Beoordelingskader Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-03-2015 t/m 05-02-2019

Beoordelingskader Forensische Toxicologie

Deel I. Omlijning Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

In het op de Wet deskundige in strafzaken gebaseerd Besluit register deskundige in strafzaken (hierna: Brdis) heeft de wetgever het College gerechtelijk deskundigen (hierna: College) van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (hierna: NRGD) de taak gegeven om voor de registratie van aanvragers welomlijnde deskundigheidsgebieden te definiëren.

Het College omlijnt deskundigheidsgebieden met het doel duidelijkheid te verschaffen aan:

  • 1. Gebruikers van het register (bijvoorbeeld rechter, lid OM en advocaat); over de activiteiten waarmee een deskundige zich op het desbetreffende deskundigheidsgebied bezig houdt en over die activiteiten die daarbuiten vallen.

  • 2. Aanvragers (rapporteurs); over de grenzen van het deskundigheidsgebied waarvoor deze zich aan kunnen melden en de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen om zich voor dit deskundigheidsgebied te kunnen laten registeren.

  • 3. Toetsers; over de grenzen van het deskundigheidsgebied zodat deze weten aan welke activiteiten de aanvrager te toetsen.

2. Het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

2.1. Kernactiviteiten Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Hieronder staat de beschrijving van het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie.

De toxicologie beschrijft de lotgevallen en werking van stoffen in – en hun potentieel schadelijke effecten op – levende organismen, met als oogmerk de risico's van blootstelling aan deze stoffen voor mens, dier en milieu te schatten en ongewenste effecten te minimaliseren. De toxicologie is een interdiscipline tussen de medische, biologische en chemische gebieden van wetenschap en omvat alle chemische verbindingen (van biologische, minerale of synthetische origine).

De toxicologie kent een aantal subspecialismen; zoals

  • Milieu- of Eco-toxicologie

  • Medische of Humane Toxicologie

Over het algemeen wordt de forensische toxicologie gezien als een aandachtsgebied binnen het subspecialisme Humane of Medische Toxicologie.

Forensische toxicologie kan men nader definiëren als het aandachtsgebied dat de consequenties van blootstelling aan stoffen bestudeert ten behoeve van de rechtspraak in de ruimste zin.

Voor de forensisch toxicoloog is het van groot belang dat hij/zij een overzicht heeft over het gehele vakgebied van de toxicologie. De forensisch toxicoloog moet met name ook de principes van de klinische toxicologie beheersen in verband met de vertaalslag naar de juridische implicaties. Bovendien is kennis en ervaring op het gebied van de bio-analytische chemie vereist.

Forensische toxicologie is van belang in straf- en civielrechtelijke zaken – alsook zaken op het gebied van bestuurs- en tuchtrecht – die betrekking hebben op een slachtoffer(s) of dader(s).

Tot de kerntaken van de forensisch toxicoloog behoren: het overleg over de vraagstelling, het onderzoeksplan, de analysekeuze en de interpretatie van de laboratoriumresultaten.

Belangrijke vragen hierbij zijn:

  • Bij onnatuurlijk overlijden: zijn lichaamsvreemde stoffen aanwezig, die mogelijk (mede) een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden?

  • Bij niet-overleden slachtoffers: zijn lichaamsvreemde stoffen aanwezig en benadelen deze de gezondheid?

  • Zijn stoffen in het lichaam aanwezig (zoals drugs, alcohol, medicijnen) en welke effecten kunnen deze stoffen hebben op het gedrag?

2.2. Methodologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Pre-analytische fase: keuze van het te analyseren monster en het opzetten van een bio-analytische onderzoeksstrategie.

Analytische fase: supervisie van het bio-analytisch onderzoek door gekwalificeerd analytisch personeel. Het is van belang dat het forensisch-toxicologisch laboratorium voldoet aan vooraf gedefinieerde en controleerbare kwaliteitseisen en geaccrediteerd is.

Post-analytische fase: het aangeven van de waarschijnlijkheid waarmee de bio-analytische resultaten de beschreven effecten kunnen verklaren. Hierbij worden alle relevante feiten voor zover bekend uit de lijkschouw, het pre-analytische en analytische traject en overige relevante feiten meegewogen. De forensisch toxicoloog dient hiertoe op de hoogte te zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de gebruikte analysetechnieken.

2.3. Grenzen van het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Bij het rapporteren als deskundige binnen het deskundigengebied Forensische Toxicologie dient de deskundige zich bewust te zijn van de mogelijkheden en beperkingen van bovenstaande technieken en/of specialisaties. Daarnaast dient de deskundige zich bewust te zijn van de voor- en nadelen van deze technieken, specialisaties en/of ontwikkelingen.

Verdovende Middelen valt onder Toxicologie voor zover het de biologische lotgevallen en effecten bij de mens betreft.

Ten aanzien van bovenstaande vraagstellingen is de forensisch toxicoloog het eerste aanspreekpunt, waarbij opgemerkt dient te worden dat de forensisch toxicoloog zich ervan bewust dient te zijn dat ook vanuit specialistische deelgebieden (bijvoorbeeld de psychofarmacologie) uitspraken kunnen worden gedaan ten aanzien van bijvoorbeeld:

  • de relatie tussen concentraties van stoffen en bepaalde effecten (zoals gedrag),

  • mogelijke effecten van stoffen in het algemeen,

  • de validiteit van bio-analytisch onderzoek,

  • de schatting van de mate van blootstelling,

en dient zijn beperkingen ten opzichte van andere deskundigheidsgebieden te onderkennen.

Deel II. Registratie-eisen Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

De kwaliteitseisen, geformuleerd in het tweede lid van artikel 12 van het Brdis vormen de algemene criteria waarop de toetsing door het NRGD van forensisch deskundigen is gebaseerd. Het College formuleert voor elk deskundigheidsgebied op basis van de algemene criteria specifieke eisen.

Deel II geeft de registratie-eisen voor het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie weer waaraan de deskundige moet voldoen die een aanvraag voor (her)inschrijving in het register indient.

De registratie-eisen verschillen per type aanvrager. Het NRGD onderscheidt twee typen aanvragers: de initiële aanvrager (A) en de heraanvrager (B). De initiële aanvrager is een rapporteur die nog niet eerder geregistreerd is geweest voor het deskundigheidsgebied waar de aanvraag op ziet. De heraanvrager is een deskundige die al is geregistreerd in het NRGD, al dan niet voor beperkte duur, voor het deskundigheidsgebied waar de aanvraag op ziet.

Deze twee typen aanvragers worden voorts als volgt onderverdeeld:

  • A. Initiële aanvrager: een ervaren rapporteur (i) of een nieuwe rapporteur (ii).

    • (i) Een ervaren rapporteur heeft zelfstandig zaaksrapporten opgemaakt.

    • (ii) Een nieuwe rapporteur is (nog) niet in staat geweest zelfstandig zaaksrapporten op te maken.

  • B. Heraanvrager: een geregistreerde deskundige die na registratie voor een periode van vier jaar een aanvraag indient om zich te laten herregistreren (iii) en een geregistreerde deskundige die na registratie voor beperkte duur een aanvraag indient om zich te laten registreren voor een periode van vier jaar (iv).

2. Registratie-eisen Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

De algemene, ingevolge het tweede lid van artikel 12 van het Brdis aan de te (her)registreren deskundige te stellen eisen zijn in onderstaande tekst in cursief opgenomen met een verwijzing naar de onderdelen (a t/m i). Bij de algemene eis volgen, indien van toepassing, een of meer specifieke eisen. Wanneer geen specifieke eis is aangegeven, is de desbetreffende algemene eis op zich reeds afdoende bevonden.

Het tweede lid van artikel 12 van het Brdis luidt als volgt:

Een deskundige wordt op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:

Artikel 12(2) a. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het eigen deskundigheidsgebied waarop de aanvraag betrekking heeft.

Een aanvrager dient:

  • te beschikken over een academisch masterdiploma (medisch-biologische vooropleiding);

  • gedurende tenminste 3 jaar te werken in een relevant vakgebied op het niveau van een academisch masterdiploma. Gedacht kan worden aan: een ziekenhuis, apotheek, onderzoekslaboratorium en forensisch instituut;

  • de ERT-registratie te hebben verkregen;

  • op de hoogte te zijn van de basisbegrippen uit de in Annex A genoemde gebieden, en de eventuele beperkingen van zijn kennis op deze gebieden te onderkennen;

  • in staat te zijn om door te verwijzen naar onderzoekers in aanpalende toxicologische deskundigheidsgebieden, zoals milieu-toxicologie of veterinaire toxicologie;

  • lidmaatschap van een relevante beroepsvereniging te vermelden bij de aanvraag.

en

onderscheiden per type aanvrager

A. Initiële aanvrager

  • (i) Een ervaren rapporteur of (ii) een nieuwe rapporteur dient:

    • in de afgelopen 4 jaar aantoonbaar een minimum van 8 forensische zaken*, die onderworpen waren aan collegial review, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben.

B. Heraanvrager

  • (iii) Een geregistreerde deskundige die na registratie een aanvraag tot herregistratie indient, dient:

    • in de afgelopen 4 jaar aantoonbaar een minimum van 8 forensische zaken*, die onderworpen waren aan collegial review, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben.

    • in de afgelopen 4 jaar minimaal 32 uur per jaar te hebben besteed aan deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen, publicaties);

  • (iv) Een geregistreerde deskundige die na registratie voor beperkte duur een aanvraag tot registratie indient, dient:

    • in de afgelopen 2 jaar aantoonbaar een minimum van 4 forensische zaken*, die onderworpen waren aan collegial review, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben.

    • in de afgelopen 2 jaar minimaal 16 uur per jaar te hebben besteed aan deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen, publicaties);

      • * In deze zaken moet de aanvrager een aantoonbare rol hebben gespeeld in het pre-analytische en/of analytische en/of post-analytische deel van het onderzoek en dient er sprake te zijn van een complexe inhoudelijke interpretatie. Hieronder wordt bijvoorbeeld niet verstaan het rapporteren van een meetresultaat zonder interpretatie. Onder ‘interpretatie’ wordt niet verstaan het vergelijken van een grenswaarde. Hierbij worden alle relevante feiten voor zover bekend uit het pre-analytische, analytische en post-analytische traject en overige relevante feiten meegewogen onder vermelding van de wetenschappelijke literatuur. Een aanvrager dient recente ervaring te hebben met het interpreteren en rapporteren van zaken op het moment van zijn aanvraag voor registratie.

        Toelichting bij artikel 12 (2) a:

        Deskundigheidsbevordering

        De registratie-eis met betrekking tot deskundigheidsbevordering geldt voor Forensische Toxicologie vanaf 1 januari 2016.

        Collegial review

        Onder collegial review verstaat het College het beoordelen van andermans werk in het kader van een continue kwaliteitsbewaking van iemands deskundigheid. Hierbij is geen sprake van een hiërarchische maar van een horizontale verhouding tussen ‘vakinhoudelijke’ collega’s. De reviewer ondertekent het rapport niet.

        Verzoek om uitzondering

        Indien de aanvrager wil dat het College een uitzondering voor hem maakt op grond van hetgeen hiervoor staat weergegeven, dan wel omdat de aanvrager wegens omstandigheden nog niet (volledig) aan de eis van 12 (2) onder a van het Besluit voldoet, dient de aanvrager hiertoe bij het College een verzoek in te dienen. Het gemotiveerde verzoek moet als begeleidende brief bij de (her)aanvraag worden ingediend.

Artikel 12(2) b. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.

  • In het algemeen dient een aanvrager voldoende kennis te hebben van het Nederlandse strafrecht:

    • context van het strafrecht:

      • Trias Politica, onderscheid privaat-, bestuurs- en strafrecht.

      • kennis van het strafprocesrecht:

      • onderzoek door de rechter-commissaris;

      • dwangmiddelen;

      • procesfasen;

      • actoren in de strafrechtsketen (taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden);

      • regelgeving deskundige in het Wetboek van Strafvordering (positie en bevoegdheden opdrachtgever, rechtspositie deskundige, positie en bevoegdheden van advocaat, vormen van tegenonderzoek, deskundigenregister in de strafrechtelijke context);

      • wettelijke besluitvormingskader van de rechter in de strafzaak (beslissingsschema art. 350 Sv), ook met het oog op de relevantie van de opdracht aan de deskundige en op de vraagstelling;

      • verloop van de strafzaak ter zitting;

      • de positie van de deskundige in de rechtsgang.

    • materiële strafrecht:

      • sancties en strafuitsluitingsgronden (zeer globaal).

    • kennis van de juridische context van de kwaliteitswaarborging van de deskundige en het onderzoek:

      • positie en rol van ketenpartners bij de kwaliteitsborging van de rapportage;

      • beroepscodes en verwante regelgeving in relatie tot de Gedragscode gerechtelijk deskundigen.

  • In aanvulling op bovenstaande eisen dient een aanvrager voor het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie:

Toelichting:

Voor (buitenlandse) deskundigen die overwegen een aanvraag voor inschrijving in te dienen is artikel 19 Brdis van belang. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel is een registratie voor beperkte duur mogelijk indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen genoemd in artikel 12, tweede lid, onder b.

Artikel 12(2) c. (...) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.

Artikel 12(2) d,e en f

  • d. (...) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.

  • e. (...) in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen.

  • f. (...) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.

Artikel 12(2) g. (...) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.

Een aanvrager dient:

  • in staat te zijn, op basis van de resultaten, aan een leek te rapporteren over een interpretatie en conclusie (zowel schriftelijk als mondeling) en deze statistisch te ondersteunen waar relevant.

  • Indien nodig, te vragen om nadere informatie omtrent de zaak en te weten waar de grenzen van zijn deskundigheidsgebied liggen.

Artikel 12(2) h. (...) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn.

Artikel 12(2) i. (...) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.

Zie de op de website van het NRGD gepubliceerde Gedragscode NRGD die door het College gerechtelijk deskundigen is vastgesteld.

Deel III. Toetsingsprocedure Forensische Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Om te beoordelen of een aanvrager voldoet aan de eisen voor het deskundigheidsgebied Forensische Toxicologie en in aanmerking komt voor registratie in het NRGD, schrijft het College de volgende toetsingsprocedure voor.

2. Te verstrekken informatie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

De toetsing geschiedt in beginsel op basis van informatie die de aanvrager heeft verstrekt:

  • algemene gegevens als onderdeel van het aanvraagpakket;

  • bewijsstukken van competentie, waaronder:

A. Initiële aanvrager

verplicht

  • (i) Een ervaren rapporteur of (ii) een nieuwe rapporteur:

    • certificaten van onderwijs en ervaring (inclusief de ERT-registratie);

    • een lijst van 8 zaaksrapporten opgemaakt in de afgelopen 4 jaar, die collegiaal gereviewd zijn;

    • een minimum van 3 zaaksrapporten opgemaakt in de laatste 4 jaar door het NRGD geselecteerd uit de lijst van zaaksrapporten. Een aanvrager mag ook zelf een zaaksrapport selecteren en aanleveren in aanvulling op de door het NRGD opgevraagde rapporten.

    • Indien mogelijk dient aan de rapporten ook een verslag van het onderzoek ter zitting te worden toegevoegd.

A. Type (i) en (ii)

indien aanwezig

  • bewijs van deskundigheidsbevordering verkregen door of tijdens het bijwonen van congressen en/of het geven of bijwonen van lezingen/cursussen en/of (collegiaal gereviewde) publicaties op het gebied van forensische toxicologie. Het wordt aan de aanvrager overgelaten in welke vorm dit bewijs wordt geleverd, bijvoorbeeld in de vorm van een logboek of door middel van certificaten;

  • een verklaring betreffende het accreditatieniveau van zijn werkomgeving, indien van toepassing.

B. Heraanvrager

verplicht

  • (iii) Een geregistreerde deskundige die na registratie een aanvraag tot herregistratie indient:

    • certificaten van onderwijs en ervaring (inclusief de ERT-registratie);

    • een lijst van 8 zaaksrapporten opgemaakt in de afgelopen 4 jaar, die collegiaal gereviewd zijn;

    • een minimum van twee zaaksrapporten door de aanvrager zelf geselecteerd uit de lijst met zaaksinformatie.

  • (iv) Een geregistreerde deskundige die na registratie voor beperkte duur een aanvraag tot registratie indient:

    • certificaten van onderwijs en ervaring (inclusief de ERT-registratie);

    • een lijst van 4 zaaksrapporten opgemaakt in de afgelopen 2 jaar, die collegiaal gereviewd zijn;

    • een minimum van twee zaaksrapporten door de aanvrager zelf geselecteerd uit de lijst met zaaksinformatie.

    • indien van toepassing, bewijs dat aan de andere voorwaarden gesteld door het College in de beslissing om de aanvrager beperkt te registreren is voldaan.

Toelichting:

In tegenstelling tot de initiële aanvrager mag de aanvrager in het kader van de herregistratie zaaksrapporten naar eigen keuze overleggen. Deze zaaksrapporten dienen een zo goed en breed mogelijk beeld te geven van de competenties van de aanvrager. Van de aanvrager wordt daarom verwacht dat de zaaksrapporten de meer complexe en zwaardere zaken betreffen.

B. Type (iii) en (iv)

indien aanwezig

  • bewijs van deskundigheidsbevordering verkregen door of tijdens het bijwonen van congressen en/of het geven of bijwonen van lezingen/cursussen en/of (collegiaal gereviewde) publicaties op het gebied van forensische toxicologie. Het wordt aan de aanvrager overgelaten in welke vorm dit bewijs wordt geleverd, bijvoorbeeld in de vorm van een logboek of door middel van certificaten;

  • een verklaring betreffende het accreditatieniveau van zijn werkomgeving, indien van toepassing, en indien dit niveau tijdens de registratieperiode is gewijzigd.

    Toelichting:

    De hiervoor genoemde lijst met zaaksrapporten bevat ten minste de volgende gegevens:

    • I. Zaaksinformatie:

      • uw eigen referentie nummer;

      • opdrachtgever;

      • jaar van de rapportage;

      • gecommuniceerd met de opdrachtgever over de onderzoeksvragen;

      • type zaak (b.v. postmortaal onderzoek, rijden onder invloed, contra-expertise, informatief)

      • onderzochte matrix (b.v. bloed, haren, niet van toepassing)

    • II. Procedurele aspecten:

      • Naam van supervisor of intervisie uitgevoerd;

      • of de zaken collegiaal gereviewd zijn en door wie.

    • III. Optreden in de rechtszaal:

      • of de deskundige in de rechtszaal heeft opgetreden in deze zaak.

    • IV. Overige relevante aspecten.

3. De toetsingsprocedure

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Voor alle deskundigheidsgebieden geldt dat de beoordeling plaatsvindt op basis van schriftelijke stukken, waaronder in ieder geval zaaksrapporten en bewijsstukken, in beginsel aangevuld met een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken uit de schriftelijke stukken.

Voor alle typen geldt dat de toetsing ook kan plaatsvinden op basis van nadere informatie zoals een onderzoek in open bronnen of andere gedetailleerde rapporten, indien dit noodzakelijk wordt geacht voor een adequate toetsing.

De toetsingswijzen voor de verschillende typen aanvragers zijn:

A. Initiële aanvrager

  • (i) De ervaren rapporteur die een initiële aanvraag indient, wordt getoetst in de volgende fasen:

    • a. administratief, door het Bureau NRGD;

    • b. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;

    • c. inhoudelijk, door de onder b. vermelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken;

    • d. beslissing van het College: registratie, registratie voor beperkte duur of geen registratie.

  • (ii) De nieuwe rapporteur die een initiële aanvraag indient, wordt getoetst in de volgende fasen:

    • a. administratief, door het Bureau NRGD;

    • b. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;

    • c. inhoudelijk, door de onder b. vermelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken;

    • d. beslissing van het College: registratie voor beperkte duur of geen registratie.

B. Heraanvrager

  • (iii) De geregistreerde deskundige die na registratie een aanvraag tot herregistratie indient, wordt getoetst in de volgende fasen:

    • a. administratief, door het Bureau NRGD;

    • b. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste twee personen op basis van het schriftelijke beschikbare materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en vakinhoudelijke toetser;

      De toetsers toetsen eerst individueel, zonder overleg en bespreken daarna hun bevindingen met elkaar. Zijn zij unaniem in het oordeel dat de deskundige voldoet, dan volgt een positief advies aan het College.

      In ieder ander geval volgt een nadere toetsing:

    • c. inhoudelijk, door de onder b. vermelde TAC waaraan één vakinhoudelijke toetser wordt toegevoegd, afkomstig uit hetzelfde deskundigheidsgebied als de aanvrager op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal;

    • d. inhoudelijk, door de onder c. bedoelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager (in tweede instantie) duidelijk is gebleken;

    • e. beslissing van het College: registratie, registratie voor beperkte duur of geen registratie.

  • (iv) De geregistreerde deskundige die na registratie voor beperkte duur een aanvraag tot registratie indient, wordt getoetst in de volgende fasen:

    • a. administratief, door het Bureau NRGD;

    • b. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het schriftelijke beschikbare materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;

    • c. inhoudelijk, door de onder b. vermelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken;

    • d. beslissing van het College: registratie, registratie voor beperkte duur of geen registratie.

Dit document wordt aangehaald als: Beoordelingskader Forensische Toxicologie.

Dit document treedt in werking met ingang van 1 maart 2015.

College gerechtelijk deskundigen

Bijlage A. Summary of concepts forensische toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

Een deskundige Forensische Toxicologie dient op de hoogte te zijn van de basisbegrippen uit de onderstaande gebieden:

1. Humane biologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Anatomie, fysiologie, biochemie

2. Pathologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Pathofysiologie en pathobiochemie

  • Klinische chemie

  • (Anatomie)

3. Farmacologie en Toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Farmaco/toxicodynamiek

  • Farmaco/toxicokinetiek, inclusief invloed doseringsvormen (biofarmacie)

  • Farmaco/toxicogenetica

  • Chemische structuren: structuur-werkingsrelaties, werkingsmechanismen, metabolisme van xenobiotica

  • Algemene toxicologie: acute versus chronische toxiciteit; carcinogeniteit, mutageniteit, teratogeniteit

  • Klinische toxicologie: symptomen en therapie bij overdosering, orgaantoxiciteit, bijwerkingen, interacties, verslaving en gewenning, effecten van drugs op gedrag, klinische chemie (invloed van vergiftiging op klinisch-chemische parameters)

  • Epidemiologie van acute vergiftigingen

  • Risicoschatting van mogelijk giftige stoffen

4. Post-mortem toxicologie

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Monstername, keuze van onderzoeksmateriaal voor analyse (van belang hierbij is de interpretatie van resultaten van lijkschouw en obductie/gerechtelijke sectie)

  • Postmortale processen in lichaamsmateriaal (oorzaken en gevolgen)

5. Bio-analytisch onderzoek

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Methodeontwikkeling en specificaties methode (kwalitatief, kwantitatief): voorbewerking, scheiding en detectie.

  • Methodevalidatie: kwaliteitseisen

  • Kwaliteitscontrole

  • Stabiliteit: bewaren, conserveren

  • Certificering en accreditatie

  • Externe kwaliteitsborging

Bijlage B. Begrippenlijst NRGD

[Regeling vervallen per 06-02-2019]

  • Aanvrager Een aanvrager is de natuurlijke persoon die bij het NRGD een aanvraag indient tot inschrijving in het register.

  • Bureau Het Bureau NRGD dat het College ondersteunt.

  • Brdis Besluit register deskundige in strafzaken.

  • College Het College (gerechtelijk deskundigen) is het orgaan als bedoeld in art 51k (2) Wetboek van Strafvordering en dat belast is met het beheer van het register.

  • Collegial review Collegial review is het beoordelen van andermans werk in het kader van een continue kwaliteitsbewaking van iemands deskundigheid. Hierbij is geen sprake van een hiërarchische maar van een horizontale verhouding tussen vakinhoudelijke collega’s. De reviewer ondertekent het rapport niet.

  • Deskundigheidsbevordering Alle (scholing)activiteiten die bijdragen aan de voortdurende ontwikkeling van kennis en vaardigheden, hetgeen wenselijk en noodzakelijk is om het vak van gerechtelijk deskundige verantwoord op professionele wijze te kunnen blijven uitoefenen.

  • Ervaren rapporteur (aanvrager) Een ervaren rapporteur is de aanvrager die op basis van geheel zelfstandig opgemaakte rapporten een aanvraag voor inschrijving kan indienen.

  • Gebruiker Een gebruiker is degene die gebruik maakt van het register om een geregistreerde deskundige op te zoeken en mogelijkerwijs in te schakelen.

  • Geregistreerde deskundige De geregistreerde deskundige is de deskundige die is ingeschreven in het register.

  • Heraanvrager De heraanvrager is degene die op het moment dat hij een heraanvraag indient al beschikt over een registratie, al dan niet voor beperkte duur.

  • Initiële aanvrager De aanvrager die een aanvraag doet om in het register ingeschreven te worden.

  • Intervisie Intervisie is een gestructureerde (interdisciplinaire) bijeenkomst tussen mensen die werkzaam of in opleiding zijn in hetzelfde vakgebied. Onderwerp van gesprek is in ieder geval de verrichte forensische werkzaamheden en de daaraan gerelateerde problemen. Oogmerk is dat de deskundigheid van de betrokkenen wordt vergroot en de kwaliteit van het werk verbetert. Anders dan bij supervisie is er geen hiërarchische verhouding tussen de deelnemers.

  • Nieuwe rapporteur (aanvrager) De aanvrager die geen ervaring heeft met het zelfstandig rapporteren; hij is pas opgeleid of net startend. De nieuwe rapporteur komt alleen in aanmerking voor een registratie voor beperkte duur.

  • NRGD Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, waartoe het College en het Bureau behoren.

  • Rapporteur Een rapporteur is degene die een rapport uitbrengt ten behoeve van de rechtspraak en/of een verklaring aflegt ter terechtzitting.

  • Register Het landelijk openbaar register als bedoeld in artikel 51 k(1) van het Wetboek van Strafvordering, waarin de door het College geschikt geachte gerechtelijk deskundigen zijn ingeschreven.

  • Registratie De registratie waarbij de geregistreerde deskundige voor de wettelijke periode van vier jaren in het register is ingeschreven.

  • Registratie voor beperkte duur De registratie van een deskundige voor een door het College vastgestelde periode en mogelijk onder bepaalde voorwaarden waaraan binnen die periode moet zijn voldaan. In beginsel zal de door het College vast te stellen periode maximaal twee jaar bedragen.

  • Supervisie Onder supervisie verstaat het NRGD het beoordelen van andermans werk, het gezamenlijk reflecteren op het werk en het begeleiden van een gesuperviseerde in het kader van een opleiding of bijscholingstraject. Supervisor en gesuperviseerde staan hierbij in een hiërarchische verhouding tot elkaar en de supervisor is de deskundige die in ieder geval wordt benoemd. De supervisor ziet het object van onderzoek (de onderzochte) zodanig dat deze het onderzoek van de gesuperviseerde kan controleren, de conclusies daarvan kan onderschrijven en voor zijn rekening kan nemen. De supervisor ondertekent het rapport in ieder geval.

  • Toetser Een toetser is lid van een toetsingsadviescommissie.

  • Toetsingsadviescommissie De toetsingsadviescommissie is een door het College benoemde commissie die het College adviseert over de (mate van) geschiktheid voor (her)registratie van de (her)aanvrager.

Naar boven