Aanwijzing taakstraffen

[Regeling vervallen per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 03-01-2012 t/m 31-12-2019

Aanwijzing taakstraffen

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De taakstraf heeft in de wet een plaats gekregen tussen geldstraf en vrijheidsstraf. Zij biedt daardoor zowel een alternatief voor een hogere geldstraf als voor een korte vrijheidsstraf. De taakstraf kan ook door het Openbaar Ministerie worden opgelegd. Behalve als zelfstandige hoofdstraf kan een taakstraf worden gecombineerd met een geldboete en/of een vrijheidsstraf voor zover het onvoorwaardelijk deel daarvan de zes maanden niet overstijgt.

2. Aanscherping aanwijzing in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De aanwijzing wordt aangepast in verband met de wettelijke beperking tot het opleggen van een taakstraf bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en bij soortgelijke recidive binnen vijf jaar (art. 22b, nieuw).

Daarnaast bevat de wet een aanscherping van de bepaling met betrekking tot het bevelen van de vervangende hechtenis (art. 22g , eerste lid, nieuw).

Ten slotte zijn de afspraken met de reclassering over het geven van advies aangescherpt, in die gevallen dat er aanwijzingen zijn voor specifieke contra-indicaties, waardoor een taakstraf onuitvoerbaar zal zijn (zie onder 4. Notabene). De aanscherping van de afspraken tussen OM en reclassering is toegezegd bij de wetsbehandeling.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Deze aanwijzing en de Aanwijzing kader voor strafvordering bevatten regels voor het opleggen van een taakstraf bij strafbeschikking en het requireren van een taakstraf ter zitting bij door strafrechtelijk meerderjarigen gepleegde delicten.1

Artikel 22b, nieuw

Bij verdachten van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij soortgelijke recidive binnen vijf jaar mag geen taakstraf meer worden gevorderd. Van deze beperking kan worden afgeweken als naast de taakstraf een ónvoorwaardelijke gevangenisstraf of een vrijheidsbenemende maatregel wordt gevorderd. De combinatie (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf mag dus niet worden gevorderd. Een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf zonder taakstraf is door de wetgever niet verboden; de wetgever gaat er dan wel vanuit dat daaraan een pakket bijzondere voorwaarden wordt verbonden.

Artikel 22g, eerste lid, nieuw

Als de taakstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, wordt de vervangende hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich ná het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.

Strafvordering

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

1. Uitgangspunten

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Hoewel de wet allerlei combinaties van hoofdstraffen mogelijk maakt, zal bij zaken die ter zitting worden aangebracht overeenkomstig de in de Aanwijzing kader voor strafvordering van de polarisrichtlijnen neergelegde gedachten in beginsel slechts één hoofdstraf behoren te worden gevorderd2. Combinaties van hoofdstraffen of geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke hoofdstraffen kunnen in specifieke situaties voorzien in de behoefte aan maatwerk. In de regel zijn dergelijke combinaties minder geschikt voor algemene en geobjectiveerde uitgangspunten. Een uitzondering hierop is de combinatie van gevangenisstraf en taakstraf bij verdachten die voorlopige hechtenis hebben ondergaan. De combinatie gevangenisstraf en taakstraf is ook toepasbaar op verdachten van ernstige gewelds- en zedendelicten die geen voorlopige hechtenis hebben ondergaan.

In de Wet Taakstraffen is het maximaal op te leggen uren taakstraf gesteld op 480. Dit geldt echter alleen voor die gevallen waarin een combinatie van werk- en leerstraf wordt opgelegd. Het maximum aantal uren werkstraf bedraagt 240 uur. Een leerstraf kan maximaal 480 uur bedragen. Een combinatie van beide kan eveneens maximaal 480 uur bedragen, waarvan dus niet meer dan 240 uur uit werkstraf mag bestaan. Feitelijk adviseert de reclassering geen leerstraffen meer, omdat die (grotendeels) zijn vervangen door erkende gedragsinterventies. De wet die de leerstraf als hoofdstraf afschaft treedt op 1 april 2012 in werking. Wel vormen leertrajecten (erkende gedragsinterventies) onderdeel van het advies van de reclassering ten behoeve van bijzondere voorwaarden.

De taakstraf is niet gekoppeld aan een vrijheidsstraf van een bepaalde duur. Er valt echter wel een tegenwaarde in dagen vrijheidsstraf af te leiden uit de bepalingen over de vervangende hechtenis te weten (maximaal) 1 dag per twee uur onuitgevoerde taakstraf. Voor de taakstraf geldt een lineaire omrekenfactor, die is afgeleid van de hiervoor genoemde tegenwaarde van 1 dag per twee uur.

2. Positionering taakstraf

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

2a. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Op grond van de wet kan de taakstraf worden opgelegd bij alle misdrijven – behoudens ernstige zeden- en geweldsmisdrijven – en die overtredingen die met een vrijheidsstraf worden bedreigd. Dit impliceert dat er geen taakstraf kan worden opgelegd bij overtredingen waar alleen een geldboete op staat.

De wettelijke positionering van de taakstraf tussen vrijheidsstraf en geldboete zal in het strafmaatbeleid tot uitdrukking moeten komen. Dat wil zeggen, dat de taakstraf in de plaats kan komen van zowel een korte vrijheidsstraf als van een wat hogere geldboete.

2b. Polaris

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De inwerkingtreding van de Wet Taakstraffen betekende voor de Aanwijzing kader voor strafvordering dat er naast de (geld)transactiegrens twee strafmodaliteitsgrenzen bijkwamen: de taakstraftransactiegrens en de grens tussen taakstraf en gevangenisstraf als eis ter zitting3.

Overeenkomstig het in de Wet OM-afdoening (art. 257a Wetboek van Strafvordering) genoemde maximum voor een taakstraf van 180 uur ligt de taakstrafgrens bij 90 sanctiepunten.

Als ondergrens voor het opleggen van een taakstraf is de grens gelegd bij 20 sanctiepunten. Dit past ook bij het karakter van de taakstraf, die niet alleen bedoeld is als vervanging van vrijheidsstraf, maar ook ter vervanging van de hogere geldboete. In zaken waarin het aantal sanctiepunten 20 à 30 bedraagt zal er afhankelijk van de aard van de gepleegde delicten en de omstandigheden van de verdachte gekozen kunnen worden tussen een geldboete of taakstraf. In het bijzonder in zaken, waar een vrijheidsstraf als te zwaar wordt gezien, maar een geldboete vanwege de financiële positie van de verdachte geen reële optie is, zal de taakstraf een bruikbaar alternatief zijn.

De grens tot waar in beginsel een taakstraf ter zitting geëist mag worden (mits er geen sprake is van een of meer contra-indicaties – zie hieronder) valt samen met het wettelijk maximum voor de taakstraf als werkstraf: 240 uur of 120 sanctiepunten.

Ondergrens taakstraf OM

20 sanctiepunten

40 uur

Bovengrens geldboete (geldtransactie)

30 sanctiepunten

€ 850,–

Bovengrens taakstraf OM

90 sanctiepunten

180 uur

Bovengrens werkstraf

120 sanctiepunten

240 uur

Bovengrens taakstraf (werk- en leerstraf)

240 sanctiepunten

480 uur

3. Geen taakstraf bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en recidive van misdrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

3a. Uitgesloten van een taakstraf

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Voor enkel een taakstraf (zie 3b.) komen niet in aanmerking verdachten van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. Onder ernstige zeden- en geweldsmisdrijven worden conform de wettelijke bepalingen verstaan:

  • misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en die een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge hebben gehad;

  • een van de misdrijven – met een strafbedreiging lager dan zes jaar – omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b248c en 250 Wetboek van Strafrecht.

Toelichting:

De afweging of een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer staat moet worden aangemerkt als een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf moet in eerste instantie door de officier van justitie (of advocaat-generaal) worden gemaakt. Deze moet de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beoordelen. De casuïstiek is te divers om daarvoor strikte grenzen aan te geven. Daarnaast is van een aantal misdrijven die onder de zesjaarsgrens vallen bij wet bepaald dat deze gerekend worden tot ernstige zeden- of geweldsmisdrijven. De ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is bij deze delicten per definitie aanwezig. Dat geldt bijvoorbeeld voor kinderporno.

3b. Taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Als naar het oordeel van de officier van justitie (advocaat-generaal) sprake is van een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf zoals hiervoor gedefinieerd, vordert de officier van justitie (advocaat-generaal) in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (of een vrijheidsbenemende maatregel). Eventueel vordert hij naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf (of vrijheidsbenemende maatregel) een taakstraf. De duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf mag, wanneer deze wordt gecombineerd met een taakstraf, op grond van art. 9, lid 4, Wetboek van Strafrecht, niet langer dan zes maanden zijn. Bij een voorarrest dat langer heeft geduurd dan zes maanden is een combinatie dus niet mogelijk.

De combinatie (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf mag dus niet worden gevorderd. Een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf zonder taakstraf is door de wetgever niet verboden; de wetgever gaat er dan wel vanuit dat daaraan een pakket bijzondere voorwaarden wordt verbonden.

3c. Geen taakstraf in geval van soortgelijke recidive binnen een periode van vijf jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Ook komen op grond van de wet niet in aanmerking voor een taakstraf verdachten die:

  • in de vijf jaar voorafgaand aan het misdrijf waarvoor zij nu worden vervolgd wegens een soortgelijk misdrijf al door de rechter zijn veroordeeld tot een taakstraf, en

  • de verdachte deze eerder door de rechter opgelegde taakstraf heeft uitgevoerd dan wel op grond van art. 22g Wetboek van Strafrecht de vervangende hechtenis is bevolen.

3d. Taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De officier van justitie (of advocaat-generaal) vordert in beginsel dus niet nog eens een taakstraf als de rechter wegens een soortgelijk misdrijf in de vijf jaar voorafgaand aan de pleegdatum van het nieuwe feit al eens een taakstraf heeft opgelegd. Via de executiedocumentatie van het CJIB kan worden nagegaan of de eerder opgelegde taakstraf is uitgevoerd dan wel dat hiervoor vervangende hechtenis is bevolen, zodat vaststaat dat de eerder opgelegde taakstraf ook inderdaad onherroepelijk is geworden. Het vorderen van een tweede taakstraf blijft wel mogelijk als deze wordt gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – van maximaal zes maanden – of vrijheidsbenemende maatregel.

4. Contra-indicaties voor een taakstraf

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Voor een taakstraf komen in beginsel evenmin in aanmerking:

  • verdachten, die weigeren de door hen aangerichte schade te vergoeden of mee te werken aan schadebemiddeling;

  • verdachten, die vanwege psychische of psychiatrische problematiek niet in staat zijn de taakstraf naar behoren te verrichten;

  • verdachten, die vanwege ernstige verslavingsproblematiek niet in staat zijn de taakstraf naar behoren te verrichten;

  • verdachten, die niet instemmen met een taakstraf (art. 257c, lid 1 Wetboek van Strafvordering);

  • illegale vreemdelingen4;

  • verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

Ook kan als contra-indicatie gelden dat tegen de verdachte nog andere strafzaken open staan, waarop nog niet onherroepelijk is beslist.

Notabene. Als de officier van justitie (of advocaat-generaal) naar aanleiding van de beschikbare gegevens uit het dossier of naar aanleiding van het horen van de verdachte twijfelt of deze de taakstraf naar behoren kan verrichten, en hij overweegt niettemin een taakstraf aan te bieden of te vorderen, dan moet hij – alsnog – een advies vragen aan de reclassering. Voorkomen moet worden dat de reclassering met niet uitvoerbare taakstraffen wordt geconfronteerd. Dat geldt zowel voor de taakstaf die de rechter oplegt, al dan niet op vordering van de officier van justitie, als voor de taakstraf die de officier wil aanbieden als strafbeschikking. De praktijk van de afgelopen jaren laat zien dat een taakstraf nog te vaak wordt gevorderd en/of opgelegd terwijl duidelijk was of vastgesteld had kunnen worden dat deze niet uitvoerbaar zou zijn in verband met de psychische of psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek van de verdachte. De uitvoering van de taakstraf moet dan worden gestopt en omgezet in vervangende hechtenis, wat geen wenselijke reactie is als mislukking voorzienbaar was. Wanneer de reclassering niet face-to-face bij het aanbieden of vorderen van de taakstraf is betrokken, moet het Openbaar Ministerie de aanwezigheid van deze contra-indicaties in eerste instantie dus zelf vaststellen. Bij twijfel wordt afgezien van een taakstraf óf wordt een advies aan de reclassering gevraagd.

5. Schadevergoeding aan slachtoffers

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De in de Aanwijzing kader voor strafvordering beschreven schaderegeling is ook van toepassing als wordt overwogen een taakstraf op te leggen. Dat houdt in, dat een schade die is vergoed leidt tot een korting op het totaal aantal sanctiepunten en daarmee in het aantal uren taakstraf.

6. Officierszittingenmodel bij het opleggen van taakstraffen door het Openbaar Ministerie

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De oplegging van een taakstraf kan niet plaatsvinden dan nadat de verdachte door het Openbaar Ministerie is gehoord en daarbij heeft verklaard bereid te zijn de taakstraf te voldoen. Taakstrafzaken lenen zich dus niet voor een louter schriftelijke afdoening. De hoofdofficier van justitie heeft wel de mogelijkheid om een senior-parketsecretaris op grond van art. 126 Wet op de Rechterlijke Organisatie op te dragen de taakstraf op te leggen met hiervoor genoemde waarborgen (de verdachte wordt gehoord en gevraagd zich bereid te verklaren de straf te voldoen). Deze bevoegdheid wordt dan aan de senior-parketsecretaris gemandateerd.

De hoofdofficier draagt zorg voor een arrondissementaal overleg met alle betrokken partijen waarin afspraken met de politie en reclassering worden gemaakt en de procedure wordt vastgelegd die bij het opleggen van een OM-taakstraf zal worden gevolgd. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan:

  • het in een zo vroeg mogelijk stadium – bij voorkeur als de verdachte zich nog op het politiebureau bevindt – in een gesprek met de verdachte beoordelen of hij of zij mogelijk in aanmerking komt voor een OM-taakstraf;

  • de rol van de reclassering;

  • de positie van het slachtoffer.

In een uitnodiging voor een officierszitting wordt aangegeven, dat alsnog een dagvaarding kan volgen, indien tijdens de zitting (toch) sprake blijkt te zijn van een of meer contra-indicatie(s) tegen een taakstraf. Verder wordt een verdachte in de uitnodiging gewezen op het feit dat hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.

Uit de wet volgt uiteraard ook dat een taakstraf niet kan worden aangeboden als transactie of opgelegd als strafbeschikking voor een ernstig zeden- en geweldsmisdrijf.

7. Uitvoering taakstraffen

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Bij het opleggen van de taakstraf door het Openbaar Ministerie via officierszittingen wordt expliciet uitgegaan van een uitvoering van de taakstraf op werkdagen dan wel dagen, vallend buiten het weekend. De verdachte dient de aanwijzingen van de reclassering hieromtrent op te volgen. Het al dan niet aanwezig zijn van een geobjectiveerde grond om de taakstraf in het weekend uit te voeren (bijvoorbeeld het (vooruitzicht op) verlies van een baan of opleiding) wordt door de reclassering bij de intake met de verdachte besproken. Het oordeel van de reclassering dient gemotiveerd te worden vastgelegd. Verslaglegging door de reclassering is van belang voor de vraag welke gevolgen het Openbaar Ministerie verbindt aan het niet (naar behoren) verrichten van de taakstraf binnen de daarvoor beschikbare termijn. Voor de tenuitvoerlegging van een door een rechter opgelegde taakstraf geldt hetzelfde uitgangspunt als bij een door het Openbaar Ministerie bij strafbeschikking opgelegde taakstraf: De taakstraf dient op doordeweekse dagen te worden uitgevoerd en de veroordeelde dient de aanwijzingen, gegeven door de reclassering, hieromtrent op te volgen, tenzij een geobjectiveerde grond zich tegen een dergelijke uitvoering verzet (bijvoorbeeld: – het vooruitzicht op – het verlies van een baan). De reclassering dient het al dan niet aanwezig zijn van een geobjectiveerde grond voor de tenuitvoerlegging van de taakstraf in het weekend met de veroordeelde te bespreken. Bij de intake dient het oordeel van de reclassering gemotiveerd te worden vastgelegd. Verslaglegging door de reclassering is van belang bij de beoordeling van de vraag of het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis beveelt, indien de veroordeelde de taakstraf niet aanvangt, dan wel wanneer de uitvoering van de taakstraf is mislukt (art. 22g lid 1 Sr).

Het verdient aanbeveling het karakter van de uit te voeren taakstraf te laten aansluiten bij het karakter van het gepleegde delict. Het Openbaar Ministerie heeft de reclasseringsorganisaties verzocht bij de keuze van de taakstraf zoveel mogelijk bij dat uitgangspunt aan te sluiten. Zeker (gewelds)delicten gepleegd in de openbare ruimte lenen zich hiervoor. Als de taakstraf wordt uitgevoerd in de openbare ruimte wordt daarmee de betrokkenheid van het openbaar bestuur benadrukt. Het lokale parket wordt gevraagd hierover in overleg te treden met het openbaar bestuur en de lokale reclasseringsunits.

Toelichting:

Het aanbod van doordeweekse projectplaatsen is ruim voorhanden, terwijl weekendplaatsen moeilijker te realiseren zijn. De reclassering wordt in toenemende mate geconfronteerd met verdachten/veroordeelden, die niet bereid zijn om op doordeweekse dagen een taakstraf uit te voeren, ook als daar naar het oordeel van de reclassering geen geobjectiveerde grond voor bestaat, terwijl tegelijkertijd de druk op de taakstrafcapaciteit in de weekenden onverminderd groot is.

  1. Voor strafrechtelijk minderjarigen wordt verwezen naar de richtlijn voor strafvordering jeugd. ^ [1]
  2. De uitgangspunten die zijn geformuleerd in de Aanwijzing kader voor strafvordering zijn van toepassing op de polarisrichtlijnen, maar ook op een aantal niet-polarisrichtlijnen die conform de polarissystematiek zijn opgesteld. ^ [2]
  3. In verband met de invoering van de Wet OM-afdoening heet de (geld)transactiegrens inmiddels geldboetegrens en de taakstraftransactiegrens algemene taakstrafgrens. ^ [3]
  4. Deze contra-indicatie wordt versterkt door het feit dat een illegale vreemdeling zich niet met een volgens de Wet op de identificatieplicht geldig identiteitsbewijs kan identificeren. Bovendien is betrokkene niet te verzekeren met alle problemen van dien Als uitzondering op de regel is soms een op de persoon toegesneden voorziening mogelijk. Te denken valt bijvoorbeeld aan vreemdelingen wiens verblijfsstatus tussen datum beslissing en start van de uitvoering is gewijzigd van legaal naar illegaal. Voor wat betreft de status van asielzoekers is het raadzaam contact op te nemen met de IND. ^ [4]
Naar boven