Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 20 september 2013, kenmerk Z-151938-110091, houdende bepalingen omtrent de in de Zorgverzekeringswet bedoelde vereveningsbijdrage voor het jaar 2014 (Regeling risicoverevening 2014)
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 32, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet en de artikelen 1, onderdelen i, j, k, x, y en aa, 3.1, derde lid, 3.2, eerste en tweede lid, 3.4, derde lid, 3.5, tweede lid, 3.6, derde lid, 3.7, derde lid, 3.8, 3.10, tweede lid, 3.11, vijfde en zesde lid, 3.13, 3.14, 3.15, eerste en tweede lid, 3.16, eerste lid, 3.17, eerste en tweede lid, 3.19, tweede lid, en 3.22, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering;
Hoofdstuk 1. Definities en algemene bepalingen
Hoofdstuk 2. Regels ten behoeve van de toekenning van de vereveningsbijdrage (ex ante) aan een zorgverzekeraar
1 De verdeling van het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg, bedoeld in artikel 3.4 van het Besluit zorgverzekering, en de verdeling van het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties, bedoeld in artikel 3.7 van dat Besluit, geschiedt ten behoeve van het vereveningsjaar 2014 mede aan de hand van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar verdeeld naar HKG’s.
2 De verdeling van het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit zorgverzekering, geschiedt ten behoeve van het vereveningsjaar 2014 mede aan de hand van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar verdeeld naar DKG’s psychische aandoeningen.
In afwijking van artikel 6, eerste lid, en bijlage 1, tabellen 1.2, 1.3, en 1.4, en b, tabellen 2.3 en 2.4, wordt een verzekerde die in het buitenland woont ingedeeld in de klassen ‘Geen FKG’, DKG ‘0’, ‘Geen HKG’, ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ en DKG-klasse psychische aandoeningen ‘0’, waarbij voor hem het gewicht van die klassen door het Zorginstituut wordt vastgesteld op een percentage van de gewichten van de desbetreffende klassen zoals deze op grond van de genoemde tabellen voor in Nederland wonende verzekerden gelden.
2 Het Zorginstituut raamt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, door het geraamde aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moet worden betaald te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie.
3 Het Zorginstituut raamt het aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moet worden betaald, bedoeld in het tweede lid, door het geraamde aantal zorgverzekeringen van verzekerden van achttien jaar en ouder bij een zorgverzekeraar, te verminderen met het geraamde aantal zorgverzekeringen van verzekerden, bedoeld in artikel 24 van de Zorgverzekeringswet.
2 Het Zorginstituut gaat voor de bepaling van de geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, voor verzekerden van achttien jaar of ouder die zowel onder het vereveningscriterium ‘Geen FKG’, als onder de vereveningscriteria ‘DKG 0’ en ‘Geen MHK’ vallen, uit van verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen naar leeftijd en geslacht, aard van het inkomen, en regio en de in bijlage 4 genoemde gewichten. Hierbij wordt de in de bijlage 4 aangegeven klassenindeling van de criteria aangehouden.
3 De geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 338,48 voor verzekerden van achttien jaar of ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is.
Hoofdstuk 3. Regels ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage (ex post) ten behoeve van een zorgverzekeraar
1 Een verzekerde die slechts gedurende een deel van het vereveningsjaar bij een zorgverzekeraar verzekerd was, telt voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage voor die zorgverzekeraar mee in een mate die bepaald wordt door het aantal dagen dat hij in dat jaar bij die zorgverzekeraar verzekerd was te delen door het aantal dagen in dat jaar.
2 Indien een verzekerde gedurende een aantal dagen van het vereveningsjaar bij meer dan één zorgverzekeraar verzekerd was, telt hij voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage over die periode mee in een mate die bepaald wordt door het getal 1 te delen door het aantal zorgverzekeraars waarbij hij in die periode verzekerd was.
1 Nadat het Zorginstituut de gerealiseerde kosten op de in de artikelen 12 tot en met 15, en 17 beschreven wijze heeft toegedeeld, herberekent het Zorginstituut voor de clusters ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’, ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ en ‘kosten van overige prestaties’, de relevante gewichten.
2 Het Zorginstituut gaat bij de herberekening, bedoeld in het eerste lid, uit van de gerealiseerde kosten voor elk van de in het eerste lid genoemde clusters van prestaties, van gerealiseerde aantallen verzekerden per klasse van ieder vereveningscriterium en, voor de herberekening van de gewichten voor de clusters ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’ en ‘kosten van overige prestaties’ van de verhouding tussen de gewichten in de tabellen van bijlage 1, respectievelijk, voor de herberekening van de gewichten voor het cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’, van de verhouding tussen de gewichten in de tabellen van bijlage 3.
4 In afwijking van het tweede en derde lid herberekent het Zorginstituut de gewichten van de klasse ‘0’ van de vereveningscriteria ‘DKG’s’ en ‘DKG’s psychische aandoeningen’, het gewicht van de klasse ‘Geen MHK’ van het vereveningscriterium ‘MHK’, het gewicht van de klasse ‘Geen HKG’ van het vereveningscriterium ‘HKG’, en het gewicht van de klassen ‘kosten geneeskundige GGZ boven de lage drempel ‘Niet’ en ‘kosten van geneeskundige GGZ boven de lage drempel ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’’’ van het vereveningscriterium ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de lage drempel’ zodanig, dat de per criterium gesommeerde resultaten van de vermenigvuldiging van de gewichten met het gerealiseerde aantal verzekerden, macro per saldo nul bedraagt.
2 Het Zorginstituut merkt kosten voor prestaties van grensoverschrijdende zorg die gemaakt zijn met toepassing van internationale regelingen inzake sociale zekerheid, voor 80 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’, voor 5 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’, en voor 15 procent aan als kosten van het cluster ‘kosten van overige prestaties’.
1 Het Zorginstituut merkt de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.
2 Het Zorginstituut merkt de kostencomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 75 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.
3 Het Zorginstituut merkt de honorariumcomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.
4 Het Zorginstituut merkt de kosten van overige zorgproducten voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’, met uitzondering van de kosten van eerstelijnsdiagnostiek, de kosten van paramedische behandeling en onderzoek, en de kosten van de add-ons voor dure en weesgeneesmiddelen niet zijnde add-ons voor groeihormonen of fertiliteitshormonen.
5 Het Zorginstituut merkt kosten voor prestaties waarop de beleidsregel ‘Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg’ van de zorgautoriteit van toepassing is, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.
6 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, voor een door hem per instelling vast te stellen percentage aan als kosten van het cluster ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’.
2 Het Zorginstituut merkt de kostencomponent van de kosten van dbc-zorgproducten in het gereguleerde segment, uitgezonderd de kosten van expertproducten, voor 25 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.
4 Het Zorginstituut merkt van de add-ons voor dure en weesgeneesmiddelen, uitgezonderd de kosten van de add-ons voor groeihormonen en fertiliteitshormonen, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.
5 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, voor een door hem per instelling voor medisch-specialistisch zorg vast te stellen percentage aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.
6 Het percentage per instelling, bedoeld in het vijfde lid, is gelijk aan 100 minus het percentage, bedoeld in artikel 14, zesde lid.
9 Het Zorginstituut merkt de kosten de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten, voor de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten en de ‘Projectgelden geneeskundige GGZ die voortvloeien uit het bestuurlijk akkoord Toekomst GGZ 2013–2014 en het onderhandelaarsresultaat Geestelijke gezondheidszorg 2014–2017’ voor 100 procent aan als kosten de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten, van het cluster ‘vaste zorgkosten.
10 Het Zorginstituut calculeert 100 procent na op het verschil tussen de kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’, vastgesteld ingevolge het tweede tot en met negende lid enerzijds, en het herberekende deelbedrag ‘vaste zorgkosten’ na toepassing van het eerste lid, anderzijds.
Het Zorginstituut past als volgt hogekostencompensatie toe op het herberekende deelbedrag ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’, bedoeld in artikel 3.12, derde lid, van het Besluit zorgverzekering:
a. 90 procent van de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, voor zover deze kosten het bedrag van € 25.000 per verzekerde op jaarbasis overschrijden, wordt berekend;
b. vervolgens worden de uitkomsten uit onderdeel a, per zorgverzekeraar gesommeerd;
c. daarna wordt het percentage berekend dat voortvloeit uit de verhouding tussen de som van de uitkomsten van onderdeel b van alle zorgverzekeraars samen en de herberekende deelbedragen ‘kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ van alle zorgverzekeraars samen, en dit percentage wordt toegepast op het corresponderende herberekende deelbedrag van een zorgverzekeraar;
d. ten slotte wordt het herberekende deelbedrag per zorgverzekeraar nogmaals herberekend door hierbij het resultaat van onderdeel b op te tellen en vervolgens te verminderen met het resultaat van onderdeel c.
2 Het Zorginstituut merkt de kosten van paramedische behandeling en onderzoek, met uitzondering van overig zorgproduct psychologie, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘kosten van overige prestaties’.
3 Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties waarop de beleidsregels ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties’ of ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ van de zorgautoriteit van toepassing zijn, voor 100 procent aan als kosten van het cluster ‘kosten van overige prestaties’.
Hoofdstuk 4. Aanvullingen op de vereveningsbijdrage aan een zorgverzekeraar
Hoofdstuk 5. Betaling van de vereveningsbijdrage aan zorgverzekeraar door het Zorginstituut
De betaling van de bijdrage geschiedt overeenkomstig door het Zorginstituut te stellen beleidsregels, waarin ten minste een betaalschema is opgenomen dat rekening houdt met het betaalschema van de zorgverzekeraars.
[Red: Wijzigt de Regeling risicoverevening 2013.]
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling risicoverevening 2014.
De bijlage betreft kosten van zorg behorende tot de clusters ‘variabele kosten van medisch-specialistische zorg’ en ‘kosten van overige prestaties’.
De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 6, eerste lid) en vormen de basis voor de herberekening van de gewichten ten behoeve van de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 11, tweede lid).
Tabel 1.1: Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
Leeftijd en geslacht
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
Mannen
|
0 jaar
|
3345,71
|
977,19
|
|
1–4 jaar
|
843,37
|
705,54
|
|
5–9 jaar
|
694,89
|
802,44
|
|
10–14 jaar
|
657,09
|
731,13
|
|
15–17 jaar
|
705,83
|
734,72
|
|
18–24 jaar
|
728,96
|
566,92
|
|
25–29 jaar
|
698,67
|
554,04
|
|
30–34 jaar
|
697,10
|
562,67
|
|
35–39 jaar
|
764,80
|
597,43
|
|
40–44 jaar
|
824,30
|
617,41
|
|
45–49 jaar
|
938,33
|
658,18
|
|
50–54 jaar
|
1.054,95
|
700,77
|
|
55–59 jaar
|
1.312,79
|
779,45
|
|
60–64 jaar
|
1.487,87
|
824,88
|
|
65–69 jaar
|
1.818,99
|
926,95
|
|
70–74 jaar
|
2.203,81
|
988,09
|
|
75–79 jaar
|
2.507,48
|
1.069,04
|
|
80–84 jaar
|
2.527,21
|
1.181,20
|
|
85–89 jaar
|
2.285,04
|
1.375,82
|
|
90+ jaar
|
2.013,59
|
1.706,07
|
Vrouwen
|
0 jaar
|
2.962,75
|
860,28
|
|
1–4 jaar
|
727,80
|
653,07
|
|
5–9 jaar
|
641,58
|
732,12
|
|
10–14 jaar
|
634,71
|
724,18
|
|
15–17 jaar
|
737,42
|
836,01
|
|
18–24 jaar
|
902,90
|
771,85
|
|
25–29 jaar
|
1.157,36
|
1.005,40
|
|
30–34 jaar
|
1.250,98
|
1.048,52
|
|
35–39 jaar
|
1.117,98
|
826,38
|
|
40–44 jaar
|
982,71
|
707,58
|
|
45–49 jaar
|
1.055,09
|
739,40
|
|
50–54 jaar
|
1.136,98
|
791,74
|
|
55–59 jaar
|
1.223,60
|
847,54
|
|
60–64 jaar
|
1.321,04
|
889,72
|
|
65–69 jaar
|
1.515,22
|
998,37
|
|
70–74 jaar
|
1.741,60
|
1.093,24
|
|
75–79 jaar
|
1.891,04
|
1.221,41
|
|
80–84 jaar
|
1.838,99
|
1.386,24
|
|
85–89 jaar
|
1.640,89
|
1.604,18
|
|
90+ jaar
|
1.360,39
|
1.869,67
|
Tabel 1.2: Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s (in euro’s per verzekerde)
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
FKG’s
|
|
|
Geen FKG
|
–71,05
|
–151,47
|
Glaucoom
|
147,69
|
195,76
|
Schildklieraandoeningen
|
137,51
|
74,24
|
Psychose, Alzheimer en verslaving
|
–587,95
|
1.148,12
|
Depressie
|
111,20
|
204,35
|
Neuropathische pijn
|
483,22
|
760,30
|
Hoog cholesterol
|
137,12
|
246,73
|
Diabetes type II zonder hypertensie
|
108,99
|
643,51
|
COPD/ Zware astma
|
647,08
|
1.070,45
|
Astma
|
212,76
|
514,17
|
Diabetes type II met hypertensie
|
276,10
|
814,46
|
Epilepsie
|
327,08
|
657,05
|
Ziekte van Crohn/ Colitis Ulcerosa
|
533,10
|
458,67
|
Hartaandoeningen
|
1.150,15
|
353,70
|
Reuma
|
445,00
|
148,69
|
Parkinson
|
–481,60
|
2.275,53
|
Diabetes type I
|
225,16
|
1.363,88
|
Transplantaties
|
–1.013,83
|
662,08
|
Cystic fibrosis/pancreasenzymen
|
–8,41
|
3.980,78
|
Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg
|
–2.645,40
|
4.155,66
|
Kanker
|
1.619,26
|
623,11
|
Hormoongevoelige tumoren
|
–168,10
|
467,59
|
HIV/AIDS
|
–3.461,19
|
7.591,28
|
Nieraandoeningen
|
3.484,96
|
2.484,92
|
Tabel 1.3: Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s (in euro’s per verzekerde)
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
DKG’s
|
|
|
0
|
–186,63
|
–34,27
|
1
|
398,44
|
59,88
|
2
|
576,35
|
155,12
|
3
|
791,98
|
117,87
|
4
|
1.052,63
|
181,87
|
5
|
1.312,63
|
358,85
|
6
|
2.017,89
|
253,50
|
7
|
2.338,78
|
639,03
|
8
|
3.527,87
|
693,03
|
9
|
3.176,70
|
817,22
|
10
|
5.658,76
|
1.679,08
|
11
|
6.369,98
|
3.604,79
|
12
|
6.363,81
|
3.203,48
|
13
|
14.629,34
|
2.379,84
|
14
|
68.420,65
|
700,43
|
15
|
61.454,70
|
–2.966,14
|
Tabel 1.4: Gewichten voor het vereveningscriterium HKG’s (in euro’s per verzekerde)
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
HKG’s
|
|
|
Geen HKG
|
0,15
|
–17,17
|
Insuline infuuspompen
|
–1.184,23
|
1.988,31
|
Katheters/urine-opvangzakken
|
195,21
|
1.499,52
|
Stoma’s
|
56,71
|
2.449,27
|
Tracheo-stoma’s
|
1.592,17
|
5.395,50
|
Tabel 1.5: Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
Aard van het inkomen
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
|
0–17 jaar
|
0,00
|
0,00
|
Arbeidsongeschikten
|
18–34 jaar
|
354,92
|
361,17
|
|
35–44 jaar
|
378,68
|
381,78
|
|
45–54 jaar
|
371,48
|
331,56
|
|
55–64 jaar
|
317,82
|
221,87
|
Bijstandsgerechtigden
|
18–34 jaar
|
201,76
|
100,13
|
|
35–44 jaar
|
188,13
|
172,60
|
|
45–54 jaar
|
252,38
|
225,32
|
|
55–64 jaar
|
157,15
|
163,75
|
Studenten
|
18–34 jaar
|
–177,01
|
–110,22
|
Zelfstandigen
|
18–34 jaar
|
–67,92
|
–52,34
|
|
35–44 jaar
|
–111,07
|
–61,73
|
|
45–54 jaar
|
–157,58
|
–81,34
|
|
55–64 jaar
|
–172,61
|
–99,94
|
Referentiegroep
|
18–34 jaar
|
15,59
|
3,21
|
|
35–44 jaar
|
–21,36
|
–26,15
|
|
45–54 jaar
|
–32,36
|
–35,52
|
|
55–64 jaar
|
–54,40
|
–42,37
|
|
65+ jaar
|
0,00
|
0,00
|
Tabel 1.6: Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde)
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
Regio
|
|
|
1
|
75,71
|
27,40
|
2
|
44,10
|
17,74
|
3
|
24,30
|
10,38
|
4
|
–2,02
|
4,06
|
5
|
–0,52
|
–0,90
|
6
|
1,73
|
2,87
|
7
|
–18,85
|
–6,36
|
8
|
–37,12
|
–10,36
|
9
|
–37,27
|
–15,29
|
10
|
–46,27
|
–27,62
|
Tabel 1.7: Gewichten voor het vereveningscriterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
SES
|
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
SES 0 (> 15 bewoners)
|
0–17 jaar
|
2,47
|
14,75
|
|
18–64 jaar
|
96,38
|
–45,23
|
|
65+ jaar
|
–381,14
|
282,82
|
SES 1 (laag)
|
0–17 jaar
|
2,47
|
14,75
|
|
18–64 jaar
|
15,78
|
7,42
|
|
65+ jaar
|
193,77
|
74,03
|
SES 2 (midden)
|
0–17 jaar
|
–15,13
|
–8,76
|
|
18–64 jaar
|
6,11
|
15,28
|
|
65+ jaar
|
–31,33
|
2,05
|
SES 3 (hoog)
|
0–17 jaar
|
36,24
|
–32,49
|
|
18–64 jaar
|
–20,46
|
–21,20
|
|
65+ jaar
|
–9,88
|
–70,90
|
Tabel 1.8: Gewichten voor het vereveningscriterium meerjarig hoge kosten (in euro’s per verzekerde)
|
Variabele kosten van medisch-specialistische zorg
|
Kosten van overige prestaties
|
Meerjarig hoge kosten
|
|
|
Geen MHK
|
–132,37
|
–121,80
|
MHK 2 voorafgaande jaren hoge kosten in de top 10 procent
|
1.609,80
|
936,31
|
MHK 3 jaar hoge kosten in top 15 procent
|
1.160,69
|
994,63
|
MHK 3 jaar hoge kosten in top 10 procent
|
1.760,51
|
1.647,11
|
MHK 3 jaar hoge kosten in top 7 procent
|
2.680,18
|
2.601,46
|
MHK 3 jaar hoge kosten in top 4 procent
|
4.558,44
|
4.629,36
|
MHK 3 jaar hoge kosten in top 1,5 procent
|
11.615,02
|
13.146,18
|
De bijlage betreft de kosten van zorg behorende tot het cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’.
De in deze bijlage genoemde vereveningscriteria zijn van toepassing voor verzekerden van achttien jaar en ouder; de gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (artikel 6, eerste lid).
De gewichten bevatten geen correctie voor hogekostencompensatie.
Tabel 2.1: Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
Leeftijd en geslacht
|
|
Mannen
|
18–24 jaar
|
372,19
|
|
25–29 jaar
|
333,95
|
|
30–34 jaar
|
333,95
|
|
35–39 jaar
|
300,19
|
|
40–44 jaar
|
281,96
|
|
45–49 jaar
|
267,96
|
|
50–54 jaar
|
259,10
|
|
55–59 jaar
|
246,36
|
|
60–64 jaar
|
235,80
|
|
65–69 jaar
|
215,71
|
|
70–74 jaar
|
224,68
|
|
75–79 jaar
|
227,49
|
|
80–84 jaar
|
226,59
|
|
85–89 jaar
|
218,43
|
|
90+ jaar
|
215,55
|
Vrouwen
|
18–24 jaar
|
410,59
|
|
25–29 jaar
|
339,66
|
|
30–34 jaar
|
333,95
|
|
35–39 jaar
|
295,80
|
|
40–44 jaar
|
281,96
|
|
45–49 jaar
|
277,89
|
|
50–54 jaar
|
260,39
|
|
55–59 jaar
|
235,80
|
|
60–64 jaar
|
235,80
|
|
65–69 jaar
|
224,60
|
|
70–74 jaar
|
230,75
|
|
75–79 jaar
|
219,60
|
|
80–84 jaar
|
215,55
|
|
85–89 jaar
|
215,55
|
|
90+ jaar
|
215,55
|
Tabel 2.2: Gewichten voor het vereveningscriterium ggz-regio (in euro’s per verzekerde)
ggz-regio
|
|
1
|
72,46
|
2
|
25,91
|
3
|
–5,77
|
4
|
–10,83
|
5
|
–13,67
|
6
|
–13,67
|
7
|
–13,67
|
8
|
–13,67
|
9
|
–13,67
|
10
|
–13,67
|
Tabel 2.3: Gewichten voor het vereveningscriterium FKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
FKG’s psychische aandoeningen
|
Geen FKG psychische aandoeningen
|
–31,42
|
FKG psychose
|
1.968,10
|
FKG psychose depot
|
4.534,28
|
FKG chronische stemmingsstoornissen
|
351,79
|
FKG verslaving
|
1.338,92
|
FKG bipolair regulier
|
707,42
|
FKG bipolair complex
|
1.312,02
|
FKG ADHD
|
259,16
|
Tabel 2.4: Gewichten voor het vereveningscriterium DKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
DKG’s psychische aandoeningen
|
|
0
|
–100,86
|
1
|
1.820,77
|
2
|
6.922,96
|
3
|
13.031,18
|
4
|
20.556,21
|
5
|
27.212,92
|
Tabel 2.5: Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
Aard van het inkomen
|
|
Arbeidsongeschikten
|
18–34 jaar
|
652,51
|
|
35–44 jaar
|
275,55
|
|
45–54 jaar
|
91,17
|
|
55–64 jaar
|
14,34
|
Bijstandsgerechtigden
|
18–34 jaar
|
677,44
|
|
35–44 jaar
|
333,43
|
|
45–54 jaar
|
178,43
|
|
55–64 jaar
|
70,96
|
Studenten
|
18–34 jaar
|
–103,89
|
Zelfstandigen
|
18–34 jaar
|
–101,33
|
|
35–44 jaar
|
–51,89
|
|
45–54 jaar
|
–29,04
|
|
55–64 jaar
|
–5,73
|
Referentiegroep
|
18–34 jaar
|
–32,25
|
|
35–44 jaar
|
–27,87
|
|
45–54 jaar
|
–14,71
|
|
55–64 jaar
|
–5,73
|
|
65+ jaar
|
0,00
|
Tabel 2.6: Gewichten voor het vereveningscriterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
SES
|
|
SES 0 (> 15 bewoners)
|
18–64 jaar
|
1.545,18
|
|
65+ jaar
|
71,28
|
SES 1 (laag)
|
18–64 jaar
|
–2,89
|
|
65+ jaar
|
27,32
|
SES 2 (midden)
|
18–64 jaar
|
–3,08
|
|
65+ jaar
|
–8,34
|
SES 3 (hoog)
|
18–64 jaar
|
–22,85
|
|
65+ jaar
|
–8,34
|
Tabel 2.7: Gewichten voor het vereveningscriterium eenpersoonsadres (in euro’s per verzekerde)
Eenpersoonsadres
|
|
Niet
|
–18,54
|
Wel
|
92,26
|
Tabel 2.8: Gewichten voor het vereveningscriterium kosten geneeskundige GGZ boven de lage drempel (in euro’s per verzekerde)
Kosten geneeskundige ggz boven lage drempel
|
Niet
|
–42,72
|
Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’
|
1.407,48
|
Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’
|
–42,72
|
De bijlage betreft kosten van zorg behorend tot de cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’.
De in deze bijlage genoemde vereveningscriteria zijn van toepassing voor verzekerden van achttien jaar en ouder; de gewichten vormen de basis voor de herberekening van de gewichten ten behoeve van de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (art. 11, tweede lid).
De gewichten bevatten een correctie voor hogekostencompensatie.
Tabel 3.1: Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
Leeftijd en geslacht
|
|
Mannen
|
18–24 jaar
|
350,75
|
|
25–29 jaar
|
323,51
|
|
30–34 jaar
|
323,51
|
|
35–39 jaar
|
305,96
|
|
40–44 jaar
|
291,44
|
|
45–49 jaar
|
278,63
|
|
50–54 jaar
|
266,74
|
|
55–59 jaar
|
248,29
|
|
60–64 jaar
|
233,78
|
|
65–69 jaar
|
210,17
|
|
70–74 jaar
|
213,58
|
|
75–79 jaar
|
218,42
|
|
80–84 jaar
|
227,26
|
|
85–89 jaar
|
221,15
|
|
90+ jaar
|
210,17
|
Vrouwen
|
18–24 jaar
|
397,64
|
|
25–29 jaar
|
357,57
|
|
30–34 jaar
|
323,51
|
|
35–39 jaar
|
316,76
|
|
40–44 jaar
|
297,90
|
|
45–49 jaar
|
293,54
|
|
50–54 jaar
|
271,72
|
|
55–59 jaar
|
240,27
|
|
60–64 jaar
|
233,78
|
|
65–69 jaar
|
210,17
|
|
70–74 jaar
|
211,69
|
|
75–79 jaar
|
210,17
|
|
80–84 jaar
|
210,17
|
|
85–89 jaar
|
210,17
|
|
90+ jaar
|
210,17
|
Tabel 3.2: Gewichten voor het vereveningscriterium ggz-regio (in euro’s per verzekerde)
ggz-regio
|
|
1
|
55,57
|
2
|
28,89
|
3
|
1,44
|
4
|
–4,19
|
5
|
–10,60
|
6
|
–10,59
|
7
|
–15,14
|
8
|
–15,14
|
9
|
–15,14
|
10
|
–15,14
|
Tabel 3.3: Gewichten voor het vereveningscriterium FKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
FKG’s psychische aandoeningen
|
Geen FKG psychische aandoeningen
|
–30,75
|
FKG psychose
|
1.746,01
|
FKG psychose depot
|
3.403,00
|
FKG chronische stemmingsstoornissen
|
387,64
|
FKG verslaving
|
1.201,47
|
FKG bipolair regulier
|
738,51
|
FKG bipolair complex
|
1.274,61
|
FKG ADHD
|
256,32
|
Tabel 3.4: Gewichten voor het vereveningscriterium DKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)
DKG’s psychische aandoeningen
|
|
0
|
Zie artikel 11, vierde lid van de Regeling risicoverevening 2014
|
1
|
2.102,61
|
2
|
7.140,97
|
3
|
10.703,16
|
4
|
15.343,68
|
5
|
19.003,28
|
Tabel 3.5: Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
Aard van het inkomen
|
|
Arbeidsongeschikten
|
18–34 jaar
|
513,93
|
|
35–44 jaar
|
300,18
|
|
45–54 jaar
|
130,47
|
|
55–64 jaar
|
20,14
|
Bijstandsgerechtigden
|
18–34 jaar
|
539,10
|
|
35–44 jaar
|
356,23
|
|
45–54 jaar
|
216,83
|
|
55–64 jaar
|
72,01
|
Studenten
|
18–34 jaar
|
–96,54
|
Zelfstandigen
|
18–34 jaar
|
–87,34
|
|
35–44 jaar
|
–64,47
|
|
45–54 jaar
|
–39,77
|
|
55–64 jaar
|
–6,81
|
Referentiegroep
|
18–34 jaar
|
–21,98
|
|
35–44 jaar
|
–29,18
|
|
45–54 jaar
|
–19,37
|
|
55–64 jaar
|
–6,81
|
|
65+ jaar
|
0,00
|
Tabel 3.6: Gewichten voor het vereveningscriterium sociaaleconomische status (in euro’s per verzekerde)
SES
|
|
SES 0 (> 15 bewoners)
|
18–64 jaar
|
711,13
|
|
65+ jaar
|
26,70
|
SES 1 (laag)
|
18–64 jaar
|
5,74
|
|
65+ jaar
|
22,83
|
SES 2 (midden)
|
18–64 jaar
|
4,64
|
|
65+ jaar
|
–5,63
|
SES 3 (hoog)
|
18–64 jaar
|
–22,43
|
|
65+ jaar
|
–5,63
|
Tabel 3.7: Gewichten voor het vereveningscriterium eenpersoonsadres (in euro’s per verzekerde)
Eenpersoonsadres
|
Niet
|
–19,03
|
Wel
|
94,70
|
Tabel 3.8: Gewichten voor het vereveningscriterium kosten geneeskundige GGZ boven de lage drempel (in euro’s per verzekerde)
Kosten geneeskundige ggz boven lage drempel
|
Niet
|
Zie artikel 11, vierde lid van de Regeling risicoverevening 2014
|
Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’
|
1.466,19
|
Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’
|
Zie artikel 11, vierde lid van de Regeling risicoverevening 2014
|
De bijlage betreft het eigen risico.
De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de berekening van de specifiek voor de zorgverzekeraar geraamde opbrengst van het verplicht eigen risico (artikel 9, tweede lid) en vormen de basis voor de herberekening van de opbrengst van het verplicht eigen risico ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage van een zorgverzekeraar (artikel 20, tweede lid).
Tabel 4.1: Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)
Leeftijd en geslacht
|
Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico
|
Mannen
|
18–24 jaar
|
134,92
|
|
25–29 jaar
|
127,97
|
|
30–34 jaar
|
131,34
|
|
35–39 jaar
|
138,39
|
|
40–44 jaar
|
144,71
|
|
45–49 jaar
|
154,77
|
|
50–54 jaar
|
167,39
|
|
55–59 jaar
|
195,95
|
|
60–64 jaar
|
211,99
|
|
65–69 jaar
|
232,76
|
|
70–74 jaar
|
256,04
|
|
75–79 jaar
|
271,31
|
|
80–84 jaar
|
283,28
|
|
85–89 jaar
|
290,68
|
|
90+ jaar
|
289,34
|
Vrouwen
|
18–24 jaar
|
196,02
|
|
25–29 jaar
|
197,42
|
|
30–34 jaar
|
201,05
|
|
35–39 jaar
|
197,42
|
|
40–44 jaar
|
193,06
|
|
45–49 jaar
|
199,82
|
|
50–54 jaar
|
210,40
|
|
55–59 jaar
|
226,01
|
|
60–64 jaar
|
234,43
|
|
65–69 jaar
|
250,98
|
|
70–74 jaar
|
270,24
|
|
75–79 jaar
|
282,45
|
|
80–84 jaar
|
289,30
|
|
85–89 jaar
|
286,60
|
|
90+ jaar
|
274,89
|
Tabel 4.2: Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)
Aard van het inkomen
|
Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico
|
Arbeidsongeschikten
|
18–34 jaar
|
69,00
|
|
35–44 jaar
|
73,64
|
|
45–54 jaar
|
63,58
|
|
55–64 jaar
|
38,45
|
Bijstandsgerechtigden
|
18–34 jaar
|
54,37
|
|
35–44 jaar
|
57,27
|
|
45–54 jaar
|
49,84
|
|
55–64 jaar
|
14,81
|
Studenten
|
18–34 jaar
|
–14,78
|
Zelfstandigen
|
18–34 jaar
|
–7,22
|
|
35–44 jaar
|
–11,59
|
|
45–54 jaar
|
–15,17
|
|
55–64 jaar
|
–15,48
|
Referentiegroep
|
18–34 jaar
|
–0,93
|
|
35–44 jaar
|
–3,85
|
|
45–54 jaar
|
–3,64
|
|
55–64 jaar
|
–3,30
|
|
65+ jaar
|
0,00
|
Tabel 4.3: Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde)
|
Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico
|
Regio
|
|
1
|
12,95
|
2
|
8,35
|
3
|
5,28
|
4
|
2,60
|
5
|
–0,27
|
6
|
0,25
|
7
|
–3,86
|
8
|
–4,69
|
9
|
–7,68
|
10
|
–10,16
|