G-gas bij invoeding op een aansluiting
Gaskwaliteit
|
Waarde
|
Eenheid
|
Wobbe-index
|
43,46 – 44,411,2
|
MJ/m3(n)
|
Gehalte hogere koolwaterstoffen
|
≤ 5
|
mol% propaanequivalent
|
Gascondensaat
|
≤ 80
|
mg/m3 (n) bij –3 °C bij elke druk
|
Waterdauwpunt
|
in RTL en HTL
|
≤ –8
|
°C (bij 70 bar(a))
|
in RNB-net
|
≤ –10
|
°C (bij 8 bar(a))
|
Temperatuur
|
in RTL en HTL
|
5 – 30
|
°C
|
in RNB-net3
|
5 – 20
|
°C
|
Zuurstofgehalte
|
in RTL en
RNB-net
|
≤ 0,5
|
mol%
|
in HTL
|
≤ 0,0005
|
mol%
|
Koolstofdioxidegehalte
|
in RTL
en RNB-net
|
≤10,34
|
mol%
|
in HTL
|
≤ 3
|
mol%
|
Waterstofgehalte
|
in HTL
|
≤ 0,02
|
mol%
|
in RTL en RNB-net
|
≤ 0,5
|
mol%
|
Chloor op basis van organochloorverbindingen
|
≤ 5
|
mg Cl/m3(n)
|
Fluor op basis van organofluorverbindingen
|
≤ 5
|
mg F /m3(n)
|
Koolstofmonoxide (CO)
|
≤ 2.900
|
mg/m3(n)
|
Pathogene microben
|
≤ 500
|
aantal /m3(n)
|
Stofdeeltjes met een grootte boven de 5 μm
|
≤ 100
|
mg/m3(n)
|
Zwavelgehalte op basis van anorganisch gebonden zwavel
|
≤ 5
|
mg S/m3(n)
|
Zwavelgehalte op basis van alkylthiolen
|
≤ 6
|
mg S/m3(n)
|
Totaal zwavelgehalte
|
voor odorisatie
|
|
Piekwaarde
|
≤ 20
|
mg S/m3(n)
|
Jaargemiddelde
|
≤ 5,5
|
mg S/m3(n)
|
na odorisatie
|
|
Piekwaarde
|
≤ 31
|
mg S/m3(n)
|
Jaargemiddelde
|
≤ 16,5
|
mg S/m3(n)
|
THT-gehalte5 (odorant)
|
In HTL Flevoland,
bedoeld in Bijlage 10, ruikbaar6 gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
in HTL: reukloos6 gas
|
0
|
|
in RTL: ruikbaar6 gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
in RNB: ruikbaar6gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen
|
≤ 0,1
|
mg Si/m3 (n)
|
1De Wobbe-index van het in te voeden gas dient gedurende ten minste 50% van de tijd
boven de ondergrens te liggen. Er mag maximaal 200 keer per voortschrijdend jaar een
uur zijn waarin een onderschrijding (een waarde onder de ondergrens) tussen de 0,2
en 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 12 uren mag voorkomen. Er mag
maximaal 10 keer per voortschrijdend jaar een uur zijn waarin een onderschrijding
van meer dan 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 60 uren mag voorkomen. De waarden
voor de Wobbe-index zijn uurgemiddelden. De waarden voor de Wobbe-index dienen altijd
boven de absolute ondergrens van 42,96 MJ/m3 (n) en onder de absolute bovengrens van 44, 91 MJ/m3 (n) te zijn onafhankelijk van de meetfrequentie. Deze absolute grenzen gelden voor
gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2).
2Overschrijdingen (een waarde boven de bovengrens) zijn toegestaan als zij binnen een
verdeling rond de grenswaarde liggen met een standaarddeviatie van maximaal 0,1 MJ/m3(n).
3Een andere invoedtemperatuur wordt geaccepteerd indien de invoeder aantoont dat de
gebruikte materialen in de leidingen tegen de afwijkende temperatuur bestand is en
het gas in de aansluitleiding van de invoeder zal opwarmen of afkoelen zodat het gas
bij de afsluiter van het aansluitpunt met het net van de netbeheerder een temperatuur
tussen de 5 en 20 °C heeft bereikt. Dit kan berekend worden met de methode uit het
KIWA-rapport ‘Eisen aan Groen Gas invoedtemperatuur’ van 2 augustus 2012.
4De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) voor gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.
CO2-gehalte is maximaal het minimum van 10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en 10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,
Waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%
In RTL-leidingen die op grenspunten uitkomen mag gas maximaal 3% koolstofdioxide bevatten.
Bij invoeding op aansluitingen waarvan het gas wordt gedistribueerd via gedeelten
van het RNB-net waar grondwater in het gas terechtkomt, mag gas maximaal 3% koolstofdioxide
bevatten.
5THT mag worden vervangen door een stof met een vergelijkbare alarmerende werking.
6Gas mag geen stoffen bevatten waardoor de ruikbaarheid van het odorant na odorisatie
niet meer goed waarneembaar is of niet het juiste geurkenmerk waargenomen wordt.
Gas wordt in afwijking van deze bijlage op een RNB-net ingevoed indien dit zonder
aanvullende inspanning van de beheerder van dit RNB-net leidt tot aflevering van G-gas
dat voldoet aan de voorgeschreven kwaliteit op een aansluiting als bedoeld in bijlage 4.
G-gas bij aflevering op een aansluiting
Gaskwaliteit
|
Waarde
|
Eenheid
|
Wobbe-index1
|
43,46 – 44,41
|
MJ/m3 (n)
|
Gehalte hogere koolwaterstoffen
|
≤ 5
|
mol% propaanequivalent
|
Tot 1 juli 2016: in uitzonderingssituaties 2 geldt geen beperking
|
|
Waterdauwpunt3
|
In RTL en HTL
|
≤ –8
|
°C (bij 70 bar(a))
|
In RNB
|
≤–104
|
°C (bij 8 bar(a))
|
Gascondensaat3
|
≤ 80
|
mg/m3 (n) bij –3 °C bij elke druk
|
Temperatuur
|
0 – 35
|
°C
|
Zuurstofgehalte
|
Bij een gasopslaginstallatie in Norg in de gemeente Noordenveld
|
≤ 0,0005
|
mol% daggemiddeld
|
Bij andere gasopslaginstallaties
|
≤ 0,0010
|
mol% daggemiddeld
|
|
andere punten
|
≤ 0,5
|
mol%
daggemiddeld
|
Koolstofdioxidegehalte
|
RTL en RNB-net
|
≤ 10,35
|
mol%
|
HTL in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland
|
≤ 8
|
mol%
|
HTL in de rest van Nederland
|
≤ 3
|
mol%
|
Waterstofgehalte
|
in HTL
|
≤ 0,02
|
mol%
|
in RTL en RNB-net
|
≤ 0,5
|
mol%
|
Chloor op basis van organochloorverbindingen
|
≤ 5
|
mg Cl/m3(n)
|
Fluor op basis van organofluorverbindingen
|
≤ 5
|
mg F /m3(n)
|
Koolstofmonoxide (CO)
|
≤ 2.900
|
mg/m3(n)
|
Pathogene microben
|
≤ 500
|
aantal /m3(n)
|
Stofdeeltjes met een grootte boven de 5 μm in RTL en HTL3
|
≤ 100
|
mg/m3(n)
|
Zwavelgehalte op basis van anorganisch gebonden zwavel
|
≤ 5
|
mg S/m3(n)
|
Zwavelgehalte op basis van alkylthiolen
|
≤ 6
|
mg S/m3(n)
|
Totaal zwavelgehalte
|
voor odorisatie
|
|
|
Piekwaarde
|
≤ 20
|
mg S/m3(n)
|
Jaargemiddelde
|
≤ 5,5
|
mg S/m3(n)
|
na odorisatie
|
|
|
Piekwaarde
|
≤ 31
|
mg S/m3(n)
|
Jaargemiddelde
|
≤ 16,5
|
mg S/m3(n)
|
THT-gehalte (odorant)6
|
In HTL Flevoland,
bedoeld in bijlage 10: ruikbaar gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
in HTL: reukloos gas
|
≤ 2
|
mg/m3
|
in RTL: ruikbaar gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
in RNB-net: ruikbaar gas
|
10 – 40
|
mg THT/m3(n)
|
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen
|
≤ 0,1
|
mg Si /m3(n)
|
Leveringsdruk bij 25-mbar-aansluitingen (RNB-net)
|
23,4 – 327
|
mbar (o)
|
1De Wobbe-index mag afwijken op basis van de toegestane variaties in de invoeding als
opgenomen in voetnoten 1 en 2 bij bijlage 2.
2Uitzonderingssituaties betreffen niet normale bedrijfsvoering, zoals momenten waarop
infrastructuur in onderhoud of kapot is of een andere onvoorziene omstandigheid zich
voordoet.
3Voor zover de netbeheerder de aansluiting beheert.
4Met uitzondering van netten met een druk lager dan of gelijk aan 200 mbar(o).
5De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) als het gas voor ten minste 99 mol% bestaat uit methaan, koolstofdioxide, stikstof
(N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.
CO2-gehalte is maximaal het minimum van
10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en
10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,
waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%
6THT mag worden vervangen door een stof met een vergelijkbare alarmerende werking.
7Een leveringsdruk van 40 mbar (o) wordt toegestaan als de maximale incidentele druk
(MIP) gemeten aan de uitgang van de gasmeterbeugel. De maximale werkdruk (MOP) is
daarbij 32 mbar (o) van een 30 mbar (o) lage-druk-gasdistributienet.