-
a. Indien een kind buiten Nederland rechtsgeldig is erkend of gewettigd, door deze erkenning
of wettiging in familierechtelijke betrekkingen tot de erkenner is komen te staan
en daarbij het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam
van dat kind niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5 lid 2 van Boek 1, kunnen de moeder en de erkenner gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de erkenning
of de wettiging, verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben.
Heeft het kind op het tijdstip van de erkenning of de wettiging de leeftijd van zestien
jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, zelf alsnog
verklaren van wie van beide ouders het de geslachtsnaam zal hebben.
-
b. Indien een kind dat tijdens zijn minderjarigheid door een Nederlander is erkend of
zonder erkenning door wettiging het kind van een Nederlander is geworden, door optie
het Nederlanderschap verkrijgt en op het tijdstip van de optie tot zijn beide ouders
in familierechtelijke betrekkingen staat, kunnen de ouders ter gelegenheid van de
optie gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben.
Heeft het kind op het tijdstip van de optie de leeftijd van zestien jaren bereikt,
dan verklaart het zelf of het de geslachtsnaam van de vader of moeder zal hebben.
-
c. Indien een kind als gevolg van een buiten Nederland uitgesproken adoptie het Nederlanderschap
heeft verkregen en indien de geslachtsnaam van dat kind na de adoptie niet is bepaald
met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5 lid 3 van Boek 1, kunnen de ouders alsnog, tot twee jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde
is gegaan, gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal
hebben. Heeft het kind op het tijdstip waarop de uitspraak in kracht van gewijsde
gaat de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na dat tijdstip,
zelf alsnog verklaren of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben.
-
d. De in artikel 5 lid 4 van Boek 1 bedoelde verklaring houdende naamskeuze kan voor de geboorte van het kind worden
afgelegd indien ten minste een van de ouders op het tijdstip van de verklaring het
Nederlanderschap bezit.
-
e. Indien een buiten Nederland geboren kind door geboorte in familierechtelijke betrekking
tot de beide ouders staat en het Nederlanderschap bezit, en indien de geslachtsnaam
van dat kind in de geboorteakte niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze
in de zin van artikel 5 lid 4 van Boek 1, kunnen de ouders gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de geboorte, verklaren welke
van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben.
-
f. Indien het ouderschap van een kind buiten Nederland rechtsgeldig is vastgesteld en
dat kind daardoor het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam
van dat kind na de vaststelling van het ouderschap niet is bepaald met inachtneming
van een naamskeuze in de zin van artikel 5, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de moeder en de persoon wiens ouderschap gerechtelijk is vastgesteld alsnog,
tot twee jaar na het tijdstip waarop de gerechtelijke beslissing houdende vaststelling
van het ouderschap in kracht van gewijsde gaat, gezamenlijk verklaren welke van hun
beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip waarop de
beslissing houdende vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde gaat, de
leeftijd van zestien jaar bereikt, dan kan het, tot twee jaar na dat tijdstip, zelf
alsnog verklaren van wie van beide ouders het de geslachtsnaam zal hebben.
-
g. Voor de in dit lid onder a – f bedoelde mogelijkheden tot naamskeuze is het onverschillig
of het kind naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit bezit.