Bijlage 3.4.1. behorend bij artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies
1. MIT-MKB-plan HTSM en ICT 2018
Inleiding
De topsector High Tech Systemen en Materialen (HTSM) vormt een belangrijke motor en
aanjager van de Nederlandse economie. De topsector ontwikkelt technologieën voor oplossingen
in maatschappelijke thema’s; producten en diensten vanuit de topsector maken deze
oplossingen economisch mogelijk.
Omdat de topsector zich vooral richt op business-to-business markten, zijn deze bedrijven
veelal onderdeel van nationale en internationale waardeketens en netwerken. Veel producenten
van apparaten en machines voor eindklanten zijn geëvolueerd tot ‘kop-staart’ bedrijven.
Zij bepalen de productspecificaties, maar leveren ook het integrale eindproduct aan
de eindklant. De invulling van het traject daartussen is in belangrijke mate het terrein
van toeleveranciers. De meeste hightech midden- en kleinbedrijven (mkb) in Nederland
zijn toeleverancier. Een aantal mkb-ondernemers is ook actief in het maken van hightech
eindproducten. Het zijn vaak de mkb-ondernemers die nieuwe producten met nieuwe technologieën
op de markt zetten.
Naast een goed innovatieklimaat is een structurele verbinding tussen bedrijven en
kennisinstellingen essentieel. Voor de topsector vormen de HTSM roadmaps het hart;
deze zijn gericht op inhoudelijke thema's en beschrijven het ecosysteem van R&D en
innovatie. ICT heeft een doorsnijdende rol in en voor alle topsectoren. De kennis-
en innovatieagenda ICT richt zich op innovatieve en veilige toepassing van data voor
slim werken en nieuwe diensten.
Doelstelling en inhoudelijk kader
Met dit mkb-innovatiestimuleringsplan beoogt de topsector HTSM, samen met ICT als
cross-sectoraal thema, de volgende doelen te bereiken:
-
o Betere aansluiting van het mkb op de kennis- en innovatieagenda van topsector HTSM,
in het bijzonder de roadmaps waaruit deze innovatieagenda bestaat;
-
o Betere aansluiting van het mkb op de kennis- en innovatieagenda ICT;
-
o Beschikbare kennis naar de markt brengen door de drempel naar kennisinstellingen te
verlagen waardoor het mkb kennis gaat gebruiken;
-
o Stimuleren van samen innoveren in ecosystemen en ketens;
-
o Groter bereik van en zichtbaarheid naar het mkb.
Het inhoudelijk kader van het mkb-innovatiestimuleringsplan wordt gegeven door de
vigerende HTSM roadmaps en de kennis- en innovatieagenda ICT, zie de volgende paragraaf.
Samen definiëren de HTSM roadmaps en de kennis- en innovatieagenda ICT de hoofdthema’s
voor publiek-privaat onderzoek, en daarmee van het mkb-innovatieplan. Aanvragen dienen
te passen binnen één of meer HTSM roadmaps en/of de kennis- en innovatieagenda ICT.
Het strekt daarbij tot aanbeveling als aanvragen een bijdrage kunnen leveren aan een
maatschappelijke thema.
HTSM Roadmaps
Deze paragraaf geeft een beschrijvende samenvatting van de HTSM roadmaps en de kennis-
en innovatie-agenda ICT. Voor inhoudelijke toetsing van aanvragen geldt de actuele
tekst van de HTSM roadmaps en de kennis- en innovatie-agenda ICT, als gepubliceerd
op respectievelijk www.hollandhightech.nl/nationaal/innovatie/roadmaps en www.dutchdigitaldelta.nl/actieplan.
Advanced Instrumentation
Optische instrumentatie, nieuwe sensoren en sensorsystemen, precisietechnologie voor
onder andere satellieten en deeltjesversnellers, miniaturisering, en ICT-infrastructuur
en datamanagement.
Aeronautics
Technologie en innovatie voor groener en veiliger vliegen: aerostructures, engine
subsystems & components, maintenance repair & overhaul, aircraft systems, en nieuwe
materialen.
Automotive
Oplossen van problemen zoals emissie, congestie en geluidsoverlast en bevorderen van
veiligheid. Onderzoeksthema’s: een duurzame aandrijflijn, en slimme mobiliteit.
Components & Circuits
Toepassingen van micro- en nano-elektronica voor alternatieve energie, elektrische
auto’s, verkeer en logistiek, communicatie, veiligheid en privacy, gezondheidszorg,
intelligente steden, en lucht- en ruimtevaart.
Embedded Systems
Geïntegreerde hardware/software systemen die intelligentie, besluitvorming en actie
toevoegen aan hightech producten, welke voorzien in economische bedrijvigheid en de
maatschappelijke behoeften voor kwaliteit van leven.
Healthcare
Nano-elektronica, embedded systems en mechatronica gericht op gebruiker en patiënt:
preventie, diagnostiek, interventie en therapie, nulde- en eerstelijnszorg, homecare
en enabling technologies voor gezondheidszorg.
Hightech Materials
Begrijpen van materialen en hun eigenschappen tijdens productie, verwerking, gebruik
en hergebruik, het reduceren van kosten en het veilig omgaan met nieuwe (nano) materialen.
Lighting
Verlichtingstechnologie van componenten en Solid State Lighting systemen, tot mensgerichte,
energiezuinige en intelligente verlichtingsoplossingen.
Nanotechnology
Topsector overschrijdende nanotechnologieën in onder andere materialen, elektronica/optica
en sensoren, voor toepassingen zoals lighting, energy, health, en water.
Photonics
Vertaling van toepassingen naar componenten, en prestaties, technologieën voor onder
andere photonic-electronic integration, en processen voor snel en slim ontwerpen en
produceren.
Printing
Printkoppen en functionele materialen, betrouwbaarheid en geavanceerde meet- en regeltechnieken,
en architectuur van digitale printplatformen.
Security
Bescherming van de veiligheid van personen, zowel geweld zoals crises en rampen, met
technologie in de domeinen system-of-systems oplossingen, cyber security, en sensoren.
Semiconductor Equipment
Innovatie voor productieapparatuur van geavanceerde geïntegreerde circuits rondom
miniaturisering van componenten, vergroting van chips en substraten, en fabricage
technieken.
Smart Industry
Mechatronica, productietechnologie in samenhang met ICT, snelle en accurate sensing,
integratie van micro- en nanotechnologie en slimme materialen, Smart Industry Field
Labs.
Space
Ontwikkeling van producten voor satellieten en lanceervoertuigen. Nieuwe producten
en diensten op basis van satellietdata in landbouw, voeding, water, energie, en logistiek.
ICT
Topsector overschrijdende technologie met vier thema’s die belangrijk zijn voor meerdere
topsectoren: veilige en betrouwbare ICT, ICT voor monitoring en controle, Big Data
en ICT voor een verbonden wereld.
2. MIT-MKB-programma Tuinbouw & Uitgangsmaterialen 2018
Er kan subsidie worden aangevraagd door het MKB voor MIT-haalbaarheidsprojecten, MIT-R&D-samenwerkingsprojecten
en MIT-kennisvouchers. TKI’s kunnen subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en
innovatiemakelaars.
De aanvragen voor MIT-haalbaarheidsprojecten, de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten en
de MIT-kennisvouchers, evenals de aanvraag voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars
door de TKI moeten passen binnen één van de vier volgende innovatiethema’s van de
topsectoragenda (deze zijn uitgewerkt in de Kennis- & Innovatieagenda 2018–2021 van
de topsector T&U).
Thema 1. Duurzame plantaardige productie
Dit thema is gericht op de ontwikkeling van resistent en stressbestendig uitgangsmateriaal,
een goede plantgezondheid en duurzame en weerbare productiesystemen. Binnen het thema
worden twee bestaande programma’s onderscheiden, daarnaast wordt een cross-over programma
met Topsector Agri&Food ontwikkeld.
Binnen het programma Better Plants for New Demands is de ambitie om sneller, beter
en meer tailor made rassen te ontwikkelen die voldoen aan alle eisen die de volgende
schakels in de keten er nu en in de toekomst aan gaan stellen. Van deze rassen levert
de sector uitgangsmateriaal dat vrij is van ziektekiemen, uniform kiemt en optimaal
stuurbaar is.
Bij het programma Het Nieuwe Doen in Plantgezondheid inclusief Fytosanitair Robuuste
Ketens is de ambitie de wereldwijd leidende positie van de Nederlandse land- en tuinbouw
in uitgangsmateriaal en speciality crops te behouden en waar mogelijk te versterken.
Producten moeten daarvoor van hoogwaardige geborgde fytosanitaire kwaliteit blijven
en duurzaam worden geproduceerd. Op de lange termijn betekent dit een land- en tuinbouw
die nagenoeg emissie- en residuvrij produceert in robuuste systemen met een sterk
verminderde afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Binnen het cross-over project Weerbare en robuuste productiesystemen wordt samen met
Topsector Agri&Food een programma ontwikkeld waarin gezonde en weerbare bodem, biodiversiteit,
reductie en compensatie van emissies van gewasbeschermingsmiddelen, verhogen van resource-efficiency
in de keten centraal staan.
Focuswoorden: resistent en stressbestendig uitgangsmateriaal, ecologisch houdbaar,
gezonde bodem, plantgezondheid, biodivers.
Thema 2. Energie en water
Dit thema is gericht op energie- en waterefficiënte productie, in eerste instantie
in de glastuinbouw. Er wordt verkend in hoeverre de openteelten (tuinbouw en akkerbouw)
hierbij kunnen/willen aanhaken, onder andere vanuit de publiek-private samenwerking
Teelt de grond uit. Binnen het thema worden twee programma’s onderscheiden.
Het programma Glastuinbouw Waterproof wil in 2027 een nul-emissie bereiken van nutriënten
en gewasbeschermingsmiddelen naar water vanuit de glastuinbouw. Binnen het programma
worden oplossingen ontwikkeld die bijdragen aan een circulaire glastuinbouw met focus
op sluiten van kringlopen van water en mineralen, in samenhang met andere duurzaamheidsthema’s.
Een tweede aandachtspunt is klimaatadaptatie in de regio.
Energie en CO2: dit programma, ook bekend als Kas als Energiebron, richt zich op de ontwikkeling
van een tuinbouwsector die uiterlijk in 2050, maar we ambiëren 2040, een volledig
duurzame én economisch rendabele energiehuishouding heeft met (vrijwel) geen CO2-emissie.
Focuswoorden: energie- en waterefficiënte productie, klimaatadaptatie.
Thema 3. Consument, markt en maatschappij
Dit thema richt zich op de volgende vragen:
-
1. Aan welke producten waar de tuinbouwketen in kan voorzien, hebben consument en maatschappij
behoefte?
-
2. Hoe kan de tuinbouwketen in deze behoeften voorzien en daarmee bijdragen aan een economische
sterke positie van bedrijven en sector?
-
3. Op welke wijze draagt de keten zorg voor kwaliteit, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid
van producten en hoe worden deze geborgd?
-
4. Op welke wijze levert de keten met het groen een bijdrage aan een gezonde leefomgeving
(groen in en om woningen, bedrijven, scholen, ziekenhuizen, wijken en buurten)?
Focuswoorden: aankoop en consumptie van duurzame, veilige en gezonde producten, informatie
en transparantie over producten en productiewijze, versterken consumentenvertrouwen,
ontwikkeling (nieuwe) groene grondstoffen, schoon en efficiënt transport, verminderen
voedselverspilling, duurzame verpakkingen.
Thema 4. High Tech en digitale transformatie
In dit thema staat de toepassing van technologie en de digitale transformatie van
de T&U sector centraal. Het woord transformatie geeft aan dat het hierbij gaat om
een fundamentele verandering van businessmodel, keten- en bedrijfsprocessen en de
medewerkers door het toepassen en accepteren van technologische innovaties. Het thema
heeft stevige relaties met de andere thema’s en in principe dezelfde doelen: duurzame
productie, gezonde en veilige producten en waardetoevoeging in de keten. Dit thema
is daarmee doorsnijdend en integrerend. Vanuit dit thema wordt ook de link gelegd
met de samenwerking met topsectoren HTSM, ICT en Agri&Food in het crossover programma
High Tech to Feed the World.
Focuswoorden: ICT/Big Data, robots, sensoren, innovatieve materialen en andere technologieën
die bijdragen aan versnelling van veredelingsprocessen (zoals fenotypering), robuust,
klimaatslim, circulair produceren (Tuinbouw 4.0) en logistieke processen tot en met
de consument.
Omdat samenwerking tussen bedrijven uit verschillende schakels van de keten in het
verleden geleid heeft tot succesvolle markt- en keteninnovaties, moeten de projecten
bovendien gericht zijn op markt- en keteninnovatie binnen een van bovenstaande thema’s
en op samenwerking van schakels in de sierteelt-, groenten- en fruitketens of op samenwerking
met bedrijven buiten de keten. De projecten moeten versterkend of verbeterend werken
voor tenminste twee schakels van de keten. Ze moeten bijdragen aan het creëren van
meer toevoegde waarde voor de keten of voor de consument. De markt- en consumentenoriëntatie
van de sector wordt versterkt.
HighTech to Feed the World (HT2FtW)
De topsectoren Agri&Food, Tuinbouw&Uitgangsmaterialen en High-tech Systemen&Materialen
werken in samenwerking met het team ICT nauw samen op het gebied van High Tech to
Feed the World. Technologische ontwikkelingen op gebied van data-analyse (‘big data’),
robotisering, systeemarchitectuur en integratie maken agri & food en tuinbouw & uitgangsmaterialen,
slimmer en preciezer. In deze sectoren kan meer op maat en gespecialiseerd worden
behandeld en bewerkt. Hierdoor nemen welzijn van mens en dier, productkwaliteit, voedselveiligheid
en productiviteit toe.
Naast HighTech to Feed the World staan voor 2018 verder uitwerking en concretisering
van de crossovers/samenwerkingsverbanden met de topsectoren Water en Logistiek op
de agenda.
Netwerk en valorisatieactiviteiten
Netwerk- en valorisatieactiviteiten dienen gericht te zijn op ondersteuning van het
MKB en op de bovenstaande Innovatiethema’s.
Topsector T&U werkt hieraan b.v. door:
Het organiseren van PPS-en voor onderzoek en ontwikkeling;
Kennis uit innovatieprojecten te verspreiden binnen de sector T&U;
Kennis uit andere sectoren toepasbaar te maken in de bedrijven binnen T&U (cross-overs
op de bedrijfsvloer stimuleren);
Innovatieprojecten van samenwerkende MKB-ers te ondersteunen;
Beantwoording van kennisvragen t.b.v. vernieuwing producten, productieprocessen en
diensten;
Ondernemers kennis laten maken met grensverleggende innovatieve ideeën.
3. MIT-MKB-plan logistiek 2018
Dit plan geeft de mogelijkheden aan voor het stimuleren van innovatieactiviteiten
voor de MKB doelgroep in de logistieke sector. Het beschrijft voor het MKB onder meer
de mogelijkheden voor het indienen van MKB projecten binnen een aantal inhoudelijke
thema’s. Heeft u als MKB-er ideeën of oplossingen die aansluiten op 1 of meerdere
thema’s, dan kunt u in aanmerking komen voor ondersteuning.
Inhoudelijk kader: uitwerking thema’s
Inhoudelijk is gekozen voor het uitvragen van projecten binnen de volgende thema’s:
-
1. Bundelen en modaliteiten
-
2. Ketensamenwerking
-
3. Servicelogistiek
-
4. Ketenfinanciering
-
5. Regelgeving internationale handel
-
6. Nieuwe (voertuig-)technologie
-
7. Duurzaamheid
De thema’s worden hieronder uitgewerkt.
1 Bundelen en modaliteiten
Ontwikkelt u een geïntegreerde vervoersoplossing met verschillende modaliteiten? Of
bent u bezig met een bundelingsproject met verschillende modaliteiten?
Synchromodaal vervoer is het optimaal benutten van verschillende modaliteiten in een
geïntegreerde vervoersoplossing. Dat kan op corridors en in regio’s waar voldoende
ladingaanbod is, zodat hoogfrequent vervoer via (alle) modaliteiten kan plaatsvinden.
Verladers kunnen hun goederen via de verschillende modaliteiten laten transporteren
zonder de voorkeur voor modaliteit vooraf vast te leggen. Wel worden uiteraard prestatiecriteria
vastgesteld (bijv. betrouwbaarheid) en kan het percentage dat minimaal via binnenvaart
en/of spoor wordt getransporteerd onderdeel uitmaken van het Service Level Agreement
(SLA). Een vereiste is dat minimaal sprake moet zijn van twee modaliteiten. Dus bijvoorbeeld
naast wegtransport minimaal één andere modaliteit.
Binnen het thema Bundelen en modaliteiten worden projecten gevraagd, waarbij men het
transport van lading op synchro- of multimodale wijze wil laten afwikkelen, waar dat
nu nog over de weg gaat.
2 Ketensamenwerking
Heeft u slimme oplossingen om samenwerking en bundeling in uw keten of tussen verschillende
ketens te verbeteren? Wilt u hiervoor de logistiek op een geïntegreerde manier aansturen?
Bij regie over meerdere logistieke ketens en netwerken gaat het om bundeling en aansturing
van fysieke goederenstromen, informatiestromen en financiële stromen. Het idee van
ketenregie is het scheppen van schaalvoordelen en betere dienstverlening door samenwerking
die bedrijven en ketens overstijgt. Hierdoor ontstaat betere planning met betere afstemming
en bundeling van activiteiten en besparing in logistieke kosten door het combineren
van lading, betere voorspellingen van logistieke bewegingen, nieuwe business modellen,
lagere druk op het milieu, nieuwe bedrijvigheid met meer werkgelegenheid, etc.
Binnen het thema Ketensamenwerking worden projecten gevraagd voor de ontwikkeling
van nieuwe diensten voor ketenregie. Onderwerpen die daarbij aan bod komen kunnen
variëren van innovatieve (ICT) platformen, dashboards, monitoring/tracking & tracing
tot automatische en eenvoudige afhandeling van transportopdrachten en het delen van
data en datamanagement.
3 Service Logistiek
Biedt u nieuwe creatieve oplossingen voor de organisatie en regie van after sales
service?
Bedenkt u nieuwe serviceconcepten?
Mede door veranderde duurzaamheids- en klanteisen leveren bedrijven steeds vaker een
gewenste functionaliteit aan de klant dan een product. Deze functionaliteit omvat
de verkoop of het gebruik van een technologisch product, maar daarnaast programma’s
gericht op instandhouding, upgrading en veilig gebruik van een product gedurende de
hele levenscyclus tot en met uiteindelijke buitengebruikstelling, terugname en hergebruik
van een product. Service Logistiek coördineert alle aspecten van deze ‘after-sales’
service. De uitdaging ligt in een samenhangende besturing van alle elementen: callcenters,
(remote) diagnostiek, onderhoudsmonteurs, reserveonderdelen, tools, voorwaartse- en
retourlogistiek, reparatie en hergebruik.
Binnen het thema Servicelogistiek worden projecten gevraagd voor het ontwikkelen van
nieuwe serviceconcepten waarmee een omslag wordt bewerkstelligd van traditionele productlevering
naar levering van op producten gebaseerde diensten, het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen
op basis van deze dienstverlening, waarin service via een servicecontract (service
level agreement) wordt geleverd en tot slot het ontwikkelen van ketenregieconcepten
en opzetten van service logistieke Control Towers voor regie over service transacties.
4 Ketenfinanciering
Bent u bezig met het ontwikkelen en toepassen van nieuwe financieringsmogelijkheden
in de logistieke keten om zo op een innovatieve manier kosten uit de keten te halen
en/of risico's in de keten te reduceren en zoekt u hierin nieuwe samenwerkingsmogelijkheden?
Voor uzelf of als dienstverlener voor anderen?
Ketenfinanciering richt zich op het optimaliseren van financiering en financieringskosten
van de totale logistieke keten en de integratie van financiële processen tussen verladers,
toeleveranciers, logistieke dienstverleners, financiële partners en andere relevante
partners in en over de totale waardeketen(s). Belangrijk is dat door samenwerking
tussen ketenpartners nieuwe mogelijkheden ontstaan voor bedrijven op het gebied van
het beheersen en verbeteren van werkkapitaal, assets, voorraden, risico’s en aansprakelijkheid,
(reverse) factureringsprocessen en dergelijke. Het doel is het reduceren van kosten
en risico's in de keten.
Binnen het thema Ketenfinanciering worden projecten gevraagd voor vernieuwing in de
inrichting van financiële processen in en over logistieke keten(s), voor de ontwikkeling
van nieuwe financieringsconcepten voor logistieke ketens en de ontwikkeling van tools
/ bouwstenen om ketenfinanciering door een samenwerking van MKB bedrijven mogelijk
te maken.
5 Regelgeving internationale handel
Ondervindt u (veel) hinder van nationale en internationale regelgeving? En hebt u
ideeën om hier op een slimme en efficiënte manier mee om te gaan? Of hebt u oplossingen
die bestaande faciliteiten beter toegankelijk maken?
Dit thema richt zich op het verder uitbouwen van de leidende positie van Nederland
in het faciliteren van handelslogistiek door toepassing van vernieuwde toezichtsconcepten,
stroomlijning en vereenvoudiging van procedures en betere integratie van toezicht
in ongestoorde logistieke ketens. Handelsfacilitatie door vermindering van regeldruk
is één van de belangrijkste redenen voor bedrijven om juist Nederland als toegangspoort
naar Europa te gebruiken. Het succes van de handelsfacilitatie in Nederland is gebaseerd
op een samenwerking tussen de inspectiediensten (douane) en het bedrijfsleven, die
uniek is in Europa.
Binnen het thema Regelgeving internationale handel worden projecten gevraagd die bijdragen
aan betere integratie van toezicht in logistieke ketens.
6 Nieuwe (voertuig-)technologie
Bent u bezig robots of automatisch geleide voertuigen in uw bedrijfsprocessen te integreren?
Heeft u oplossing voor het samen laten werken van nieuwe technologie en mensen?
In transport en logistiek wordt steeds meer technologie geïntroduceerd die een deel
van de werkzaamheden van mensen vervangt. Denk bijvoorbeeld aan stapel-robots, of
voertuigen die automatisch achter mensen aan rijden om zware dozen te vervoeren. Er
is bij de ontwikkeling van deze technologie weinig aandacht voor de invloed die deze
technologie heeft op mensen. En die invloed is er wel degelijk, omdat werkzaamheden
geheel of gedeeltelijk verdwijnen, of omdat functies veranderen, en mensen bijgeschoold
moeten worden. Dit laatste geldt in het bijzonder voor bestuurders van autonome vaar-
en voertuigen. Tenslotte is het nog onduidelijk hoe die nieuwe technologie past binnen
de bestaande logistieke processen, en wat de gevolgen zijn van de introductie van
autonome technologie op de langere duur.
Binnen het thema Nieuwe (voertuig-)technologie worden projecten gevraagd die een bijdrage
leveren aan het inzicht in de inzet van technologie in logistieke processen in warehouses
en in het transport, met bijzondere aandacht voor de rol van de mens.
7 Duurzaamheid
Bent u bezig uw bedrijfsprocessen te verduurzamen? Ontwikkelt u een (technologische)
oplossing die door bedrijven in de logistiek kan worden gebruikt om hun processen
te verduurzamen?
In het regeerakkoord is benadrukt dat we allemaal moeten bijdragen om de CO2 reductie doelstellingen, zoals afgesproken in Parijs, te realiseren. De overheid
bereidt een maatregelenpakket voor, maar gelukkig zijn al veel bedrijven bezig met
het verduurzamen van hun processen of het ontwikkelen van duurzame oplossingen voor
het gebruik in logistiek.
Binnen het thema Duurzaamheid worden projecten gevraagd die een bijdrage leveren aan
het reduceren van CO2 uitstoot. Direct, door de invoering van procesverbeteringen, of indirect, door randvoorwaarden
in te vullen of (technologische) oplossingen te ontwikkelen.
4. MIT-MKB-programma Life Sciences & Health (Health~Holland) 2018
Innovatie
Samenwerking tussen bedrijfsleven (MKB), kennisinstellingen, overheden en burgers
is de basis voor innovatiesucces en economische en maatschappelijke impact. Dit is
ook van toepassing voor het MKB werkzaam binnen de Topsector Life Sciences & Health
(LSH; branding name Health~Holland), op regionaal, nationaal en internationaal gebied.
Daarnaast is gebleken dat een innovatieve MKB-er het gezondst is.
Extra impulsen
Het bedrijfslevenbeleid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)
heeft tot doel bedrijven, overheid en kennisinstellingen samen te laten werken aan
innovatie. Het bedrijfslevenbeleid kent vanaf de start in 2012 negen topsectoren,
waar de Topsector LSH er één van is. Daarnaast ondersteunt het beleid ook topsectoroverstijgende
thema’s zoals ICT, Smart Industry en Biobased Economy. Het Topconsortium Kennis en
Innovatie (TKI) bureau is het uitvoerende orgaan van de Topsector LSH en kan een samenwerkingsproject
financieel ondersteunen. Één van de middelen die de Topsector LSH tot haar beschikking
heeft is de MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT). De MIT biedt mkb’ers de mogelijkheid
om extra impuls voor innovatie aan te vragen. Voor de Topsector LSH moeten de aanvragen
voor de MIT passen binnen de nieuwe Kennis- en Innovatieagenda 2018–2021 en het bijbehorende
Kennis- en Innovatiecontract 2018–2021.
MIT instrumenten
Verschillende MIT instrumenten (‘instrumentenkoffer’ en ‘innovatiemakelaar en netwerkactiviteiten’)
en stimuleringsmaatregelen (communicatie, financiering, logistiek en organisatorisch)
worden het jaar door ingezet om het MKB te helpen de LSH Kennis- en Innovatieagenda
en het bijbehorende Kennis- en Innovatiecontract uit te voeren.
Deze instrumenten en stimuleringsmaatregelen bieden het MKB mooie kansen. Een belangrijk
element van de instrumenten is samenwerking: door met één of meerdere mkb’ers R&D-samenwerkingsprojecten
op te pakken, komt extra subsidie beschikbaar. Daarnaast zorgt een nieuwe samenwerking
natuurlijk ook voor extra inspiratie voor de ontwikkeling en richting van het bedrijf.
Naast instrumenten voor R&D-samenwerkingsprojecten zijn er ook andere instrumenten
beschikbaar.
Zo kunnen mkb’ers kennisvouchers aanvragen, die kunnen worden ingeruild voor advies
en raadpleging van verscheidende relevante en vooral topdeskundige kennisinstellingen.
Deze instrumenten kunnen de innovatieambities van deelnemende mkb’ers enorm versterken
en versnellen. In 2018 opent RVO wederom de MIT voor mkb’ers. Voor de R&D-samenwerkingsprojecten
geldt dat alleen de beste projecten subsidie ontvangen. Alle overige MIT-instrumenten
werken op volgorde van binnenkomst (ergo: wie het eerst komt, wie het eerst maalt).
Haalbaarheidsprojecten
Aanvragen
Aanvragen van het MKB voor de instrumenten moeten passen binnen de ambities van de
Topsector LSH zoals opgetekend in de voornoemde Kennis en Innovatieagenda 2018–2021
en het bijbehorende Kennis- en Innovatiecontact 2018–2019. De Topsector LSH hanteert
twee verschillende indelingsprincipes waarbinnen aangevraagde MIT-projecten moeten
vallen, betreffende (1) objectives en (2) roadmaps. Daarnaast wordt er gekeken naar
het type onderzoek, variërend van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of
experimentele ontwikkeling. Deze indelingsprincipes zijn terug te vinden in de Kennis-
en Innovatieagenda (pag. 12 en pag. 18).
Regionaal versus nationaal
In 2018, net als in 2016 en 2017, kent de MIT een regionaal en een nationaal deel.
Ondernemers moeten eerst een beroep doen op de diverse MIT-instrumenten in hun eigen
regio. Wanneer een aanvraag inhoudelijk niet past binnen de regionale innovatiestrategie
of wanneer het MIT-instrument niet regionaal wordt aangeboden, dan kunnen zij een
beroep doen op de landelijke MIT-instrumenten. De regionale MIT-instrumenten zijn:
haalbaarheidsprojecten en MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. De landelijke MIT-instrumenten
zijn de haalbaarheidsprojecten, MIT-R&D-samenwerkingsprojecten en kennisvouchers en
de twee beschikbare TKI-instrumenten: innovatiemakelaar en netwerkactiviteiten.
-
a. Health~Holland beoogt MKB-versterking te realiseren door onder meer uitvoer van netwerkactiviteiten.
Netwerkactiviteiten omsluiten masterclasses, workshops, conferenties of andere events
met als doel kennisdeling en netwerkontwikkelingen tussen MKB-ondernemers te bevorderen.
Slechts aan derden verschuldigde kosten met betrekking tot de netwerkactiviteiten
zijn subsidiabel. Een partnership van Health~Holland met een door derden georganiseerd
event vindt plaats op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven.
-
b. Health~Holland beoogt MKB-versterking te realiseren door onder meer de inzet van innovatieadviesdiensten,
geleverd aan een MKB-ondernemer door een innovatiemakelaar. Health~Holland selecteert
innovatiemakelaars op basis van transparante en redelijke criteria tegen marktconforme
tarieven.
Onder innovatieadviesdiensten wordt verstaan: managementconsulting gericht op innovatie
van producten, processen of diensten, het verlenen van technologische bijstand of
diensten voor technologieoverdracht aan een MKB-onderneming.
De innovatiemakelaar kan maximaal gedurende 3 jaar een MKB-ondernemer van deze dienstverlening
gebruik laten maken.
EFRO
De uitvoering van de EFRO programma's biedt een uitgelezen kans om de regionale samenwerking
een extra impuls te geven. Wat betreft de meer ontwikkelde regio’s binnen de EU, zoals
Nederland, richt het fonds zich onder meer op het versterken van de regionale concurrentiekracht
en het vergroten van de werkgelegenheid. Het EFRO draagt in de periode 2014–2020 bij
aan vier prioriteiten:
Met name ten aanzien van de punten 1 en 3 sluiten de prioriteiten van de Topsector
LSH naadloos aan bij de Europese ambities voor de versterking van de regio’s.
Instrumenten
-
I. Kern van de MIT vormt de instrumentenkoffer. Deze bestaat uit:
-
A. Kennisvouchers (50%, max. € 3.750)
Inwisselen bij publieke kennisinstelling voor eenvoudige kennisvraag
-
B. Haalbaarheidsprojecten (40%, max. € 25.000)
Haalbaarheidsstudie, evt. in combinatie met beperkt industrieel/experimenteel onderzoek
-
C. Kleine MIT-R&D-samenwerkingsprojecten (35%, € 50.000 – max. € 200.000,
max. € 100.000 per deelnemer)
-
D. Grote MIT-R&D-samenwerkingsprojecten (35%, € 200.000 – max. € 350.000,
max. € 175.000 per deelnemer)
-
II. Voor het TKI komt voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaar activiteiten een extra
bedrag van € 200.000 per Topsector beschikbaar. Voor de netwerkactiviteiten mag maximaal
€ 100.000 worden besteed. Deze middelen worden eventueel nog aangevuld met middelen
vanuit de publiek-private samenwerking (PPS) toeslag (voorheen TKI toeslag).
Stimuleringsmaatregelen:
Communicatie:
-
1. Herhaald aankondigen en publiceren van de MIT-regeling 2018 en de instrumentenkoffer
en publicatie en verspreiding ‘MKB Innoveert’ over de successen van de MIT-regeling,
via:
-
o Tweemaandelijkse nieuwsbrief van Health~Holland
-
o Website van Health~Holland
-
o Twitterkanaal van Health~Holland
-
o LinkedIn groep voor het Life Sciences & Health netwerk
-
o Video’s op het Youtubekanaal van Health~Holland
-
o Communicatie via LifeSciences@Work: valorisatieprogramma van de Topsector LSH
-
o Communicatie via Zorginnovatie.nl
-
2. Verspreiden van berichten binnen het regionale LSH netwerk
-
3. Vertegenwoordiging van de LSH sector en informatievoorziening over middelen op nationale
en internationale events, waaronder:
-
o Strategische publiek-private samenwerking (PPS) meetings: hele jaar door
-
o Diverse Meet-ups (Biotech Partner Meetings, Medtech Partner meetings, Health-Holland
Meet-ups, etc): hele jaar door
-
o Innovation for Health: 1 februari 2018
-
o ZonMw PPS-dag: 15 februari 2018
-
o BIO-Europe Spring: 12-14 maart 2018
-
o Health Valley Event: 15 maart 2018
-
o Dutch Biotech Event: 29 juni 2018
-
o BIO International Convention: juli 2018
-
o World of Health Care: 27 september 2018
-
o Innovation Expo: 4 oktober 2018
-
o Medica: november 2018
-
o Dutch Life Sciences Conference: 29 november 2018
Kijk voor de meest recente evenementenlijst op de agenda van Health~Holland
-
4. Organiseren van informatieve webinars voor het MKB in 2018
Bezoek de Health~Holland webinar pagina voor reeds georganiseerde webinars in 2016
en 2017 over financiering en internationalisering.
Financiering:
Logistiek en organisatie:
-
o Optimalisatie MKB-loket via partners HollandBio en TFHC
-
o Actief oppakken regionale samenwerking ter bevordering van goed functionerende, ondernemersvriendelijke
ecosystemen in de regio
-
o Helpdeskfunctie voor vragen over de MIT regeling en indiening bij Health~Holland
-
o Actief ondersteunen van financieringsmogelijkheden voor het MKB, zoals Innovatiekrediet,
InvestNL, PharmInvest, etc.
5. MIT-MKB-plan Water 2018
Innovatiethema’s Water
De topsector Water kent drie deelgebieden: Maritiem; Deltatechnologie en Watertechnologie.
Deze drie deelgebieden hebben alle tevens sterke relaties met andere sectoren, zoals
agri & food, tuinbouw & uitgangsmaterialen, logistiek, energie en HTSM/ict. Daarnaast
lopen er over de grenzen van de drie deelgebieden van de topsector Water cross-sectorale
verbindingen.
De thema’s en de cross-sectorale thematiek sluiten goed aan bij de kansrijke thema’s
die in regionale innovatiestrategieën voor de watersector en op het gebied van cross-overs
worden benoemd en dragen sterk bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.
De innovatiethema’s voor Maritiem zijn:
-
1. Winnen op zee (grondstoffen- en energiewinning op zee)
-
2. Schone schepen (brandstoffen, brandstofbesparing, emissies, onderwatergeluid)
-
3. Slim en veilig varen (speciale schepen, slimme systemen, defensie, veiligheid)
-
4. Effectieve Infrastructuur (interactie schip en infrastructuur havens en vaarwegen)
Cross-sectorale verbindingen
Naast de eigen thema’s van het TKI Maritiem is er een aantal cross-sectorale verbindingen
waar het TKI Maritiem op in wil zetten:
-
o Smart Industry / ICT (Cross over met HTSM)
-
o Energie uit zee (Cross over met Energie / TKI Wind op zee en TKI Deltatechnologie)
-
o Aquacultuur op zee (Cross over met Agri&Food)
-
o Composieten en coatings (Cross over met HTSM/M2I en Chemie/DPI)
-
o LNG, methanol en H2 als brandstof en op zee (Cross over met Energie/TKI Gas)
-
o Effectieve infrastructuur, schoon, slim en veilig varen (Cross over met TKI Logistiek)
Koppeling met maatschappelijke thema’s
De aanpak van de maritieme sector om maatschappelijke en economische uitdagingen aan
elkaar te koppelen sluit goed aan bij de maatschappelijke uitdagingen zoals die zijn
geformuleerd in Horizon 2020. De invulling daarvan ligt met name op de thema’s:
Thema’s Horizon 2020 Maritieme thema’s
Thema 2: Voedselveiligheid, duurzame langbouw, marien en maritiem onderzoek en bio-economie
Innovatiethema ‘Winnen op zee’:
Maritieme constructies voor zeewierkweek, drijvende visteelt en het oogsten van algen.
Researchgebied ‘Impact op mariene omgeving’, Weghalen van plastics uit de delta’s
en de zee.
Thema 3: Veilige, schone en efficiënte energie
Innovatiethema ‘Winnen op zee’:
Duurzame energiewinning op zee, zoals vaste en drijvende offshore windturbines, getijdenenergie,
golfenergie, Ocean Thermal Energy Conversion (OTEC). Het veilig produceren van offshore
olie en gas. Synergie aspecten.
Thema 4: Intelligent, groen, geïntegreerd vervoer
Innovatiethema ‘Schone schepen’: brandstoffen,
Brandstofbesparing en emissies in zee- en binnenvaart, onderwatergeluid
Innovatiethema ‘Slim en veilig varen’: autonoom varen, slimme systemen
Innovatiethema ‘Effectieve Infrastructuur’: optimale benutting en slimme havens en
vaarwegen
Thema 5: Klimaatmaatregelen, milieu, hulpbronefficiëntie en grondstoffen
Innovatiethema ‘Winnen op zee’: verantwoorde deep sea mining; leven op het water zoals
drijvende steden
Thema 7: Veilige samenleving Slim en veilig varen: veilige scheepvaart op zee en door havens en vaarwegen (Safety: voor mensen aan boord
en op de wal en het milieu) en effectieve schepen voor de Koninklijke Marine (Security).
Samengevat sluit de maritieme aanpak direct aan bij ‘Sustainable Development Goal
14’ van de Verenigde Naties: ‘Conserve and sustainably use the oceans, seas and marine
resources for sustainable development’. Binnen de EU wordt dit ‘Blue Growth’ genoemd.
Nationale maatschappelijke uitdagingen Topsectoren uit MKIA 2018–2019
De innovatiethema’s voor Deltatechnologie zijn:
-
1. Waterveiligheid
-
2. Duurzame deltasteden
-
3. Natte infrastructuur
-
4. Watermanagement
-
5. Water en voedsel
-
6. Water en energie
-
7. Water en ICT
-
8. Eco-engineering & nature based solutions
-
9. Duurzaam functioneren watersystemen
-
10. Duurzaam gebruik estuaria, zeeën, en oceanen
Cross-sectorale verbindingen
De belangrijkste cross-sectorale verbindingen lopen via de thema’s:
-
• Water en Energie: met Topsector Energie, Getijdecentrales, Zoet/Zout energie.
-
• Water en Voedsel: met Agri&Food, zoute landbouw, landbouw op water (zeewieren)
Daarnaast zetten de TKI’s Deltatechnologie en Watertechnologie erop in om cross-sectorale
verbindingen over de twee technologiegebieden heen actief te bevorderen.
Zonder andere toepassingen te willen uitsluiten, liggen kansen op het gebied van de
thema’s:
-
• duurzame deltasteden/sustainable cities/resource efficiency. Denkbare praktische toepassingen
zijn bijvoorbeeld modellen voor governance; planningsstudies; 3D-verbeeldingen van
de samenhangen tbv circulaire economie in steden;
-
• duurzaam gebruik estauari, zeeën en oceanen/resource eficiency/sustainable cities.
Praktische toepassingen liggen bijvoorbeeld bij modellen voor anticiperend waterbeheer
-
• water en voedsel/resource efficiency. Denkbare praktische toepassingen zijn bijvoorbeeld
monitoringssystemen voor watergebruik; ondergrondse waterbergingsoplossingen; modellen
voor optimale drainage.
-
• Water en ict/smart water systems. Denkbare praktische toepassingen zijn onder meer
klimaat- en water diensten, datamodellen.
Koppeling met maatschappelijke thema’s
Onderstaand overzicht illustreert de verbinding van de innovatiethema’s met de maatschappelijke
uitdagingen uit de Horizon 2020-agenda.
De innovatiethema’s voor Watertechnologie zijn:
-
1. Resource Efficiency (het zo zuinig mogelijk omgaan met grondstoffen en het sluiten
van kringlopen);
-
2. Smart Water Systems (het inzetten van een scala van aanpalende technologieën (m.n.
ICT) voor een zo efficiënt en effectief mogelijk gebruik van water(zuiverings)technologieën;
-
3. Sustainable Cities (innovatieve infrastructuur en slim asset management voor een duurzame
stad).
Cross-sectorale verbindingen:
De innovatiethema’s krijgen vorm door uitwerking met partners uit de ‘gouden driehoek’:
bedrijfsleven (e.g. drinkwaterbedrijven, technologieleveranciers) – wetenschap (e.g.
universiteiten, kennisinstituten) – overheid (e.g. steden, waterschappen):
Koppeling met maatschappelijke uitdagingen
Maatschappelijke uitdaging
|
Resource Efficiency
|
Smart Water Systems
|
Sustainable Cities
|
Klimaat en water
|
V
|
V
|
V
|
Energie en CO2
|
V
|
|
V
|
Landbouw en voeding
|
V
|
V
|
V
|
Circulaire economie
|
V
|
V
|
V
|
Koppeling met sleuteltechnologieën
Sleuteltechnologie
|
Resource Efficiency
|
Smart Water Systems
|
Sustainable Cities
|
Quantum-/nanotechnologie
|
|
V
|
|
Geavanceerde materialen
|
V
|
|
V
|
Biotechnologie
|
V
|
|
V
|
Micro- en nano-elektronica
|
|
V
|
V
|
ICT
|
|
V
|
|
Meet- en detectietechnologie
|
V
|
V
|
V
|
Elektrochemische conversie en materialen
|
V
|
|
V
|
Zie voor gedetailleerde beschrijvingen de Kennis- en Innovatieagenda TKI Watertechnologie
2018–2021.
6. MIT-MKB-plan Chemie en Energie (inclusief Biobased Economy) 2018
1. Inleiding
Via dit document dienen de beide Topsectoren Chemie en Energie (incl. Biobased Economy)
één gezamenlijk plan in voor de MIT. Zij doen dit samen; enerzijds vanwege de vele
raakvlakken in hun programmering en anderzijds vanwege hun gedeelde visie over de
aanpak richting MKB innovatie en valorisatie.
2. Doelstelling
Onze invulling van de MIT voor chemie en energie heeft als doel de innovatiekracht
van het MKB en ondernemerschap in deze sectoren te versterken en te ondersteunen in
het verlengde van de programmalijnen van de betrokken TKI’s uit deze twee topsectoren.
Door deze subsidiemodule kan sneller en effectiever worden bijgedragen aan de noodzakelijke
innovaties en aan het versterken van de industrie op het gebied van chemie en duurzame
energie, energiebesparing en de Biobased Economy, zoals beschreven in de innovatiecontracten
van de beide topsectoren. De innovaties, evenals het werkterrein van de betrokken
MKB bedrijven, beperken zich veelal niet tot een enkele sector. Daarom willen beide
topsectoren ook aandacht geven aan de voorstellen op de raakvlakken van de sectoren
chemie, energie en de Biobased economy.
Met de instrumenten uit de MIT wordt MKB-ondernemingen de mogelijkheid geboden om
innovatieprojecten te starten binnen de reikwijdte van de actuele programmalijnen
zoals deze oorspronkelijk zijn geformuleerd bij de totstandkoming van de innovatiecontracten.
De regeling is bedoeld om MKB-ondernemingen een faciliteit te bieden gericht op nieuwe
marktkansen waarmee zij op basis van de innovaties hun positie in Nederland én daarbuiten
kunnen versterken.
Doelstellingen voor 2018:
-
1) MKB-ondernemingen te ondersteunen om technische haalbaarheidsstudies uit te voeren.
Hieraan is in beide sectoren veel behoefte, mede gezien de vele technische ontwikkelingen.
Tevens biedt deze haalbaarheidsstudie de mogelijkheid om de geziene kansen in de markt
voor nieuwe producten, processen en diensten te toetsen door een stuk marktkennis
op te bouwen.
-
2) Ondernemers te ondersteunen om R&D-samenwerkingsprojecten te starten waarbij minimaal
2 MKB bedrijven betrokken zijn.
-
3) Ondernemers te ondersteunen door de mogelijkheid om hooggekwalificeerd (universitair
of hbo-geschoold) personeel in te huren.
3. Inhoudelijke inkadering: uitwerking thema’s
In de innovatiecontracten van de Topsectoren Chemie en Energie worden zogenaamde innovatiethema’s
onderscheiden die hieronder verder worden beschreven. Binnen deze thema’s worden technische
haalbaarheidsstudies, R&D samenwerkingsprojecten en vouchers, ondersteund. Ondersteuning
vindt niet plaats voor projecten die al gestart zijn voordat de subsidieaanvraag is
ingediend. De onderwerpen die voor ondersteuning binnen de MIT Chemie, Energie en
de Biobased Economy in aanmerking komen, moeten vallen binnen de hieronder genoemde
programmalijnen van de verschillende TKI’s binnen de Topsectoren Chemie en Energie.
De verzamelde sectoren stellen de voorwaarde dat aanvragers van middelen uit MIT als
deel van hun aanvragen een samenvatting ter beschikking stellen die bij honorering
van het voorstel door RVO of door de TKI gepubliceerd kan worden.
Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de programmalijnen en de inhoudelijke
aspecten die in de aanvragen voor ondersteuning van de MIT Chemie en Energie moeten
worden geadresseerd ter toetsing door de beoordelingscommissie. Voor een uitgebreidere
tekstuele versie wordt verwezen naar de beschrijvingen zoals deze in de innovatiecontracten
zijn gehanteerd (let op dat niet alle thema’s uit de innovatiecontracten zijn meegenomen
in onderstaand overzicht voor de MIT, dit o.a. met het oog op relevantie voor het
MKB).
4. De innovatiethema’s binnen de Topsector Chemie
De topsector Chemie heeft vier programmatische hoofdlijnen gedefinieerd: ‘Chemistry of Advanced Materials’, ‘Chemistry of Life’, ‘Chemical Conversion, Process
Technology & Synthesis’ en ‘Chemical Nanotechnology and Devices’. Voor elk van deze hoofdlijnen volgt hieronder een aantal thema’s (10 in totaal).
BBE heeft 4 thema’s gedefinieerd. Deze volgen na die van de Chemie.
Chemistry of Advanced Materials
Binnen dit thema gaat het om innovaties die gericht zijn op de productie van materialen
(zoals kunststoffen of bioplastics), en/of de verwerkingsprocessen, en/of de toepassing
in een breed scala van producten in diverse toepassingsgebieden en/of het hergebruik
hiervan.
Programmalijn 1 C - Biobased materials
Deze programmalijn richt zich op innovatie met biobased polymere materialen, gemaakt
van biobased grondstoffen. Biobased grondstoffen bieden kansen om onze afhankelijkheid
van fossiele grondstoffen te verminderen en een bijdrage te leveren aan duurzaamheid.
Belangrijke thema’s zijn:
-
o inzet van groene bouwstenen/polymeren met betere/andere eigenschappen
-
o inzet van biobased hulpstoffen, coatings en componenten van composieten
-
o biologisch afbreekbare materialen (bijv. PLA, PHA) voor functionele materialen
-
o biobased alternatieven voor vermeend toxische additieven
-
o nieuwe of aangepaste verwerkingsprocessen die door de inzet van andere polymeren noodzakelijk
worden
Programmalijn 2 C - Superieure materialen
Deze programmalijn is gericht op een viertal speerpunten:
-
o Duurzamer: duurzame producten die resulteren in een lagere milieu–impact.
-
o Slimmer: materialen die bijdragen aan nieuwe functionaliteiten of combinaties van
bestaande functionaliteiten.
-
o Effectiever/efficiënter: materialen die leiden tot minder materiaalgebruik met vergelijkbare
prestaties of tot betere prestaties bij gelijkblijvend materiaal gebruik.
-
o Gezonder/veiliger: Inzet van inzet van nieuwe additieven en stabilisatoren.
Programmalijn 3 C - Sluiten van de keten
Door de toenemende schaarste van grondstoffen is afval een luxe die de wereld zich
steeds minder kan veroorloven. Afval wordt en is grondstof. In eerste instantie is
het sluiten van de keten gericht op hergebruik van materialen op basis van fossiele/conventionele
grondstoffen, maar ook het sluiten van de keten voor niet–biodegradeerbare biobased
materialen is van toenemend belang.
Belangrijke thema’s zijn:
-
o Recycling van kunststoffen
-
o Verbetering van scheidingstechnieken
-
o Toepassen van recyclaat in hoogwaardige toepassingen
-
o Onderzoek gericht op optimalisatie van eigenschappen na recycling
-
o Verbetering van efficiency in de materiaalkringloop
Chemical Conversion, Process technology & Synthesis
Programmalijn 4 C - Energie-efficiëntie
Energie-efficiëntie in de Chemie betreft optimalisatie van de procesmatige verwerking
van materialen in de breedste zin van het woord. Het programma Energie-efficiëntie
betreft het ontwikkelen van processen en systemen die leiden tot besparing van energie
in de procesindustrie, onder meer de chemie, olie & gas, voedingsmiddelen, farma en
biotechnologie. Daarbij kan gedacht worden aan gebruikmaking van nieuwe grondstoffen,
maar ook aan gebruik van andere energiebronnen. Daarnaast maken nieuwe snelle sensoren
en regelsystemen dynamische processturing mogelijk aan de hand van input van veel
actuele procesdata.
Veel winst kan ook gehaald worden uit electrificatie van productieprocessen die nu
middels andere energiebronnen gevoed worden. Electrochemische productie maakt daar
deel van uit.
Ten behoeve van echt duurzame businessmodellen moeten nieuwe kosten- en risicoschema’s
voor beoordeling van de doelmatigheid van nieuwe technologieën ontwikkeld worden.
Zulke inspanningen kunnen deel van een project uitmaken.
Programmalijn 5 C - Grondstofefficiëntie
Grondstofefficiëntie richt zich op:
-
o het ontwikkelen van processen waarin het direct rendement van de materiaalstromen
hoog is
-
o processen voor een hoge zuiverheid van (half)producten zodanig dat verder op in de
keten efficiënter met het product kan worden omgegaan
-
o het gebruik van CO2 voor nieuwe productieroutes voor bulkmaterialen
-
o het winnen van mineralen uit zoute processtromen en proceswater van shale gas
-
o het selectief scheiden van waardevolle componenten uit complexe processtromen
Hieronder vallen ook het verlengen van de Levensduur van installaties en ombouw van
installaties voor hogere energie- en materiaalefficiëntie en voor het gebruik van
CO2 in nieuwe productieroutes voor bulkmaterialen.
Programmalijn 6 C - Biobased economy
Binnen de Biobased economy ligt het werkveld op de processen voor het ontsluiten,
verwerken, scheiden en zuiveren van biobased grondstoffen en producten voor de voeding,
farma en chemie. Ontwikkelingen aan met name deze onderdelen gebeuren in sterk verband
met de programmalijnen bioraffinage en conversietechnologieën van het TKI Biobased
Economy onder meer voor complexe moleculaire scheidingen en winnen van eiwitten, biobased
productieprocessen, snelle routes van bio- tot grondstoffen en het procesmatig verwerken
van algen en natte biomassa. Belangrijke onderdelen zijn het ontwikkelen van hygiënische
condities voor raffinage en conversieprocessen en het opschalen van deze processen
ten behoeve de van productie van materialen en grondstoffen.
Programmalijn 7 C - Katalysatoren & biomassa
De chemie heeft de ambitie om de koolstofketen te sluiten door vernieuwbare uitgangsmaterialen
te gebruiken. Om deze ambitie te verwezenlijken is het van belang om nieuwe zeer actieve
katalysatoren en processen te ontwikkelen voor stabiele en selectieve vorming van
producten uit biomassa. Hierbij valt te denken aan zowel chemo- als biokatalytische
routes en eventuele combinaties. Een belangrijk resultaatgebied is nieuwe bouwstenen
voor de chemische en maakindustrie; een ander is "drop-in" van bestaande bouwstenen
zodat ze direct ten behoeve van materialen gebruikt kunnen worden.
Chemistry of Life
Programmalijn 8 C - Chemie van Leven
Binnen dit thema gaat het om innovaties die zijn gericht op:
-
o Personalized Health - a) Analyse, diagnostiek, gerichte moleculaire behandeling en
monitoring van ziekten. b) Het creëren en verbeteren van medische moleculen en probes.
c) Ontwikkeling van biomedische materialen voor verbeterde functionaliteit in het
menselijk lichaam.
-
o Voeding - a) Verbetering van het inzicht in de biochemie van processen gedurende de
productie van voedsel en voedingsingrediënten. b) Verbetering van het inzicht in de
relatie tussen voeding en gezondheid door begrip van verteringsprocessen. c) Duurzame
productie en consumptie.
-
o Faciliterende (technologische) ontwikkeling ten behoeve van -a) begrip van cellulaire
processen van molecuul tot organisme, b) constructie van moleculen en cellen.
Chemical Nanotechnology & Devices
Programmalijn 9 C - Chemische Nanotechnology
Moderne nanotechnologieën maken het inmiddels mogelijk op atomair niveau slimme systemen
te fabriceren. De steeds verdergaande miniaturisatie en integratie van elektronische
systemen biedt nieuwe mogelijkheden voor sensoren en informatieverwerking en -opslag.
De micro- en nanotechnologie biedt vooruitstrevende oplossingen op het gebied van
medische diagnostiek, behandeling en drug delivery, energieconversie, transport, de
opslag van gegevens en de ontwikkeling van duurzame processen en producten. Analytisch
chemische inzichten en technieken spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van
sensoren en meet- en analyseapparatuur. De integratie van nanomaterialen en systemen
op nanoschaal met (gemodificeerde) biologische systemen kan helpen de levensverwachting
van toekomstige generaties te verlengen. Vanuit de topsector chemie zullen nanotechnologie
en devices cruciale bijdragen leveren aan oplossingen voor deze uitdagingen.
Programmalijn 10 C - (Chemische) Analyse
(Chemische) Analyse wordt in vele economische sectoren gebruikt en is onmisbaar voor
technologische innovatie. Het meten met hogere resoluties (chemisch, in tijd en spatieel)
is daarin van groot belang. Tegelijkertijd bestaat er een behoefte om meer analyses
ter plekke uit te voeren. Innovatie in (chemische) analyse wordt bereikt langs drie
thema’s:
-
o Breng het lab naar het monster [het gaat er hierbij om de analyse te doen waar die
nodig is; in een reactor/proces/fabriek, in het milieu, naast het bed van een patiënt];
-
o Het analyseren van intacte systemen [het gaat hier om non-destructieve analyse, analyse
op afstand etc.];
-
o Revoluties in resoluties [het verbeteren van plaats- tijds- en chemische resolutie.
Miniaturisering van analytische technieken en de ontwikkeling van gevalideerde sensoren
spelen bij deze thema’s een belangrijke rol.
5. De innovatiethema’s binnen Biobased Economy
Biobased Economy (4 programmalijnen)
Programmalijn 11-B-Biobased - Raffinage en Thermische conversie van Biomassa
De programmalijn 'Thermische conversie van biomassa’ richt zich op technologieën waarmee
biomassa bij verhoogde temperatuur, al dan niet in aanwezigheid van zuurstof, wordt
omgezet naar:
-
– Elektriciteit en, of warmte.
-
– Hoogwaardige energiedragers die geschikt zijn voor de productie van elektriciteit
en, of warmte.
Dit omvat enerzijds voorbehandeling, torrefactie, pyrolyse en andere voorbehandelingstechnieken
om laagwaardige biomassa geschikt te maken voor de opwekking van energie en warmte,
en anderzijds Bij- en meestoken: het geschikt maken van installaties voor hogere percentages
bij- en meestook biomassa.
Programmalijn 12-B-Biobased - Raffinage en Chemisch katalytische conversietechnologie.
'Chemisch katalytische conversietechnologie' betreft de ontwikkeling van nieuwe geavanceerde
technologieën voor de omzetting van – al dan niet voorbewerkte – biomassa naar groene
materialen, chemicaliën en brandstoffen via chemokatalytische routes. Conversieprocessen
worden bij voorkeur vooraf gegaan door bioraffinage. Bij bioraffinage worden plantaardige
en dierlijke grondstoffen op efficiënte, ecologisch verantwoorde en economische wijze
ontrafeld, zodat de volledige potentie van haar inhoudsstoffen benut kan worden. Het
streven is daarbij om bestaande functionaliteiten en koolstofskeletstructuren in de
moleculen zo veel mogelijk te behouden. Conversieprocessen worden gevolgd door energie-efficiënte
scheidingstechnieken, alsook de ontwikkeling van processen voor eindproducten (e.g.
polymerisatie en materiaalontwikkeling). Dit is inclusief verwerking lignocellulose,
conversie van pyrolyse-olie naar biobrabndstof en chemicaliën, en productie biobrandstoffen
en chemicaliën uit vaste biomassa via vergassing.
Programmalijn 13-B-Biobased - Raffinage en Biotechnologische conversietechnologie.
'Biotechnologische conversietechnologie' betreft ontwikkeling van nieuwe geavanceerde
technologieën voor de omzetting van – al dan niet voorbewerkte – tweede generatie
biomassa naar groene materialen, chemicaliën en brandstoffen via biotechnologische
routes (met aandacht voor biotechnologie/genomics). Conversieprocessen worden bij
voorkeur vooraf gegaan door bioraffinage. Bij bioraffinage worden plantaardige en
dierlijke grondstoffen op efficiënte, ecologisch verantwoorde en economische wijze
ontrafeld, zodat de volledige potentie van haar inhoudsstoffen benut kan worden. Het
streven is daarbij om bestaande functionaliteiten en koolstofskeletstructuren in de
moleculen zo veel mogelijk te behouden. Conversieprocessen worden gevolgd door energie-efficiënte
scheidingstechnieken, alsook de ontwikkeling van processen voor eindproducten (e.g.
polymerisatie en materiaalontwikkeling).
Programmalijn 14-B-Biobased - Zonne-energie-opslag in chemische bindingen & biomass
production.
Zonne-energie-opslag in chemische bindingen (Solar Capturing) & biomass production
omvat teelt, veredeling en de directe omzetting van CO2 en zonlicht in een scala aan eindproducten, in micro-organismen of via chemokatalytische
processen. Bij Solar Capturing gaat het in essentie om het direct (met zonne-energie
of warmte als input) of indirect (met op duurzame wijze opgewekte electiciteit als
input) opslaan van zonne-energie in chemische bindingen van een, afhankelijk van de
gekozen benadering, breed spectrum aan verbindingen met een koolstofskelet die interessant
zijn vanuit economisch perspectief. Veelal starten de omzettingen met koolstofdioxide
en water als input en dit draagt bij aan het sluiten van de koolstofcyclus. Het gaat
hierbij om Biosolar cells, Aquatische plantaardige bronnen, en Genen en gewassen voor
groene grondstoffen.
6. De innovatiethema’s binnen de Topsector Energie
De energie-agenda en de uitwerking van de 5 transitiepaden van het Ministerie van
EZK onderkennen het belang van innovatie voor onze energietoekomst. De Topsector Energie
onderschrijft dit belang en draagt met de beschikbare middelen en netwerken bij aan
die innovaties, die voor de energietransitie het verschil maken.
Innovatie wordt vooral gestimuleerd door het verbinden van initiatieven en partijen:
kennisinstellingen met bedrijven, internationale netwerken aan Nederlandse innovaties,
verbinding met regionale initiatieven en MKB, innovators met financiers. Naast het
koppelen van budget aan kansrijke initiatieven is het bieden van een netwerk een belangrijke
activiteit van de Topsector Energie.
Met de Kennis- en Innovatieagenda 2016–2019 en de voorbereidingen voor de Kennis-
en Innovatieagenda voor de periode 2018–2021 hebben we een samenhangend portfolio
van activiteiten voor de komende jaren opgesteld. Vanuit de kracht van de huidige
organisatie kunnen we verder bouwen aan cross-overs met andere topsectoren en nieuwe
onderwerpen oppakken die nodig zijn voor de energietransitie en het verdienvermogen.
6.1. TKI Energie en industrie
Verduurzaming van de procesindustrie tot een sector die geen netto CO2 uitstoot heeft vraagt om een systeemverandering, die impact heeft op infrastructuur,
economische structuren en ook gedrag. Daarvoor zijn nieuwe technologische opties essentieel,
maar net zo belangrijk is de inbedding van die opties in business cases, in het industrie-systeem
en de grotere complexiteit van het toekomstige energiesysteem.
Daarom is naast technologisch onderzoek behoefte aan haalbaarheidsstudies en verkennende
studies. De activiteiten moeten in lijn zijn met onderstaande programmalijnen van
het TKI Energie en Industrie.
Programmalijn 15-E-Energie & Industrie: Warmte
Meer dan 70% van het NL industriële energiegebruik is warmte, vaak in de vorm van
stoom. Het hoofddoel van deze programmalijn is een sterke verlaging van de netto CO2 uitstoot voor de warmtevraag van de (energie-intensieve) proces industrie door: a)
Duurzame productie van warmte en koude, warmtemanipulatie en opslag; b) Verhoging
van de proces efficiency.
Vanuit een systeembenadering van industriewarmte kunnen de belangrijkste besparingen
en de raakvlakken met andere sectoren worden bepaald. Daarbinnen gelden de restwarmtekoppeling
van industriegebieden en de integratie van warmtepompen in industriële warmtesystemen
als belangrijke onderdelen.
Programmalijn 16-E-Systeemintegratie: Elektrificatie en flexibilisering
Elektrificatie van industriële processen met hernieuwbare elektriciteit is een van
de opties om te komen tot een netto CO2-neutrale industrie. De potentie is enorm wanneer gebruik gemaakt wordt van de hoge
exergetische waarde van elektriciteit. Voorbeelden van zulke technologieën zijn elektrisch
gedreven warmteopwekking voor hoge temperatuur en directe elektrochemische conversie.
Elektrificatie kan worden ingezet als een baseload optie gericht op maximale CO2 emissiereductie, of als flexibel vermogen gericht op inpassing van fluctuerend hernieuwbare
elektriciteitsaanbod in het energiesysteem. Welke infrastructuur hiervoor noodzakelijk
is en wat de impact is van industriële elektrificatie zijn relevante vraagstukken.
Programmalijn 17-E-Energie & Industrie: Circulariteit
Sluiten van kringlopen van grondstoffen en het opwaarderen van afvalstromen zijn essentiële
stappen om de CO2 uitstoot door grondstofgebruik terug te dringen. Regiobenadering van stofstromen
en van infrastructuur zijn hiervoor belangrijke elementen. Systeemmodellering voor
industrieclusters kan hiervoor ondersteuning bieden, naast symbiose studies naar regionale
energie- en grondstoffenstromen. Concepten die circulair gebruik van koolstof in de
koolstof-intensieve industrie mogelijk maken liggen in het hart van deze programmalijn.
Vraagstukken per programmalijn
-
1. Warmte
-
• Systeembenadering van industriewarmte
-
• Integratie van warmtepompen
-
• Restwarmtekoppeling industriegebieden
-
• Systeembenadering efficiënte productieprocessen; efficiënte scheidings- en droogprocessen
-
2. Systeemintegratie
-
3. Circulariteit
-
• Systeemmodellering voor industrieclusters.
-
• Industriële symbiose in industrie regio’s
-
• Circulaire koolstof: afval als grondstof voor koolstof-intensieve industrie
6.2. TKI Nieuw Gas
De gassector beschikt over veel kennis, ervaring, expertise en ‘assets’ (zoals infrastructuur,
installaties, opslagen, platforms) die ten behoeve van de energietransitie kunnen
worden ingezet. Belangrijke vragen die hierbij spelen betreffen de mate van geschiktheid
van bestaande kennis en assets voor de energietransitie, de aanpassingen en ontwikkelingen
die daarvoor nodig zijn, de (maatschappelijke) kosten en opbrengsten die dit met zich
meebrengt, het CO2-effect hiervan en eventuele andere voordelige en nadelige effecten. Ook vinden veel
ontwikkelingen plaats in het ‘nieuwe gasdomein’, zoals de productie en toepassing
van hernieuwbare gassen, waterstof en CO2. Het gebruik van de ondergrond voor nieuwe doeleinden, zoals energieopslag, is hier
ook onderdeel van. Het TKI Nieuw Gas stimuleert en faciliteert innovaties die zich
op de ontwikkeling van nieuwe gassen, nieuwe toepassingen en het gebruik van gasassets
ten behoeve van de energietransitie richten.
Naast technologisch onderzoek is er behoefte aan haalbaarheidsstudies en verkennende
studies. Deze moeten binnen de programmalijnen van het TKI Nieuw Gas passen. Dit zijn
de volgende:
Programmalijn 18-E-Nieuw Gas: Groen Gas
Deze programmalijn richt zich op drie onderwerpen, te weten de vergistingsroute (biologische
conversie van biomassa), de vergassingsroute (thermochemische conversie van biomassa)
en superkritische vergassing (omzetting van biomassa onder hoge temperatuur en druk).
Zowel biomassavoorbehandeling, productie, gasbehandeling en -opwerking, infrastructuur
en toepassing maken onderdeel uit van de programmalijn. Eindproducten zijn biogassen,
synthesegas, productgas, groengas, waterstof (zie ook volgende programmalijn), CO2 etc. Deze programmalijn wordt in samenwerking met TKI BBE en TKI E&I ontwikkeld.
Programmalijn 19-E-Nieuw Gas: Waterstof
Deze programmalijn richt zich op de ontwikkeling van klimaatneutrale en/of duurzame
waterstofketens, van productie tot en met toepassing. Opslag en infrastructuur zijn
hier onderdeel van. Wat toepassingen betreft richt de programmalijn zich op de industrie
(waterstof als brandstof en grondstof), mobiliteit, gebouwde omgeving en elektriciteitsopwekking.
Deze programmalijn wordt samen met het TKI E&I ontwikkeld.
Programmalijn 20-E-Nieuw Gas: CCUS (Carbon Capture, Utilization and Storage)
In dit thema staat afvang, hergebruik en opslag van CO2 centraal. Naast technologie zijn veiligheid, maatschappelijk draagvlak, juridische
aspecten en regelgeving van belang. Het toepassingsgebied is breed, variërend van
elektriciteitsopwekking, afvalverbranding (avi’s), chemische/energie-intensieve industrie,
glastuinbouw etc. Vanwege de sterke link met de industrie wordt op deze programmalijn
met het TKI E&I samengewerkt.
Programmalijn 21-E-Nieuw Gas: Geo-energie
Dit thema richt zich op het gebruik van kennis en assets over de ondergrond ten behoeve
van de energietransitie. De meest voor de hand liggende onderwerpen zijn de ontwikkeling
van geothermie en energieopslag. M.b.t. de mogelijkheden van CO2-opslag ligt er een verbinding met de programmalijn CCUS. Door de focus op warmte
ligt er een verbinding naar het TKI Urban Energy (lage temperatuurwarmte) en E&I (hoge
temperatuurwarmte). Nieuw Gas richt zich op de productiekant, de toepassingen zijn
bij de beide andere TKI’s opgenomen.
Programmalijn 22-E-Nieuw Gas: Systeemintegratie op de Noordzee
Hierbij staat de ontwikkeling van assets op de Noordzee en de integratie met offshore-wind
centraal, zoals het delen van faciliteiten en diensten en hergebruik van de infrastructuur
op de Noordzee. De programmalijn richt zich op het ontwikkelen van nieuwe componenten,
producten, tools en diensten die het integreren van zeer grote hoeveelheden offshore
windstroom in het energiesysteem mogelijk maken tegen lage maatschappelijke kosten.
Hierbij spelen zowel transport van energie, opslag als het afstemmen van vraag en
aanbod een rol. De horizon voor implementatie ligt tussen 2020 en 2040.
In het programma systeemintegratie worden deze aspecten geadresseerd. Dit is een gezamenlijke
programmalijn van TKI Nieuw Gas en TKI Wind op Zee.
6.3. TKI Urban Energy
Energiegebruik en de invulling van die vraag met veelal lokaal opgewekte duurzame
energie zijn van invloed op hoe de gebouwde omgeving er uit ziet, op techniek en infrastructuur
en ook op gedrag en vice versa. Daarvoor zijn nieuwe technologische opties essentieel,
maar net zo belangrijk is de inbedding van die opties in business cases, in opschaling
naar grotere volumes, in de gebouwde omgeving en gebruikersgedrag en in de grotere
complexiteit van het toekomstige energiesysteem.
Daarom is naast technologisch onderzoek behoefte aan haalbaarheidsstudies en verkennende
studies. Deze moeten in lijn zijn met de programmalijnen van het TKI Urban Energy.
Programmalijn 23-E-Urban Energy: Zonnestroomsysteemcomponenten (PV)
Wafergebaseerde kristallijn silicium-, dunne film- en hybride- PV-technologieën, en
systeemcomponenten & diensten. Ambities: verlagen van de productiekosten, verhogen
van de omzettingsrendementen en het ontwikkelen van innovatieve producten en diensten
op het niveau van een PV-systeem.
Programmalijn 24-E-Urban Energy: Warmte- en koude installaties
Warmtepompen, warmteafgifte, warmtapwaterinstallaties, zonnecollectoren, ventilatie,
warmte- en koudeopslag, integratie componenten. Ambities: verhoging van de energie-
en kostenefficiency, comfort en gezondheid, installatiegemak en compactheid.
Programmalijn 25-E-Urban Energy: Integratie in de bouw
Integratie en industrialisatie van energiefuncties in bouwelementen en (ver)bouwconcepten,
voor utiliteit, woningen, civiele infra en vervoersmiddelen. Ambities: kostprijsverlaging,
efficiënt ruimtegebruik, aantrekkelijkheid verhogen, snelheid en gemak, esthetica,
rendementsverhoging en prestatiegaranties.
Programmalijn 26-E-Urban Energy: Flexibele energie-infrastructuur
Tools voor (her)ontwerp, monitoring & control; duurzame warmte & koude netten, ondergrond
voor opwekking en opslag van warmte, informatie- & datamanagement. Ambities: inzicht
in en optimalisering van kosten en baten, inzicht in de conditie, flexibele componenten,
beheersbare verstoringen en investeringen voor een duurzame energievoorziening, betaalbare
betrouwbare producten en methoden voor snelle duurzame warmtetransitie in bestaande
bouw.
Programmalijn 27-E-Urban Energy: Energieregelsystemen en -diensten
(Zelflerende) intelligente regelsystemen en diensten, inzet van opslag, prijsmechanismen.
Ambities: optimalisering van opwekking, opslag en gebruik (incl. van elektrisch vervoer),
rekening houdend met gezondheid en comfort, energiebesparing en verhoging van de flexibiliteit
van het systeem met opslagtechnologieën en dynamische verrekeningen van energie.
Vraagstukken per programmalijn
Verlagen van de kostprijs, verbeteren van de toepasbaarheid, en verbeteren van de
business case van zonnestroomsystemen en warmte- koude- installaties.
Verhogen van de aantrekkelijkheid (denk aan comfort, gezondheid, gemak, esthetica,
ruimtelijke inpassing, business case) van energierenovaties in de gebouwde omgeving.
Concepten voor energie en gezondheid (m.n. fijnstof) in gebouwen: noodzakelijke maatregelen
en innovaties; voorkomen van verontreinigingen en bieden van handelingsperspectief
voor gebruikers ook in panden waarin nog niet direct wordt geïnvesteerd.
Optimale lokale (gemeente) energie infrastructuur o.a. in relatie tot de omschakeling
van aardgas naar andere vormen van warmtevoorziening en ontwikkelingen rond elektrisch
vervoer.
Digitalisering en kennis voor opschaling: snelle bereikbare kennis voor energietransitie
nodig bij partijen in uitvoering. Is kennis via bijv. BIM heel dicht bij de uitvoerende
partijen te krijgen via semantische algoritmes.
6.4. TKI Wind op Zee
Offshore windenergie is een essentieel onderdeel van de succesvolle energietransitie
in Nederland. Het staat voor het grootschalig opwekken van duurzame energie. De offshore
windenergie sector kan in 2030 50% van de elektriciteitsvoorziening verzorgen, zelfs
bij een sterk stijgende elektriciteitsvraag. Het draagt zo bij aan een duurzame, betrouwbare
en betaalbare energievoorziening.
Voorwaarden voor een succesvolle implementatie van grootschalige offshore windenergie
liggen in een doorgezette kostenreductie, de ruimtelijke planning en integratie in
het energiesysteem. Met de invulling van die voorwaarden levert offshore windenergie
niet alleen de benodigde duurzame energie, maar ook een belangrijke bijdrage aan omzet
en werkgelegenheid voor de Nederlandse industrie. Het R&D en Innovatieprogramma van
het TKI Wind op Zee is daar op gericht. Binnen dit programma is naast technologisch
onderzoek ook behoefte aan haalbaarheidsstudies en verkennende studies. Deze studies
passen ook binnen de programmalijnen:
Programmalijn 28-E-Wind op Zee: Kostenreductie en optimalisatie
Ondanks de recente kostendaling voor wind op zee, blijft inzet op kostenreductie door
innovatie van belang met het oog op het verder verlagen van de maatschappelijke kosten,
nieuwe locaties en risico’s van externe factoren. Daarnaast zullen de inpassing in
het energiesysteem (bijvoorbeeld energieopslag) extra kosten met zich meebrengen.
Optimalisatie is noodzakelijk om de benodigde schaalsprong te kunnen maken, in windturbines,
fundaties, kabels, installatiewerk en beheer en onderhoud. Innovatie richt zich op
optimalisatie & versnelling en ook op nieuwe technologie & materialen.
Programmalijn 29-E-Wind op Zee: Integratie in het energiesysteem
Grootschalige opwekking van offshore windstroom betekent dat inpassing in het energiesysteem
steeds meer van belang wordt. Hierbij spelen vraagstukken als ketenafstemming, forecasting,
balancering, opslag en conversie, interconnectie, het net-op-zee en net-ondersteunende
services (ancillary services) een rol. Hierbij is zowel de benodigde technologie als
marktmodellen onderwerp van onderzoek.
Programmalijn 30-E-Wind op Zee: Wind op Zee en de omgeving
De energietransitie vraagt een grote bijdrage van offshore windenergie. Dit heeft
invloed op de ecologie en het ruimtegebruik op zee, zowel beperkend als versterkend.
Samenwerking met andere gebruikers en onderzoek naar de interactie tussen de technologie
en ecologie zijn onderwerp van onderzoek en innovatie.
6.5. TSE-breed Programma Systeemintegratie
Het thema Systeemintegratie richt zich, als doorsnijdend thema binnen de Topsector
Energie, op de systeemveranderingen die essentieel zijn om de transitie naar een geïntegreerd
en flexibel energiesysteem van de toekomst mogelijk te maken. Het huidige systeem
is zeer stabiel, veilig en betaalbaar. De Nederlandse maatschappij wil dat deze eigenschappen
behouden blijven. Dit wordt echter een forse uitdaging; de veranderingen die het energiesysteem
zal ondergaan, zijn namelijk zeer ingrijpend en erg onzeker.
Programmalijn 31-E-Systeemintegratie: Management van een robuust, adaptief en geïntegreerd
energiesysteem
Op welke wijze ontwerpen en managen we gedurende en na de energietransitie het geïntegreerde
energiesysteem, met behoud van de huidige betrouwbaarheid, veiligheid (ook cyber secure)
en betaalbaarheid en hoe zorgen we tevens voor een maatschappelijke acceptatie van
het nieuwe systeem? Welke gereedschappen, instrumenten, configuraties, concepten,
testbanks enz. zijn hierbij nodig en welke kennisleemtes en innovatiebehoeftes horen
hierbij, zowel op technisch als niet technisch niveau?
Programmalijn 32-E-Systeemintegratie: Geïntegreerde warmtesystemen
Hoe realiseren en beheren we in Nederland op korte en lange termijn, voor verschillende
gebruiksgroepen en schaalniveaus, geïntegreerde duurzame warmtesystemen die alle transitiepaden
ondersteunen en efficiënt gebruik maken van alle beschikbare bronnen (restwarme industrie,
geothermie enz.) en componenten voor transport, opslag, opwaardering en conversie?
Wat zijn kennisleemtes en innovatiebehoeftes, zowel op technisch als niet technisch
vlak?
Programmalijn 33-E-Systeemintegratie: Grootschalige opslag en conversie
Welke grootschalige opslag- en conversieconcepten van duurzame energie vanuit een
technisch en economisch perspectief zijn in Nederland mogelijk? Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen chemische opslag en conversie (bezien vanuit een geïntegreerde visie
op de productie van grondstoffen en energie) en mechanische opslag, zoals ‘Compressed
Air Energy Storage’ (CAES).
Voor deze 3 programmalijnen zullen in 2018 vier hoogwaardige en breed gedragen (innovatie)
roadmaps worden ontwikkeld. Deze roadmaps bevatten de exacte milestones in de tijd
voor de te ontwikkelen kennis, componenten en producten, inclusief op te leveren deliverables
proeftuinen en demonstratieomgevingen die noodzakelijk zijn om innovaties succesvol
te laten zijn.
Overzicht van de programmalijnen
Programmalijn
|
|
1 - C - Polymeren - Biobased materials
|
2 - C - Polymeren - Superieure materialen
|
3 - C - Procestechnologie - Sluiten van de keten
|
4 - C - Procestechnologie - Energie-efficiëntie
|
5 - C - Procestechnologie - Materiaalefficiëntie
|
6 - C - Chemische innovaties - Biobased economy
|
7 - C - Chemische innovaties - Katalysatoren & biomassa
|
8 - C - Chemie van Leven
|
9 - C - Chemische Nanotechnologie
|
10 - C - (Chemische) Analyse
|
11 - B - Raffinage en Thermische conversie van biomassa
|
12 - B - Raffinage en Chemisch katalytische conversietechnologie
|
13 - B - Raffinage en Biotechnologische conversietechnologie
|
14 - B - Zonne-energie-opslag in chemische bindingen & biomass production
|
15 - E - Energie & Industrie: Warmte
|
16 - E - Energie & Industrie: Systeemintegratie - elektrificatie en flexibilisering
|
17 - E - Energie & Industrie: Circulariteit
|
18 - E - Nieuw Gas: Groen Gas
|
19 - E - Nieuw Gas: Waterstof
|
20 - E - Nieuw Gas: CCUS
|
21 - E - Nieuw Gas: Geo-energie
|
22 - E - Nieuw Gas: Systeemintegratie op de Noordzee
|
23 - E - Urban Energy: Zonnestroomsysteemcomponenten (zon-PV)
|
24 - E - Urban Energy: Warmte- en koude installaties
|
25 - E - Urban Energy: Integratie in de bouw
|
26 - E - Urban Energy: Flexibele energie-infrastructuur
|
27 - E - Urban Energy: Energieregelsystemen en -diensten
|
28 - E - Wind: Kostenreductie en optimalisatie
|
29 - E - Wind: Integratie in het energiesysteem
|
30 - E - Wind: Wind op zee en de omgeving
|
31 - E - Systeemintegratie: Management van een robuust, adaptief en geïntegreerd energiesysteem
|
32 - E - Systeemintegratie: Geïntegreerde warmtesystemen
|
33 - E - Systeemintegratie: Grootschalige opslag en conversie
|
7. MIT-MKB-plan Creatieve Industrie 2018
MIT aanvragen moeten aansluiten op de roadmap van de creatieve industrie. De roadmap
is beschreven in de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) van CLICKNL 2018–2021. https://www.clicknl.nl/kennis-en-innovatieagenda.
CLICKNL daagt de creatieve industrie uit innovaties te realiseren die de concurrentiekracht
van de sector zelf en die van andere toepassingsdomeinen versterken (zie schema).
De MIT-aanvragen voldoen aan de volgende drie criteria.
-
1. Voorstellen sluiten aan op de werkwijze van de creatieve industrie, door;
-
a. Het hanteren van een ontwerpende aanpak, zoals de inzet van Key Enabling Methodologies
(KEM’s) uit de thema’s Design for Change, The Human Touch of Value Creation,
-
b. Het centraal plaatsen van de gebruiker, tijdens het ontwerp- en creatieproces.
-
2. Voorstellen zijn gericht op het realiseren van crossovers, het verbinden van de creatieve
sector met de toepassingsdomeinen, gericht op innovatieve oplossingen.
-
3. Voorstellen hebben als vertrekpunt een maatschappelijke uitdaging.
De samenhang van deze criteria, de toepassingsdomeinen en de maatschappelijke uitdagingen
zijn in het volgende schema weergegeven.
8. MIT-MKB-programma Agri&Food 2018
Onze ambities:
De wereld staat voor enorme uitdagingen. In de komende generatie neemt de wereldbevolking
met ruim twee miljard mensen toe. Daarnaast lijden vandaag de dag 800 miljoen mensen
aan chronische honger of gebrek aan goede voeding. We moeten dus meer voedsel produceren
dan ooit tevoren.
Tegelijkertijd vragen verschillende trends om ander voedsel. Door de wereldwijd toenemende
welvaart, stijgt de vraag naar hoogwaardige eiwitten zoals peulvruchten, zuivel en
vlees. Een groeiend aandeel van de bevolking heeft te kampen met dieet-gerelateerde
gezondheidsproblemen (obesitas, diabetes) en steeds vaker kiezen consumenten ook bewust
voor gezonder en duurzaam voedsel.
Daarbij blijft de aandacht voor de ecologische houdbaarheid van ons voedselsysteem
onverminderd groot. De Nederlandse agrarische sector heeft weliswaar wereldwijd de
laagste impact per kilogram voedsel op milieu, klimaat en biodiversiteit, maar verdere
verbetering is nodig en ook mogelijk. Daarom is extra aandacht nodig voor de ontwikkeling
van klimaatneutrale, weerbare en robuuste productiesystemen waarbij ook circulariteit
en het hergebruik van rest- en nevenstromen belangrijk zijn. Ook dierenwelzijn is
en blijft een belangrijk topic.
De maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan bieden grote economische kansen.
Door de handen in elkaar te slaan, kunnen we maatschappelijke uitdagingen aan en tegelijkertijd
de economische kracht van de sector versterken. Meer specifiek richt de Topsector
zich op de volgende onderdelen:
-
• Lekker, gezond en veilig eten voor een groeiende wereldbevolking
-
• Klimaatneutrale en robuuste voedselsystemen
-
• Circulariteit en resource-efficiency van ketens en voedselsystemen
-
• Versterken van innovatie en verdienvermogen bedrijfsleven
-
• Creëren van toegevoegde waarde in succesvolle ketens
Binnen het innovatiecontract Agri&Food worden diverse kernthema’s onderscheiden. Alle
aanvragen voor activiteiten onder dit programma dienen te vallen onder één van deze
kernthema’s.
Kernthema’s
Een uitgebreidere toelichting per kernthema is te vinden in het Innovatiecontract
2018–2021, zie http://topsectoragrifood.nl/wp-content/uploads/2017/08/Kennis-en-innovatieagenda.pdf
De Topsector Agri & Food heeft de ambitie wereldleider te zijn in succesvolle oplossingen
voor mondiale maatschappelijke uitdagingen op gebied van landbouw en voeding. De inzet
van de topsector voor de ontwikkeling van nieuwe kennis en innovaties is gebundeld
in vijf kernthema’s.
-
1.
Consument en maatschappij: consumptie van duurzame, veilige en gezonde producten, gezonde voedingspatronen,
gezonde leefstijl, consument-gestuurde ketens, informatie en transparantie in ketens,
eerlijke prijs, consumentenvertrouwen.
-
2.
Klimaatneutrale productiesystemen: ecologisch en economisch houdbaar, beperken emissies, resource-efficiency, reductie
broeikasgassen, biodiversiteit, goede bodemkwaliteit, duurzaam waterbeheer, gezonde
planten en dieren, optimaal dierenwelzijn.
-
3.
Gezonde en veilige producten en productieprocessen: ontwikkeling van veilige producten voor een gezond voedingspatroon, duurzame voedselverwerking
(efficiënte, milde conservering), gericht op de hele keten, borgen van de veiligheid
en gezondheid van voedsel, dieren en productieprocessen.
-
4.
Circulaire systemen: resource-efficiency, sluiten van kringlopen, beperken van verliezen, tot waarde brengen
van zij- en reststromen uit de agrifoodsector voor food en non-food. Dit kernthema
wordt uitgevoerd als cross-over met het TKI Biobased Economy (www.tki-bbe.nl).
-
5.
Slimme technologie: ICT/big data, robots, drones, sensoren, innovatieve materialen en andere technologie
die bijdraagt aan efficiënt, klimaatneutraal, circulair produceren, en meer gezond
en veilig voedsel. Dit kernthema wordt uitgevoerd als crossover met de topsectoren
T&U en HTSM.
Bijlage 4.2.2. behorende bij artikel 4.2.15 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Hernieuwbare energieprojecten)
Doelstelling
De subsidiemodule Hernieuwbare Energie wil de energiedoelstellingen in 2030 kosteneffectiever
realiseren via innovatieve projecten. Hernieuwbare energieprojecten moeten leiden
tot hernieuwbare energieproductie in 2030 en tot een besparing op de toekomstige uitgaven
aan subsidies in het kader van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE+). Die besparing moet groter zijn dan de subsidie die voor het project aangevraagd
wordt (zie artikel 4.2.20, onderdeel a, onder 1°). Als het een project voor windenergie op zee betreft, moet het project leiden tot
hernieuwbare energieproductie in 2030 en moet dit project leiden tot kostenvoordelen
bij de bouw of exploitatie van de in de territoriale wateren en de exclusieve economische
zone van Nederland te realiseren windparken op zee, die groter zijn dan de aangevraagde
subsidie. Voor projecten inzake windenergie op zee wordt dus de besparing op de uitgaven
op grond van de SDE+ niet als voorwaarde gesteld (zie artikel 4.2.20, onderdeel b, onder 2°).
Hernieuwbare energie
Hernieuwbare energie houdt het volgende in:
-
• energie geproduceerd met installaties die uitsluitend gebruik maken van hernieuwbare
energiebronnen;
-
• het aandeel energie (in calorische waarde) dat een hybride installatie opwekt uit
hernieuwbare bronnen. Hieronder valt ook de voor accumulatiesystemen gebruikte hernieuwbare
elektriciteit, maar niet elektriciteit die accumulatiesystemen voortbrengen.
Bronnen van hernieuwbare energie
Hernieuwbare energiebronnen die voor subsidie in aanmerking komen zijn de volgende
hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: windenergie, zonne-energie, aerothermische
(lucht), geothermische (bodem), hydrothermische (oppervlaktewater) energie en energie
uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas.
Technology Readiness Level (TRL) focus 6 t/m 8
De subsidiemodule Hernieuwbare Energie richt zich met name op ontwikkeling en demonstratie,
technology readiness levels (TRL) 6 t/m 8; projecten met werkpakketten gericht op
TRL 4 of 5 worden daarbij niet uitgesloten.
Projecten die binnen de doelstelling kunnen passen
Binnen de doelstelling kunnen projecten passen die:
-
1. de productie van hernieuwbare energie goedkoper maken via technieken zoals genoemd
in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie (de SDE+ aanwijsregeling) voor enig kalenderjaar, hierna: SDE+ technieken;
-
2. de productie van windenergie op zee goedkoper maken;
-
3. de opwekking en opslag van hernieuwbare energie combineren;
-
4. de opwekking en slimme regeling (smart grids) van hernieuwbare energie combineren op decentraal niveau;
-
5. hernieuwbare energie-opties betreffen die niet in de SDE+ zitten én waarop additionele productie haalbaar kan zijn door innovatie. Dit betreft de opties zonnewarmte, kleinschalige
(<15 kWp) of niet aan het net gekoppelde zon PV-systemen, ondiepe bodemenergie (<500m)
en buitenluchtwarmte (de laatste twee gebruiken warmtepompen als techniek).
Opties 3 tot en met 5 worden hierna ‘Overige hernieuwbare energieopties’ genoemd.
Ad 1. Voorwaarden bij SDE+ technieken
Projecten die zich richten op een SDE+ techniek of spin-off’s hiervan moeten in 2030
leiden tot daadwerkelijke hernieuwbare energieproductie. De verwachte besparing op
de SDE+ uitgaven moet groter zijn dan de subsidie die op grond van de subsidiemodule
Hernieuwbare Energie voor de innovatie gevraagd wordt.
Besparing op de SDE+ uitgaven treedt op als het door de innovatie te realiseren basisbedrag
van een SDE+ techniek lager wordt dan het huidige basisbedrag én lager is dan 13 ct/kWh
(voor hernieuwbaar gasprojecten staat dit gelijk aan 89,7 ct/Nm3 of 9,2 ct/kWh.).
Ad 2. Voorwaarden bij windenergie op zee-projecten
Projecten die zich richten op windenergie op zee of spin-off’s hiervan moeten in 2030
leiden tot daadwerkelijke hernieuwbare energieproductie. Ook moeten deze projecten
als gevolg van de innovatie leiden tot kostenvoordelen in de bouw en exploitatie van
in territoriale wateren en de exclusieve economische zone van Nederland te realiseren
windparken die groter zijn dan de op grond van de subsidiemodule Hernieuwbare Energie
aangevraagde subsidie. Voor wind op zee-projecten geldt het kostenmodel van ECN voor
windenergie op zee als uitgangspunt bij het berekenen van de kostenvoordelen. Dit
is exclusief de kosten van de netaansluiting op het elektriciteitsnet op land en exclusief
eventuele betalingen aan de Staat als uitkomst van een veiling.
Ad 3., 4., en 5. Voorwaarden bij overige hernieuwbare energieopties
Voor de hierboven genoemde overige hernieuwbare energieopties geldt dat projecten
of spin-offs ervan kunnen besparen op de toekomstige SDE+ uitgaven als deze door de
innovatie in 2030 leiden tot additionele hernieuwbare energieproductie. Additionele
hernieuwbare energieproductie kan ontstaan als er sprake is van:
-
• bredere toepassingsmogelijkheden (de techniek komt binnen bereik van andere doelgroepen
in de markt);
-
• een aantoonbare vergroting van de mogelijkheid om hernieuwbare energie op te wekken,
bijvoorbeeld op decentraal niveau waar de grenzen bereikt zijn van wat er ingepast
kan worden in het net; en/of
-
• een schaalsprong in de techniek die bij normale uitontwikkeling niet verwacht zou
zijn, bijvoorbeeld in de efficiency van een warmtepomp.
Er wordt bespaard op de SDE+ uitgaven als de op grond van de subsidiemodule Hernieuwbare
Energie gevraagde subsidie kleiner is dan de SDE+ subsidie die de overheid naar verwachting
zou betalen voor eenzelfde productie van hernieuwbare energie via een SDE+ techniek
met een basisbedrag van 13 ct/kWh. Dit is het maximale basisbedrag in de SDE+.
Onderbouwing
Voor alle projecten geldt, dat de verwachte kostenbesparing moet zijn onderbouwd met
een berekening conform de rekenmodellen die RVO.nl beschikbaar stelt. Uitgangspunt
voor de berekening van de verwachte verlaging van het basisbedrag van een SDE+ techniek
zijn de basisbedragen zoals berekend door ECN voor het kalenderjaar waarin de subsidiemodule
Hernieuwbare Energie opengaat. Voor de besparing op de SDE+ uitgaven tellen niet alleen
kostenbesparingen door het project zelf mee, maar ook door spin-off projecten en herhalingsprojecten.
Ook kostenreducties die zijn gerealiseerd voor 2030 en doorlopen na 2030 tellen mee.
De gehele looptijd van de SDE+ subsidie telt dus mee, net als eerder voor de innovatie
verstrekte subsidies uit de SDE+ middelen. Voor wind op zee-projecten geldt het kostenmodel
van ECN voor windenergie op zee als uitgangspunt bij het berekenen van de kostenvoordelen.
Projecten moeten voldoende inzicht bieden in de resultaten van vooronderzoek. Het
vooronderzoek toont de technische haalbaarheid aan van de voorgestelde innovatie en
onderbouwt de claims die in het projectplan gedaan worden over de werking van de techniek
(kwaliteit van het project, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek).
Voor de slaagkans van de innovatie in de markt is het tevens van belang dat het projectplan
inzicht geeft in de businesscase voor de producent/techniekontwikkelaar en die voor
de eindgebruiker. Aanvragers binnen deze subsidiemodule hebben een strategische visie
op het implementatietraject en geven inzicht in de ontwikkeling en marketing van de
technologie, nadat het project is afgerond, zo mogelijk tot aan introductie op de
markt. Daarbij wordt rekening gehouden met de niet-technologische aspecten die bij
marktintroductie een rol kunnen spelen. In het projectplan dient aangetoond te worden
dat ook over deze niet-technologische aspecten is nagedacht en dat waar mogelijk en
nodig activiteiten in het projectplan zijn opgenomen om hiermee om te gaan.
Projecten die niet passen binnen de doelstelling
Hernieuwbare energieprojecten die niet in aanmerking komen voor subsidie zijn:
-
– projecten op het gebied van biobrandstoffen die onder de bijmengverplichting vallen
(vastgelegd in het Besluit en de Regeling hernieuwbare energie vervoer); dit betreft ook bio-LNG projecten);
-
– energiedemonstratieprojecten die de werking aantonen van productiemachines voor energiebesparende
of hernieuwbare energieproducten; en
-
– energiedemonstratieprojecten die groter zijn dan nodig om de werking van een innovatie
in de praktijk aan te tonen.
Bijlage 4.2.3. behorende bij artikel 4.2.22 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programma Mvi energie)
Ambitie MVI Energie
De subsidiemodule Maatschappelijk Verantwoord Innoveren Energie (hierna: subsidiemodule
MVI Energie), opgenomen in paragraaf 4.2.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies, is onderdeel van de brede ambitie van de
Topsector Energie om bij te dragen aan het versnellen van de transitie naar een duurzame,
betrouwbare en betaalbare energievoorziening.
Het programma MVI Energie stelt dat een maatschappelijke opgave makkelijker te realiseren
wordt en dat robuustere oplossingen ontstaan– als vanaf de start van innovatieprocessen
de verbinding wordt gemaakt met mens, samenleving en de natuurlijke omgeving.
Het programma MVI Energie constateert, dat in de praktijk niet altijd vanaf het begin
van een energie-innovatieproces de verbinding gemaakt wordt met mens, samenleving
en de natuurlijke omgeving. Een van de negatieve gevolgen hiervan is, dat de oorspronkelijke
technische oplossing vaak niet meer of moeilijk aan te passen is aan de wensen van
gebruikers of de ruimtelijke kwaliteitseisen.
Om de verbinding met mens, samenleving en de natuurlijke omgeving wèl op tijd te maken,
is het belangrijk om de juiste uitdagingen mee te nemen als ‘ontwerpeisen’ bij de
start van energie-innovatieprocessen. Naast de technische uitdaging zijn ook andere
dimensies van cruciaal belang voor de slagingskans van energie-innovaties en de mate
waarin deze robuust zijn in de tijd. Voorbeelden van deze dimensies, die idealiter
eerder in innovatieprocessen meegenomen worden, zijn:
-
1. De ruimtelijke en landschappelijke impact
Denk aan de verandering in landschappelijke beleving door de plaatsing van windmolens
of grootschalige zonneweides. Maar ook een woning die een andere uiterlijke esthetiek
kan krijgen als gevolg van vergaande isolatie en een groter ruimtebeslag door techniek
in huis.
-
2. De dimensie ‘tijd’
Denk hierbij aan omkeerbaarheid, urgentie, no-regret oplossingen en onvoorspelbaarheid
van processen. Een voorbeeld: in de verduurzaming van de gebouwde omgeving en industrie
is het belangrijk om rekening te houden met een logische timing van energieprestatieverbeteringen,
bijvoorbeeld als oude apparatuur het begeeft of is afgeschreven.
-
3. De ecologische uitdaging
Denk aan de consequenties voor de Noordzeenatuur van de realisatie van windparken
op zee, voor de kwaliteit van de bodem die in de schaduw gelegd wordt door grootschalige
zonneweides, of voor de biodiversiteit van een wegberm, die gemaaid wordt om biomassa
te oogsten.
-
4. Participatie van een groot aantal actoren
Om energie-innovatie te realiseren moeten bedrijven en burgers investeringen doen,
hun gedrag aanpassen (anders koken, anders verwarmen, etc.) en allerlei partijen moeten
samenwerken om projecten voor elkaar te krijgen. Er is een breed veld van stakeholders
nodig dat energie-innovatie mogelijk maakt.
Wat is de behoefte van waaruit participatie van al deze actoren kan ontstaan? Heel
andere vragen dan technische worden relevant: wat beweegt mensen, ondernemers, op
individueel niveau, in een wijk, in een cluster van bedrijven? Waar lopen mensen warm
voor? Waar liggen mensen wakker van?
Afgelopen jaren hebben binnen het Programma MVI Energie diverse onderzoeksprojecten
veel bruikbare inzichten opgeleverd, met de focus voornamelijk op gedragsaspecten
in relatie tot het slagen van energie-innovaties. De huidige subsidiemodule MVI Energie
heeft een meer integrale insteek, waar resultaten en inzichten uit vorige projecten
een onderdeel van kunnen zijn, maar niet noodzakelijkerwijs.
Doelstelling MVI Energie
Concrete doelstelling van het MVI Energieprogramma en specifiek deze subsidiemodule
MVI Energie, is om in de praktijk uit te vinden en te leren hoe men vroegtijdig en
op een goede manier de verbinding met mens, samenleving en natuurlijke omgeving kan
realiseren en de slagingskans van energie-innovatieprojecten kan vergroten.
Het programma stimuleert dan ook projecten waarin deze dimensies zó vroegtijdig onderdeel
worden van de opgave, dat energie-innovaties ook recht doen aan de uitdaging op deze
vlakken. Einddoel van deze tender is om de slaagkans van energie-innovaties significant
te verhogen zodat de energietransitie kan slagen.
Projecten, die:
-
• zorgen dat duidelijk wordt waarom welke verbindingen vroegtijdig gemaakt moeten worden;
-
• aannemelijk maken welke condities, spelregels, randvoorwaarden, procesbenaderingen
en instrumenten van belang zijn om deze verbindingen vroegtijdig te maken;
-
• meer impact hebben op de energietransitie, blijkend uit de aannemelijkheid, dat –
en hoe de resultaten toegepast gaan worden in energie-innovatieprojecten, worden hoger
gewaardeerd op het rangschikkingscriterium ‘Bijdrage aan de doelstellingen van het
MVI Energie programma’.
Kenmerken van MVI Energieprojecten
MVI Energieprojecten in de zin van de subsidiemodule MVI Energie betreffen projecten
met de volgende kenmerken:
-
• het betreft een toegepast wetenschappelijk experiment;
-
• de focus ligt op actie-onderzoek/ontwerpend onderzoek: oftewel, probleemoplossend
iteratief onderzoek waarbij relevante actoren actief worden betrokken;
-
• vormen een integraal antwoord op onderstaande door TKI’s gedefinieerde onderzoeksonderwerpen;
-
• gerelateerd aan energie-innovaties.
Onderzoeksonderwerpen
Het programma MVI Energie stimuleert energie-innovatieprojecten die vroegtijdig de
verbinding leggen tussen mens, samenleving en de natuurlijke omgeving. Oftewel, de
energie-innovatie wordt gezien in een bredere context en gekoppeld aan een bredere
maatschappelijke opgave.
MVI Energie werkt nauw samen met de diverse Topconsortia voor Kennis en Innovatie
(TKI’s) van de Topsector Energie en in groeiende mate ook met TKI’s van andere topsectoren,
in het identificeren van energie-innovatie uitdagingen, die bij uitstek vragen om
deze vroegtijdige koppeling van doelstellingen, naar een bredere algehele opgave,
waar energie-innovatie een onderdeel van is. Dit alles met als doel het vergroten
van de realiseerbaarheid van energie-innovaties.
In de subsidiemodule MVI Energie worden bedrijven, onderzoeksorganisaties en andere
partijen, die (kunnen) bijdragen aan de versnelling van de energietransitie, uitgedaagd
om op een multidisciplinaire, iteratieve wijze te werken aan maatschappelijk gewenste
en verantwoorde energie-innovatie. Hierbij dient rekening gehouden te worden met structuren
als
-
• het wettelijk/institutioneel kader dat een rol speelt;
-
• het wereldbeeld, dieper liggende waarden en behoeften van relevante actoren;
-
• de (bedrijfs-) economische realiteit van relevante actoren;
-
• de klimatologische en ecologische realiteit;
-
• de historische context van een specifieke plek of een onderwerp;
-
• andere lokale context-dimensies (in het hier en nu, het verleden en richting de toekomst).
De volgende gestapelde uitdagingen vinden de TKI’s belangrijk en zijn door hen gedefinieerd
als onderzoeksonderwerpen. Projecten die aan deze integrale opgaven werken, komen
binnen de subsidiemodule MVI Energie in aanmerking voor subsidie. In elk project is
het van belang dat de concrete opgave, gebaseerd op genoemde en mogelijk nog andere
eisen, in het project (en óók in de aanloop daar naartoe – om daarmee een goed voorstel
in te kunnen dienen) met de relevante actoren gezamenlijk wordt scherp gesteld.
Data-gedreven transitie in de gebouwde omgeving
Hoe zorgen we voor een gebouwgebonden digitaal energiesysteem dat:
-
• recht doet aan de specifieke, autonome wensen van bewoners (bv: gezoneerd warmte kunnen
inregelen, lage geluidsimpact van opwek- en ventilatiesystemen en geen onverwacht
hoge energierekening),
-
• én in staat is om te leren van het gedrag van bewoners (machine-learning) om daarmee
de prestatie te verbeteren (niet alleen op energieverbruik, maar op alle geformuleerde
woonwensen),
-
• én bewoners in staat stelt om te leren (menselijk-leren) waarmee de bewoner kan bijdragen
aan verbeterde prestatie (op alle geformuleerde woonwensen),
-
• én dat communiceert met energiesystemen in de buurt en breder, opdat op een hoger
aggregatieniveau prestaties geoptimaliseerd kunnen worden,
-
• én zorgt voor voldoende privacy en security?
Grootschalige verduurzaming gebouwde omgeving
Hoe zorgen we voor energierenovatie van gebouwen/woningen (naar energieneutrale of
-leverende wijken) die:
-
• betaalbaar, industrieel-snel en kwalitatief goed uitgevoerd wordt
-
• én tegelijkertijd maatwerk biedt voor de diversiteit in de bestaande bouw
-
• én in gebruikerswensen voorziet
-
• én geschikt is voor toekomstige aanpassingen?
Productie van biobrandstoffen
Hoe komen we tot succesvolle en duurzame productie van biobrandstoffen waarbij sprake
is van:
-
• decentrale verwerking (in de nabijheid van de plaats van productie) van een breed
spectrum van biologische afvalstromen tot een beperkt aantal bio-tussenproducten,
-
• én centrale verwerking van bovengenoemde bio- tussenproducten tot specifieke biobrandstoffen,
-
• én opleiden van mensen (formele educatie en learning-on-and-for-the-job) via een learning
community concept voor de productie van biobrandstoffen?
Realisatie van (ultradiepe) geothermie
Hoe komen we tot een economisch en technisch haalbare realisatie van (ultradiepe)
geothermie waarbij tevens sprake is van:
-
• volledige waarborging of zelfs verbetering van (de veiligheidssituatie) rond waterkwaliteit,
-
• én positieve – draagvlak creërende betrokkenheid van de lokale gemeenschap bij de
besluitvorming omtrent het project en het project zelf,
-
• én een ervaren verbetering van de landschappelijke (en/of ecologische) kwaliteit op
en nabij de plek van het project?
Industriële symbiose
Hoe realiseren we industriële symbiose, uitwisselen van energie- en materiaalstromen,
in een specifieke regio op zo’n manier dat:
-
• ondernemers op voor hun belangrijke terreinen, economische onafhankelijkheid blijven
ervaren,
-
• én de verbindingen die ondernemers onderling aangaan met betrekking tot energie- en
materiaalstromen in intensiteit kunnen groeien in de tijd,
-
• én tevens verbindingen ontstaan tussen de industriële energie- en materiaalstromen
enerzijds en de vraag naar energie en materialen in de gebouwde omgeving anderzijds,
-
• én de gerealiseerde verbindingen een minimaal additioneel ruimtebeslag hebben,
-
• én de gerealiseerde verbindingen ook leiden tot verbetering van de kwaliteit van het
landschap,
-
• én de lokale gemeenschap zich identificeert met het project en de regionale identiteit
van het gebied versterkt wordt,
-
• én de lokale capaciteitsbasis (mankracht met juiste expertise) meegroeit met de ontwikkelingen?
Industriële nieuwe waardeketens
Hoe realiseren we nieuwe waardeketens om de circulaire economie, als bijdrage aan
de energietransitie, mogelijk te maken op zo’n manier dat in het realiseren van die
waardeketen ook:
-
• succesvolle verkenning plaatsvindt van posities, belangen en bedoelingen,
-
• én tijdig inzicht ontstaat in beperkingen van juridische kaders,
-
• én succesvolle verkenning plaatsvindt van nieuwe businessmodellen,
-
• én succesvolle balancering van korte en lange termijn belangen van commitment en flexibiliteit
(voorkomen van lock-in),
-
• én succesvolle balancering van energie-scenario’s vanuit alle stakeholderbelangen?
Integrale ontwikkeling van een windpark
Hoe kunnen we windparken op zee realiseren op zo’n manier dat:
-
• in het park mogelijkheden zijn voor meervoudig ruimtegebruik zoals bijvoorbeeld duurzame
voedselproductie of andere vormen van duurzame energie opwekking dan wind op zee,
-
• én de aanleg van het park zelf (o.a. materiaalgebruik, installatiemethoden, locatiekeuzen
en lay-out) leidt tot ecologische versterking,
-
• én de betrokkenheid bij de wind op zee-ontwikkeling onder zowel stakeholders op zee
als op land vergroot wordt?
Tenslotte
Voor de kwaliteit van het projectvoorstel is het van belang dat één of meer vragende
of anderszins betrokken partijen (bijvoorbeeld een (woning)corporatie, de plaatselijke
eigenaar van energie-infrastructuur, een vertegenwoordiging van bewoners, een lokaal
energie-initiatief, een partij voor financiering, een partij op het gebied van ruimtelijke
ordening), betrokken zijn als deelnemer in het projectconsortium om projectresultaten
(kennis, producten en diensten) maximaal te laten aansluiten op de maatschappelijke
praktijk. Een projectvoorstel dat meer aannemelijk maakt, dat dergelijke partijen
deelnemen in het consortium en dat daarmee de projectresultaten geïmplementeerd zullen
worden, wordt hoger gewaardeerd.
Verder wordt een project, dat:
-
• zoveel mogelijk het hele (voor de opgave) relevante actorveld actief betrekt en deze
in staat stelt om gezamenlijk aan de opgave te werken;
-
• hierbij een overtuigende aanpak (actie-onderzoek/ontwerpend onderzoek) als basis hanteert
– gestoeld op een sociaalwetenschappelijke fundering, dus met heldere (gezamenlijk
gedefinieerde) uitgangshypotheses over de uitdaging;
-
• aannemelijk maakt hoe tijdens het project geleerd zal worden. Denk hierbij aan het
onderscheid tussen 1e, 2e en 3e orde leren – oftewel: 1e orde – verbeterend leren
(leren van fouten/verkeerde inschattingen), 2e orde – meta-leren – nieuwe dingen eigen
maken omdat routinematige oplossingen niet meer werken en 3e orde – lerend veranderen,
het optimaliseren van het eigen leren of leervermogen; het herkennen en opnieuw doordenken
van eigen assumpties en handelingspatronen,
-
• duidelijk maakt hoe de geleerde lessen gedeeld zullen worden met welke doelgroepen
(tenminste met de achterban van alle betrokken partijen), positief gewaardeerd op
het rangschikkingscriterium ‘Kwaliteit van het project’.