-
1. Ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Awir, legt de Belastingdienst/Toeslagen een boete op van 7 procent van het wettelijk maximum
als de overtreder de, op grond van artikel 18 van de Awir door de Belastingdienst/Toeslagen verzochte, informatie niet of niet tijdig verstrekt.
-
2. In afwijking van het voorgaande lid legt de Belastingdienst/Toeslagen geen boete op,
als de overtreder in de periode (referentieperiode) voorafgaand aan het moment waarop
de overtreding is begaan niet in verzuim is geweest ten aanzien van de bepalingen
van artikel 40 van de Awir. De Belastingdienst/Toeslagen zendt de overtreder een mededeling van de constatering
van de overtreding (waarschuwing).
-
3. De in het vorige lid bedoelde referentieperiode vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar
dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de overtreding is begaan.
-
4. In afwijking van de voorgaande leden kan in uitzonderlijke gevallen een boete tot
het wettelijk maximum van artikel 40, eerste lid, van de Awir, worden opgelegd. Van een uitzonderlijk geval is bijvoorbeeld sprake als de overtreder
stelselmatig overtredingen begaat. Ook is sprake van een uitzonderlijk geval als de
overtreding betrekking heeft op een aanzienlijk bedrag aan toeslagen.
-
5. Als het aan grove schuld of opzet van de overtreder te wijten is dat de gegevens of
inlichtingen niet zijn verstrekt, moet de Belastingdienst/Toeslagen vooraf een keuze
maken tussen het opleggen van een boete op grond van artikel 40, eerste lid, van de Awir of een boete op grond van artikel 41, eerste lid, van de Awir (zie § 4).
-
6. Als de overtreding als bedoeld in artikel 40, eerste lid, Awir is begaan door een medeplichtige, legt de Belastingdienst/Toeslagen geen boete op
(zie artikel 41bis, tweede lid, van de Awir).
-
7. Als sprake is van vrijwillige verbetering legt de Belastingdienst/Toeslagen geen boete
op (zie artikel 42 van de Awir).