Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen

[Regeling vervallen per 01-06-2015.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-06-2011 t/m 31-05-2015

Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen

1. Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Deze aanwijzing bevat een algemene bespreking van de vordering op grond van artikel 164 Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast worden de gevallen besproken waarin de overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd en de gevallen waarin de overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd, alsmede de procedure voor de vordering overgifte en de invordering.

Verder geeft de aanwijzing aan in welke gevallen van rijden onder invloed en snelheidsovertredingen de officier van justitie het rijbewijs kan inhouden en wat de procedure is bij inhouding door de officier van justitie.

Tot slot geeft de aanwijzing aan wanneer het rijbewijs door de officier van justitie kan c.q. moet worden teruggegeven.

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd, wanneer tegen de houder van het rijbewijs proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van in de aanwijzing onder 3.2.1 opgesomde misdrijven ter zake van rijden onder invloed.

Daarnaast moet de overgifte van het rijbewijs worden gevorderd, wanneer de bestuurder van een motorrijtuig is staande gehouden en er proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde snelheidsovertreding, terwijl de verdachte met dat motorrijtuig, anders dan een bromfiets, de toegestane maximumsnelheid met 50 km/h of meer heeft overschreden.

Tenslotte moet het rijbewijs worden ingevorderd, als de bestuurder van een bromfiets wordt staande gehouden en de toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden.

De overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd, wanneer tegen de houder van het rijbewijs een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, mits door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht.

In de aanwijzing wordt nader uitgewerkt wanneer er sprake is van ‘ernstig in gevaar brengen van de veiligheid op de weg’.

2. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Deze aanwijzing is vanwege de invoering van de OM-strafbeschikking uitgebreid met nieuwe begrippen. Tevens is de aanwijzing aangepast vanwege de opdracht aan de CVOM om vanaf 1 april 2007 een begin te maken met de gefaseerde invoering van de landelijke verwerking van ‘kale’ artikel 8 WVW 1994 zaken, inclusief de bevoegdheid om te beslissen over inhouding of teruggave van door de politie ingevorderde rijbewijzen. Per 1 maart 2011 is hier een nieuwe zaakstroom bijgekomen (de feitgecodeerde overtredingen), waardoor de CVOM ook bevoegd is geworden om te beslissen over de inhouding of teruggave van rijbewijzen die door de politie zijn ingevorderd in verband met een excessieve snelheidsovertreding. Op deze veranderingen van werkwijze bij de CVOM en de gevolgen daarvan voor de (regio)parketten en de politie gaat deze aanwijzing in. Tot slot is in deze aanwijzing aandacht besteed aan de gevolgen van de invoering van het alcoholslotprogramma voor de strafrechtelijke mogelijkheden tot invordering en inhouding van het rijbewijs.

3. Opsporing

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

3.1. Beslissing tot invordering van het rijbewijs door de politie krachtens artikel 164 WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

3.1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Door het doen van de vordering krachtens artikel 164, eerste lid, WVW 1994 (vordering tot overgifte) wordt voor de betrokken bestuurder de verplichting in het leven geroepen tot overgifte1van het hem afgegeven Nederlandse rijbewijs, het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem daar een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat rijbewijs.

Een zogenaamd ‘internationaal rijbewijs’ kan nooit afzonderlijk worden ingevorderd van het aan dat rijbewijs ten grondslag liggende nationale rijbewijs. Een ‘internationaal’ rijbewijs is slechts een officiële vertaling van het nationale rijbewijs.

Het is van belang onderscheid te maken tussen ‘de vordering tot overgifte’ enerzijds en de ‘invordering’ anderzijds. De invordering is namelijk pas voltooid indien na de vordering tot overgifte het rijbewijs in handen is gekomen van een in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoeld persoon.

3.1.2. Door de politie te volgen procedure tot invordering van het rijbewijs

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De politie moet nadrukkelijk de overgifte van het rijbewijs vorderen. Daarbij dient de verdachte erop te worden gewezen dat hij zich schuldig maakt aan het misdrijf van artikel 9, zevende lid, WVW 1994, indien hij nadien een motorrijtuig op de weg gaat besturen.

De wetgever heeft geen koppeling aangebracht tussen het besturen van een bepaald motorrijtuig en het daarvoor eventueel benodigde rijbewijs. Daarom kan de vordering tot overgifte worden gedaan ten aanzien van de bestuurder van elke categorie motorrijtuigen.2

De vordering tot overgifte is niet beperkt tot het tijdstip waarop en de plaats waar de (verdachte) bestuurder is aan- of staande gehouden, maar kan ook daarna nog worden gedaan. Nadat het proces-verbaal van overtreding/misdrijf is voorzien van een datum van sluiting, vervalt de bevoegdheid tot het doen van de vordering tot overgifte.

Indien na de vordering tot overgifte geen andere bestuurder beschikbaar is of de verdachte niet aanstonds voldoet aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs, kan de politie het motorrijtuig onder toezicht stellen. Wanneer een wegsleepregeling van kracht is en de politie dat nodig acht, kan het motorrijtuig in bewaring worden gesteld (art. 164, zevende lid, WVW 1994). De teruggave van het motorrijtuig vindt, tegen een ondertekend bewijs van ontvangst, plaats door de politie. Het motorrijtuig wordt pas teruggegeven, nadat de verdachte heeft voldaan aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs of indien de officier van justitie zich niet langer verzet tegen teruggave van het motorrijtuig (b.v. bij aangifte van vermissing of diefstal).

Indien de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering van het rijbewijs (verdachte heeft volgens informatie uit het rijbewijzenregister wel een rijbewijs, maar kan het niet aan de verbalisant verstrekken), dient het proces-verbaal van overtreding/misdrijf zo spoedig mogelijk, maar niet later dan na zes weken, te worden ingezonden aan de officier van justitie met een aanbiedingsbrief waarin op duidelijke wijze melding wordt gemaakt van het feit dat de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering. De inzendtermijn van vijf dagen bij het proces-verbaal van de overtreding of het misdrijf aan de CVOM (zie paragraaf 3.1.5) is niet van toepassing, omdat geen fysieke invordering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.

Deze regeling is getroffen teneinde:

  • de officier van justitie erop te attenderen dat de vordering tot overgifte heeft plaatsgevonden, maar dat de invordering van het rijbewijs achterwege is gebleven, en

  • de verwijdering van de registratie uit het Centraal Register Rijbewijzen (rijbewijzenregister) bij de afdoening van deze zaken te kunnen bewaken.

De officier van justitie is er verantwoordelijk voor dat onverwijld de registratie in het rijbewijzenregister wordt beëindigd of de teruggave van het rijbewijs wordt geregistreerd in de onder 4.1.8 genoemde gevallen, alsmede in de gevallen waarin de zaak om andere redenen niet verder zal worden vervolgd.

Uiteraard kan de vordering tot overgifte niet worden geëffectueerd ten opzichte van een bestuurder, die in het geheel niet in het bezit is van een rijbewijs. De politie zal hierbij altijd ook het rijbewijzenregister moeten raadplegen.

3.1.3. Vermiste of gestolen rijbewijzen

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Een aantal bestuurders van motorrijtuigen kan na de vordering tot overgifte door de politie geen rijbewijs afgeven, omdat het rijbewijs vermist is of gestolen is. In dit geval moet een kopie van de aangifte van vermissing/diefstal of een door de verbalisant bevestigde opmerking van aangifte/vermissing bij het proces-verbaal van de vordering tot overgifte worden gevoegd, dan wel moet van deze omstandigheid melding worden gemaakt in het relaas van het proces-verbaal van de vordering tot overgifte.

Voor deze vermiste of gestolen rijbewijzen geldt de volgende procedure:

  • 1. Bij niet-voltooide vorderingen tot overgifte moet een proces-verbaal van de vordering tot overgifte worden opgemaakt en binnen 3 dagen worden opgestuurd naar de officier van justitie van het (regio)parket. In zaken bestemd voor de CVOM (kale 8 WVW 1994 en snelheidsovertredingen) dient het proces-verbaal van de vordering tot overgifte, samen met het eindproces-verbaal van overtreding/misdrijf, binnen 5 dagen na de vordering tot overgifte van het rijbewijs te zijn ontvangen bij de CVOM.

  • 2. Als de verdachte in de categorie ‘teruggave rijbewijs’ (paragraaf 4.1.8) valt, dan laat de officier van justitie zo spoedig mogelijk nadat het proces-verbaal is ontvangen, de melding in het rijbewijzenregister vervallen.

3.1.4. Recidivegevaar

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Indien het rijbewijs is ingevorderd, wint de politie op korte termijn inlichtingen in over eventueel recidivegevaar ten aanzien van de verdachte wiens rijbewijs is ingevorderd, zoals:

  • a. eerdere processen-verbaal c.q. veroordelingen3ter zake van alcoholdelicten gedurende een periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum van invordering4;

  • b. de omstandigheid dat de verdachte bekend staat als een notoir gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen.

Deze of andere relevante informatie dient te worden vermeld in het proces-verbaal van invordering. De politie verstrekt de recente recidivegegevens aan de officier van justitie.

3.1.5. Inzendtermijnen voor het rijbewijs, het proces-verbaal van invordering en het proces-verbaal van overtreding/misdrijf aan de CVOM of de (regio)parketten

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Algemeen

Het proces-verbaal van invordering dient altijd in enkelvoud te worden aangeboden. Dit geldt voor wat betreft de CVOM in het geval van de kale artikel 8 WVW 1994 en de snelheidsovertredingen en bij de (regio)parketten voor de andere zaken waarin een rijbewijs is ingevorderd.

Door de politie wordt zowel van de vordering tot overgifte als van de invordering onverwijld melding gemaakt in het rijbewijzenregister. Dit is vooral van belang in verband met de controle op de naleving van het verbod gesteld in artikel 9, zevende lid, WVW 1994 om niet te rijden na een vordering tot overgifte of een invordering van het rijbewijs.

CVOM

Bij een zogenaamde ‘kale’ 8 WVW 1994-zaak en bij snelheidsovertredingen dienen het ingevorderde rijbewijs, het proces-verbaal van invordering en het eindproces-verbaal van overtreding/misdrijf door de politie gelijktijdig aan de CVOM te worden gestuurd.

Binnen een termijn van vijf dagen na het moment van invordering van het rijbewijs dient de CVOM de processen-verbaal en het rijbewijs te ontvangen.

In een tabel kunnen de werkzaamheden van de CVOM ten aanzien van de kale artikel 8 WVW 1994-zaken als volgt van die van de (regio)parketten worden onderscheiden:

Tabel 1. Werkproces ‘kale 8 WVW 1994’

Omschrijving werkproces

CVOM

(Regio)parket

     

Artikel 8 of 163 WVW 1994 + Strafrechtelijk meerderjarig

Ja

Nee

     

Artikel 8 of 163 WVW 1994 + Sr meerderjarig + aanrijding met omschrijving verbalisant dat sprake is van een eenvoudige aanrijding

Ja

Nee

     

Artikel 8 of 163 WVW 1994 + Sr minderjarig

Nee

Ja

     

Artikel 8 WVW 1994 en beslag

Ja

Nee

     

Artikel 8 WVW en 9 WVW 1994

Nee, in het geval van 1 proces-verbaal

Ja, in het geval van 1 proces-verbaal ¹

     

Artikel 8 WVW en 9 WVW 1994

Ja, in het geval van 2 afzonderlijke pv’s; alleen artikel 8 WVW 1994

Ja, in het geval van 2 afzonderlijke pv’s; alleen artikel 9 WVW 1994

¹ Bij constatering van een overtreding van zowel artikel 8 als artikel 9 WVW 1994 verdient het de voorkeur om beide feiten op te nemen in één proces-verbaal, omdat de verdachte voor feiten geconstateerd op dezelfde pleegdatum dan één keer en niet twee keer wordt vervolgd en zich ten overstaan van één instantie in rechte kan verantwoorden. In die gevallen waarin de politie heeft verzuimd om beide feiten in één proces-verbaal op te nemen, dient te worden voorkomen dat dossiers tussen de CVOM en de (regio)parketten worden overgedragen. Daarom prevaleert slechts in die uitzonderingsgevallen een afdoening voor artikel 8 WVW 1994 door de CVOM en artikel 9 WVW 1994 door het (regio)parket.

(Regio)parketten

Bij de ingevorderde rijbewijzen die voor de (regio)parketten zijn bestemd, geldt dat het rijbewijs, evenals het proces-verbaal van invordering, uiterlijk de derde dag na de dag waarop het rijbewijs is ingevorderd in het bezit dient te zijn van de officier van justitie.

3.2. Inhoudelijke criteria waarbij de overgifte van het rijbewijs door de politie moet worden gevorderd (artikel 164, lid 2 WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

3.2.1. Rijden onder invloed (artikel 164 lid 2, onder a, b en c, WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De overgifte van een rijbewijs moet worden gevorderd5door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, wanneer deze tegen de houder van dat rijbewijs een proces-verbaal opmaakt ter zake van een verdenking van een gepleegde overtreding met een motorrijtuig:

3.2.2. Excessieve snelheidsovertredingen (artikel 164, lid 2, onder d en e, WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, wanneer deze de bestuurder van een motorrijtuig heeft staande gehouden en hij tegen de bestuurder een proces-verbaal opmaakt ter zake van verdenking van een snelheidsovertreding met een motorrijtuig, terwijl de verdachte met dat motorrijtuig, anders dan een bromfiets, de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 50 km/h of meer heeft overschreden.

Daarnaast moet het rijbewijs worden ingevorderd, als de bestuurder van een bromfiets op grond van het gestelde in lid 2, onder e, wordt staande gehouden en de toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden.

3.3. Inhoudelijke criteria waarbij de overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd (artikel 164, lid 3 WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

In gevaar brengen van de veiligheid op de weg

De overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd, wanneer tegen de houder van het rijbewijs een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, mits door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Dit geldt zowel ten aanzien van delicten gelegen binnen de sfeer van het rijden onder invloed6als ten aanzien van andere delicten.

Bij de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 werd invorderingsbevoegdheid gecreëerd ten aanzien van die bestuurders die zich schuldig maken aan verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de Memorie van Toelichting moet daarbij gedacht worden aan ‘gevallen van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld waarbij de bestuurder niet onder invloed verkeerde (zie artikel 6 WVW 1994) of aan ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid op plaatsen waar dit tot bijzondere gevaarzetting leidt, zoals binnen de bebouwde kom’.7Noch de Memorie van Toelichting, noch de Wegenverkeerswet 1994 geeft een limitatieve opsomming van de hieronder vallende overtredingen. Ten aanzien van de excessieve snelheidsovertredingen kan verwezen worden naar paragraaf 3.2.2 (‘Excessieve snelheidsovertredingen’). Voor de overige overtredingen is het echter moeilijk om een vastomlijnde leidraad te geven. Belangrijk is dat de overtredingen een zwaarwegend gevaarzettend karakter hebben. De enkele omstandigheid dat een ongeval heeft plaatsgevonden, is niet bepalend of er sprake is van gevaarzettend gedrag.

Criteria kunnen worden gegeven, maar een en ander blijft natuurlijk afhankelijk van de casuïstiek:

  • er dient sprake te zijn van een samenloop van twee of meer overtredingen (in een dergelijk geval hoeft er geen sprake te zijn van een verkeersongeval), dan wel

  • er dient sprake te zijn van één zeer ernstige overtreding, waarbij niet sprake is van ‘slechts’ hinder, maar van geconcretiseerde ernstige gevaarzetting.

Uitgangspunt bij het doen van een vordering tot overgifte blijft, dat er een inschatting moet worden gemaakt of de officier van justitie tijdens de terechtzitting een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal vorderen, dan wel deze ontzegging op grond van art. 257a Sv in een strafbeschikking zal opleggen. In de gevallen waarbij de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht, wordt, voordat de vordering tot overgifte wordt gedaan, eerst overlegd met de hulpofficier van justitie.8

3.4. Overige aandachtspunten voor de politie bij de invordering van het rijbewijs in de gevallen van rijden onder invloed

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

3.4.1. Ontbreken van een resultaat van de ademanalyse

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l wordt onder meer aanwezig geacht, indien ten tijde van de ademtest het selectieapparaat de waarde ‘fail’9aangeeft. Bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek kan een zodanig vermoeden worden gebaseerd op de toestand en het gedrag van de bestuurder10, alsmede op verklaringen omtrent de door hem/haar genuttigde hoeveelheid alcoholhoudende drank. De politie dient de bevindingen omtrent het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l duidelijk in het proces-verbaal van invordering te omschrijven.

3.4.2. Bloed- c.q. urineproef

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Indien er sprake is van een bloed- of urineonderzoek, doet de politie het monster terstond per post toekomen aan het Nederlands Forensisch Instituut. Het monster zal begeleid moeten worden door een kopie van het proces-verbaal van invordering rijbewijs. De uitslag van het onderzoek wordt door het Nederlands Forensisch Instituut binnen zeven dagen na de datum van de bloed- of urineafname bij voorkeur per fax doorgegeven aan de officier van justitie onder vermelding van het nummer van het proces-verbaal, naam, geboortedatum en -plaats van de verdachte, opdat de officier van justitie binnen tien dagen kan beslissen tot inhouding dan wel teruggave van het rijbewijs. Daarnaast geeft het Nederlands Forensisch Instituut de uitslag schriftelijk door aan de politie.

Deze procedure geldt niet voor de bloedproef als tegenonderzoek op verzoek van de verdachte.

3.4.3. Deelname aan het alcoholslotprogramma11 12

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Bij samenloop van een strafrechtelijke invordering van het rijbewijs (artikel 164, lid 2 WVW 1994) en een gelijktijdige (in gang te zetten) ongeldigverklaring van het ‘ASP’-rijbewijs (artikel 132, lid 2 WVW 1994), gaat het fysieke rijbewijs met het proces-verbaal van het misdrijf naar het OM. Nadat het OM de strafzaak heeft afgerond, geleidt het OM het ‘ASP’-rijbewijs door naar degene bij wie de houder dat rijbewijs had dienen in te leveren, te weten het CBR (artikel 164, lid 6 WVW 1994 of artikel 180, lid 5 WVW 1994).

Bij het gelijktijdig van toepassing zijn van zowel een strafrechtelijke als een bestuursrechtelijke invordering van het rijbewijs zal ten aanzien van het fysieke rijbewijs eerst voorrang worden gegeven aan de strafrechtelijke invordering. Dit betekent dat het rijbewijs naar het OM moet worden gestuurd.

Artikel 164, lid 2 WVW 1994 bepaalt wanneer de opsporingsambtenaar tot strafrechtelijke invordering van het rijbewijs moet overgaan. Toegepast op deelnemers ASP betekent dit een strafrechtelijke invordering in geval van overtreding van:

Artikel 130, lid 2 WVW1994 jo. artikel 5, aanhef en onderdeel o, Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2010 bepaalt wanneer de opsporingsambtenaar tot een bestuursrechtelijke invordering van het rijbewijs moet overgaan. Toegepast op deelnemers ASP betekent dit een bestuursrechtelijke invordering in geval van overtreding van:

Op basis van de WVW 1994 kan de politie ook een rijbewijs strafrechtelijk invorderen op andere gronden dan rijden onder invloed. De mogelijkheid bestaat immers ook bij excessieve snelheidsovertredingen of bij situaties waarbij de verkeersveiligheid in het geding is (lid 3 van artikel 164 WVW 1994). De strafrechtelijke invordering van het rijbewijs wordt door de politie in het rijbewijzenregister verwerkt. Vanzelfsprekend mag een bestuurder gedurende de invordering geen motorrijtuig besturen waarvoor een rijbewijs vereist is.

Indien dit het rijbewijs van een ASP-bestuurder betreft en dit betekent dat deze bestuurder niet aan alle voorwaarden (spelregels) van het ASP-programma kan voldoen, dient de betrokken ASP-bestuurder dit zelf te melden aan het CBR.

Indien door een ASP-bestuurder zowel artikel 8 als artikel 9, lid 9 WVW 1994 wordt overtreden, zal door de politie een proces-verbaal worden opgemaakt voor beide feiten, dat geheel aan het (regio)parket moet worden gezonden. Indien de politie per abuis niet één, maar twee afzonderlijke processen-verbaal heeft opgemaakt, zal artikel 8 WVW 1994 door de CVOM en artikel 9 WVW 1994 door het (regio)parket worden afgedaan. Om administratieve redenen moet in dat laatste geval worden voorkomen dat alsnog tussen de CVOM en een (regio)parket processen-verbaal worden overgedragen.

3.4.4. Afronden alcoholslotprogramma

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Na het succesvol afronden van het ASP wordt het alcoholslotprogramma beëindigd en kan betrokkene een nieuw rijbewijsdocument aanvragen voor alle categorieën waarover hij vóór het ASP beschikte. Deze aanvraag kan enige dagen in beslag nemen, mede omdat het initiatief daartoe bij de betrokkene ligt.

Indien uit de evaluatie blijkt dat betrokkene heeft voldaan aan alle voorwaarden van het ASP (d.w.z. het ASP-programma succesvol heeft doorlopen), geeft het CBR een VvG (verklaring van geschiktheid) af. De deelnemer kan nu naar de gemeente om zijn rijbewijs met code ASP om te wisselen voor een “schoon rijbewijs”. Bij afgifte van dit rijbewijs wordt het rijbewijs met code ASP ongeldig. Voor iemand die op reguliere wijze het ASP heeft beëindigd, maar nog niet het nieuwe rijbewijs zonder codering bezit, zal met het oog op de handhaving een aantal van de spelregels van toepassing blijven. Zo zal voor deze persoon gelden, dat het slot ook na beëindiging van het programma moet werken en de limiet van 0,2 promille / 88 µg/l van toepassing is. De persoon heeft echter geen uitleesplicht meer.

Als ASP succesvol wordt afgerond, is uitbouw van het slot niet verplicht. Het rijbewijs met code ASP blijft geldig. Betrokkene is verantwoordelijk voor de omzetting van zijn rijbewijs naar een rijbewijs zonder code.

Zolang dat nog niet is gebeurd, blijft betrokkene, voor wat de handhaving door de politie betreft, vallen onder de ASP-regels en geldt vooral voor hem 0,2 promille. De rijbewijsstatus bepaalt dus de alcoholgrenswaarde! Bovendien mag de deelnemer alleen rijden in het motorrijtuig waarin hij het slot heeft laten inbouwen. Om die reden komt er een koppeling tussen het gekentekende motorrijtuig van de ASP-deelnemer en het rijbewijzenregister.

4. Vervolging

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

4.1. Beslissing tot inhouding van het rijbewijs door het Openbaar Ministerie

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

4.1.2. Procedure

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na de dag van invordering over de inhouding van het rijbewijs. E.e.a. met inachtneming van de Algemene Termijnenwet.14De beslissing wordt genoteerd en gedateerd op het daarvoor bestemde gedeelte van het proces-verbaal van invordering. Daarbij wordt tevens de maximum termijn aangegeven gedurende welke het rijbewijs kan worden ingehouden. Ter bepaling van die termijn geldt als uitgangspunt de te verwachten duur van (het onvoorwaardelijke deel van) de ontzegging van de rijbevoegdheid.

Ingevorderde rijbewijzen worden door de politie met het proces-verbaal onverwijld aan het OM gezonden. In het geval de officier van justitie bij de CVOM tot inhouding bevoegd is, dient het proces-verbaal van invordering, het ingevorderde rijbewijs en het proces-verbaal van overtreding/misdrijf binnen vijf dagen na het moment van invordering bij de CVOM te zijn ontvangen.

Ten aanzien van het verkrijgen van recidivegegevens dient gebruik te worden gemaakt van de justitiële documentatie, evenals van actuele gegevens van het rijbewijzenregister. Tevens wordt rekening gehouden met de gegevens die door de politie worden aangeleverd (zie ook par. 3.1.4). Van de beslissing tot inhouding wordt door een medewerker van het (regio)parket of de CVOM melding gemaakt in het rijbewijzenregister.

4.1.3. Inhoudelijke gronden tot inhouding van het rijbewijs bij rijden onder invloed (artikel 164, lid 4 WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De officier van justitie kan tot inhouding van het rijbewijs beslissen, indien:

  • a. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of

  • b. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of

  • c. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of

  • d. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of

  • e. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

4.1.4. Overige aandachtspunten voor het OM bij de beslissing tot inhouding bij rijden onder invloed

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De officier van justitie bij de CVOM kan na de beslissing om een rijbewijs al of niet in te houden en op verzoek van de officier van justitie bij een (regio)parket de strafzaak overdragen aan het (regio)parket dat andere alcoholgerelateerde misdrijven dan kale artikel 8 WVW 1994-zaken in behandeling heeft.

Het enkele weigeren van medewerking aan de ademanalyse, de bloedproef of de urineproef is onvoldoende grond om het rijbewijs in te houden. Het ernstige vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l, kan worden onderbouwd met de uitslag van het bloed- of urineonderzoek en met de omschrijving van de toestand van de verdachte in het proces-verbaal van invordering.

Aan het recidivecriterium wordt in elk geval15geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van vijf jaar, voorafgaande aan de datum van invordering:

  • a. een OM-transactie ter zake van een alcoholdelict heeft voldaan, of

  • b. een aan hem ter zake van een alcoholdelict uitgevaardigde strafbeschikking onherroepelijk is geworden, of

  • c. (on)herroepelijk is veroordeeld ter zake van een alcoholdelict16, of

  • d. twee of meermalen eerder is geverbaliseerd ter zake van een alcoholdelict, of

  • e. als verdachte bekend staat als frequent gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen.

Bestuursrechtelijke invordering ex artikel 130 WVW 1994

Het rijbewijs kan door de politie ook worden ingevorderd op grond van het bepaalde in artikel 130 WVW 1994.

Dit is het geval als de houder van een rijbewijs vermoedelijk onvoldoende rijvaardig dan wel onvoldoende lichamelijk of geestelijk geschikt is. Dit is onder meer het geval, wanneer de bestuurder deelnemer is aan het alcoholslotprogramma en hij het misdrijf van artikel 8, lid 4, aanhef en onder b, WVW 1994 of artikel 9, lid 9 WVW 1994 begaat.

Bij situaties van samenloop van de bestuursrechtelijke invordering en de strafrechtelijke invordering bij deelname aan het alcoholslotprogramma, bijvoorbeeld als het AAG meer dan 350 µg/l is, stuurt de politie het rijbewijs altijd aan het OM. Buiten de gevallen van de strafrechtelijke invordering stuurt de politie het rijbewijs direct naar het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Binnen het OM is het van belang dat de reden en de gronden in het proces-verbaal van invordering worden vergeleken met de grond van invordering die de politie in het rijbewijzenregister heeft opgenomen. Het kan namelijk voorkomen dat de politie in het proces-verbaal als grond voor invordering ten onrechte artikel 164 WVW noemt, doch het rijbewijs op grond van artikel 130 WVW aan het CBR heeft gestuurd.

De keuze voor een invordering dient door de politie echter ondubbelzinnig te worden gemaakt. Zodra daarvan uit de stukken niet blijkt, dient het (regio)parket hierover met het CBR (Divisie Vorderingen) af te stemmen.

Wanneer het rijbewijs is ingevorderd op grond van het bepaalde in artikel 130 WVW 1994, kan de officier van justitie niet tot inhouding overgaan en geldt de aftrek van de periode van invordering respectievelijk inhouding ex artikel 179, lid 6 WVW 1994 niet. Het OM dient daarmee in de vordering ter terechtzitting voor wat betreft de duur van de OBM rekening te houden.

Op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994 geldt dat in die gevallen waarin het OM besluit tot teruggave van het rijbewijs, altijd eerst de status van het rijbewijs aan de hand van informatie uit het rijbewijzenregister moet worden gecontroleerd. Als daaruit volgt dat voor het rijbewijs maatregelen van het CBR gelden, volgt altijd doorzending aan het CBR. Zoals eerder is opgemerkt, gaat de strafrechtelijke invordering van het rijbewijs vóór de bestuursrechtelijke.

4.1.5. Inhoudelijke gronden voor het OM bij de beslissing tot inhouding bij snelheidsovertredingen (artikel 164, lid 4 WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

De officier van justitie kan het rijbewijs inhouden, indien:

  • a. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met een motorrijtuig anders dan een bromfiets met 50 km/h of meer is overschreden, of

  • b. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden door een bestuurder van een bromfiets, of

  • c. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

4.1.6. Overige aandachtspunten voor het OM bij de beslissing tot inhouding bij snelheidsovertredingen

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Aan het recidivecriterium wordt geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van twee jaar na onherroepelijke afdoening van een vorige snelheidsovertreding17, de snelheidsovertreding begaat waarvoor de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd.

4.1.7. Inhouding als de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Op grond van het gestelde in artikel 164, derde lid, WVW 1994 bestaat voor een politieambtenaar een invorderingsbevoegdheid als door een overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht.

De officier van justitie kan deze grond voor invordering alleen dan ten grondslag leggen aan een inhouding van het rijbewijs in het geval van recidivegevaar. Artikel 164, vierde lid, onder e, WVW 1994 spreekt immers van: ‘opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan’. Als een rijbewijs op grond van artikel 164, derde lid, WVW 1994 is ingevorderd, is de verdachte voor een periode van maximaal 10 dagen zijn rijbewijs ‘kwijt’. Gedurende die periode dient het OM te bepalen of grond voor inhouding bestaat in het geval van recidivegevaar. Als er geen sprake is van recidivegevaar, dient het rijbewijs door het OM te worden teruggegeven.

4.1.8. Teruggave van het rijbewijs door de officier van justitie18

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Het rijbewijs wordt door de officier van justitie onverwijld teruggegeven, indien:

  • a. het rijbewijs ten onrechte is ingevorderd, of

  • b. de officier van justitie niet binnen tien dagen na de dag van invordering over de inhouding heeft beslist (met inachtneming van de Algemene Termijnenwet19), of

  • c. binnen een termijn van zes maanden na de dag van invordering geen strafbeschikking is uitgevaardigd, dan wel binnen deze termijn van zes maanden het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet is aangevangen, of

  • d. ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, of

  • e. ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat een kortere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd dan de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, dan wel

  • f. de door de officier van justitie vastgestelde inhoudingtermijn is verstreken.

Teruggave van het rijbewijs aan de houder vindt echter niet plaats, indien het OM op grond van artikel 164, zesde lid, WVW 1994 een doorzendplicht heeft. In dat geval wordt het rijbewijs doorgeleid naar de instantie bij wie de houder het rijbewijs had dienen in te leveren.

Bij de onder d. en e. genoemde gevallen moet vooral worden gedacht aan rijbewijzen van verdachten die nooit eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid hebben gekregen en die om klemmende redenen van persoonlijke aard hun rijbewijs niet kunnen missen. Het rijbewijs blijft ingehouden totdat de door de officier van justitie bepaalde inhoudingtermijn verstreken is.

Het ingehouden rijbewijs wordt, in geval de rijontzegging bij strafbeschikking is opgelegd, niet teruggegeven als verzet is gedaan. Daarbij moet worden aangetekend dat bij misdrijven zoals genoemd in artikel 164 WVW 1994 het onderzoek ter terechtzitting uiterlijk binnen zes maanden na de dag van invordering dient te zijn aangevangen (artikel 164, lid 6 WVW 1994). Voor overtredingen geldt een termijn van 4 maanden.20

De officier van justitie dient in ieder geval het rijbewijs terug te geven na het verstrijken van de termijn als aangegeven bij de beslissing tot inhouding. Indien de officier van justitie of de rechter (in eerste aanleg) een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft opgelegd, dient bij het instellen van verzet c.q. hoger beroep het rijbewijs pas te worden teruggegeven als de termijn van deze ontzegging is verstreken (artikel 164, lid 4 WVW 1994).

De beslissing over de teruggave wordt namens de officier van justitie door de rijbewijsmedewerker

  • op het (regio)parket onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot teruggave en van de mogelijkheid het rijbewijs ten parkette in ontvangst te nemen, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994;

  • bij de CVOM onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste van de beslissing tot teruggave schriftelijk per aangetekende post in kennis gesteld. Het rijbewijs wordt bij deze kennisgeving gevoegd, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994.

4.1.9. Hoger beroep: afstemming tussen het ressortsparket en het (regio)parket en/of de CVOM

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Na de uitspraak in eerste aanleg en dus ook in geval van het instellen van hoger beroep door de officier van justitie of de veroordeelde past de rijbewijsmedewerker bij het (regio)parket of de CVOM de inhoudingstermijn aan, aan de in eerste aanleg opgelegde (on-)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Het rijbewijs van de veroordeelde blijft onder de officier van justitie.21Indien door het verloop van tijd de aangepaste inhoudingstermijn verstrijkt, wordt het rijbewijs namens de advocaat-generaal22door de officier van justitie teruggegeven. Deze beslissing moet in het geval van het rechtsmiddel hoger beroep worden gemeld aan het ressortsparket.

Na een onherroepelijk arrest van het gerechtshof verstrekt het ressortsparket een extract van het arrest aan het (regio)parket of de CVOM. De aanpassing van het rijbewijzenregister geschiedt op het (regio)parket of de CVOM.

De berekende begin- en einddatum van de ontzegging van de rijbevoegdheid worden door het (regio)parket of de CVOM aan het ressortsparket medegedeeld teneinde aan de executie van de

(on-)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid uitvoering te kunnen geven (zie de Handleiding administratieve verwerking van de ontzegging bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen).

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Model proces-verbaal van invordering

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

[ ]Korps Landelijke Politiediensten, proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ]Regiopolitie (naam regiokorps),

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ]Koninklijke Marechaussee

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

Proces-verbaal

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Ik/wij, (naam verbalisant(en)) van het Korps Landelijke Politiediensten / Regiokorps (naam regiokorps) / Koninklijke Marechaussee, relateer/relateren het volgende.

Op (dag), (datum), omstreeks (tijdstip) uur is, naar aanleiding van overtreding van

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62 jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] anders, namelijk (artikel)

Gepleegd op (dag), (pleegdatum), te (pleegplaats) het rijbewijs ingevorderd van:

...... (naam verdachte)

...... (adres)

...... (woonplaats)

...... (geboorteplaats/-datum)

...... (beroep)

Het betreft een op verdachtes naam gesteld rijbewijs met nummer (rijbewijsnummer), dat voor de categorie(ën) (categorieën), op (datum) is afgegeven door:

[ ] de burgemeester van de gemeente (naam gemeente)

[ ] de Dienst Wegverkeer

Het rijbewijs werd ingevorderd, omdat bovengenoemd persoon verdacht wordt van overtreding van:

[ ]

artikel 20/21/22 dan wel artikel 62 jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, waarbij het feit werd gepleegd

   
 

[ ] binnen de bebouwde kom

   
 

[ ] buiten de bebouwde kom

   
 

waarbij deze verdachte met een (soort voertuig) met een gecorrigeerde snelheid van (gecorrigeerde snelheid) km/h heeft gereden, zulks terwijl slechts een snelheid van (toegestane snelheid) km/h was toegestaan.

   

[ ]

artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij het overige verkeer ernstig in gevaar werd gebracht, immers (korte omschrijving waarbij de gevaarzetting duidelijk aangetoond wordt)

   
 

[ ] Tot de vordering tot overgifte is besloten na overleg met ..... (hulpofficier van justitie)

   

[ ]

artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994:

 

[ ]

 

Ik/wij, verbalisant(en) en/of getuige(n), heb/hebben verdachte daadwerkelijk zien rijden.

   
 

[ ]

 

Andere omstandigheden waaruit bleek dat verdachte het voertuig heeft bestuurd:

   
 

[ ]

 

Uit de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 µg/l, namelijk (aantal) µg/l.

   
 

[ ]

 

Uit de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig of de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger was dan 350 µg/l, namelijk (aantal) µg/l.

   
 

[ ]

 

Bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse bestond een ernstig vermoeden dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 µg/l, hetgeen bleek uit:

 

[ ]

 

(omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

Bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse bestond een ernstig vermoeden dat het ademalcoholgehalte van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig of de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger was dan 350 µg/l, hetgeen bleek uit:

 

[ ]

 

(omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

De verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van de Wegenverkeerswet 1994.

   
 

[ ]

 

Het resultaat van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Na beëindiging van de test verscheen op het apparaat de indicatie ‘fail’ (+ 650 µg/l).

   
 

[ ]

 

Omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte: (omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

De ademanalyse heeft, ondanks verdachtes medewerking, niet geleid tot een voltooid ademonderzoek, waarna is overgegaan tot een

 

[ ]

 

Bloedonderzoek

   
 

[ ]

 

Urineonderzoek

   
 

Het bloed- of urinemonster is overeenkomstig het bepaalde in de Regeling bloed- en urineonderzoek verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk. Een kopie van dit proces-verbaal is als bijlage gevoegd bij het bloed- of urineblok.

   
 

[ ]

 

Bij navraag bleek dat tegen de verdachte wel/niet eerder proces-verbaal is opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 8/163/6 jo. 175, lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, namelijk: (beschrijf de recidive)

   
 

[ ]

 

Verder zijn er ten aanzien van het alcohol- c.q. drugsgebruik van de verdachte wel/geen andere relevante gegevens bekend. (Zo ja, welke?)

   
 

[ ]

 

Het rijbewijs wordt tezamen met dit proces-verbaal onverwijld overgedragen aan c.q. opgestuurd naar de officier van justitie te (naam arrondissement).

   
 

[ ]

 

Van de invordering is melding gemaakt in het Centraal Register Rijbewijzen te Veendam.

Indien een passage met een [ ] is aangeduid, maakt deze deel uit van dit proces-verbaal, indien daarin een kruis is gezet.

Hiervan heb ik / hebben wij, (naam verbalisant(en)), op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt dit proces-verbaal te (plaats), op (datum).

Handtekening verbalisant

BESLISSING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

[ ]

INHOUDEN (art. 164, lid 4 WVW 1994)

 

Uiterlijk tot .....

[ ]

TERUGGEVEN / DOEN TOEKOMEN

 

[ ] AAN VERDACHTE

 

[ ] ANDERS DAN AAN VERDACHTE, namelijk .....

Datum beslissing: .....

De officier van justitie

(handtekening)

DIT PROCES-VERBAAL INDIENEN BIJ DE OFFICIER VAN JUSTITIE.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Model proces-verbaal van een vordering tot overgifte (zonder overgifte van het rijbewijs)

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

[ ]Korps Landelijke Politiediensten, proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ]Regiopolitie (naam regiokorps),

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ]Koninklijke Marechaussee

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

Proces-verbaal

[Regeling vervallen per 01-06-2015]

Ik/wij, (naam verbalisant(en)) van het Korps Landelijke Politiediensten / Regiokorps (naam regiokorps) / Koninklijke Marechaussee, relateer/relateren het volgende.

Op (dag), (datum), omstreeks (tijdstip) uur is, naar aanleiding van overtreding van

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62 jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] anders, namelijk (artikel)

Gepleegd op (dag), (pleegdatum), te (pleegplaats) het rijbewijs ingevorderd van:

...... (naam verdachte)

...... (adres)

...... (woonplaats)

...... (geboorteplaats/-datum)

...... (beroep)

De overgifte van het op zijn naam staand rijbewijs gevorderd. Het betreft een rijbewijs met nummer (rijbewijsnummer), dat voor de categorie(ën) (categorieën), op (datum) is afgegeven door:

[ ] de burgemeester van de gemeente (naam gemeente)

[ ] de Dienst Wegverkeer

De vordering tot overgifte werd gedaan, omdat bovengenoemd persoon verdacht wordt van overtreding van:

[ ]

artikel 20/21/22 dan wel artikel 62 jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, waarbij het feit werd gepleegd

   
 

[ ] binnen de bebouwde kom

   
 

[ ] buiten de bebouwde kom

   
 

waarbij deze verdachte met een (soort voertuig) met een gecorrigeerde snelheid van (gecorrigeerde snelheid) km/h heeft gereden, zulks terwijl slechts een snelheid van (toegestane snelheid) km/h was toegestaan.

   

[ ]

artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij het overige verkeer ernstig in gevaar werd gebracht, immers (korte omschrijving waarbij de gevaarzetting duidelijk aangetoond wordt)

   
 

[ ] Tot de vordering tot overgifte is besloten na overleg met ..... (hulpofficier van justitie)

   

[ ]

artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994:

 

[ ]

 

Ik/wij, verbalisant(en) en/of getuige(n), heb/hebben verdachte daadwerkelijk zien rijden.

   
 

[ ]

 

Andere omstandigheden waaruit bleek dat verdachte het voertuig heeft bestuurd:

   
 

[ ]

 

Uit de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 µg/l, namelijk (aantal) µg/l.

   
 

[ ]

 

Uit de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig of de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger was dan 350 µg/l, namelijk (aantal) µg/l.

   
 

[ ]

 

Bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse bestond een ernstig vermoeden dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 µg/l, hetgeen bleek uit:

 

[ ]

 

(omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

Bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse bestond een ernstig vermoeden dat het ademalcoholgehalte van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig of de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger was dan 350 µg/l, hetgeen bleek uit:

 

[ ]

 

(omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

De verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van de Wegenverkeerswet 1994.

   
 

[ ]

 

Het resultaat van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Na beëindiging van de test verscheen op het apparaat de indicatie ‘fail’ (+ 650 µg/l).

   
 

[ ]

 

Omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte: (omschrijf de omstandigheden)

   
 

[ ]

 

De ademanalyse heeft, ondanks verdachtes medewerking, niet geleid tot een voltooid ademonderzoek, waarna is overgegaan tot een

 

[ ]

 

Bloedonderzoek

   
 

[ ]

 

Urineonderzoek

   
 

Het bloed- of urinemonster is overeenkomstig het bepaalde in de Regeling bloed- en urineonderzoek verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk. Een kopie van dit proces-verbaal is als bijlage gevoegd bij het bloed- of urineblok.

   
 

[ ]

 

Bij navraag bleek dat tegen de verdachte wel/niet eerder proces-verbaal is opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 8/3/6 jo. 175, lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, namelijk: (beschrijf de recidive)

   
 

[ ]

 

Verder zijn er ten aanzien van het alcohol- c.q. drugsgebruik van de verdachte wel/geen andere relevante gegevens bekend. (Zo ja, welke?)

   
 

[ ]

 

Verdachte verklaart niet in staat te zijn het rijbewijs over te geven, immers

 

[ ]

 

hij/zij heeft reeds aangifte gedaan van verlies/diefstal van het rijbewijs.

   
 

[ ]

 

hij/zij heeft ter plekke aangifte gedaan van verlies/diefstal van het rijbewijs.

   
 

[ ]

 

hij/zij heeft geen aangifte gedaan en wil dat ook niet ter plekke doen.

   
 

[ ]

 

Van de vordering tot overgifte is melding gemaakt in het Centraal Register Rijbewijzen te Veendam.

Indien een passage met een [ ] is aangeduid, maakt deze deel uit van dit proces-verbaal, indien daarin een kruis is gezet.

Hiervan heb ik / hebben wij, (naam verbalisant(en)), op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt dit proces-verbaal te (plaats), op (datum).

Handtekening verbalisant

BESLISSING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

[ ]

MELDING HANDHAVEN

[ ]

MELDING VERWIJDEREN

Datum beslissing:…………………………………………

De officier van justitie

(handtekening)

DIT PROCES-VERBAAL INDIENEN BIJ DE OFFICIER VAN JUSTITIE

  1. De woorden ‘Op de eerste vordering ... verplicht tot overgifte’ impliceren dat er sprake moet zijn van een contact tussen de persoon die de overgifte van het rijbewijs vordert en de verdachte zodat de vordering niet mogelijk is, indien en zolang de bestuurder buiten bewustzijn is (HR 13 november 1962, NJ 1963, 26). ^ [1]
  2. Dus ook ten aanzien van een bestuurder van een landbouwtrekker. ^ [2]
  3. Daar waar in deze aanwijzing het woord veroordeling is gebruikt, wordt daaronder tevens een strafbeschikking verstaan. ^ [3]
  4. Zie voor de mogelijkheid tot inbeslagneming van het motorvoertuig: de Aanwijzing inbeslagneming, bijlage 2. ^ [4]
  5. Dit kan zijn enig rijbewijs waarover de verdachte beschikt. ^ [5]
  6. Indien er bijvoorbeeld proces-verbaal wordt opgemaakt terzake van overtreding van artikel 8 WVW 1994, terwijl uit het resultaat van de ademanalyse niet blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of, bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek, er geen ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of er een redelijk vermoeden bestaat van het gebruik van andere de rijvaardigheid verminderende stoffen, kan – onder de voorwaarde dat door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht – de overgifte van het rijbewijs eveneens worden gevorderd. ^ [6]
  7. Zie Kamerstukken II 1990–1991, 22 030, nr. 3, p. 145–146. ^ [7]
  8. Het enkele feit dat de hulpofficier van justitie niet direct (lijfelijk dan wel telefonisch) beschikbaar is, rechtvaardigt geen aanhouding van de verdachte. ^ [8]
  9. De aanduiding ‘fail’ duidt erop dat het ademtestresultaat bij een geslaagde ademanalyse waarschijnlijk meer dan 650 µg/l bedraagt. De waarde 'A' van het ademtestresultaat duidt op een waarde tussen 300 en 650 µg/l. ^ [9]
  10. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een constatering van dranklucht, onzekere gang en belemmerde spraak. ^ [10]
  11. Aan de houder van een buitenlands rijbewijs, die in Nederland woonachtig is (en in de GBA staat ingeschreven) kan ook deelname aan het ASP worden opgelegd, terwijl dan tegelijkertijd dat buitenlandse rijbewijs in Nederland ongeldig wordt verklaard. De ASP-codering moet op het rijbewijs worden vermeld. Dit brengt mee dat de buitenlander het in een andere EG/ EER-staat afgegeven rijbewijs moet omwisselen tegen een Nederlands rijbewijs met ASP code 103 in veld 12 op het rijbewijs. ^ [11]
  12. Bij het verstrekken van het ASP rijbewijs B met code 103 wordt automatisch ook de categorie AM toegevoegd. Voor de categorie AM (bromfiets, snorfiets en brommobiel) geldt de ASP-beperking niet, omdat voor categorie AM geen geschiktheidseisen gelden. ^ [12]
  13. Het weigeren van een voorlopig ademonderzoek (artikel 160, lid 5 WVW 1994) en het niet-meewerken aan het tonen van het alcoholslot of het niet-meewerken aan het uitvoeren van een blaastest op het in het motorrijtuig aanwezige alcoholslot (artikel 160, lid 6 WVW 1994) zijn geen gevallen van ‘niet-meewerken’ als bedoeld in artikel 132, lid 2 WVW 1994 jo. de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2010. Overtreding van artikel 160 WVW 1994 (alle onderdelen) is nu strafbaar gesteld in artikel 177, lid 1 WVW 1994. De delictkwalificatie is dat het feit een overtreding is (artikel 178, lid 2 WVW 1994). De overtreding wordt uiteindelijk opgenomen in de bijlage bij de WAHV. Wanneer de wijziging van de WVW 1994 strekkende tot invoering van het ASP eerder in werking treedt dan de wijziging van de bijlage bij de WAHV, volgt mogelijk eerst een strafrechtelijke aanpak en daarna afdoening als WAHV-feit. ^ [13]
  14. Artikel 1, lid 1 Algemene Termijnenwet: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.Artikel 3, lid 1 Algemene Termijnenwet: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.Artikel 3, lid 2 Algemene Termijnenwet: Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld. ^ [14]
  15. Het geval waarbij korte tijd na een eerdere teruggave van het rijbewijs wederom datzelfde rijbewijs is ingevorderd, voordat van de eerdere situatie een proces-verbaal is opgemaakt, leent zich in beginsel ook voor een beslissing tot inhouding van het rijbewijs. ^ [15]
  16. Hierbij kan worden gedacht aan artikel 8, artikel 163 en artikel 6 jo. 175, derde lid, WVW 1994 en de artikelen 426 en 453 van het Wetboek van Strafrecht. ^ [16]
  17. Snelheidsovertredingen die als gedraging in de zin van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften zijn gekwalificeerd, wegen niet mee bij de recidivebeoordeling. ^ [17]
  18. In dit verband zij nog verwezen naar artikel 164, achtste lid, WVW 1994. (artikel 164, lid 6 WVW 1994) ^ [18]
  19. Artikel 1, lid 1 Algemene Termijnenwet: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.Artikel 3, lid 1 Algemene Termijnenwet: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.Artikel 3, lid 2 Algemene Termijnenwet: Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld. ^ [19]
  20. De termijn waarbinnen het onderzoek ter zitting moeten zijn aangevangen, is bij wet bepaald op een periode van maximaal 6 maanden. Binnen het OM wordt ervoor gekozen om een overtreding eerder, nl. binnen 4 maanden, ter zitting te behandelen, omdat de duur van de te vorderen OBM bij veel overtredingen korter is dan 6 maanden. ^ [20]
  21. De ressortsparketten zijn niet altijd voorzien van een aansluiting op het rijbewijzenregister. Bovendien kan in dit register slechts één parketnummer per zaak worden geregistreerd. ^ [21]
  22. De advocaat-generaal blijft echter wel verantwoordelijk voor de executie van de (on)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. ^ [22]
Naar boven