Besluit vaststelling nadere regels vergoeding ex artikel 16c Auteurswet (hoogte en verschuldigdheid)

Geraadpleegd op 05-10-2024.
Geldend van 07-08-2018 t/m heden

Besluit van 23 oktober 2012, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 5 oktober 2012, nr. 309523;

Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 oktober 2012, nr. W03.12.0398/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 22 oktober 2012, nr. 314233,

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Het totaal van de geïnde vergoedingen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, dat door de in artikel 16d van de Auteurswet bedoelde rechtspersoon niet in de vijf kalenderjaren volgend op het kalenderjaar van inning onder de rechthebbenden is verdeeld, wordt in het daarop volgende kalenderjaar, vermeerderd met de daarover ontvangen rente en andere baten, als zijnde niet verschuldigd in mindering gebracht op de door fabrikanten en importeurs, bedoeld in artikel 16c, tweede lid, van de Auteurswet, voor dat kalenderjaar verschuldigde vergoedingen. Indien er in het laatstgenoemde kalenderjaar geen vergoedingen van kracht zijn, wordt het in de vorige zin bedoelde totaal van de geïnde vergoedingen, vermeerderd met de daarover ontvangen rente en andere baten, als zijnde niet verschuldigd terugbetaald aan de fabrikanten en importeurs die een vergoeding hebben betaald in het kalenderjaar van inning.

Artikel 4

  • 1 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Aan het besluit kan terugwerkende kracht worden verleend tot 1 januari 2013.

  • 2 Artikel 1 en de bijlage bij dit besluit vervallen met ingang van 1 januari 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 oktober 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten