Bijlage 2b. Berekening van bijdragen
1. Berekening van de bijdragen, bedoeld in artikel 10A:7, vierde lid, zolang geen uitkeringen, bedoeld in artikel 10A:18, of beschikbaarstelling van bedragen, bedoeld in artikel 10A:20, ten laste van Stichting hebben plaatsgevonden
De bijdragen, bedoeld in artikel 10A:7, vierde lid bestaan uit een basisbijdrage en een suppletiebijdrage.
Basisbijdrage
De door een kredietinstelling (i) verschuldigde basisbijdrage wordt berekend met behulp
van de volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig
is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken:
bb(i,t) = 1/T * 0,05 x db(i,t)
waarin:
bb(i,t) = de door kredietinstelling i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
basisbijdrage;
T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10A:7, vierde lid, de doelomvang voor het depositogarantiefonds moet zijn bereikt, gerekend vanaf het
eerste toetsmoment;
db(i,t) = de depositobasis van kredietinstelling i op toetsmoment t;
Suppletiebijdrage
De door een kredietinstelling verschuldigde suppletie wordt berekend met behulp van
de volgende formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:
sb(i,t) = (t-1)/T x 0,05 x db(i,t) - is(i,t)
waarin:
sb(i,t) = de door kredietinstelling i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
suppletie;
t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment, waarbij T = het aantal toetsmomenten
tot de datum waarop ingevolge artikel 10a:8 de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment en t is niet
hoger dan T;
db(i,t) = de depositobasis van kredietinstelling i op toetsmoment t;
is(i,t) = het individueel saldo van bank i op toetsmoment t.
2. Berekening van de bijdragen, bedoeld in artikel 10A:7, vijfde lid, wanneer een uitkering, bedoeld in artikel 10A:18, of een beschikbaarstelling van een bedrag, bedoeld in artikel 10A:20, ten laste van de Stichting heeft plaatsgevonden
Wanneer een uitkering of een beschikbaarstelling van een bedrag ten laste het depositogarantiefonds
heeft plaatsgevonden, wordt de door een kredietinstelling verschuldigde bijdrage berekend
met behulp van de onder 1 opgenomen formules, met dien verstande dat de bijdrage niet
groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken,
de uitkomst niet lager is dan nul en dat:
-
a. T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10A:7, vijfde lid, de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment nadat de
bedoelde uitkering/beschikbaarstelling heeft plaatsgevonden;
-
b. voor t wordt gelezen: het nummer van het toetsmoment, waarbij het eerste toetsmoment
nadat de uitkering/beschikbaarstelling heeft plaatsgevonden gelijk is aan t = 1.
Indien, nadat de uitkering, bedoeld in artikel 10A:18, of beschikbaarstelling van een bedrag, bedoeld in artikel 10A:20, heeft plaatsgevonden, het individuele saldo van een bank nog een positief tegoed
laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel de doelomvang van het
individuele saldo (0,05 x db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (is(i,t)) verlaagd
met dat positieve tegoed.
Met inachtneming van het voorgaande, zijn de formules voor de basisbijdrage en de
suppletiebijdrage:
bb(i,t) = 1/T x (0,05 x db(i,t) - is(i,t=1))
sb(i,t) = (t-1)/T x (0,05 x db(i,t) - is(i,t=1)) - (is(i,t) - is(i,t=1))
3. Berekening van de buitengewone bijdrage
De door een kredietinstelling (i) verschuldigde buitengewone bijdrage, bedoeld in
artikel 10A:11, wordt berekend met behulp van de volgende formule:
epb(i,t) = db(i,t)/Σi db(i,t) x tek(t)
waarin:
epb(i,t) = de door kredietinstelling i verschuldigde buitengewone bijdrage;
db(i,t) = de depositobasis van kredietinstelling i op heffingsmoment t;
t = het heffingsmoment, dat niet gelijk hoeft te zijn aan het jaarlijkse toetsmoment,
waarop het depositogarantiefonds een tekort heeft in de financiële middelen aangehouden
ten behoeve van het depositogarantiestelsel;
tek = het tekort in het depositogarantiefonds dat met behulp van buitengewone bijdragen
wordt gefinancierd.
De in een kalenderjaar in rekening te brengen verschuldigde buitengewone bijdrage
kan niet groter zijn dan 0,5% van het totaal van de gegarandeerde deposito’s van een
kredietinstelling die deelneemt aan het depositogarantiestelsel. Boedeluitkeringen
kunnen in mindering worden gebracht op nog niet in rekening gebrachte verschuldigde
bijdragen.