels komt.

Voor een samenstel van voertuigen waarvan het getrokken voertuig een getrokken werktuig is moet deze vanaf een lengte van 22 meter voldoen aan onderstaande tabel en tekening

Combinatie lengte

( CL) (m)

Buiten

straal (m)

Bestreken

baan (m)

Binnen

straal (m)

Uitscheer

maat (m)

Doorreden

hoek (°)

CL ≤ 17,00

12,50

≤ 7,20

≥ 5,30

≤ 0,80

270

17,00 < CL ≤ 20,00

12,50

≤ 7,20

≥ 5,30

≤ 1,20

120

20,00 < CL ≤ 23,00

14,50

≤ 8,00

≥ 6,50

≤ 1,40

120

23,00 < CL ≤ 27,00

16,50

≤ 9,00

≥ 7,50

≤ 1,70

120

Bijlage 254463.png

Artikel 13. Vervangend voertuig of samenstel van voertuigen

Indien een ander, vervangend, voertuig of samenstel van voertuigen dan in de ontheffing is vermeld bij de uitvoering van het exceptioneel transport wordt gebruikt, geldt onverminderd het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage, het volgende:

  • 1. Het kenteken van het vervangende voertuig is tenaamgesteld op de transporteur aan wie de ontheffing is verleend.

  • 2. Het aantal voertuigen of samenstellen van voertuigen zoals vermeld in de ontheffing wordt niet overschreden.

  • 3. De voor de vervangende voertuigen afgegeven voertuig technische documenten moeten in het voertuig aanwezig zijn indien:

    • a. de toegestane maximummassa van een voertuig of van een samenstel van voertuigen meer bedraagt dan het geldende wettelijke maximum voor het in de ontheffing opgenomen voertuig of samenstel van voertuigen, of

    • b. de lengte van het exceptionele transport meer dan 22,00 meter bedraagt, of

    • c. de aslasten hoger zijn dan het maximum volgens de Regeling voertuigen.

  1. Jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant ^ [1]
Naar boven