Gelijkstellingsregeling arbeidsuren

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2015

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2012, nr. IVV 51458, tot het gelijkstellen met arbeidsuren, de wijze waarop gelijkstelling geschiedt, het buiten beschouwing laten van arbeidsuren, het meerdere keren in aanmerking nemen van kalenderweken en beëindiging van uitkeringsrechten (Gelijkstellingsregeling arbeidsuren)

Artikel 1. Gelijkstellingen

Met een arbeidsuur als bedoeld in artikel 1a van de Werkloosheidswet en artikel 1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gelijkgesteld een uur, gedurende een dienstbetrekking of daaruit voortvloeiend, waarover de werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen, maar:

  • a. als gevolg van vakantie-, snipper-, of compensatieverlofdagen, hij een schadeloosstelling wegens loonderving of vakantiebonnen heeft ontvangen of hij daarmee overeenkomende aanspraken heeft ontvangen of verkregen;

  • b. hij als gevolg van feestdagen, een schadeloosstelling wegens loonderving heeft ontvangen;

  • c. hij een schadeloosstelling of vergoeding wegens het beëindigen van de dienstbetrekking heeft ontvangen;

  • d. dit het gevolg is van werktijdverkorting waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend;

  • e. waarover hij een uitkering op grond van een vorstuitkeringsreglement dan wel een uitkering op grond van artikel 18 van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;

  • f. waarover hij recht op uitkering heeft op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet;

  • g. dit het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid;

  • h. dit het gevolg is van een verplichte bedrijfssluiting en waarvoor de werknemer geen loon of inkomsten wegens loonderving dan wel vakantiebonnen of daarmee overeenkomende aanspraken heeft ontvangen of verkregen;

  • i. waarover hij een uitkering heeft ontvangen op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg.

Artikel 2. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren einde dienstbetrekking

  • 1 Heeft de werknemer inkomsten ontvangen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, dan wordt voor de vaststelling van uren die worden gelijkgesteld met arbeidsuren een bedrag aan inkomsten in aanmerking genomen tot aan het bedrag aan loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien de dienstbetrekking door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn zou zijn geëindigd. Onder inkomsten als bedoeld in de eerste zin wordt niet verstaan een door de rechter toegewezen vergoeding van proceskosten. Onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, wordt verstaan de termijn die de werkgever of de werknemer op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling ieder voor zich bij opzegging in acht behoort te nemen. In geval de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden wordt onder de rechtens geldende termijn, bedoeld in de eerste zin, verstaan de termijn die de werkgever op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling bij opzegging in acht behoort te nemen. Het in de eerste zin bedoelde bedrag wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste dag van de dienstbetrekking, waarbij:

    • a. indien de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding als datum waarop de dienstbetrekking geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt van de beschikking tot ontbinding; of

    • b. indien de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden als datum waarop de dienstbetrekking geacht wordt te zijn opgezegd de datum geldt waarop de beëindiging schriftelijk is overeengekomen, dan wel, bij gebrek aan een schriftelijke beëindigingsovereenkomst, de laatste dag van de dienstbetrekking.

  • 2 Het aantal uren dat met arbeidsuren wordt gelijkgesteld, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste dag van de dienstbetrekking te delen door het voor de werknemer laatstelijk geldende uurloon dan wel indien de werknemer niet tegen een overeengekomen uurloon werkzaam was, te delen door een door UWV vast te stellen bedrag per uur dat daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt. Het berekende aantal uren wordt toegerekend aan dezelfde periode als waaraan het bedrag in de eerste volzin wordt toegerekend.

  • 3 Het eerste lid vindt geen toepassing indien de werkgever na het einde van de dienstbetrekking in een toestand verkeert als bedoeld in artikel 61 van de Werkloosheidswet en voor zover de werknemer als gevolg van die toestand het in het eerste lid bedoelde inkomsten niet ontvangt.

Artikel 3. Vaststelling uren gelijkgesteld aan arbeidsuren bij ziekte of arbeidsongeschiktheid

  • 1 Indien de periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de periode waarover een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, is ontvangen, gelet op het arbeidspatroon van de werknemer, aansluit op een periode waarin de werknemer arbeidsuren had, is het aantal uren dat op grond van artikel 1, onderdeel g respectievelijk i, gelijkgesteld wordt, gelijk aan:

    • a. het aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben voorgedaan op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, en hij een vast aantal arbeidsuren had; of

    • b. het gemiddeld aantal arbeidsuren dat de werknemer zou hebben gehad indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden dan wel zich geen situatie zou hebben voorgedaan op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in het artikel 1, onderdeel i, en hij geen aantal vaste arbeidsuren had.

  • 2 Het gemiddeld aantal arbeidsuren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt berekend over de periode, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, met dien verstande dat buiten aanmerking blijven de in die periode gelegen uren, waarop hij ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid dan wel de situatie op grond waarvan hij recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, niet werkzaam was.

Artikel 4. Berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren in geval van ploegendienst of arbeidsduurverkorting in de WW

  • 1 Indien de berekening van het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet ten aanzien van de werknemer, die in ploegendienst of volgens andere vormen van werkroosters arbeidsuren heeft gehad dan wel als gevolg van een bepaalde wijze van invulling van arbeidsduurverkorting, geen juist beeld geeft van dat arbeidspatroon, kan het UWV:

    • a. uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren; of

    • b. arbeidsuren buiten beschouwing laten; of

    • c. zowel uren waarop de werknemer geen arbeidsuren had, gelijkstellen met arbeidsuren als arbeidsuren beschouwing laten.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de arbeidsduurverkorting geacht gelijkelijk te zijn verspreid over een periode van een kalenderjaar. Indien de werknemer in een kalenderweek meer uren arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld gemiddeld aantal per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met arbeidsuren. Indien de werknemer in een kalenderweek minder uren arbeidsduurverkorting heeft genoten dan het op jaarbasis vastgesteld gemiddeld aantal per week, wordt het verschil voor de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing gelaten.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien voor de berekening van het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Werkloosheidswet, uren waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van compensatieverlofdagen op grond van artikel 1 zijn gelijkgesteld met arbeidsuren.

Artikel 5. Het buiten beschouwing laten van arbeidsuren bij een andere werkgever

Indien de werknemer arbeidsuren heeft die voortvloeien uit een dienstbetrekking zonder hiervoor te werken en hij die omstandigheid benut om arbeidsuren te hebben die voortvloeien uit een andere dienstbetrekking, dan worden de arbeidsuren die voortvloeien uit die andere dienstbetrekking niet beschouwd als arbeidsuren.

Artikel 6. Het meer keren in aanmerking nemen van weken

  • 1 Voor de vaststelling van het aantal kalenderweken, bedoeld in artikel 17 van de Werkloosheidswet, worden kalenderweken meer dan één keer in aanmerking genomen indien:

    • a. zich tijdens een recht op uitkering opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet; of

    • b. een recht op uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet, voor zover op dat moment het totale verlies van arbeidsuren groter is dan het verlies van arbeidsuren op het moment, waarop het eerstgenoemde recht is ontstaan.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd en zich vervolgens opnieuw werkloosheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Werkloosheidswet voordoet, indien:

    • a. de werknemer op het moment, waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde recht ontstond, al zijn arbeidsuren in dienstbetrekking had verloren; of

    • b. het aantal resterende arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop zich opnieuw werkloosheid voordoet, gelijk is aan, dan wel groter is dan het aantal resterende arbeidsuren in dienstbetrekking op het moment waarop het geheel of gedeeltelijk geëindigde recht ontstond.

Artikel 7. Gelijkstelling kalenderweken ten behoeve van referte-eis Wet WIA

Kalenderweken waarin de werknemer geen arbeidsuren heeft ten gevolge van ploegendienst of vanwege andere vormen van werkroosters worden gelijkgesteld met kalenderweken waarin de werknemer tenminste één arbeidsuur heeft.

Artikel 8. Volgorde beëindiging uitkeringsrechten

  • 2 Het UWV neemt, in afwijking van het eerste lid, een andere volgorde in acht, indien de toepassing van dat lid tot een kennelijk onjuiste uitkomst leidt.

  • 3 In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt voor de vaststelling van de volgorde, waarin de uitkeringsrechten worden beëindigd, uitgegaan van een samenhang tussen de werkloosheidssituaties en de reden van beëindiging van het recht op uitkering.

  • 4 Een samenhang als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld aan de hand van:

    • a. het beroep of de beroepen van de werknemer;

    • b. de bedrijfstak of bedrijfstakken waarin de werknemer werkzaam is;

    • c. het aantal verloren arbeidsuren en het aantal arbeidsuren waarmee het uitkeringsrecht moet worden beëindigd;

    • d. de hoogte van het loon.

Artikel 9. Vaststellen beleidsregels UWV

Met in achtneming van artikel 2 kan het UWV beleidsregels vaststellen ter nadere invulling van deze regeling.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gelijkstellingsregeling arbeidsuren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2012

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher.

Naar boven