Regeling zeevarenden

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 20-08-2013 t/m 31-10-2013

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/158694, houdende vaststelling van regels over huisvesting van zeevarenden aan boord en enige andere onderwerpen alsmede wijziging van enige regelingen, ter uitvoering van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006, en richtlijn 2009/13/EG (Regeling zeevarenden)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), richtlijn nr. 2009/13/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het Maritieme Arbeidsverdrag, 2006, en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEU L 124), de artikelen 1, tweede lid, 2, eerste, vierde en vijfde lid, 7, derde lid, 19, derde en vierde lid, 20, tweede lid, 21, 22, vierde en vijfde lid, 22a, vierde lid, 38, derde lid, 48, 48a, 48b, tweede en derde lid, 48c, tweede, derde en vierde lid, 48d, derde en vierde lid, 55c, tweede lid, 55 e, 62, 66, 69a, tweede lid, en 69b, tweede lid, van de Zeevaartbemanningswet, na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel JJ, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 394) inzake implementatie van het genoemde verdrag aan te halen als Wet zeevarenden, de artikelen 6.4:1, tweede lid, en 6.4:2, vierde lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, de artikelen 5, 6, tweede lid, 8, tweede lid, 103, eerste lid, 104, en 106, eerste, tweede en derde lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart en artikel 29, eerste lid, van het Binnenvaartbesluit;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • commercieel jacht: een schip van minder dan 3000 GT met een loodlijnlengte van 24 meter of meer, dat is ontworpen en gebouwd en uitsluitend wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van niet meer dan 12 passagiers en waarop de LY2-code als bedoeld in artikel 1 van de Regeling veiligheid zeeschepen kan worden toegepast;

  • officier: een scheepsofficier als bedoeld in de wet en iedere andere zeevarende die door de scheepsbeheerder als officier wordt aangemerkt;

  • onderofficier: een zeevarende die aan boord een toezichthoudende functie heeft of een andere functie met bijzondere verantwoordelijkheid en die door de scheepsbeheerder als zodanig wordt aangemerkt;

  • minister: de Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • passagiersschip: een schip bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf passagiers;

  • schepen voor bijzondere doeleinden: schepen die op grond van artikel 6 van de Regeling veiligheid zeeschepen een certificaat hebben op basis van de SPS-code of de SPS-code 2008 als bedoeld in artikel 1 van de Regeling veiligheid zeeschepen;

  • referentielastlijn: voor schepen waarop het Uitwateringsverdrag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Schepenbesluit 2004 van toepassing is, de lijn voor zomeruitwatering als bedoeld in Bijlage 1, voorschrift 6, lid 2, onderdeel a, van het Uitwateringsverdrag en voor schepen waarop het Uitwateringsverdrag niet van toepassing is, de lijn parallel aan de ontwerplastlijn gelegen op een afstand van 20% van de holte naar de mal als bedoeld in Bijlage 1, voorschrift 3, lid 5, van het Uitwateringsverdrag, maar maximaal 1000 mm onder het vrijboorddek als bedoeld in Bijlage 1, voorschrift 3, lid 9, van het Uitwateringsverdrag;

  • Uitwateringsverdrag: het op 5 april 1966 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de uitwatering van schepen (Trb. 1966, 275) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

  • verblijven: dag- en nachtverblijven en alle ruimten voor sanitaire doeleinden, voedselvoorziening, ziekenverpleging en recreatie aan boord van een schip, bestemd voor gebruik door zeevarenden;

  • wet: Wet zeevarenden.

Artikel 1.2. Personen niet aangemerkt als zeevarenden

De volgende categorieën van personen aan boord van een schip, worden voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de wet niet aangemerkt als zeevarenden:

  • a. passagiers;

  • b. meevarende relaties en familie van zeevarenden, die geen werkzaamheden verrichten die onderdeel uitmaken van de normale werkzaamheden aan boord;

  • c. militairen, inspecteurs en loodsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b van de Loodsenwet;

  • d. personen die uitsluitend in een haven of een havenfaciliteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel f onderscheidenlijk c, van de Havenbeveiligingswet aan boord van een schip zijn;

  • e. andere personen wier werkzaamheden geen onderdeel uitmaken van de normale werkzaamheden aan boord in het kader van het gebruik van het schip.

Artikel 1.3. Uitzonderingen voor bepaalde categorieën van schepen

§ 3. Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van de zeevarenden aan boord

Artikel 3.1. Verblijven voor zeevarenden

  • 1 De verblijven voldoen aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    stahoogte

    norm A3.1, lid 6, onderdeel

    a, eerste volzin

    isolatie

    norm A3.1, lid 6, onderdeel b

    te gebruiken materialen

    norm A3.1, lid 6, onderdeel f

    verlichting en waterafvoer

    norm A3.1, lid 6, onderdeel g

    airconditioning

    norm A3.1, lid 7, onderdeel b

    verwarmingssysteem

    norm A3.1, lid 7, onderdeel d

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verwarmingssysteem en de airconditioning kunnen in alle verblijven permanent een temperatuur van 20°C onderhouden.

  • 3 De verblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    ontwerp en bouw

    leidraad B3.1.1

    ventilatie

    leidraad B3.1.2

    verwarming en radiatoren

    leidraad B3.1.3, lid 2 en 3

    verlichting

    leidraad B3.1.4, lid 1

    situering van verblijven ter voorkoming van lawaai en trillingen

    leidraad B3.1.12, lid 1

    geluidsisolatie

    leidraad B3.1.12, lid 2 en3

    voorkomen van extreme trillingen

    leidraad B3.1.12, lid 5

  • 4 Voor de elektrische verlichting van de verblijven gelden de in de onderstaande tabel genoemde normen:

    Soort verblijf

    Lux

    dagverblijven en ruimten voor recreatieve voorzieningen

    300

    gangen en trappenhuizen, nachtverblijven

    150

    brug, kantoren, kombuis,

    500

    ziekenverblijf

    540

    sanitaire ruimten

    325

Artikel 3.2. Ontheffingen verblijven

  • 1 De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel a, eerste volzin, van het Maritiem Arbeidsverdrag indien de verminderde hoogte van de desbetreffende verblijven redelijk is, en niet tot ongemak voor de zeevarenden leidt.

  • 2 Er wordt geen ontheffing verleend voor een hoogte van de verblijven van minder dan 1930 mm.

  • 3 Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 7, onderdeel b, ten aanzien van airconditioning.

Artikel 3.3. Nachtverblijven

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.1 en 3.2 voldoen de nachtverblijven aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    ligging op het schip, niet zijnde een passagiersschip

    norm A3.1, lid 6, onderdeel c

    afscheiding van andere ruimten

    norm A3.1, lid 6, onderdeel e

    ventilatie

    norm A3.1, lid 7, onderdeel a

    verlichting

    norm A3.1, lid 8

    individueel nachtverblijf voor elke zeevarende op andere schepen dan passagiersschepen

    norm A3.1, lid 9, onderdeel a, eerste zinsnede

    afzonderlijke nachtverblijven voor mannen en vrouwen

    norm A3.1, lid 9, onderdeel b

    afmetingen en uitrusting

    norm A3.1, lid 9, onderdeel c

    eigen slaapplaats voor elke zeevarende

    norm A3.1, lid 9, onderdeel d

    minimumafmetingen van een slaapplaats

    norm A3.1, lid 9, onderdeel e

    vloeroppervlak van nachtverblijven voor één zeevarende

    norm A3.1, lid 9, onderdeel f

    vloeroppervlak en aantal zeevarenden per nachtverblijf op schepen van minder dan 3000 GT, anders dan passagiersschepen of schepen voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, lid 9, onderdeel h

    vloeroppervlak van nachtverblijven op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, lid 9, onderdeel i

    vloeroppervlak van nachtverblijven voor meer dan 4 zeevarenden op schepen voor bijzondere doeleinden

    norm A3.1, lid 9, onderdeel j

    vloeroppervlak van nachtverblijven voor zeevarenden die taken als officier verrichten

    norm A3.1, lid 9, onderdeel k, of

    norm A3.1, lid 9, onderdeel l voor passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden

    aan het nachtverblijf grenzende aanvullende ruimte voor de kapitein, de hoofdwerktuigkundige en de eerste stuurman

    norm A3.1, lid 9, onderdeel m, eerste zinsnede

    meubilair

    norm A3.1, lid 9, onderdelen n en o

  • 2 De binnenwerks gemeten lengte van een slaapplaats bedraagt, in aanvulling op norm A3.1, lid 9, onderdeel e, ten minste 2000 mm.

  • 3 Nachtverblijven zijn achter het aanvaringsschot gelegen.

  • 4 Nachtverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    elektrische leeslamp

    leidraad B3.1.4, lid 2

    comfort van slaapplaatsen

    leidraad B3.1.5, lid 1

    uitrusting met een badkamer, inclusief water closet

    leidraad B3.1.5, lid 2

    scheiding van wachthoudende en overdag werkende zeevarenden

    leidraad B3.1.5, lid 3

    het maximale aantal onderofficieren per nachtverblijf

    leidraad B3.1.5, lid 4

    een aan het nachtverblijf grenzende aanvullende ruimte

    leidraad B3.1.5, lid 5

    de ruimte voor diverse voorzieningen die mede begrepen zijn in de maten van het vloeroppervlak

    leidraad B3.1.5, lid 6

    slaapplaatsen boven elkaar

    leidraad B3.1.5, lid 7, lid 8 en lid 12

    materiaal van bedstel, zijwanden en meubels

    leidraad B3.1.5, lid 9, lid 10 en lid 13

    matrassen

    leidraad B3.1.5, lid 11

    gordijnen of vergelijkbare voorzieningen

    leidraad B3.1.5, lid 14

    overige voorzieningen nachtverblijven

    leidraad B3.1.5, lid 15 en B3.1.10

Artikel 3.4. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor nachtverblijven op commerciële jachten

  • 1 Voor een commercieel jacht zijn in afwijking van artikel 3.3, eerste lid, als wezenlijk gelijkwaardige bepalingen als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, de in de onderstaande tabel opgenomen normen ten aanzien van de minimale vloeroppervlakte voor nachtverblijven, tezamen met het tweede en derde lid, van toepassing.

    grootte commercieel jacht

    type nachtverblijf

    minimale vloeroppervlakte

    tot 500 GT

    eenpersoonsnachtverblijf zonder eigen sanitaire voorzieningen

    3,6 m2

    eenpersoonsnachtverblijf met eigen sanitaire voorzieningen

    4,5 m2

    tweepersoonsnachtverblijf met eigen sanitaire voorzieningen

    6,2 m2

    ≥500 GT tot 1250 GT

    eenpersoonsnachtverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen

    van 4,5 m2 bij 500GT + 0,004 m2 per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen

    ≥500 GT tot 1150 GT

    tweepersoonsnachtverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen

    6,2 m2 bij 500 GT + 0,01354 m2 per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen

  • 2 Tot de wezenlijk gelijkwaardige bepalingen, bedoeld in het eerste lid, behoort het vereiste dat een commercieel jacht de volgende voorzieningen biedt:

    • a. een dagverblijf dat per zeevarende ten minste 1,5 m2 zitplaats biedt;

    • b. een ruimte aan dek die toegankelijk is voor de zeevarenden die geen dienst hebben en per zeevarende ten minste 1,5 m2 zitplaats biedt; en

    • c. een aanvullende ruimte die per officier ten minste 1,5 m2 zitplaats biedt en, voor zover deze ruimte is gesitueerd op de brug, alleen wordt gebruikt als het schip niet varende is.

  • 3 Voor zover het vloeroppervlak van nachtverblijven voor officieren ingevolge het eerste lid minder bedraagt dan 7,5 m2, zijn in deze verblijven een TV en een DVD-speler of gelijkwaardige apparatuur beschikbaar.

Artikel 3.5. Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor nachtverblijven op schepen van minder dan 500 GT

  • 1 Met het oog op de functionaliteit, de stabiliteit of anderszins de veiligheid van schepen van minder dan 500 GT, kunnen in afwijking van artikel 3.3, eerste lid, als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, nachtverblijven onder de referentielastlijn worden geplaatst, mits tevens wordt voldaan aan het tweede lid.

  • 2 Nachtverblijven als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de bovenzijde van de vloer ligt maximaal 2000 mm onder de referentielastlijn;

    • b. voor de stahoogte wordt geen ontheffing verleend als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;

    • c. in het nachtverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vochtgerelateerde geuren bestrijdt;

    • d. vanuit het nachtverblijf zijn ten minste twee adequate vluchtwegen aanwezig;

    • e. in het waterdichte compartiment van het nachtverblijf is een bilge-alarm aanwezig;

    • f. de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren, en

    • g. er worden materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking toegepast gericht op ruimtebeleving.

Artikel 3.6. Wezenlijk gelijkwaardige bepaling voor nachtverblijven op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden

  • 1 Op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden is het overeenkomstig norm A3.1, lid 6, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag toegestaan nachtverblijven onder de referentielastlijn te plaatsen. In afwijking van norm A3.1, lid 6, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag kunnen als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, nachtverblijven onder werkgangen worden geplaatst, indien deze nachtverblijven zodanig zijn geïsoleerd dat wordt voldaan aan de normen voor geluidsisolatie tussen nachtverblijven en dagverblijven van de bij resolutie A.468(12) door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Code over geluidsniveaus op schepen.

  • 2 Nachtverblijven als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende eisen:

    • a. in het nachtverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vochtgerelateerde geuren bestrijdt; en

    • b. de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.

Artikel 3.7. Ontheffingen en afwijkende voorschriften nachtverblijven

  • 1 De minister kan ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel c, van het Maritiem Arbeidsverdrag voor het plaatsen van nachtverblijven voor midscheeps indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het schip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt.

  • 2 In afwijking van artikel 3.3, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 8, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zijn op passagiersschepen nachtverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:

    • a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en

    • b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast die zijn gericht op ruimtebeleving.

  • 3 Voor schepen van minder dan 3000 GT, niet zijnde passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat voor elke zeevarende een individueel nachtverblijf beschikbaar moet zijn.

  • 4 Voor schepen van minder dan 3000 GT, passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister in overeenstemming met norm A3.1, lid 9, onderdeel g, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 9, onderdeel f, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak van individuele nachtverblijven, indien daarmee kan worden voorzien in individuele nachtverblijven. Deze individuele nachtverblijven zijn nooit kleiner dan 3,75 m2.

  • 5 Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel m, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot aan nachtverblijven grenzende individuele verblijven.

  • 6 Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A.3.1, lid 9, onderdeel f en onderdelen h tot en met l, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van individuele nachtverblijven ten minste 3 m2is, de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor meer dan één persoon ten minste 2 m2per persoon is, en de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor officieren ten minste 4 m2.

  • 7 De minister kan ontheffing verlenen van de normering van:

    • a. leidraad B3.1.5, lid 2, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven eigen sanitaire voorzieningen hebben;

    • b. leidraad B3.1.5, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven zodanig zijn ingericht dat de wachten afgescheiden zijn en overdag werkende zeevarenden zijn gescheiden van ’s nachts werkende zeevarenden.

Artikel 3.8. Dagverblijven

  • 1 Onverminderd de artikelen 3.1 en 3.2 voldoen de dagverblijven aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    Ventilatie

    norm A3.1, lid 7, onderdeel a

    Verlichting

    norm A3.1, lid 8

    plaatsing, grootte en uitrusting dagverblijven

    norm A3.1, lid 10

  • 2 Dagverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    vloeroppervlak van dagverblijven

    leidraad B3.1.6, lid 3

    meubilair in dagverblijven

    leidraad B3.1.6, lid 4

    voorzieningen in dagverblijven

    leidraad B3.1.6, lid 5

    pantry’s

    leidraad B3.1.6, lid 6

    materiaal van het meubilair

    leidraad B3.1.6, lid 7

  • 3 Aan boord van schepen van meer dan 400 GT, maar minder dan 1000 GT zijn afzonderlijke dagverblijven voor:

    • a. de kapitein en de officieren;

    • b. de overige zeevarenden.

  • 4 Aan boord van schepen van 1000 GT of meer zijn afzonderlijke dagverblijven voor:

    • a. de kapitein en de officieren;

    • b. de onderofficieren;

    • c. de overige zeevarenden.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in het derde en vierde lid, is er een afzonderlijk dagverblijf voor zeevarenden die niet een functie als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet uitoefenen.

Artikel 3.9. Ontheffingen en afwijkende voorschriften dagverblijven

  • 1 In afwijking van artikel 3.8, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 8, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zijn op passagiersschepen dagverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:

    • a. de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en

    • b. materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast gericht op ruimtebeleving.

  • 2 De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en rekening houdend met de in leidraad B3.1.6, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde factoren, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.8, derde, vierde en vijfde lid, ten aanzien van de aanwezigheid van afzonderlijke dagverblijven.

  • 3 Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 10, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag, ten aanzien van de plaatsing van dagverblijven.

Artikel 3.10. Sanitaire voorzieningen

  • 1 Onverminderd de artikelen 3.1 en 3.2 voldoen de sanitaire voorzieningen aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    ventilatie

    norm A3.1, lid 7, onderdeel c

    toegankelijkheid, hygiëne en comfort

    norm A3.1 lid 11, onderdelen a, b en c

    wastafels in nachtverblijven

    norm A3.1, lid 11, onderdeel d

    warm en koud stromend water

    norm A3.1, lid 11, onderdeel f

  • 2 Sanitaire voorzieningen voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    wastafels en baden

    leidraad B3.1.7, lid 1

    water closets

    leidraad B3.1.7, lid 2

    inrichting van sanitaire ruimten bestemd voor meer dan één persoon

    leidraad B3.1.7, lid 3

Artikel 3.11. Ontheffingen en afwijkende voorschriften sanitaire voorzieningen

  • 1 Voor schepen van minder dan 1600 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 11, onderdeel b, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van de toegankelijkheid van sanitaire ruimten vanaf de navigatiebrug, de machinekamer of het controlecentrum van de machinekamer.

  • 2 Voor passagiersschepen die doorgaans geen reizen maken van langer dan vier uur kan in afwijking van artikel 3.10, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 11, onderdeel e, van het Maritiem Arbeidsverdrag het aantal sanitaire voorzieningen worden beperkt tot een toilet, een wasbak en een badkuip of douche per tien zeevarenden indien aan de wal aanvullende sanitaire voorzieningen aanwezig zijnen de sanitaire voorzieningen aan de wal en aan boord tezamen voldoen aan norm A3.1, lid 11, onderdeel c van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 3 Op schepen van minder dan 200 GT is norm A.3.1, lid 11, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van wastafels in nachtverblijven, niet van toepassing.

Artikel 3.12. Ziekenverblijven

  • 1 Op een schip met vijftien of meer zeevarenden aan boord dat reizen van meer dan drie etmalen maakt tussen twee havens waar een ziekenhuis aanwezig is is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig dat voldoet aan norm A3.1, lid 12, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 2 Ziekenverblijven voldoen aan de normering die is opgenomen in leidraad B3.1.8, leden 1, 2 en 4, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van ontwerp en inrichting, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen die deel uitmaken van het ziekenverblijf uitsluitend vanuit dat verblijf toegankelijk zijn met een deur kunnen worden afgesloten.

  • 3 Het aantal bedden in een ziekenverblijf bedraagt:

    • a. op schepen waar het aantal zeevarenden dat verblijft in nachtverblijven voor meer dan een persoon, minder is dan 30, één bed;

    • b. op schepen waar het aantal zeevarenden dat verblijft in nachtverblijven voor meer dan een persoon, 30 of meer is, twee bedden die niet boven elkaar gelegen zijn.

  • 4 Op passagiersschepen is bij voorkeur een apart ziekenverblijf voor passagiers aanwezig. Indien er geen apart ziekenverblijf voor passagiers is, worden de passagiers voor de toepassing van het derde lid meegeteld als zeevarenden.

  • 5 Op een schip dat op een internationaal traject van meer dan drie etmalen vaart, met een bemanning en overig personeel van honderd personen of meer die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn, inclusief stagiairs en leerlingen alsmede personen die werkzaam zijn als loods,, is een verblijf ingericht als apotheek en verbandkamer dat grenst aan het ziekenverblijf en dat kan worden afgesloten.

  • 6 Op schepen waar gelet op het eerste lid geen ziekenverblijf aanwezig is, is een eenpersoons nachtverblijf beschikbaar dat als ziekenkooi kan worden ingericht. Op schepen met minder dan zes zeevarenden, kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een nachtverblijf. Dit nachtverblijf is gemakkelijk toegankelijk.

Artikel 3.13. Recreatieve en sociale voorzieningen

  • 1 Aan boord zijn in overeenstemming met norm A3.1, lid 17, van het Maritiem Arbeidsverdrag recreatieve voorzieningen die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    boekenkast en meubilair voor lezen, schrijven en gezelschapsspellen

    leidraad B.3.1.11, lid 2

    rookvoorziening

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel a

    televisie en radio

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel b

    vertoning van films

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel c

    bibliotheek

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel f

    elektronische apparatuur

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel h

    telefoon-, e-mail- en internetverbinding

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel j

  • 2 Aan boord van schepen van 8000 GT of meer zijn naast de in het eerste lid bedoelde voorzieningen voorts recreatieve voorzieningen aanwezig die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    sportvoorzieningen

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel d

    zwembad

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel e

    faciliteiten voor creatieve bezigheden

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel g

    bar

    leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel i

  • 3 Op schepen van 500 GT of meer is voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, naast de rookvoorziening ten minste één afzonderlijk verblijf beschikbaar.

  • 4 Op schepen kleiner dan 500 GT kunnen in plaats van een afzonderlijk recreatieverblijf de dagverblijven zodanig worden ingericht en uitgerust, dat zij als ontspanningsruimte dienst kunnen doen.

  • 5 Op schepen van 8000 GT of meer zijn voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, naast een afzonderlijke ruimte voor het zwembad en een rookvoorziening, ten minste twee verblijven aanwezig waarin voldoende ruimte is voor het tegelijkertijd uitoefenen van verschillende recreatieve bezigheden.

Artikel 3.14. Ontheffing zwembad

De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.13, tweede lid, ten aanzien van de aanwezigheid van een zwembad indien dit gelet op de inrichting van het schip niet goed te realiseren is.

Artikel 3.15. Diverse voorzieningen

  • 1 Aan boord zijn de volgende voorzieningen aanwezig, die voldoen aan de volgende onderdelen van normen en de normering van de onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:

    wasvoorzieningen

    norm A3.1, lid 13 en leidraad B3.1.7, lid 4

    ruimte op het open dek

    norm A3.1, lid 14

    kantoren

    norm A3.1, lid 15, eerste volzin

  • 2 Op schepen van 1600 GT of meer is een kleedruimte voor machinekamerpersoneel aanwezig, die voldoet aan de normering van leidraad B3.1.9 van het Maritiem Arbeidsverdrag, tenzij al het machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een nachtverblijf voor niet meer dan twee personen met een bijbehorende sanitaire ruimte waar een bad of douche aanwezig is. De kleedruimte voor machinekamerpersoneel is vanuit de machinekamer binnendoor te bereiken.

  • 3 Aan boord zijn voorzieningen aanwezig tegen het binnendringen van muggen in de verblijven en ruimten die toegang geven tot het open dek, indien het desbetreffende schip regelmatig havens aandoet waar doorgaans muggen aanwezig zijn.

  • 4 De in leidraad B3.1.10 van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde benodigdheden zijn in voldoende hoeveelheden voor de zeevarenden aan boord beschikbaar.

Artikel 3.16. Ontheffingen kantoren en wasvoorzieningen

  • 1 Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 15, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van kantoren.

  • 2 Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A.3.1, lid 13, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van wasvoorzieningen, indien de zeevarenden van het desbetreffende schip aan de wal voldoende toegang hebben tot wasvoorzieningen.

Artikel 3.17. Ontheffing wegens gewoonten zeevarenden

Voor schepen waarop zeevarenden werkzaam zijn met uiteenlopende gewoonten van godsdienstige of sociale aard, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te stellen voorschriften, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1 van het Maritiem Arbeidsverdrag, mits dit niet leidt tot situaties die voor een of meer zeevarenden aan boord van het desbetreffende schip minder gunstig zijn dan zonder het verlenen van die ontheffing het geval zou zijn.

Artikel 3.18. Voorzieningen voor opslag en bereiding van voedsel en drinkwater

  • 1 Schepen zijn uitgerust met voldoende kooktoestellen en keukengerei voor het bereiden van maaltijden van voldoende hoeveelheid, kwaliteit en voedingswaarde, voor de zeevarenden aan boord.

  • 2 Op schepen met een lengte van 35 meter of meer is voor het bereiden van voedsel en warme dranken een afzonderlijk verblijf ingericht als kombuis, die voldoende uitgerust is om goede, gevarieerde en voedzame maaltijden efficiënt, in voldoende aantallen en rekening houdend met verschillende godsdienstige en culturele gebruiken van zeevarenden, te kunnen bereiden. De kombuis is aangesloten op een systeem van koud en warm drinkwater.

  • 3 Voor de opslag van levensmiddelen zijn van andere ruimten afgesloten bergplaatsen aanwezig, die zodanig zijn geventileerd of gekoeld, dat de voeding in goede toestand blijft.

  • 4 Schepen zijn uitgerust met drinkwatertanks die door cofferdams zijn gescheiden van olietanks en verzameltanks voor vuil water, en zodanig zijn geconstrueerd dat bij het leegpompen geen restanten achterblijven en de hygiëne van het drinkwater wordt gewaarborgd. Pijpleidingen, van welke aard ook, mogen niet door drinkwatertanks lopen.

Artikel 3.19. Gebruikte materialen

  • 1 Als goedgekeurde materialen en producten worden aangemerkt, materialen en producten die voldoen aan de in leidraad B3.1.1, lid 5, B3.1.5, lid 9, B3.1.7, lid 2 en lid 3, onderdeel b, en B3.1.10, lid 1, onderdeel b, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde omschrijving.

  • 2 Materialen of producten die op grond van de daarop van toepassing zijnde regelgeving, een CE-markering hebben, worden aangemerkt als goedgekeurde materialen of producten, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.20. Gebruiksvoorschriften verblijven

  • 1 De verblijven worden schoon, bewoonbaar en in een goede staat van onderhoud gehouden.

  • 2 Ten minste eenmaal per maand worden de verblijven ten behoeve van de naleving van het bepaalde in het eerste lid, door de kapitein of een door hem aangewezen officier, in aanwezigheid van een of meer leden van de bemanning, geïnspecteerd. De bevindingen van deze inspectie worden vermeld in het scheepsdagboek.

  • 3 Zolang zeevarenden aan boord zijn, wordt met betrekking tot de verwarming van de verblijven aan boord voldaan aan leidraad B3.1.3, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 4 Ziekenverblijven worden uitsluitend gebruikt voor medische doeleinden.

Artikel 3.21. Gebruik van recreatieve en sociale voorzieningen

  • 1 De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat voor de verzending van e-mail aan boord aanwezige internetfaciliteiten voor alle zeevarende toegankelijk zijn en dat postverzending geschiedt in overeenstemming met leidraad B3.1.11, lid 5, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 2 Voor het gebruik van telefoon-, e-mail- en internetverbindingen kan de scheepsbeheerder een vergoeding voor de gebruikskosten vragen. De overige in artikel 3.13 bedoelde voorzieningen staan kosteloos ter beschikking van de zeevarenden.

  • 3 De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat omgang met familie en vrienden van zeevarenden geschiedt in overeenstemming met de normering van leidraad B3.1.11, leden 6 en 7, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 4 De in artikel 3.13 bedoelde voorzieningen worden overeenkomstig de in leidraad B3.1.11, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde doelstellingen ten minste eens per drie jaar door of namens de kapitein geïnspecteerd.

Artikel 3.22. Afwijking op basis van wezenlijke gelijkwaardigheid

  • 2 Een afwijking als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegestaan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en onder daarbij te stellen wezenlijk gelijkwaardige voorschriften als bedoeld in artikel VI, lid 3 van het Maritiem Arbeidsverdrag.

Artikel 3.23. Procedure bij bouw of verbouw schip

  • 1 Voor de aanvang van de bouw van een schip of een verbouwing of andere wijziging die van invloed is op de eisen aan de huisvesting en voorzieningen aan boord, wordt aan de minister een plan overgelegd. Dit plan bevat de volgende elementen:

  • 2 Met de bouw, verbouwing of andere wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet gestart totdat het in het eerste lid bedoelde plan is goedgekeurd en eventuele ontheffingen en toestemmingen zijn verleend. De bouw, verbouwing of wijziging wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde plan.

§ 4. Voeding en drinkwater

Artikel 4.1. Voeding

  • 1 Voor de bevoorrading van een schip met levensmiddelen die voldoen aan de in artikel 48a van de wet bedoelde eisen, worden de soorten en hoeveelheden mee te nemen levensmiddelen bepaald op basis van:

    • a. het aantal zeevarenden aan boord;

    • b. de duur van de reis;

    • c. de aard van de reis;

    • d. de mogelijkheid tot het aanvullen van voorraden in aanloophavens; en

    • e. de religieuze achtergrond en de culturele gewoonten van de zeevarenden.

Artikel 4.2. Drinkwater

  • 1 Voor de bevoorrading van een schip met drinkwater, wordt de benodigde hoeveelheid vastgesteld op basis van de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde criteria, alsmede op basis van de mogelijkheid van aanvulling gedurende de reis met behulp van een voorziening om drinkwater te maken.

  • 2 In geval van onvoorziene omstandigheden tijdens de reis, kan de kapitein de hoeveelheid drinkwater per zeevarende rantsoeneren.

  • 3 Het drinkwater wordt opgeslagen in de in artikel 3.18, vierde lid, bedoelde of andere daarvoor geschikte tanks die schoon zijn en zo zijn afgesloten dat daarin geen vreemde bestanddelen kunnen komen.

  • 4 Het drinkwater wordt slechts in de drinkwatertank geleid:

    • a. met een aanvoerslang die vrij van de kade wordt gehouden;

    • b. nadat tenminste één minuut het water op volle aanvoerdruk uit de aanvoerslang heeft gestroomd;

    • c. indien tijdens het laden per ton drinkwater wordt toegevoegd:

      • 1°. een gestabiliseerd hypochloriet in zodanige hoeveelheid, dat minstens 0,7 gram vrij chloor per ton vrijkomt, of

      • 2°. een hoeveel gestabiliseerd hypochloriet met een hoeveelheid ammoniumzout, zodat minstens 2,5 gram monochlooramine (NH2Cl) per ton ontstaat, of

      • 3°. een door de minister toegestane stof in een zodanige hoeveelheid dat minstens 0,7 gram vrij chloor per ton water vrijkomt; en

    • d. indien de in onderdeel c genoemde stoffen behoorlijk door het drinkwater worden gemengd.

  • 5 Een drinkwatertank die voor inspectie, onderhoud, of anderszins is betreden, wordt gereinigd door de tank te vullen met drinkwater waarin 10 gram vrij chloor per ton drinkwater is gemengd. De drinkwatertank wordt slechts bevoorraad met drinkwater als dat water tenminste 2 uur lang in de tank is geweest en daarna is uitgepompt.

Artikel 4.3. Peilen van drinkwatertanks

  • 1 Peilstokken of andere instrumenten, die gebruikt worden om het restant drinkwater in tanks op te meten, moeten steeds vóór het gebruik gereinigd zijn. Zij moeten worden opgeborgen op een plaats, waar het gevaar van besmetting het geringst is. Bij het gebruik van metalen roestvrije tapelines die worden geborgen in een doos waarin enkele formalinetabletten aanwezig zijn, is het afzonderlijk reinigen niet nodig.

  • 2 De kapitein moet er op toezien, dat de persoon, belast met het peilen, onmiddellijk vóór hij gaat peilen, de handen wast.

Artikel 4.4. Zout- en zoetwaterkranen

  • 1 In kombuizen en pantry’s moet bij elke drinkwaterkraan een opschrift ‘drinkwater’ en bij elke zoutwaterkraan een opschrift ‘zoutwater’ aangebracht zijn.

  • 2 Na vertrek uit een haven moet de zoutwaterleiding, welke voor afwas van keuken- en eetgerei dient, buiten de driemijlsgrens geruime tijd worden doorgespoeld, voordat deze voor afwasdoeleinden gebezigd mag worden.

Artikel 4.5. Maximale hoeveelheid sterke drank

De voorraad sterke drank aan boord is niet groter dan 0,1 liter per zeevarende per reisdag. Het aantal reisdagen wordt vastgesteld vanaf de dag van vertrek, tot en met de dag van aankomst in de eerst volgende haven waar het schip weer zal worden bevoorraad als vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1, eerste lid, onderdeel d.

Artikel 4.6. Inspectie

  • 1 Een inspectie als bedoeld in artikel 48a, derde lid, van de wet wordt minimaal één keer per maand uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in norm A3.2, lid 7, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 2 De bevindingen van de inspectie worden in het scheepsdagboek vermeld.

  • 3 Voor het uitvoeren van een inspectie van het drinkwater, worden alle noodzakelijke hygiënemaatregelen genomen om besmetting van het drinkwater te voorkomen.

§ 5. Certificaat maritieme arbeid en verklaring naleving maritieme arbeid

Artikel 5.1. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel I

  • 1 Een verklaring naleving maritieme arbeid deel I bevat de elementen als bedoeld in norm A5.1.3, lid 10, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag en wordt opgesteld met inachtneming van leidraad B5.1.3, leden 1 en 4, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 2 Het in artikel 5.8, derde lid, bedoelde model bevat een opsomming van de eisen bedoeld in artikel 48c, eerste lid, van de wet die op de desbetreffende schepen van toepassing zijn. Daarbij wordt voor wat betreft de voorschriften met betrekking tot huisvesting en voorzieningen voor zeevarenden onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen schepen, bedoeld in artikel 1.1, de categorieën van schepen bedoeld in artikel 1.3, het tonnage en de bouwdatum van het schip.

Artikel 5.2. Inhoud verklaring naleving maritieme arbeid deel II

  • 1 In de verklaring naleving maritieme arbeid deel II wordt vermeld:

    • a. de maatregelen en procedures om te waarborgen dat voortdurend wordt voldaan aan de in artikel 48c, eerste lid, van de wet bedoelde eisen en de voorgestelde maatregelen om voortdurende verbetering van de naleving te waarborgen;

    • b. de maatregelen die worden getroffen indien blijkt dat niet wordt voldaan aan bepaalde in artikel 48c, eerste lid, van de wet bedoelde eisen; en

    • c. welke personen zijn aangewezen voor het toepassen van de in de onderdelen a en b bedoelde maatregelen en procedures.

  • 2 De verklaring naleving maritieme arbeid deel II wordt opgesteld in overeenstemming met de normering van leidraad B5.1.3, leden 2, 3 en 4, van het Maritiem Arbeidsverdrag.

Artikel 5.3. Inspectie, geldigheid en verlenging certificaat maritieme arbeid

  • 1 Een certificaat maritieme arbeid heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren.

  • 2 Ter verkrijging van een certificaat maritieme arbeid, bij een tussentijdse inspectie als bedoeld in het derde lid, en bij een verlengingsinspectie als bedoeld in het vierde lid:

    • a. wordt onderzocht of het schip voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 48c, eerste lid, van de wet, en aan de voorschriften genoemd op de toepasselijke verklaring naleving maritieme arbeid deel I; en

    • b. wordt beoordeeld of de verklaring naleving maritieme arbeid deel II voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2, en of op basis van de inhoud van die verklaring voldoende is gewaarborgd dat de in onderdeel a bedoelde eisen die op het desbetreffende schip van toepassing zijn, voortdurend worden nageleefd.

  • 3 Tijdens de geldigheidsduur van het certificaat maritieme arbeid wordt het schip onderworpen aan een tussentijdse inspectie die plaatsvindt tussen de tweede en derde verjaardatum van het certificaat. Van een goed verlopen tussentijdse inspectie wordt aantekening gemaakt op het certificaat.

  • 4 Het onderzoek ter verlenging van een certificaat maritieme arbeid vindt plaats voor de vijfde verjaardatum van het certificaat. Indien de verlengingsinspectie wordt afgerond binnen drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig vanaf de datum waarop de verlengingsinspectie is afgerond voor een tijdvak dat ten hoogste loopt tot vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat. Indien de verlengingsinspectie meer dan drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat wordt afgerond, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig voor vijf jaar gerekend vanaf de datum waarop de verlengingsinspectie is afgerond.

Artikel 5.4. Inspectierapport

  • 1 De uitkomsten van een inspectie als bedoeld in artikel 5.3 worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd opgenomen in een inspectierapport, waarbij alle eventuele zwaarwegende tekortkomingen uitdrukkelijk worden vermeld. De datum waarop wordt vastgesteld dat een zwaarwegende tekortkoming is verholpen, wordt eveneens aangetekend op het inspectierapport.

  • 2 Een afschrift van het inspectierapport wordt in de werktaal van het schip en in het Engels, indien de werktaal geen Engels is en het schip internationale reizen maakt, verstrekt aan de kapitein.

  • 3 De kapitein verstrekt op verzoek een afschrift van het inspectierapport alsmede van het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid in het Engels of in de werktaal van het schip, aan krachtens artikel 48d van de wet aangewezen ambtenaren, aan inspecteurs van een havenstaat of aan vertegenwoordigers van scheepsbeheerders of zeevarenden.

Artikel 5.5. Voorwaarden afgifte voorlopige certificaten

  • 1 Een voorlopig certificaat maritieme arbeid kan worden afgegeven met betrekking tot:

    • a. nieuwe schepen bij de oplevering;

    • b. schepen die onder de vlag van het koninkrijk gaan varen;

    • c. schepen die in het beheer komen van een andere scheepsbeheerder .

  • 2 Een voorlopig certificaat maritieme arbeid kan eenmalig worden afgegeven voor een tijdvak van ten hoogste 26 weken.

  • 3 In afwijking van artikel 5.2, eerste lid, onderdelen a en b, worden de bedoelde maatregelen en procedures in de verklaring naleving maritieme arbeid deel II zoveel als mogelijk vermeld. De scheepsbeheerder toont aan dat de kapitein op de hoogte is van de eisen van het Maritiem Arbeidsverdrag en zijn verantwoordelijkheden voor de uitvoering en de naleving van de voor het desbetreffende schip geldende regels en procedures voor de naleving van het Maritiem Arbeidsverdrag.

  • 4 Het schip wordt met het oog op een voorlopig certificaat als bedoeld in het eerste lid, op onderdelen onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 5.6. Aanvraag certificaat maritieme arbeid en voorlopig certificaat maritieme arbeid

  • 1 Een aanvraag voor een certificaat maritieme arbeid of een voorlopig certificaat maritieme arbeid wordt schriftelijk ingediend bij een op grond van artikel 48d, eerste lid van de wet aangewezen ambtenaar of rechtspersoon. Daarbij verstrekt de scheepsbeheerder de volgende gegevens en documenten:

    • a. naam van het schip;

    • b. IMO-nummer van het schip;

    • c. de naam van de scheepsbeheerder;

    • d. technische gegevens van het schip, inclusief de op grond van artikel 3.23 goedgekeurde plannen;

    • e. de datum van de kiellegging.

  • 2 Op basis van de gegevens bedoeld in het eerste lid, ontvangt de scheepsbeheerder een verklaring naleving maritieme arbeid deel I, aan de hand waarvan de scheepsbeheerder een verklaring naleving maritieme arbeid deel II opstelt die in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 5.2 en 5.8, vierde lid, en, voor zover van toepassing, artikel 5.5, derde lid.

  • 3 Nadat de in het eerste lid bedoelde ambtenaar of rechtspersoon, de verklaring naleving maritieme arbeid deel II heeft ontvangen, worden de in artikel 5.3 of artikel 5.5, vierde lid, bedoelde onderzoeken uitgevoerd.

Artikel 5.7. Vervallen certificaat bij onttrekken van schip aan oorspronkelijke bestemming

Onverminderd het bepaalde in artikel 48e van de wet, vervalt een voor dat schip afgegeven certificaat maritieme arbeid indien:

  • a. het schip wordt onttrokken aan zijn oorspronkelijke bestemming waardoor het niet meer als schip wordt gebruikt;

  • b. het schip zonder dat een verbouwing of wijziging van de inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 48e, eerste lid, onderdeel a van de wet, van bestemming wijzigt.

Artikel 5.8. Modellen

  • 1 Het model van het certificaat maritieme arbeid is opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

  • 2 Het model van het voorlopige certificaat maritieme arbeid is opgenomen in bijlage C bij deze regeling.

  • 3 Het model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel I, is opgenomen in bijlage D bij deze regeling.

  • 4 Het model van de verklaring naleving maritieme arbeid, deel II, is opgenomen in bijlage E bij deze regeling.

  • 5 De in het eerste tot en met het vierde lid bedoelde documenten zijn slechts geldig indien ze zijn opgesteld overeenkomstig de in de bijlagen bij deze regeling opgenomen modellen en naar waarheid zijn ingevuld.

Artikel 5.9. Erkenning van organisaties

  • 1 Een erkenning als bedoeld in artikel 48d, vierde lid, van de wet kan worden verleend aan rechtspersonen die voldoen aan de volgende criteria:

    • a. de rechtspersoon beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem, waarin de procedures alsmede het beheer van alle documentatie met betrekking tot de onderzoeken waarvoor de aanwijzing geldt zijn geborgd;

    • b. de rechtspersoon heeft de beschikking over een wereldwijd netwerk van voldoende en bekwaam personeel met voldoende en actuele kennis van het Maritiem Arbeidsverdrag en de Nederlandse wettelijke vereisten voor de afgifte van een certificaat maritieme arbeid, alsmede ervaring met betrekking tot het onderzoeken van schepen; en

    • c. de rechtspersoon voert een onafhankelijke bedrijfsvoering en kan daarover verantwoording afleggen.

  • 2 Een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid houdt kantoor in Nederland en heeft met de Staat een overeenkomst gesloten met betrekking tot de taken die zij in het kader van de aanwijzing uitvoert, waarin de in leidraad B5.1.2 van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde onderwerpen zijn opgenomen.

  • 3 Rechtspersonen die zijn erkend op grond van verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009, worden geacht te voldoen aan de erkenningscriteria, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid.

  • 4 Een erkenning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Een erkenning kan worden ingetrokken indien de rechtspersoon waaraan de erkenning is verleend, niet meer voldoet aan een van de in het eerste lid genoemde criteria.

  • 5 Een besluit tot erkenning of intrekking van een erkenning wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 5.10. Aanwijzing erkende rechtspersonen

  • 2 Een aanwijzing wordt ingetrokken indien de in artikel 5.9 bedoelde erkenning wordt ingetrokken

  • 3 Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien de aangewezen rechtspersoon handelt in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan de aanwijzing of in strijd met de overeenkomst, bedoeld in artikel 5.9, tweede lid.

  • 4 Een aanwijzing kan worden geschorst indien door een handeling of nalaten van de aangewezen rechtspersoon ernstig gevaar voor de veiligheid kan of is ontstaan.

§ 6. Register

Artikel 6.1. Gegevensregistratie Centraal inspectieregister

  • 1 Na het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 5.3, tweede, derde of vierde lid, worden door de betrokken ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd, de volgende gegevens in het in artikel 65, tweede lid, van de wet bedoelde register geregistreerd:

    • a. naam van het schip;

    • b. IMO-nummer van het schip;

    • c. naam van de scheepsbeheerder van het schip;

    • d. naam van de op grond van artikel 48d, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaar of degene die namens een rechtspersoon de inspectie heeft uitgevoerd;

    • e. datum en plaats van de inspectie;

    • f. de resultaten van vraaggesprekken met zeevarenden aan boord;

    • h. informatie betreffende eventuele inbreuken op de wetgeving, opgelegde sancties en aanhouding van het schip;

    • i. gerapporteerde arbeidsongevallen.

  • 2 Rechtspersonen die zijn aangewezen op grond van artikel 48d, eerste lid, van de wet, dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde inspectiegegevens in het register worden geregistreerd op de door de minister bij die aanwijzing voorgeschreven wijze.

  • 3 De minister brengt binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar een verslag uit van de in het desbetreffende jaar uitgevoerde inspecties.

§ 7. Klachtenprocedures

Artikel 7.1. Klager

In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘klager’: een zeevarende die overeenkomstig een klachtenprocedure als bedoeld in artikel 69a, eerste lid, van de wet of de regels bedoeld in artikel 69b, tweede lid, van de wet, een klacht indient.

Artikel 7.2. Klachtenprocedure aan boord

  • 1 In een procedure als bedoeld in artikel 69a van de wet wordt tenminste opgenomen:

    • a. bij welke persoon of personen aan boord een klacht kan worden ingediend, waarbij klachten in ieder geval bij de kapitein kunnen worden ingediend;

    • b. bij welke vertegenwoordiger van de scheepsbeheerder die niet tot de zeevarenden aan boord behoort, een klacht kan worden ingediend;

    • c. de contactgegevens voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 7.3;

    • d. de naam van één of meer vertrouwenspersonen aan boord die zeevarenden onpartijdig kunnen adviseren over het indienen van een klacht en klagers kunnen bijstaan bij het doorlopen van de klachtenprocedure en kan helpen bij het voorkomen van nadelige behandeling vanwege het feit dat hij een klacht heeft ingediend; en

    • e. volgens welke procedure een klacht wordt behandeld waarbij leidraad B5.1.5, tweede lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag in acht wordt genomen.

  • 2 De klachtenprocedure bedoeld in het eerste lid, stelt geen beperkingen aan het recht van de klager:

    • a. zich door iemand te laten vergezellen of vertegenwoordigen;

    • b. om te allen tijde zijn klacht rechtstreeks bij de kapitein of de vertegenwoordiger van de scheepsbeheerder, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in te dienen;

    • c. om klachten in te dienen betreffende een vermoedelijke schending van het Maritiem Arbeidsverdrag.

Artikel 7.3. Klachtbehandeling aan de wal

  • 1 Een klacht als bedoeld in artikel 69b van de wet wordt ingediend bij de voor de klachtenbehandeling door de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen ambtenaren van die inspectie. De Inspecteur-Generaal draagt zorg voor een vertrouwelijke behandeling van de klacht.

  • 2 Indien een erkende rechtspersoon als bedoeld in artikel 5.9, een melding ontvangt van een klacht, zorgt deze erkende rechtspersoon ervoor dat de klacht wordt ingediend bij de in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

  • 3 Schriftelijk ingediende klachten worden gericht aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, te bereiken via:a. het postadres: Postbus 16191, IPC 525, 2500 BD Den Haag, Nederland ofb. de website http://www.ILenT.nl.

  • 4 Een klacht is ontvankelijk indien:

    • a. deze een vermoedelijke schending van het Maritiem Arbeidsverdrag of een vermeend onrechtmatig bevel van de kapitein betreft;

    • b. het voorval waarop de klacht betrekking heeft minder dan zes maanden geleden heeft plaatsgevonden;

    • c. de klacht in het Engels of het Nederlands is gesteld; en

    • d. de klacht voldoende gedetailleerde informatie bevat om onderzoek naar de klacht te kunnen doen.

  • 5 Aan de klager wordt zo spoedig mogelijk na het indienen van de klacht medegedeeld of de klacht ontvankelijk is.

  • 6 Indien de klacht ontvankelijk is:

    • a. wordt nagegaan of het een individuele klacht of een algemene klacht betreft en wordt nagegaan waarop de klacht betrekking heeft;

    • b. wordt de klager gevraagd of hij zijn klacht wil handhaven indien zijn anonimiteit, gelet op de aard van de klacht, niet gewaarborgd kan worden;

    • c. wordt nagegaan of de in artikel 69a van de wet bedoelde klachtenprocedure is doorlopen en, als dat niet het geval is, wordt de klacht niet verder behandeld, tenzij blijkt dat klager die klachtenprocedure niet heeft gebruikt uit angst voor de gevolgen daarvan of wegens een andere goede reden als bedoeld in leidraad B5.2.2, lid 4;

    • d. wordt nagegaan waarom het doorlopen van de in artikel 69a van de wet bedoelde klachtenprocedure niet heeft geleid tot een oplossing van de klacht;

    • e. worden, indien de aard van de klacht en noodzakelijke waarborgen voor de klager dit toelaten, de kapitein, de scheepsbeheerder en eventueel andere bij de klacht betrokken personen in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken;

    • f. wordt nagegaan of de klacht aan boord eenvoudig kan worden opgelost;

    • g. wordt een klacht zo nodig onderzocht door het uitoefenen van toezicht als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet of in het kader van een inspectie als bedoeld in artikel 5.3, waarbij niet wordt gemeld dat de inspectie het gevolg is van een klacht;

    • h. worden de conclusie en eventuele maatregelen op basis van het onderzoek naar de klacht medegedeeld aan de klager of aan een door de klager opgegeven contactpersoon of belangenorganisatie, op een wijze die de gewenste anonimiteit van de klager in acht neemt.

§ 8. Wijziging andere regelingen

Artikel 8.9

[Red: Wijzigt de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties zeevisserij.]

Artikel 8.10

[Red: Wijzigt de Vaststelling model werkrooster en werklijst voor zeevarenden.]

Artikel 8.11

[Red: Wijzigt de Regeling vrijstelling nationaliteitseis kapiteins zeevisserij.]

Artikel 8.12

[Red: Wijzigt de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins voor de sector koopvaardij.]

Artikel 8.13

[Red: Wijzigt de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sector zeegaande waterbouw.]

Artikel 8.15

[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het domein scheepvaart.]

Artikel 8.16

[Red: Wijzigt de Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen.]

Artikel 8.17

[Red: Wijzigt de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties VTS-operator.]

Artikel 8.18

[Red: Wijzigt de Regeling inzage gegevens en bescheiden Zeebrievenwet.]

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 9.1. Inwerkingtreding

  • 2 De overige bepalingen van deze regeling treden in werking met ingang van 20 augustus 2013.

Artikel 9.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling zeevarenden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven