Het hoofd van de afdeling Boete, Dwangsom en Inning, en de door het hoofd aangewezen, onder hem ressorterende plaatsvervangers, genoemd in artikel 1, zijn ten behoeve van de door hem opgelegde boeten bevoegd tot het nemen van de besluiten, genoemd in de artikelen 4:94, 4:96, 4:99, 4:112, 4:113 en 5:10 juncto paragraaf 4.4.4.2. van de Algemene wet bestuursrecht.